Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Indonesië 1945-1950; Revolutie en dekolonisatie
Indonesië 1945-1950. Revolutie en dekolonisatie
Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog was er op de wereldbol in Azië nog een uitgebreid scala aan rode en oranje plekken te zien: de Britse koloniën en het Nederlands imperium. Binnen vijf jaar na de oorlog waren ze verdwenen.Naar de oorzaken is het niet lang zoeken.[1]
Nationalisme Reeds voor de Tweede Wereldoorlog was er ook in Nederlands-Indië onder de westers opgeleide elite een diep verlangen ontstaan om de buitenlandse overheersing af te werpen. Nederland miskende dit nationalisme jarenlang. Het wees zelfs vierkant een nationalistisch aanbod af om samen te strijden tegen het oprukkende Japan in ruil voor toekomstige onafhankelijkheid. Toen de koloniale machten in 1942 forse nederlagen leden tegen datzelfde Japan en dit land Zuidoost-Azië bezette, kreeg het Indonesisch nationalisme ruim baan. Terwijl de Nederlanders in kampen werden opgesloten of buiten spel werden gezet, kregen de Indonesiërs de touwtjes in handen; zij het strikt onder Japanse supervisie.Tegelijkertijd traden de Japanners hard tegen de bevolking op. Het leidde tot een steeds sterker wordend verlangen naar onafhankelijkheid. ‘Indonesia never again the life blood of any nation’.
Revolutie Nadat Japan op 15 augustus 1945 voor de geallieerden was gecapituleerd, riepen de Indonesische leiders Soekarno en Hatta op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit. Geallieerde troepen waren op dat moment in geen velden of wegen te bekennen zodat de Republiek-in-wording en Japan het rijk alleen hadden. In dit machtsvacuüm droeg Japan zijn bestuurlijke macht aan de jonge Republiek over. Tegelijkertijd kwamen overal jonge revolutionairen,pemuda’s, in beweging.
Britse troepen Eind september landden eindelijk Britse troepen op Java en keerden ook Nederlandse bestuursambtenaren terug. Zij troffen een uiterst chaotische situatie aan. De landing werd gezien als het bewijs dat Britten (belast met de geallieerde supervisie) en Nederlanders het koloniale gezag wilden herstellen. Er ontstond een revolutionaire explosie (in Nederland aangeduid als de ‘Bersiap-periode’) die zich richtte tegen de 300.000 Nederlanders en Indische Nederlanders, tegen de Japanners, tegen het eigen bestuur en ten slotte ook tegen de Britten. Het resultaat was een massaal bloedbad. Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (niod) spreekt van 20.000 Nederlandse vermisten;slechts 3500 doden werden officieel geregistreerd.De Amerikaanse historicus Frederick rept zelfs van zo’n 35.000 Nederlandse slachtoffers.[2]
Brits militair ingrijpen De Britse troepen grepen in ten gunste van de bedreigde Nederlanders, maar leden in Midden-Java een nederlaag terwijl in Surabaya een Brits-Indische brigade bijna volledig in de pan werd gehakt.
Diplomatie of strijd Er ontstonden intussen diepe tegenstellingen in de jonge Republiek. Terwijl de pemuda’s, hun strijdgroepen en het Republikeinse leger, de tni, vonden dat Indonesië alleen door strijd, perdjuangan, vrij kon worden en honderd procent merdeka (vrijheid) eisten, geloofde de Republikeinse regering slechts in een oplossing via diplomatiek overleg met de geallieerden.
Rekolonisatie of dekolonisatie De grote vraag voor Nederland werd: proberen we het koloniaal gezag te heroveren (met in de achterzak de in 1942 door koningin Wilhelmina gedane belofte dat Indonesië in de toekomst zelfstandig zou worden) of geven we toe? Nederland stond zwak; het had vrijwel geen troepen bij de hand. De Britten die namens de geallieerden de touwtjes in handen hadden, beperkten hun aanwezigheid tot bepaalde enclaves, drongen aan op overleg en op een vergelijk met de Republikeinse leiders. Luitenant gouverneur-generaal H.J. van Mook concludeerde intussen dat er tegen het ontketende revolutionair geweld geen kruit was gewassen. Herstel van het Nederlands gezag was politiek onmogelijk.Ook zijn adviseurs, onder wie generaal-majoor Schilling, waren die mening toegedaan. Eind december 1945 hakte het kabinet-Schermerhorn in Den Haag de knoop door. Het besloot om met de leiders van de Republiek overleg te voeren over toekomstige onafhankelijkheid. Het kabinet stemde dit met de Britten af.
