Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Jaak Heylaerts
Jaak Jozef Constant Maria Heylaerts (Borgerhout, 16 januari 1918 - Schilde 26 januari 2006) was een Belgische collaborateur in de Tweede Wereldoorlog.[1]
Levensloop
Zijn vader overleed aan tuberculose toen Jaak 2 jaar oud was. Zijn moeder had psychische problemen en leed eveneens aan tuberculose. Jaak werd bij familie geplaatst toen hij 14 maanden oud was en bleef hier tot hij 4 jaar was. Hij was zelf ook een ziekelijk kind.
Hij volgde les aan de vakwerkschool (monteur) en moest één maal zijn jaar dubbelen. In zijn vrije tijd leerde hij viool spelen.
In 1934 werd hij lid van het extreem-rechtse Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV) waarvoor hijzelf en zijn jongere broer leurden met de partijkrant Volk en Staat.
Hij verliet de partij omdat hij op 9 oktober 1935 beroepsvrijwilliger werd in het Belgisch leger. Heylaerts werd ingedeeld bij het 5de linieregiment waar hij snel carrière maakte: na twee maanden werd hij bevorderd tot korporaal, na 14 maanden werd bij sergeant. Hij werd in februari 1940 echter gedegradeerd wegens diefstal.
Tijdens de mobilisatie in aanloop naar de Tweede Wereldoorlog reeed hij zonder toelating met een motor van het leger naar huis. Hij werd opnieuw gedegrageerd, ditmaal tot gewoon soldaat.
Heylaerts werkte in het leger als monteur. Nadat hij een auto van een luitenant had hersteld kreeg hij tijdens een proefrit met de wagen klapband waarna hij tegen een boom botste en een schedelfractuur opliep. Hij werd 's avonds door zijn echtgenote verplicht naar het militair ziekenhuis in Antwerpen te trekken, van waaruit hij werd doorgestuurd naar Doornik. Hij werd hierna afgekeurd voor medische dienst maar diende zich op 10 mei 1940, de start van de Achtiendaagse Veldtocht toch gewoon weer aan bij zijn eenheid.
Na de nederlaag van het Belgisch leger werd hij werkloos. Na een paar maanden werkte hij 4 maanden mee aan de sloop van de 19de-eeuwse stadsomwalling in Borgerhout. Hij had deze job te danken aan een architect die hem in ruil vroeg om leden te ronselen voor het VNV. Na zijn werk aan de omwalling werd hij een jaar werkloos, hij ontving wel een vergoeding van het leger. Later verloor hij zijn toelage van het leger nadat hij aangeboden jobs weigerde, en werden zijn financiële problemen groter.
In 1940 schoot hij met een revolver op zijn echtgenote, maar miste.
In 1941 werd hij lid van de Dietsche Militie - Zwarte Brigade. In naoorlogse verklaringen stelde hij dat hij dit deed in de hoop werk te vinden, maar dat hij na enkele maanden werd uitgesloten omdat hij de vergaderingen niet bijwoonde. Deze bewering kan verder niet gestaafd worden.
In 1943 werd hij opnieuw lid van het VNV, hij hield thuis het propagandalokaal annex café open van de Borgerhoutse afdeling. Hijzelf verklaarde na de oorlog dat hij enkel een afspraak had met de brouwer die hem in het café plaatste en dat de brouwer buiten zijn weten om de contacten legde met het VNV. Heylaerts, die zelf VNV-lid was, verklaarde na de oorlog dat hij na drie maanden zijn cafébaan opgaf omdat hij niet betrokken wilde zijn bij het VNV. Mogelijks was dit een poging om zijn eigen rol in de collaboratie te verdoezelen tijdens de ondervragingen.
