Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johannes Willebrordus Pel

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
   Het verhaal van een vergeten verzetsstrijder   

Johannes Willebrordus (Jan) Pel (7 november 1895 – Neuengamme, 13 maart 1945) was drukker in Hilversum. Naast de drukkerij had hij een winkel in boeken en kantoorbenodigdheden.

In 1943 raakte hij betrokken bij het verzet. Hij werd drukker van de illegale verzetskrant Trouw. Op 20 maart 1944 werd hij gearresteerd. Als gevangene van het naziregime heeft hij in diverse gevangenissen en concentratiekampen gezeten. Op 13 maart 1945 is hij in Neuengamme overleden op 49-jarige leeftijd. Behalve een vermelding bij de Nederlandse Oorlogsgravenstichting is er op internet niets over Jan Pel te vinden.

De drukkerij en de kantoorboekhandel van Pel waren gevestigd aan de Veerstraat 16 in Hilversum. Voor de oorlog kocht Jan Pel een grote (Duitse) krantenpers met het doel om een reclamekrant te gaan uitgeven. Die krant, Noord en Oost, was gevuld met advertenties en redactionele artikelen van Pel zelf. Onder het pseudoniem Ome Henri schreef hij een wekelijkse kinderrubriek. Zijn dochter Riet (1928) herinnert zich:

‘Papa kon prachtige verhalen vertellen. Maar dat hij ‘Ome Henri’ was hield hij voor ons verborgen. De nieuwe pers was voor iedereen een bezienswaardigheid. Bijna volautomatisch. Na de laatste pagina kwam de hele krant van 6 tot meer pagina’s er tenslotte gevouwen uit . Boven op een huishoudtrap kon ik daar urenlang naar zitten kijken!’

Naast Noord en Oost was Pels orderboek goed gevuld met allerlei zakelijk en familiedrukwerk. Dochter Trees (1933) ziet de fraai vormgegeven affiches voor veilinghuizen en wijnhandels nog voor zich. Pel heeft twee loodzetters in dienst, maar hij maakt de ontwerpen zelf.

In het eerste oorlogsjaar (november 1940) sleg het noodlot toe in huize Pel. Jans vrouw Anna Petronella Fennis leed aan een nierinfectie toen ze van de trap viel en in coma raakte. Een paar dagen later overleed ze in het ziekenhuis. Jan Pel bleef achter met drie jonge dochters: Fie (1925), Riet (1928) en Trees (1933).

Verzet

In 1943 wordt Jan Pel benaderd door de ondergrondse, vermoedelijk in de persoon van Marinus van Dijk. Pel bezit de ideale krantenpers. Ondanks zijn persoonlijke omstandigheden zegt Pel toe. Het drukken van Trouw en zijn bijzondere uitgaven was bijzonder risicovol. Ten eerste was er het papier dat ‘op de bon’ was. Pel moest aan clandestien krantenpapier zien te komen en zijn papier-administratie vervalsen. Ook de constante controle van zijn officiële drukkersnummer was een risico. De medewerkers mochten van niets weten dus deed Pel al het werk zelf in de nacht. Onvermijdelijk en riskant waren de bezoekers die het kant-en-klaar gegoten zetsel kwamen brengen. Wout en Jaap [schuilnamen] kwamen in het donker. Van de ‘loodploeg’ is bekend dat zij aan gewichtheffen deden om de zware vracht te kunnen vervoeren. Pels jongste dochter Trees herinnert zich dat er de hele nacht doorgewerkt werd in de verduisterde drukkerij. De kinderen mochten officieel niet weten wat er gebeurde. Wout en Jaap vertrokken voor dag en dauw met de kranten, maar er bleven altijd exemplaren achter.

Een ander groot risico was de toenemende verstrengeling van Trouw met de L.O., de Landelijke Hulp aan Onderduikers. Als daar verzetsmensen werden opgepakt liepen ook medewerkers van de illegale pers gevaar. Op een winterdag kwam het bericht dat Wout was opgepakt. Daarmee kwam het hele netwerk in gevaar. Na die tijd zijn veel mensen opgepakt die deel uitmaakten van de verzetsgroep die Trouw uitgaf. Later werd die organisatie de Trouwgroep genoemd.

Wie Pel verraden heeft, is onduidelijk. De martelpraktijken van de S.D. waren doeltreffend genoeg om gevangenen te laten ‘doorslaan’. Ook waren er bij de L.O. twee jonge vrouwen Ruth (schuilnaam) en Edith (Miep Oranje) die in het Gooi, naar achteraf is gebleken, veel verzetsmensen hebben aangegeven.

Arrestatie

Op 20 maart, een maandagmorgen, stonden de Sicherheitsdienst, twee Duitsers en twee Nederlanders, in de winkel van Pel.

Trees: Mijn tante stuurde me naar de groenteboer om aardappelen te halen. Ik kwam terug en stapte de winkel in. Er stond een klant in een grijze broek en een blauw jasje. Vreemd genoeg stond hij op zijn gemak zijn boterhammen op te eten. Ik liep door naar de keuken en vond daar mijn zus Fie in tranen. Op de trap kwam ik nog twee vreemde mannen tegen. Fie ging ook naar boven en begon te schelden dat het geen stijl was om zomaar iemand van huis te halen en hoe het nu verder moest met ons. Mijn vader was rustig bezig wat spullen in een koffer te doen en een van de mannen schreeuwde naar mijn zus dat ze voor haar uitlatingen ‘de kogel zou kunnen krijgen’. Toen kwam mijn vader de trap af, kuste ons en zei dat hij gauw weer terug zou komen. Mijn zus Riet hoorde het nieuws pas toen ze uit school kwam.

Een andere bron beweert dat de overval zo snel ging dat Fie het waarschuwingsbelletje in de gang niet meer kon indrukken. Ook zou Jan Pel bij zijn vertrek zijn kinderen nog snel driehonderd gulden in handen hebben gestopt.

Buurmeisje Betty Kuijper schrijft in haar memoires dat de Duitsers de hele dag alles in de drukkerij en het huis doorzocht hebben. Fie gooide in paniek een stapeltje illegale krantjes uit het raam naar de buren. Moeder Kuijper raapte die krantjes weer vliegensvlug op. Pas tegen de avond was het onderzoek afgerond en moest Pel mee.

