Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Henricus Dibbetzius

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Henricus Dibbetzius (Tholen, 20 augustus 1660 - 4 februari 1740) was een Nederlands predikant in Bergschenhoek.

Biografie

Henricus Dibbetzius is geboren op 20 augustus 1660 te Tholen. Hij is de zoon van de Dordtse predikant Johannes Dibbetz (Dibbetzius) en Maria Elbertsdam van der Beeck. Na zijn vooropleiding gaat Henricus theologie studeren in Leiden. Nog geen 22 jaar oud is hij, als hij in Philippine in Zeeuws-Vlaanderen als predikant wordt bevestigd. In Philippine ontvangt hij beroepen uit Bergschenhoek, Domburg en Nieuwe Tonge. Inmiddels was hij op 17 oktober 1683 te Dordrecht getrouwd met Jonkvrouw Cornelia van Beverwijck, maar zij overlijdt na de geboorte van haar zoon Johan, die op 27 juni 1685 was geboren.

Beroep Bergschenhoek

Na het vertrek van ds. Duez naar Koudekerk wordt door de kerkenraad een viertal namen opgesteld. De Ambachtsheren laten hun keuze vallen op Henricus Dibbetzius, een telg uit een bekend predikantengeslacht. Ds.Henricus Dibbetzius neemt het beroep aan. en op 21 oktober 1685 bevestigt vader Johannes Dibbetzius zijn zoon in het predikambt te Bergschenhoek. Bevestigings- en intrede tekst worden in het plaatselijk archief niet genoemd.

Zeer veel predikanten in de 16e en 17e eeuw hebben een Latijnse naam of aan hun oorspronkelijke naam een Latijnse vorm gegeven. Latijn was de taal der geleerden. De "latinisering" van namen komt in die tijd voor in de gehele breedte der kerk, zowel bij remonstranten als contra remonstranten. In tegenstelling tot de buurgemeenten heeft Bergschenhoek slechts één predikant gehad met een gelatiniseerde naam.

Evenals zijn voorganger ds. Duez, schrijft ook ds. Dibbetzius de kerkenraadnotulen zeer uitvoerig. Hierdoor hebben we een goed zicht op het wel en wee van het gemeenteleven in Bergschenhoek aan het eind van de 17e eeuw. In de meeste gevallen betreft het weer zaken van kerkelijke tucht en ondersteuning aan de armen.

's Zondags na de morgendienst blijft de kerkenraad gewoonlijk bijeen en houdt dan het wekelijks spreekuur. Niet alleen de collecten worden direct na de dienst geteld, ook worden obligaties ten behoeve van de kerk verhandeld, aflossingen van rentebrieven gedaan en rentes uitbetaald.

Barmhartig en zakelijk

In 1687 vinden we twee voorbeelden van barmhartigheid maar ook van de zakelijkheid van de kerkenraad. Begin november komt een deputatie Rotterdamse ouderlingen onder leiding van ds. Kelck met een verzoek om een liefdegift voor de "verdrevene Fransche Christenen" te Rotterdam.

Na de opheffing van het Edict van Nantes in 1682 , worden in Frankrijk de Protestanten hevig vervolgd :door hen naar de galeien te verwijzen of te worden gedood. Door de grote toevloed van deze vluchtelingen zit de Franse of Waalse gemeente in Rotterdam met hoge kosten. Op het "exempel" van de omliggende veenkerken o.a. Hillegersberg, Bleiswijk en Berkel wordt ook door de Bergschenhoekse diaconie een praam met turf geschonken.

Dan luidt het diaconale besluit: "Wie de beste turf voor het minste geld zal kunnen bijsetten is de leverancier". En gezien er meerdere veenboeren onder de gemeenteleden zijn is dit een verstandig besluit. Jaarlijks wordt dit verzoek herhaald en gaarne ingewilligd.

Uit bovengenoemde besluiten en ook andere blijkt, dat Bergschenhoek in deze tijd al volop tussen de veenplassen ligt.

Soms achten de "diakenen" het noodzakelijk om bepaalde lieden op het hart te drukken, dat het uitgereikte geld wélbesteed dient te worden! Hoewel men het woord 'gezinsverzorging' als zodanig niet letterlijk kent, hebben de diakenen er wel degelijk mee te maken.