Na zijn doortocht door het café werd hij op voorspraak van ene Lodewijk een plaats aangeboden bij "De Voorzorg", een hulporganisatie voor Oostfronters en hun familie. Hij werkte hier een viertal maanden maar verliet de organisatie toen de werknemers verplicht werden toe te treden tot de Waffen-SS. Hij had echter niemand ingelicht over zijn vertrek en werd door de Feldgendarmerie gearresteerd en bleef twee maanden opgesloten waarna hij zonder verdere problemen zijn ontslag kreeg en naar huis kon. Wegens ziekte was hij de komende maanden werkloos.
In oktober 1943 werd hij door de Duitse werbstelle opgeroepen voor gedwongen arbeid in Duitsland. Toen men ontdekte dat hij monteur was werd hij op 16 oktober als chauffeur aangesteld bij de SIPO SD. Omdat hij Duits kende werd hij de dag erna reeds aangesteld als tolk. Na de oorlog verklaarde Heylaerts dat hij het geld nodig had voor vrouw en kind en dat hij niet in Duitsland wilde gaan werken, en dat hij dacht dat de tewerkstelling verplicht was.
Als tolk ging hij aan de slag bij de contra-spionage Abteilung VI die onder leiding stond van Oberscharführer en Kriminal-Sekretär Theo Spalleck. Na een week werd Heylaerts overgeplaatst naar de telefooncentrale, na een viertal maanden werd hij terug tolk bij Spalleck.
Hij werd ook ingezet bij andere afdelingen, bv. bij grote arrestatieacties. Heylaerts ontkende dit na de oorlog, wat een leugen was. Hij was betrokken bij arrestaties waaronder die van Dirk Sevens en mishandelde gevangenen en pleegde diefstallen bij de gearresteerden. Volgens chauffeur Albert Swaan zou Heylaerts ook op eigen houtje arrestaties hebben verricht, waardoor hij grotere beloningen ontving.
Toen hij in 1943 nogmaals met zijn revolver op zijn echtgenote vuurde diende deze hiervoor een klacht in bij de Belgische politie. De Duitse politiediensten legden echter beslag op dit proces-verbaal, waardoor er verder niets van in huis kwam.
Heylaerts maakte na de bevrijding van Antwerpen de terugtocht van de Duitsers (en veel collaborateurs) naar Apeldoorn niet mee maar slaagde te ontsnappen: hij was tijdens de aftocht aangesteld als chauffeur en vervoerde samen met een wachtman en SD-chef Christian Sterling wapens en munitie. Tijdens een koffiepauze in Turnhout wist hij met een smoes de groep te verlaten en reed snel weg met de auto samen met Norbert De Smet. In 's Gravenwezel trokken ze hun uniformen uit en lieten ze de wagen achter waarna ze te voet Antwerpen bereikten.
Heylaerts wilde volgens zijn naoorlogse verklaringen nadien de locatie van de wagen (nog steeds vol wapens en munitie) op 5 september verraden aan de Witte Brigade maar werd door een van de verzetslui herkend en meteen aangehouden en opgesloten in de Zoo van Antwerpen en enkele dagen later in de gevangenis in de Begijnenstraat. Hij kreeg hier een gevangenispsychose en werd paranoïde en gewelddadig, symptomen die verdwenen toe hij werd overgeplaatst naar een gemeenschappelijke zaal.
Hij werd in een psychiatrisch rapport omschreven als een intellectueel beperkte man die koos voor de snelle oplossingen voor hemzelf, zelfs als hij hiervoor andere moest kwetsen wat hem onverschillig liet.
Op 30 september 1948 werd hij tot de krijgsraad veroordeeld in levenslang, een beroepsprocedure tegen een eerder arrest van 25 mei 1948.[2]
Heylaerts werd volgens geschiedkundige Robby Van Eetvelde op 2 juni 1948 veroordeeld tot de doodstraf. Het is niet duidelijk waarom er twee uitspraken (zouden) zijn.
Heylaerts overleed in 2006 in zijn woning.
Bronnen, noten en/of referenties
|