Huis van Bewaring, Amsterdam

Aanvankelijk weet niemand waar Jan Pel gebleven is. Dan komt er een voorbedrukte briefkaart van de Duitse afdeling van het Huis van Bewaring, Kleine Gartmanplantsoen te Amsterdam. De standaardprocedure voor wasgoed van de gevangene wordt erop uitgelegd. Met een pen is de naam en celnummer van de gevangene ingevuld; Jan Pel zit in cel A 3/8. Met in potlood een aanvullend wensenlijstje: ‘handdoek, kam, scheerkwast’.

Haaren

Het eerste echte levensteken komt vanuit de vanuit de Polizei und Untersuchungs Gefängnis in Haaren (Noord-Brabant).

Op 13 april schrijft A. Neger uit Rotterdam een brief aan de meisjes Pel. Hij is de donderdag ervoor zomaar vrijgelaten nadat hij een week de cel heeft gedeeld met hun vader. Neger heeft even naar het adres van de drukkerij gezocht om een bericht van vaders toestand te kunnen sturen. Een week later antwoordt hij op vragen die de meisjes Pel hem stellen op zijn eerste brief:

Nu verbleven we daar met 4 man in een kamertje waar vroeger semenaristen (sic) sliepen, alleen was het raam dichtgemetseld en een klein raampje met tralies opengelaten.

Pel had het volgens Neger het moeilijkste met het gebrek aan contact met zijn dochters:

’t Ergste vond hij dat hij de eerste weken helemaal niet mocht schrijven zoodat U niet wist waar hij was, hoe hij ’t maakte en eenige vaderlijke raadgevingen kon doen toekomen. Als ik maar eenmaal mag schrijven dan kan ik ’t makkelijker dragen, zeide hij dikwijls tegen ons.

Maar eveneens op 13 april mag Pel eindelijk zelf schrijven:

Ik ben lichamelijk en geestelijk goed gezond en zie met vertrouwen de toekomst tegemoet. Ik heb het moeilijk gehad de eerste tijd maar nu ben ik volkomen rustig en vertrouw ik geheel op God. Op 21 april volgt een nieuwe brief. Dan schrijft Häftling J.W.Pel, Abteilung Ia – cel 116, Nummer 2783:

Alweer een brief van papa, fijn he? Dit is echter maar een meevaller voor één keer hoor, omdat vandaag alle gevangenen mogen schrijven; voortaan val ik dus onder de algemeene regeling van 1x in de drie weken. (…) Om nog op het pakketje terug te komen, ’t was fijn hoor, maar is het niet teveel wat je me stuurde – ik bedoel, jullie mogen me niets sturen, als het gaat ten koste van je eigen rantsoen. Ik heb het hier niet slecht en ik zou het er best mee kunnen stellen, maar mijn celgenoten, prachtkerels, ontvangen ook pakketten van thuis, en alles wordt broederlijk onder elkaar verdeeld. Daarom kom ik in een moeilijke positie als ik nooit iets zou ontvangen. Zie maar wat je doen kunt Fie, maar doe het gezin niet te kort, want jullie kunt niets missen.

De meer ervaren en gewiekste gevangene Kees van Hombergh uit Tilburg wordt Pels celgenoot in cel 116 en schrijft in zijn naoorlogse brief (14 oktober 1945) aan de dochters:

10 Dagen zat VADER in Haaren bij die vervloekte s.d. honden toen ik bij jullie VADER in de cel kwam. IK zat toen al een paar maanden in Haaren. VADER zag er bleek uit evenals zijn andere celgenoot MAAT uit VLAARDINGEN, die in Bergen Belsen is overleden. Zij vertelden mij dat zij veel honger hadden en nog geen enkele maal gelucht waren. (…) Ik werd al direct door VADER bevorderd tot menagemeester en had dan ook gezegd goed voor hun te zorgen, en diezelfde avond brood voor hun te zullen stelen. Vanaf die dag hebben zij ook niets meer te kort gekomen in Haaren.

Op 10 mei, in zijn derde brief, vanuit nog steeds dezelfde cel, bedankt Jan Pel voor het bezoek van dochter Fie en neef Lambert Tabak op 2 mei. Ondanks het ‘hemelse moment’ ging veel van de bezoektijd op aan zakelijke beslommeringen, schrijft hij spijtig in zijn brief. Naast alle lieve en opbeurende woorden voor zijn dochters dringt hij er bij Lambert op aan te proberen om het beslag op de zaak te laten opheffen:

’t Is zoo noodzakelijk voor de machines en ook de papiervoorraad dat er regelmatig gelucht wordt, op den duur zal uit den afsluiting veel schade ontstaan.

Lambert onderneemt direct actie. In een brief van 11 mei aan Sachberater Herrn Gottschalk schrijft hij:

Da Herr Pel sich seit 20. März, zuerst in Amsterdam und nachher seit 6 Wochen in Haaren Nbr befindet, haben sich geschäftshalber verschiedene Schwierigkeiten erhoben, wofur seine Anwesentheit dringend erwünscht ist. Umsomehr sind diese Schwierigkeiten gross, da seine Frau seit drei Jahre tot ist und seine drei minderjährige Kinder ohne Rat und Hilfe zurück geblieben sind. (…) Weil wir davon überzeugt sind dass die Verhaftung des Herrn Pel auf keinem sicheren Grunde beruht, hoffen wir, dass sollte er jedoch, wass wir aber nicht vermuten, doch an eine strafbare Handlung schuldig sein, so werden Sie sicher unsere Meinung teilen, dass seine Anwesenheit bei seinen mutterlosen Kindern äusserst nötig zu achten ist und dies alle andern Interessen aufwiegt.

De smeekbrief van Lambert blijft onbeantwoord.

Kees van Hombergh schetst in zijn brief hoe de gevangenen in de cel een strakke dagindeling gaan hanteren om de lange dag in gevangenschap sneller door te komen. In de ochtend de cel schoonmaken, gevolgd door het lezen van de ‘H.MIS’ door Hombergh en Pel waarbij Maat [blijkbaar protestant] uit de bijbel las of een psalm zong. Daarna een sigaretje en het warme eten. Na het eten wordt er gelucht en surrogaatthee gedronken met een versnapering uit een pakketzending van deze of gene. De middag wordt gevuld met lezen in het missaal, een spelletje kaart of het spelletje mens-erger-je-niet waarbij Pel altijd geluk had, volgens Hombergh.

Intusschen was het 6 uur en kwam er brood. Ik moest mijn [Homberghs] taak alsdan weer vervullen om weer op een linke manier wat brood te stelen steeds tot groot plezier van PEL en MAAT, die er zeer blij mee waren. Na het eten was het weer een sigaretje en dan moesten we onze kleeding buiten de deur zetten, ze waren bang dat we weg zouden loopen. Zo zaten we dan met ons drietjes en nadien met ons vieren bij elkaar op bed en waren we elkaar raadsels aan het opgeven.