Diplomatieke oplossing? De gehele periode 1945-1949 stond vanaf dat moment in het teken van diplomatiek overleg met de Republiek. De Britten en (sinds de zomer van 1948) de Amerikanen speelden hierbij een nadrukkelijke rol. Die diplomatie leek succesvol. Nederland besloot op 2 mei 1946 de Republiek de facto te erkennen. Beide partijen wisten vervolgens tot tweemaal toe akkoorden te sluiten: dat van Linggadjati (november 1946) en dat van Renville (januari 1948). Hierin spraken zij af dat Indonesië na een korte overgangsperiode onafhankelijk zou worden. De nieuwe staat zou een federatief karakter krijgen en via een Nederlands-Indonesische Unie verbonden blijven met Nederland.
Permanente oorlog Het betekende echter niet dat het geweld stopte:de revolutie en ‘100 % merdeka’ lieten zich niet temmen. Het Nederlandse leger probeerde ondertussen in en rond de enclaves ‘rust en orde’ te herstellen. In feite was er parallel aan het overleg sprake van een vrijwel permanente oorlog die slechts af en toe door een wapenstilstand werd doorbroken. Aan beide zijden vonden daarbij bij herhaling geweldsexcessen plaats.
De Indonesische kwestie Was de diplomatie succesvol? Helaas niet. Er ontstonden grote problemen, met name over de overgangsperiode. Nederland erkende in de akkoorden dat de Republiek Indonesië het feitelijk gezag uitoefende over Java en Sumatra.Maar wat hield dit in? De Republiek vond dat zij in volle glorie kon blijven voortbestaan totdat de onafhankelijkheid was bereikt. Nederland eiste daarentegen een gezamenlijke verantwoordelijkheid via de te vormen interimregering. Aan de onderhandelaars lag het niet. Zij wisten elkaar keer op keer zeer dicht te naderen. Er waren echter aan beide kanten sterke contrakrachten aanwezig. Het Republikeinse leger (de tni) had geen enkele fiducie in de ‘diplomasi’ en vertrouwde alleen op strijd. In Nederland wensten de katholieke kvp, naast de PvdA de grootste regeringspartij, de top van het leger en de Indische gemeenschap aanvankelijk eveneens een militaire oplossing. Gaandeweg accepteerden zij weliswaar dat Indonesië onafhankelijk zou worden, maar zij bleven zich inspannen voor een zo groot mogelijke Nederlandse invloed. Het gevolg van al dit verzet was dat het overleg over de uitvoering van de akkoorden vastliep en dat Nederland tot tweemaal toe tot een militaire actie besloot.
Militaire (‘politionele’) acties Beide militaire (‘politionele’) acties – zomer 1947 en eind 1948 – hadden als centraal doel om de radicale Republikeinse oppositie uit te schakelen die de eigen Republikeinse onderhandelaars dwars zat en iedere kans op overeenstemming blokkeerde. Maar dat doel werd niet bereikt. De tni werd niet uitgeschakeld en de gematigde Republikeinen kwamen niet in beweging.[3]
Onmiddellijk vertrek In 1949 restte Nederland nog maar één conclusie: dat een overgangsperiode niet langer haalbaar was en dat er weinig anders op zat dan een onmiddellijk vertrek. De Verenigde Staten en de Veiligheidsraad verzetten zich aanvankelijk tegen deze radicale koerswijziging maar stemden hiermee ten slotte in. Het resulteerde in een nieuwe overeenkomst (het Van Roijen-Roem-akkoord) en in een afsluitende, in Den Haag gehouden Ronde Tafel Conferentie. Nadat die met succes was afgerond, droeg Nederland op 27 december 1949 de soevereiniteit over.