Een voorbeeld: 31 augustus 1687, Leendert Jansz. van Oosten en zijn huisvrouw Machteltje Pieters van Sevenhuyse komen zeer bedroefd zich vervoegen bij het kerkenraadcollege.

God had de vrouw "besocht met kancker in de borst". Verscheidene chirurgijns en vier doktoren hebben ze geraadpleegd en het eensluidend advies is: Hoe eer hoe liever de borst te laten uitsnijden. De broeders zien hiervan de noodzaak in en gezien de hoge armoede van deze mensen, besluiten zij zelf onmiddellijk contact op te nemen met de operateurs. Hoe deze operatie in de "Prins van Nassau", de latere en inmiddels een verdwenen herberg “Rozenboom”, heeft plaats gevonden vertellen de annalen niet. Nadien krijgt zij hulp van de diaconie door voor haar een vrouw tot hulp in het huishouden te betalen. Daar en boven ontvangen ze, ‘mitschaders 3 gulden op de hand’. Na enige tijd is Machteltje al weer in staat om gedeeltelijk haar werk te doen. De wekelijkse toelage van ƒ l,50 wordt nu teruggebracht op 20 stuivers.

De huisvrouw van Jan Schatter komt klagen dat Volkje Michielse, die bij haar ‘thuis ligt voor 7 stuivers slaapgeld’, hoe langer hoe krankzinniger, dover en kwaadaardiger wordt.

Vrouw Schatter zegt, dat ze haar voor dit geld echt niet langer kan houden. Of geld erbij, of Volkje weg. De kerkenraad zwicht voor dit ultimatum en besluit het bedrag te verhogen tot 9 stuivers.

Regelmatig komt de vraag voor geld om blanke slaven, door kapers gevangen zeelieden, uit Noord Afrika vrij te kopen. Het is o.a. Michiel de Ruyter,die voor losgeld gevangenen terugbrengt uit het Middellandse-Zeegebied. Soms wordt ook door de diaconie op een lijst ingetekend om meerdere personen tegelijk vrij te kopen. Al deze feiten op een rijtje zettend kan men vaststellen, dat de diaconie de hulp niet heeft beperkt tot de gemeentegrenzen. Nog niet is genoemd de hulp aan vele passanten, soldaten, vluchtelingen uit Bohemen, Gulick en de Paltz. Ook in deze tijd reeds internationale hulpverlening. De diaconie nam ook toen al een flink brok sociaal werk voor haar rekening.

Rederijkers

Jan Symonsz van Beenen, herbergier in de "Prins van Nassau" te Bergschenhoek, probeert ondanks aanmaningen en dringende smeekbeden van kerkenraadzijde, toch weer nieuw leven in de zo goed als "gedempte" rederijkerskamer te blazen..

Op de Vastenavonddag wil hij een refreinfeest houden en andere kamers uitnodigen. De kaarten met de vragen er op zijn al gedrukt en de prijzen hangen reeds uit.

Ds Dibbetzius zal namens de kerkenraad proberen via de heer Dijkgraaf dit feest te beletten. Verder zal hij een "extraordinaire predicatie doen" om de gemeenteleden af te houden van deze goddeloze boosheden. Of het feest wel of niet is doorgegaan, is niet bekend; in elk geval worden er geen nieuwe tuchtzaken gemeld. Zeer merkwaardig is het, dat de kerkvoogden in diezelfde tijdsperiode bijna jaarlijks het kerkterrein verhuren voor het plaatsen van enige koekkramen tijdens de Hoekse kermis van 1682-'83-'84. Nergens wordt beschreven, dat deze bron van inkomsten (l gulden en 11 stuivers) moeilijkheden oplevert tussen de kerkelijke colleges onderling.

Mogelijk is de benaming Hoekse koekvreters (vaak in één adem genoemd met Berkelse peenvreters en Bleiswijkse blauwkonten) reeds van deze tijd. Wanneer men zo een en ander leest over de rederijkers en men weet dat ze nogal eens moeilijkheden hebben met de kerkenraad, is het te verwonderen, dat diezelfde rederijkers in 1703 twee prachtige koperen kronen aan de kerk schenken. Nog heden ten dage in de nieuwe Hervormde kerk te Bergschenhoek, zijn deze kroonluchters met inscriptie te bewonderen. Duidelijk is de zinspreuk "Door Liefde Bewilght" 1703 te lezen op de koperen bol.