De toon van Hombergh lijkt die van een spannend jongensboek. De gevangenis in Haaren was mogelijk voor sommige gevangenen wat gerieflijker dan voor anderen. Er was sprake van diverse soorten gevangenen, waaronder een groot aantal bekende Nederlanders, die als gijzelaars onder een wat minder streng regime in Haaren verbleven. Onder hen waren Jan de Quay (de latere premier), Max Kohnstamm (latere bestuurder in Brussel), de dichter Jan Campert en de componist Hendrik Andriessen. Gevangen genomen verzetsstrijders als Jan Pel behoorden niet tot een bevoorrechte groep en kwamen in de regel niet met de gijzelaars in aanraking.

Op 1 juni smeekt neef Lambert opnieuw in een brief aan ‘' 'Den Kommandanten der SS Polizeigefängnis Lager Haaren' '’ om Pels vrijlating. Van een antwoord is niets bekend.

Op 2 juni en 24 juni komen brief 4 en 5 van Jan Pel, die zich vergist en de brief van 2 juni zijn derde brief noemt. Ze staan volledig volgekriebeld met aardigheden voor zijn dochters en dankbetuigingen voor pakjes en brieven van familieleden. Hij somt op wat in de pakketjes zit, die hij telkens op vrijdag mag ontvangen:

(…) Boter, suiker, worst, kaas, koek en wat al niet meer van jullie; ’t is buitengewoon en ik bedank jullie en alle goede gevers (sters) ook namens mijn lotgenoten daar hartelijk voor – maar maak het niet te erg en doe het vooral niet ten koste van jullie zelf.

Ook heeft vader Pel een nieuwtje te vertellen:

Tenslotte kan ik nog meedeelen dat ik sinds 5 juni een baantje heb gekregen wat in hoofdzaak bestaat uit vloervegen, poetsen en andere huishoudelijke werkzaamheden. We zijn daarvoor met zijn vieren; de twee die al lang bij mij zaten [Hombergh en Maat] zijn er ook bij. We zitten nu niet meer zooveel in de cel, hebben werk, veel meer beweging en frissche lucht, niet zoveel tijd om te prakkizeeren. Zoo zie je dat men zelfs in de gevangenis nog kan boffen.

In de zesde brief van 15 juli 1944 richt Pel zich tot dochter Riet (Ria), die voor haar eindexamen zit. Daarna mag ze op kostschool in Oirschot, iets waar ze zich blijkbaar enorm op verheugt. Vader Pel drukt haar op het hart dat daar ook niet alles ‘rozegeur-en-maneschijn’ is.

Bedenk dat dit gedeelte van je opvoeding ons persoonlijke en fianciëele offers kost.

Natuurlijk bedankt Pel iedereen weer hartelijk voor de brieven en pakjes. Hij lijkt een man die niets vergeet, geen verjaardag, trouwdag of jubileum, feliciteert iedereen uitbundig en probeert in gedachten aanwezig te zijn bij alles wat de uitgebreide familie te vieren heeft. Hij vertelt ook nog over zijn baantje, zoals gebruikelijk heel opgewekt:

Dat baantje hier heb ik nog steeds en het is een zegen, ik bevind me er wel bij, want ”na arbeid is het zoet rusten”. En nu slaap ik ’s nachts ook veel beter dan voorheen.

Pel sluit af met een P.S.: P.S. Gaan jullie nog wel eens naar Moeders graf? Da-a-a-g!

De opgewekte brief van 15 juli, net als de vorige brief vanuit cel 118, en opnieuw bestaand uit vier dichtbeschreven kantjes, zal het laatste levensteken van Jan Pel zijn.

Op 4 augustus stuurt Lambert een verzoek aan de kampcommandant van Haaren om zijn oom nog eens te mogen bezoeken. Vermoedelijk is daar geen antwoord op gekomen.

Dolle dinsdag

Op 3 september wordt Brussel door de geallieerden bevrijd en op 4 september Antwerpen. De Nederlandse bevolking denkt dat in dit tempo binnen een week heel Nederland bevrijd zal zijn. Een Brits radiobericht versterkt de ‘dolle’ vreugde door te melden dat op 5 september de Duitsers zijn verslagen in Breda. De Nederlandse vlaggen worden in het hele land van zolder gehaald.

Het radiobericht is vals. De opmars van het verzwakte geallieerde leger verloopt in werkelijkheid heel traag. Het zuiden van Nederland wordt weliswaar in een paar weken bevrijd, maar aan de Rijn bij Arnhem, na de mislukte operatie Market Garden, komt het geallieerde leger op 20 september 1944 tot stilstand. Het overgrote deel van Nederland moet eerst nog de strenge hongerwinter overleven tot heel Nederland op 5 mei 1945 van de nazi’s bevrijd zal zijn.

Niet alleen de Nederlanders zijn op 5 september van slag, maar ook de Duitse bezetter. Voor de geallieerde troepen uit, worden de gevangenis in Haaren en kamp Vught ontruimd.

Alle gevangenen worden vanuit kamp Vught op transport gesteld. Op 5 en 6 september worden de 2800 mannen in treinwagons geladen met bestemming Sachsenhausen. De 650 vrouwen gaan per trein naar Ravensbrück. Als de geallieerden in oktober 1944 in Haaren en Vught aankomen zijn de kampen leeg.

De meisjes Pel, neef Lambert en de rest van de familie zijn het spoor van Jan Pel bijster.

Sachsenhausen

Ongerust stuurt Lambert namens de familie op 16 september een brief aan het Informatiebureau van het Rode Kruis te Den Haag. Pas op 6 november komt er een antwoord op een klein, vol getypt velletje papier. De schrijver, de secretaresse van ‘het waarnemend hoofd der Vijfde Afdeeling’, want de brief is ondertekend met een naamstempel, verontschuldigt zich voor het late antwoord, wegens ‘overstelpende drukte’. Zij heeft het volgende nieuws:

(…) dat alle gevangenen van Haaren naar Vught zijn vervoerd. Volgens de mij verstrekte inlichtingen zijn de personen, die zich in het concentratiekamp Vught bevonden op 6 september j.l. naar Duitschland weggevoerd, de mannen naar het concentratiekamp Sachsenhausen te Oranienburg bij Berlijn, de vrouwen naar het concentratiekamp Ravensbrück bij Fürstenberg (Mecklenburg).