Lange tijd is gedacht dat het internationaal ingrijpen was dat Nederland tot een koersverandering dwong. Dat is volgens de historicus Joop de Jong onjuist. Het was Nederland zelf dat zich tenslotte omhoog trok uit het Indonesische moeras. De meeste Nederlanders hadden echter grote moeite met een onafhankelijk Indonesië. Het ‘afgedwongen’ vertrek kwam voor hen als een donderslag bij heldere hemel.[4]
Nieuw-Guinea Toch kwam er nog een weinig opwekkend vervolg. In Indonesië namelijk was het revolutionair elan nog lang niet uitgewoed, terwijl Nederland bleef vasthouden aan Nieuw-Guinea, dat in 1949 – bij wijze van concessie aan kvp en vvd – buiten de soevereiniteitsoverdracht was gehouden. Nederland slaagde er aanvankelijk in zijn economische belangen in Indonesië te continueren, maar door de onenigheid over Nieuw-Guinea kwam daar vanaf 1958 een einde aan. Indonesië nationaliseerde toen al het Nederlandse bedrijfsleven en joeg alle nog aanwezige Indische Nederlanders – enige tienduizenden – het land uit.
Het Nieuw-Guinea-drama eindigde onder druk van oorlog en Amerikaanse pressie in 1962 met de overdracht aan Indonesië, na een korte periode van toezicht door de vn. De Volksraadpleging die in het akkoord van New York werd vastgelegd, bleek een doekje voor het bloeden. De zwaar onder druk gezette Papoea’s – de bewoners van Nieuw-Guinea – kozen in 1969 voor aansluiting bij Indonesië.
De rol van Nederland Hoe moeten we aankijken tegen de rol die Nederland tussen 1945 en 1949 in Indonesië speelde? Onder historici was lange tijd de visie dominant dat Nederland geen enkel oog had voor het onafhankelijkheidsstreven van de Indonesiërs en zich vooral onderscheidde door pogingen om de oude koloniale macht of invloed in stand te houden. Maar die visie staat de laatste jaren in kringen van geschiedvorsers ter discussie. Steeds meer wint de mening veld dat er wel degelijk sprake was van dekolonisatie.
Tot de publieke opinie en de media is dat nog niet doorgedrongen. Nederland, aldus de historicus Henk Wesseling, heeft wat er tussen 1945-1950 gebeurde nog altijd niet verwerkt. Deze episode werd weggesneden, vergeten. Terwijl er inmiddels kasten vol boeken over de dekolonisatie van Nederlands-Indië zijn geschreven, klampt men zich nog steeds vast aan één accepted truth: ‘het lied van de geknechte volkeren die de wapens oppakken en hun koloniale overheersers verdrijven. En dat was dat’. [5]Die voorstelling van zaken doet weinig recht aan wat werkelijk speelde in deze, reeds door de tijdgenoten als uiterst traumatisch ervaren periode.
- º Deze bijdrage werd met instemming van de auteur grotendeels ontleend aan Joop de Jong, ‘Indonesië 1945-1950. Een kolonie vecht zich vrij.’ Opgenomen in De Canon van Nederland. Amsterdam 2014. Zie voor een meer uitvoerige schets J.J.P. de Jong, De terugtocht. Nederland en de dekolonisatie van Indonesië. Amsterdam 2015.
- º Zie Meindert van der Kaaij, interview met W.H.Frederick in Trouw 18 november 2013.
- º De militaire acties hadden niet, zoals maar al te vaak wordt gedacht, de bedoeling om de Republiek Indonesië te vernietigen. Dat was dan ook de reden dat zij als “politioneel” werden betiteld. In de publieke opinie worden de politionele acties veelal synoniem geacht met het gehele militaire optreden in de periode 1945-1950. In werkelijkheid handelde het om twee in tijd (enige weken) beperkte acties.
- º Zie J.J.P. de Jong, De terugtocht, hst. 9 tm 13.
- º H.L. Wesseling, Indië verloren, rampspoed geboren. Amsterdam 1988, p. 305, 307.