Misschien is het een verzoeningsgift, met belofte van beterschap, want na die tijd zijn er hoegenaamd geen moeilijkheden meer met de rederijkers.

Weer helemaal terugkerend naar Ds Dibbetzius in 1690, het volgende: in Bergschenhoek heeft Henricus zijn geluk weer gevonden. Hij trouwt in Bergschenhoek op 13 april 1687 met Barbara van Kapelle uit Noordwijk en hiermee krijgt de kleine Johan zijn moeder.

In Bergschenhoek worden Maria (24-10-1687) en Josias (27-10-1690) in de kerk gedoopt.

Ds Dibbetzius krijgt in 1690 een beroep naar Maaslandsluis (Maassluis), dat hij aanvaardt.

Eerder heeft hij beroepen ontvangen van Krommenie, Strijen, Zwijndrecht en zelfs van de nabuurgemeente Zevenhuizen.

Voor de verdere levensloop van Ds Dibbetzius hoeven geen grote naspeuringen te worden verricht, want de schrijver van "De Boekzaal" april 1740 geeft uitgebreid informatie over Henricus Dibbetzius. Na 4 jaar Maassluis volgt Leiden, waar hij tot zijn dood toe woont en werkzaam is geweest. De lof, welke hem wordt toegezwaaid door de boekzaal schrijver, is enorm. Met gebruik van prachtige volzinnen worden de goede eigenschappen van de predikant breed uitgemeten; hij wordt te Leiden op handen gedragen.

Verscheidene malen verzoekt men hem om enkele leerredenen in druk te laten verschijnen, maar Zijn Eerwaarde heeft ze "altoos op een zedige en bescheidene wijze van de handt gewezen".

Wel heeft hij op de dag van zijn 50-jarig ambtsjubileum een herdenkingsrede gehouden over Psalm 71 vers 17 en 18: "O God gij hebt mij geleerd van mijn jeugd af aan en tot nog toe verkondig ik Uw wonderen". Maar ook deze belangrijke predicatie is niet in druk verschenen. Nadat hij 43 jaar de gemeente te Leiden heeft gediend, hij is dan 78 jaar, wordt hem ongevraagd eervol emeritaat aangeboden. Wel blijft hij tijdens zijn emeritaat nog actief en werkzaam in diverse functies.

Zonder ziek te zijn geweest, wordt ds. Dibbetzius donderdag 4 februari 1740 's morgens (omtrent de klokke 9 uren) dood op zijn bed aangetroffen; “hebbende alzo, na alle menschelijke gedagten geen bitterheid des doods gesmaakt, maar in een punt des tijdts door Zijnen Here in deszelfs Eeuwige Ruste overgebracht".

Nog diezelfde avond preekt zijn vriend ds. David Knibbe “met veel aandoening des harten” naar aanleiding van het sterven van ds. Dibbetzius over Prediker 7 vers l: "Beter is een goede naam, dan goede olie, en de dag des doods dan iemand geboren wordt"

De daarop volgende zondag wordt opnieuw door de Hoog Eerwaarde Prof. Joh. Wesselius (rector aan de hogeschool) met veel welsprekendheid de "Zalige Gedachtenisse" van ds. Dibbetzius gevierd. Dit onder een algemene tranenvloed der toehoorders. Gevolgd door een ontelbare zuchtende menigte vanwege het verlies van hun zo zeer geliefde oude leraar, wordt ds. Dibbetius dinsdag 9 februari 1740 begraven in de Pieterskerk te Leiden. Van de vele "Lijktranen, rouwverzen, grafschriften en rouwklachten," welke aan het sterfhuis zijn besteld, noemt de boekzaal schrijver er slechts één en besluit hiermee zijn artikel:

Grafschrift
Hier rust Dibbezius, de ziel bij Godt gevlogen,
Werdt om 's Mans brave deugdt met Heerlijkheid om togen.
Een yder hadt ontzag voor dien Geleerden mondt,
Wanneer Hij in Godts Kerk op 't hoog Gestoelte stondt.
De Doodt zelfs hadt ontzag Hem wakend bij te komen.
Maar heeft terwijl Hij sliep zijn slag toen waargenomen.
Comelis Tassele.
rel=nofollow
 
rel=nofollow