Correspondentie met deze gevangenen is eerst mogelijk, wanneer de familie een persoonlijk bericht van hen heeft ontvangen, waarin het blok- en velnummer wordt medegedeeld. De gevangenen in voornoemde kampen mogen een onbeperkt aantal pakketten ontvangen welke tot voor kort via de posterijen konden worden verzonden, daar de Duitse autoriteiten het Nederlandsche Roode kruis verboden hebben, bemiddeling te verleenen bij de verzending van pakketten aan politieke gevangenen.

Volgens het Rode Kruis zou Jan Pel in Sachsenhausen zijn. Zonder Häftlingsnummer en andere inschrijvingsgegevens van het concentratiekamp waarheen Jan Pel op transport is gesteld, is iedere communicatie onmogelijk geworden.

Zoektocht

Op 6 november 1944 stuurt Lambert Tabak een nieuw verzoek om inlichtingen naar de Vde Afdeling Informatie van het Ned. Rode Kruis te Den Haag. Deze brief en het antwoord op Lamberts brief van 16 september moeten elkaar hebben gekruist.

Lambert geeft niet op. Hij stuurt op 7 november een verzoek aan de ‘SS Sicherheidsd. u. Pol.', eveneens in Den Haag, om informatie over de verblijfplaats van Jan Pel. Iemand bij die Duitse dienst heeft het briefje opnieuw in de typemachine gedraaid en eronder getikt:

Im Pol.Gefängnis Scheveningen nicht bekannt. 16.11.44. I mit Anlage.

De Anlage is een briefje van ‘Der Lagerkommandant und SS-Untersturmführer’ van het ‘Pol. Durchgangslager Amersfoort’ van 22 november 1944:

Mit den Bemerken zurückgereicht, dass der u. G. P. im hies. Lager nicht eingesitzt und auch nicht eingesessen hat. Die Werkstaat darf nur für Unterhaltungszwecke eröffnet werden.

De Duitsers hebben dus werkelijk aandacht aan besteed aan Lamberts verzoek maar kunnen hem niet verder helpen.

De onverzettelijke Lambert stuurt vervolgens op 12 december 1944 een brief aan ‘Den Komandanten der SS. Polizeigefängnis Lager Sachsenhausen Oranienburg Berlin’:

Wir bitten Sie höflichst, die eingeschlossenen Briefe ihm überreichen zu wollen, da er seit 5 Monaten schon, nichts über seine mutter- und vaterlose drei Kinder vernommen hat.

Neuengamme

Jan Pel is met Häftlingsnummer 58897 op 16 oktober 1944 geregistreerd in Konzentrationslager Neuengamme, net buiten Hamburg. Hij komt aan met 364 gevangenen uit Sachsenhausen. Ze worden geregistreerd onder de nummers 57730 tot 59450.

Neuengamme is een ‘satelietkamp’ van Sachsenhausen en een werkkamp dat bekend zal worden om zijn meedogenloze regime. Neuengamme is weliswaar geen vernietigingskamp in de strikte zin van het woord zoals Auschwitz, Dachau of Sobibor, maar in Neuengamme geldt het principe ‘Vernichtung durch Arbeit’.

Besluit

Op 15 april 1946 richt het Afwikkelingsbureau Concentratiekampen van het Rode Kruis een brief aan Mejuffrouw S. Pel en komt daarin terug op een verzoek om inlichtingen van 26 september 1945. Dat is ruim vier maanden na de bevrijding. De secretaresse van het hoofd van de dienst, de heer Timmenga, tikt een droeve mededeling:

Joh. Pel, geb. 7.11.1895 te Hilversum, is op 13 maart 1945 in het concentratiekamp Neuengamme overleden.

Nadere bijzonderheden ontbreken helaas.

De Raad der Illegaliteit Hilversum, afdeling: Opsporing politieke gevangenen bericht op 19 juli 1945 dat aan de Raad geen toestemming is verleend voor een ‘door ons beraamde onderzoekingstocht naar Duitsland, daar de Regering thans een organisatie heeft opgebouwd tot het nauwkeurig uitkammen van het Anglo-Amerikaanse deel van Duitsland.’ De Raad lijkt een amateurclubje dat mogelijk terecht is weerhouden van een dergelijke onderzoekingstocht. Maar de regering komt ook niet snel in actie.

Ook tante Marie (M.D. Fennis-Pel) in Utrecht ontvangt de onheilstijding dat haar broer is overleden, op 3 oktober 1945 van Het Bureau voor Informatie en Opsporing vermiste Nederlandse Ex-politieke Gevangenen, gevestigd aan de Loolaan in Apeldoorn.

Afwikkeling

Op 9 augustus 1950, 5 jaar en 3 maanden na de bevrijding, komt er een brief van het Ministerie van Sociale Zaken. Het gaat over de in Neuengamme/Husum teruggevonden eigendommen van Nr. 32/Nls/19900/ E 2064. Het E-nummer is ingetypt, de 9 in de datum is met potlood ingevuld. De brief is een stencil. Blijkbaar is er een zending eigendommen uit Duitsland aangekomen en is de correspondentie daarover ‘geautomatiseerd’.

Bij de brief zit een grauw papieren zakje met de naam en het Neuengamme-nummer 58897 van gevangene Pel Johannes. Er is in het Duits een keuzemenu opgedrukt. Johannes Pel heeft vermoedelijk bij aankomst twee gouden trouwringen ingeleverd. Een van hemzelf en een van zijn overleden vrouw. Het zakje is verpakt in een envelop met het opschrift ‘ON HIS MAJESTY’S SERVICE’. Op de achterkant staat handgeschreven ‘Unbekannt’. Is het een klein wonder dat de trouwringen toch nog bij de oudste dochter Fie terug komen?

Trees denkt dat het gouden zakhorloge van haar vader de reis naar Duitsland ook zou kunnen hebben meegemaakt, maar omdat dit sieraad niet is opgenomen in de kampadministratie lijkt het waarschijnlijker dat Pel zijn horloge wijselijk niet heeft meegenomen in gevangenschap.

Zelfs wordt er nog een brief bezorgd van het Paleis Noordeinde te Den Haag ondertekend (onderstempeld) met de handtekening van Koningin Wilhelmina. Ze betuigt op 27 augustus 1945 haar medeleven met het overlijden van de ‘illegale werker’ Pel, die in een concentratiekamp ‘geestelijke en lichamelijke mishandelingen zijn opgelegd’.

Op 11 oktober 1945 worden er H.H. Missen opgedragen in de Vitus-kerk in Hilversum. Om 10 uur ’s morgens de plechtige H. Mis van Requiem.

Leven na de oorlog

Fie heeft de drukkerij in de Veerstraat feestelijk heropend, zelfs met een dependance in de vorm van een boekwinkel aan de Kerkstraat: ‘Voorheen J.W. Pel’. Lambert wordt bedrijfsleider. Helaas is Lambert meer kunstenaar dan zakenman en binnen twee jaar gaat de zaak failliet.

Fie gaat werken op de administratie van de Huishoudschool en trouwt met een Helmondse marineman Piet van Lierop, die in de Hoorneboeg-kazerne in Hilversum een opleiding volgt. Ze gaan in Noord-Brabant wonen en krijgen drie zonen.

Na de oorlog gaat Fie toch op kostschool bij de nonnen in Oirschot. Ze wordt uiteindelijk docent Engels aan een middelbare school in Tilburg en blijft ongetrouwd.

Trees gaat na de oorlog naar een nonnen-kostschool in Engelen bij Den Bosch, omdat Oirschot op dat moment vol zit. Vandaaruit gaat ze naar de kweekschool in Den Bosch en wordt onderwijzeres op een lagere school in de stad waar haar zus Fie dan woont: Helmond. Daar ontmoet ze Noud van de Leur. Trees en Noud krijgen twee dochters. Naast 5 kleinkinderen heeft Jan Pel 11 achterkleinkinderen.

Ook Lambert Tabak was blijvend getekend door de gebeurtenissen. Vanaf het moment dat zijn geestelijke krachten afnamen tot aan zijn dood raakte hij in toenemende mate geobsedeerd door het lot van zijn oom Jan.

In de 60-er jaren keert Het Centraal Afwikkelingsbureau Duitse Schade Uitkeringen een vergoeding uit aan de drie dochters van Jan Pel.

Een poging tot Reconstructie

Het archief van Fie en andere archieven

Als Fie in 1994 overlijdt, komt er een archief boven tafel met daarin veel (zo niet alle) originele correspondentie van en over Jan Pel. Brieven van hemzelf uit gevangenschap, smeekbedes van neef Lambert aan de Duitse autoriteiten en brieven van medegevangenen die de oorlog hebben overleefd.

De voormalige strafkampen Haaren, Vught, Sachsenhausen en Neuengamme zijn inmiddels ingericht als gedenkplaatsen en musea. Alle gedenkplaatsen voeren websites met soms een online archief.

In Neuengamme komt de naam Johannes Willibrordus Pel en zijn datum van overlijden voor in het digitale bezoekersarchief, de uitgetikte dodenlijst in het gedenkcentrum en op een van de vele rode banieren met namen van slachtoffers, die langs de wanden van die gedenkzaal hangen.

Alyn Beßmann, medewerkster van de Gedenkstätte Kozentrationlager Neuengamme zoals het als gedenkplaats ingerichte kamp nu heet, heeft naspeuringen gedaan en de datum gevonden (16-10-1944) waarop Jan Pel in Neuengamme is ingeschreven. Ook maakte zij een foto van de pagina in het originele Totenbuch waarop staat aangetekend dat Pel, Johannes op 13 maart 1945 om 7.20 uur aan Enterokolitis is overleden. Volgens Beßmann werden overledenen uit de ziekenbarak gecremeerd. Overlevenden getuigen dat de as verstrooid werd over de moestuin van de SS.

De Nederlandse Oorlogsgravenstichting heeft Johannes Willibrordus Pel geregistreerd op basis van de gegevens uit het Totenbuch van Neuengamme.

Johannes W. Pel komt voor op de lijst van gevangenen van Haaren, maar niet op die van Vught en ook niet op die van Sachsenhausen, omdat daar alleen de overledenen werden geregistreerd.

In een bijna vier kantjes tellend document uit het archief van Fie is een poging tot reconstructie van de droevige oorlogsgeschiedenis van Jan Pel. Schrijver en datering van dit document zijn onbekend, maar het zou Lambert kunnen zijn geweest. De reconstructie is niet lang na de oorlog geschreven en het moet iemand zijn, die dicht bij de familie stond en het archief van Fie kende of tot zijn beschikking had. Veel van wat hij schrijft is ook terug te vinden in het boekje Hilversum, onderdrukking en Verzet 1940-1945, uitgegeven door C. De Boer jr., waarin op pagina 103 en 104 aandacht aan de drukkers Pel en van Dijk wordt besteedt. Het boekje dateert uit 1985, dus het is ook mogelijk dat de schrijver van de reconstructie als bron voor het boek is gebruikt. In ons document refereren we aan de anonieme schrijver met de letter A.

De combinatie van gegevens van verschillende bronnen uit verschillende tijdperken heeft op een aantal donkere plaatsen van Pels geschiedenis wat licht laten vallen. Met het vinden van nieuwe puzzelstukjes konden weer andere stukjes worden aangepast. Helaas is het nog niet mogelijk om alle vragen met zekerheid te beantwoorden.

Reconstructie verzet

Trees meent te weten dat de ‘Trouw-mannen’ Wout en Jaap genoemd werden. De schrijver A. heeft het over Wout en Kees. Er zijn inderdaad twee ‘Kezen’ bekend in de Trouw-groep, dus dat het Kees is en niet Jaap is misschien aannemelijk. Kees werd (net als Wout) opgepakt en in Den Bosch gevangen gezet. SD-voorman en Sachberater Gottschalk, tot wie Lambert zich in zijn brief van 11 mei 1944 richt, zit in Den Bosch en is inderdaad belast met het onderzoek naar en arrestatie van de Trouw-verzetsgroep. Kees is daar in mei 1944 door de illegaliteit bevrijd. Op dezelfde dag als Pel is – volgens A. – een medewerker van een drukkerij op de Zeedijk gearresteerd. De man wordt vier weken later vrijgelaten. Drukker Marinus (Martin) van Dijk, van Veerstraat 5, de contactman van Jan Pel bij Trouw, wordt op 17 juni opgepakt bij het Kralingseveer en op 10 augustus 1944 geëxecuteerd in Vught.

Reconstructie Amsterdam

Het briefkaartje uit het Huis van Bewaring aan het Kleine Gartmanplantsoen is de enige aanwijzing voor de plaats waar Jan Pel gevangen zit. Schrijver A. meent dat Jan Pel in het SD-hoofdkwartier aan de Euterpestraat (nu de Gerrit van der Veenstraat) ‘langdurige verhoren moest ondergaan onder onmenselijke omstandigheden. De kinderen kregen het verzoek om aldaar een bedverschoning te komen geven maar hun vader kregen zij niet te zien’.

Reconstructie Haaren en Vught

Volgens de schrijver van de reconstructie A. heeft Pel acht (gecensureerde) brieven geschreven. In het archief van Fie zitten er maar zes. Ook zouden alle kinderen bij Pel op bezoek zijn geweest, volgens de zes brieven van Pel zijn alleen Fie en Lambert bij hem op bezoek geweest.

Onder de 190 gevangenen van Haaren bevinden zich de leden van de Trouw-groep. Vanaf september 1943 weet de SD in toenemende mate Trouw-medewerkers te arresteren, hetzij bij toeval, hetzij door verraad. De SD′er Gottschalk uit Den Bosch is dan met het onderzoek naar Trouw belast. Gottschalk weet ongeveer 40 medewerkers te arresteren, waarvan de meesten in Haaren terecht komen.

Op 7 augustus 1944 moet de Trouw-groep terecht staan, maar Jan Pel is daarvan uitgezonderd, mogelijk door tussenkomst van raadsman Mr. Sträter, suggereert A.

Er wordt aan de veroordeelden van de Trouw-groep en met name aan hun leider Wim Speelman door de Duitsers een ultimatum gesteld: stoppen met alle Trouw-activiteiten in ruil voor vrijlating van de gevangenen. Het ultimatum loopt op 9 augustus om 10.00 uur af. Wim Speelman bezit een reeds opgesteld briefje dat hij alleen maar hoeft te ondertekenen. Na een ongelooflijk moeilijke afweging en overleg met de andere gevangenen kiest Speelman ervoor de illegale werkers van Trouw niet te laten stoppen. Op 9 en 10 augustus worden daarop 23 Trouw-gevangenen in Vught geëxecuteerd.

Wat Jan Pel in cel 118 in Haaren daarvan heeft meegekregen is onduidelijk maar A. meent dat ook hij in grote spanning heeft gezeten. Daarvan zouden zijn medegevangenen achteraf hebben getuigd.

Een onderzoek naar de Trouw-groep uit 1992 geeft weer een iets andere lezing:

Op 28 juli 1944 zijn de gevangenen van Haaren overgebracht naar Vught. Er is dan geprobeerd met Trouw te onderhandelen, maar Trouw heeft niets van zich laten horen. Dus komen de Trouw-medewerkers voor het Polizeistandgericht. Toch hebben enkele families er alles aan gedaan om het niet zo ver te laten komen, een veroordeling zou immers altijd de doodstraf in houden. Op 5 augustus zijn de gevangenen voorgeleid en op 8 augustus vinden er mogelijk nog onderhandelingen plaats. Gottschalk deelt dan mee dat er volgens hem nog geen vonnissen zijn geveld. Hij houdt zich echter niet meer met de zaak bezig en heeft geen precieze informatie. In werkelijkheid zijn op 5 augustus de verspreiders ter dood veroordeeld, slechts enkele zakelijke relaties zijn niet veroordeeld, maar naar een andere rechtbank doorverwezen.

Pel is niet berecht en waarschijnlijk niet met de andere Trouw-gevangen op 28 juli naar Vught getransporteerd, maar waarom niet is niet duidelijk. Volgens A. wordt Pel mogelijk in de tweede helft van augustus 1944 naar Vught getransporteerd. Het is echter ook niet uitgesloten dat Pel pas bij de ontruiming van Haaren op 5 september (Dolle Dinsdag) met alle resterende gevangenen naar Vught is gestuurd.

Het is voorstelbaar dat hij bij de gevangenen was, die de tocht naar Vught van 8,4 kilometer te voet hebben afgelegd.

Op 30 juli 1944 ondertekent Hitler een bevel waardoor alle nog niet berechte gevangenen niet langer berecht hoeven te worden maar als Schützhäftling in een Duits concentratiekamp te werk worden gesteld. Dat zou – volgens A. – de reden zijn om Jan Pel op transport naar Duitsland te sturen. Logischer is het te veronderstellen dat de nadering van de geallieerden, de gekte van Dolle Dinsdag en de ontruiming van de kampen Haaren en Vught de reden zijn van het massale transport van alle gevangenen.

Op 4 en 5 september is het een chaos in Vught. In die twee dagen worden er 116 gevangen geëxecuteerd. Trouw-drukker Marinus van Dijk, van Veerstraat 5 is al eerder van Amersfoort naar Vught getransporteerd. Hij is geëxecuteerd op 11 augustus. Hij stond net als de Trouw-veroordeelden op de Deppner-lijst. Waarschijnlijk is hij in tegenstelling tot Pel wel berecht in het Trouw-proces. Waarom drukker Pel niet is berecht en niet op de Deppner-lijst terecht is gekomen is onduidelijk.

Dochter Riet meent dat haar vader de executie van zijn collega-drukker zou hebben meegemaakt. Dat is vrijwel onmogelijk, maar misschien heeft het nieuws van de terechtstelling hem wel bereikt. Naar alle waarschijnlijkheid zat hij toen nog gevangen in Haaren.

Buurmeisje Betty Kuijper schrijft in haar memoires dat Fie meerdere malen in Vught op bezoek is geweest. Als dat zo was, zou A. dat hebben geweten en vermeldt in zijn reconstructie. Ondanks alle verzoeken mocht Fie haar vader maar een keer ontmoeten en wel met Lambert in Haaren op 2 mei 1944. Misschien hebben Fie en Lambert wel vaker voor de poort van Haaren gestaan, met de hoop om toegelaten te worden. De familie hoorde pas van zijn overplaatsing naar Vught nadat hij alweer op transport naar Duitsland was gesteld.

Reconstructie Sachsenhausen

De schrijver A. denkt dat Jan Pel op 7 of 8 september vanuit Vught op transport is gesteld naar Neuengamme. Hij weet daarbij te vertellen dat de trein niet kan vertrekken uit Vught omdat knokploegen het spoor tussen Vught en Nijmegen hebben opgeblazen. Daarom vertrekt de trein in Den Bosch en gaat via Utrecht. De afstand van Vught naar Den Bosch is mogelijk te voet afgelegd.

Maar Jan Pel is niet direct naar Neuengamme getransporteerd. Op 5 of 6 september 1944 gaat hij op transport naar Sachsenhausen. Vanuit Sachsenhausen komt hij pas anderhalve maand later, op 16 oktober, aan in Neuengamme. Het bewijs hiervoor is zijn registratienummer in de bewaard gebleven administratie van Neuengamme. Hoe het Jan Pel verging in Neuengamme, heeft A. op het moment van zijn reconstructie niet geweten.

Hoe lang heeft de treinreis naar Sachsenhausen geduurd? Is Jan Pel werkelijk helemaal naar Berlijn vervoerd en daarna terug naar Neuengamme bij Hamburg? Wat is er in Sachsenhausen met hem gebeurd? Wat is er met hem gebeurd in die anderhalve maand tussen 5 of 6 september en 16 oktober 1944? Op deze vragen is geen antwoord.

Reconstructie Neuengamme – Husum

Wie een bezoek brengt aan de Gedenkstätte KZ-Neuengamme ziet naast de met gekleurde stenen gemarkeerde vakken waar barakken hebben gestaan, nog veel bewaarde gebouwen en loodsen. Neuengamme werd na de oorlog direct opnieuw in gebruik genomen als gevangenis.

In de hallen en loodsen die nog overeind staan werden in de oorlog Walther-revolvers en -geweren werden geassembleerd en ontstekingsmechanismen voor bommen in elkaar gestoken. Je zou hopen dat Jan Pel daar in oktober 1944 te werk is gesteld. Nederlanders worden gewaardeerd om hun opleiding en accuratesse en zeker geprefereerd boven de lompe, niet-opgeleide Poolse en Russische krijgsgevangenen. Juist de fijnbesnaarde ‘typograaf’ Jan Pel (dat beroep staat achter zijn naam in het Nederlandse bevolkingsregister) is bij uitstek geschikt voor precisiewerk.

Het heeft waarschijnlijk niet zo mogen zijn. In de brief van het Ministerie van Sociale Zaken van 9 augustus 1950, met de bijlage van de envelop van de geallieerden met de twee trouwringen, staat de vermelding Neuengamme/Husum.

Bij inschrijving moeten gevangenen hun kostbaarheden inleveren en in het geval van Jan Pel is dat mogelijk gebeurd in Husum, een van de 90 buitenkampen van Neuengamme. Sommige buitenkampen hebben lang bestaan, andere kort, sommige maar een week. Dat was afhankelijk van de werkzaamheden die de nazi’s uitgevoerd wilden hebben. Dat kon puinruimen zijn na een bombardement in Hamburg of het graven van een kanaal of antitankgrachten.

Van het transport dat aankomt op 16 oktober is bekend dat het merendeel van de gevangenen naar Husum is gestuurd. Husum ligt aan de Noordzee op het Deense schiereiland, 145 kilometer ten noorden van Hamburg. Hitler had opdracht gegeven tot de bouw van de Friesenwall, een verdedigingslinie in Noord-Duitsland, waarin antitankgrachten een belangrijke plaats innamen.

Husum-Schwesing heeft ongeveer drie maanden bestaan: van 26 september 1944 tot 29 december 1944. Voor zover bekend zijn in Husum de meeste Nederlanders omgekomen: ongeveer 500. Jan Pel had de pech op het verkeerde moment in Neuengamme te arriveren.

Een antitankgracht is een kanaal dat aan de bovenzijde ongeveer 6 meter breed is en naar beneden toe smaller wordt. Gevangenen staan de hele dag in het grondwater te graven. De modder scheppen zij omhoog naar andere gevangenen die aan weerszijden op het steile talud staan en de modder verder omhoog werken. De weinige kleding die men draagt is continu nat en tijd om die te drogen is er niet. Bewakers met honden zijn nooit ver weg om gevangenen te treiteren of te mishandelen. De herfst van 1944 is uitzonderlijk regenachtig en de winter buitengewoon koud. De grachten liggen op twaalf kilometer afstand van de barakken van het kamp. Eerst moeten de gevangenen die afstand twee keer daags lopen; later worden vrachtwagens ingezet.

In het boek Nederlanders in Neuengamme van dr. Judith Schuyf staan diverse getuigenissen van overlevenden over Husum.

In een mail van 10 november 2014 werpt Alyn Beßman, medewerkster van het archief in Neuengamme toch nog een nieuw licht op de zaak:

Es ist durchaus möglich, dass er im Außenlager Husum-Schwesing eingesetzt war. Es ist aber auch denkbar, dass der Brief des Ministerie van Sociale Zaken auf einem Missverständnis beruht.

Zij beschrijft hoe SS-ers tegen het einde van de oorlog de zakjes met eigendommen van de gevangenen, de Effektentüten, gestolen hebben. Ze zouden de zakjes verstopt hebben in een Noord-Duitse plaats in de buurt van Husum, waar één van deze SS-ers woonde. Daar zijn de zakjes na de bevrijding door Britse soldaten ontdekt. Veel nabestaanden hebben na teruggave van de eigendommen, die in Husum verstopt waren, aangenomen dat hun familielid in Husum gevangen heeft gezeten of gestorven is, maar dat hoeft niet perse zo te zijn.

Misschien valt wel te concluderen dat Jan Pel het werk in Neuengamme of Husum heeft kunnen volhouden tot eind november, ongeveer een maand voordat het buitenkamp werd opgeheven. Vanaf die tijd verblijft hij in het Krankenrevier van het hoofdkamp, zoals een medegevangene getuigt.

Victor de Rooij uit Brunssum, schrijft op 28 januari 1946 een brief aan J. W. Pel in de hoop dat deze nog leeft. In een tweede brief van 6 februari doet hij de dochters onomwonden verslag van zijn ontmoeting en vriendschap met hun vader in Neuengamme:

Toen kwam ik met mijn been stuk in een zogenaamd ziekenrevier. Ook daar leed men honger en dorst en wemelde het van ongedierte zooals luizen en enz. Daar in die hel en vuiligheid leerde ik J. Pel Uw Papa kennen. Dat kwam door middel van een lepel. Op een middag kregen wij die bewuste watersoep met aardappelschillen, ikzelf had pijn aan mijn been en was ziek dus luste niet. Ofschoon ik die soep anders at gelijk een varken rauwe aardappelen. Toen vroeg ik aan mijn beneden-buurman (wij lagen 3 hoog) lust u mijn soep, hij zei graag maar ik heb geen lepel, ik zei die ik je ook van mij hebben als ik hem maar terug krijg. U zult al wel hebben begrepen dat die man Jullie Pappa was. Langzaam werd mijn been beter, zoodat ik toen wat rond kan springen en hier en daar wat eten stelen voor je Pappa en mij. Maar aangezien de leeftijd van je Papa heeft dit alles niet mogen baten.

Vaak lag hij te bidden en zei hij tegen mij, Victor jij bent een beste jongen en jij zult met je taai verzet ook wel thuiskomen maar je moet niet zoo vloeken. Zoo hebben Papa en ik elkaar 3 maanden gesteund.

Victor vertelt dat hij Jan Pel bij een keuring overeind houdt, de Capo ‘op z’n meut’ slaat die Jan mishandelt en dat moet bekopen met 25 stokslagen. ‘Wat ben jij toch een rare knul’, zou Jan daarop tegen Victor gezegd hebben.

Zo zouden Jan en Victor op bed gemijmerd hebben over Holland en afspraken hebben gemaakt voor na de oorlog. Jan vertelt Victor over zijn drukkerij.

Ik ben tot 5 maart bij je Papa geweest. Toen had hij bloed Dicentrie, waar men bijna zeker van sterft. Ik zal informeren of andere jongens hem nog hebben gezien.

Victor de Rooij (een naam die vreemd genoeg niet voorkomt op de officiële lijst van in Neuengamme geregistreerde Nederlandse gevangenen*) gaat op 5 maart via Bruinswijk naar Ravensbrück, waar hij op 30 april wordt bevrijd door de Russen. Na de hereniging met zijn gezin een maand later, gaat zijn vrouw er vandoor. “Dat zijn de gevolgen van den Oorlog”, schrijft Victor verdrietig. Om daarna in één adem, om een atlas uit de boekhandel te vragen voor ieder van zijn twee kinderen, die hij dan wel vooraf zal betalen.

Jan Pels verblijf in de ziekenbarak van meer dan drie maanden is uitzonderlijk lang. Voor sommigen is de ziekenbarak, waar men meestal niet hoeft te werken en soms wat extra eten krijgt, een verademing. Laten we hopen dat dat voor Jan Pel het geval was.

Alyn Beßmann zegt op 10 november 2014 daarover dat zij geen documenten meer heeft die de duur van Pels verblijf in het Krankenrevier kunnen aantonen. Drie maanden is uitzonderlijk lang en sicher sehr ungewöhnlich. Het is volgens Beßmann ook niet zo dat alle slachtoffers waarbij in het dodenboek de aantekening ‘ziekenbarak’ staat, daar ook zijn gestorven of zelfs maar ooit zijn geweest. In principe werden alle gestorvenen naar de dodenkamer in de ziekenbarak gebracht voordat hun gegevens in het dodenboek werden opgetekend. Maar Beßmann erkent dat de getuigenis van medegevangene de Rooij wel aantoont dat Jan Pel werkelijk zo lang in de ziekenboeg heeft gelegen en daar waarschijnlijk ook gestorven is.

Hoe verdrietig zijn dood op 13 maart 1945 ook was, het heeft hem de ontberingen bespaard die de gevangenen te wachten stonden toen de geallieerden in aantocht waren.

In een poging de ware aard van de kampen en de erbarmelijke toestand van de gevangenen voor de geallieerden verborgen te houden, worden de kampen door de SS ontruimd en de uitgeputte gevangenen op zogenaamde ‘dodenmarsen’ gestuurd.

Bijzonder tragisch is het lot van 7000 Neuengamme-gevangenen die verdrinken bij de ramp in de Lübecker Bucht op 3 mei 1945, waarbij twee van de vier schepen waarop zij gehuisvest zijn per ongeluk door de geallieerden worden gebombardeerd.

Eerbetoon

De schrijver van de ‘oude reconstructie’ A. beklaagt zich over het gebrek aan eerbetoon aan de dappere drukker J. W. Pel: Een straat in Hilversum is niet naar hem vernoemd; door een omissie of misverstand staat zijn naam niet gebeiteld in de plaquette [met de namen van alle gevallen verzetsstrijders] in het Raadhuis [van Hilversum].

In 2013 gaf het dagblad Trouw een herdenkingsuitgave uit waarin ruimschoots aandacht werd besteed aan de moedige mensen van het verzet die zich vanaf 1943 door het uitgeven, drukken en verspreiden van de illegale krant tegen de terreur van de bezetter hebben geweerd en onze vrijheid veilig hebben gesteld. 112 leden van het Trouw-verzet hebben daarvoor hun leven gegeven. Deze helden worden met naam en toenaam geëerd, maar de naam Jan Pel wordt nergens genoemd.

Uit zijn eigen brieven, de getuigenissen van zijn medegevangenen en de herinneringen van zijn dochters komt Jan Pel naar voren als een bijzonder bescheiden, zachtmoedige en zorgzame man. Hij heeft ervoor gekozen het goede te doen en daarvoor een enorm offer moeten brengen. Jan Pel verdient het om niet stilzwijgend in de geschiedenis te verdwijnen.

EUER LEIDEN, EUER KAMPF UND EUER TOD SOLLEN NICHT VERGEBENS SEIN staat op het gedenkteken van KZ-Neuengamme dat opgericht is op de plaats van de voormalige SS-moestuin, waar in 1945 ook de as van Jan Pel moet zijn uitgestrooid.

Daarom vertellen wij, bijna 70 jaar na zijn dood, op internet opnieuw het verhaal van Johannes Willebrordus Pel, die zijn leven gaf voor onze vrijheid, en richten zo een eeuwigdurend monumentje voor hem op.

Bronnen

  • KZ-Gedenkstätte Neuengamme, Jean-Dolidier-Weg 75, 210239 Hamburg, Duitsland
  • Gesprekken en correspondentie met de dochters Trees van de Leur-Pel en Riet Pel
  • Alle brieven en documenten uit het archief van dochter Fie van Lierop-Pel (1925-1994)
  • De daarin opgenomen reconstructie van de anonieme schrijver A.
  • Uitgebreide mails met informatie, data en de foto van het originele Totenbuch van Alyn Beßmann, archiefmedewerkster van KZ-Gedenkstätte Neuengamme
  • Getuigenis over het ongemaskerde nationaal-socialisme van een Duitsch concentratiekamp, dr. Alb. van de Poel, Winants C.V. uitgeverij (1946?)
  • Veerstraat 18, de memoires in Neuengamme, dr. Judith Schuyf, Uitgeverij Kimabo
  • Een ophitsend geschrift, de geschiedenis van het illegale blad Trouw, Hille de Vries, uitgeverij Ambo
  • Hilversum, onderdrukking en Verzet 1940-1945, uitgegeven door C. De Boer jr.
  • Neuengamme, getuigenis van Betty Smet-Kuijper (1933-2007)
Dit is een poging tot reconstructie op basis van nu beschikbare en door ons verzamelde informatie. Het is een open document en wij nodigen iedereen die informatie heeft over Jan Pel van harte uit dit zelf toe te voegen aan deze pagina.