Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Harry Evers
Henricus Maria Evers, bijgenaamd Harry, schuilnaam Herman of Mario of Harry van Amerongen, (Tilburg, 20 mei 1918 – Veldhoven, 8 december 1991)[1] was een politieman die in Dordrecht werd veroordeeld wegens oorlogsmisdaden. Hij was betrokken bij of verantwoordelijk voor het ophalen en arresteren van meer dan 250 Joden, verzetsstrijders en onderduikers. De zaak werd na de oorlog breed behandeld in de Nederlandse media. Daarbij ging het vaak over de vraag of Evers een collaborateur was of bij het verzet werkte.[2]
Biografie
Harry Evers groeide op bij zijn grootouders die naar Antwerpen verhuisden toen hij negen jaar oud was. Daar ging hij naar de middelbare school en behaalde een diploma Hogere Handelshumaniora.[2][noot 1] Aan de Muziekacademie van Merksem behaalde hij een diploma piano.[2]
In 1937 keerde hij terug naar Nederland om zijn militaire dienstplicht te vervullen. Hij tekende voor vijf jaar en klom op tot de rang van sergeant.[2]
Gevechtshandelingen 1940
Tijdens de meidagen van 1940 nam Harry Evers deel aan de gevechtshandelingen bij Zevenbergschen Hoek en kwam hij tenslotte terecht in Zeeland.[3] Daarna meldde hij zich aan bij de Opbouwdienst (later Nederlandse Arbeidsdienst geheten).[3] Op 15 juli 1940 werd hij ontslagen omdat zijn onderdeel opgeheven werd.[2]
In augustus 1940 ging Evers in dienst bij de gemeentepolitie in Dordrecht, die destijds zo’n 130 man telde.[3] Hij werkte in de straatdienst en werd in het najaar van 1941 rechercheur bij de afdeling prijsbeheersing. In februari 1942 kreeg hij de leiding over deze afdeling.[3]
Sicherheitsdienst 1942
Evers werd op 19 oktober 1942 officieel aangesteld bij de Politieke Politie (PoPo); hij werd gedetacheerd bij de Sicherheitsdienst (SD).[3]
In deze functie organiseerde hij het opsporen en arresteren van Joden, verzetsmensen en onderduikers door de Dordrechtse politie, of bood hulp bij opsporingen.[4][5] Daarbij stal Evers uit de huizen van de gearresteerde Joden en vierde er met zijn collega’s en vrienden feestjes.[6][7]
Tijdens het samenwerken met de Duitse bezettingsmacht bediende hij zich van diverse schuilnamen, waaronder Herman en Mario.[8]
Jodenjager 1943
Op maandagavond 15 november 1943 schreeuwde Evers volgens het ooggetuigenverslag in zijn strafdossier tegen het zevenjarige Joodse meisje Mietje Viskooper: „Kom hier, smous! Het stikhok moet je in!”, waarmee Evers volgens de beschrijving van Sytze van der Zee de gaskamer bedoelde.[9] Die avond had hij met de Dordrechtse politieman Arie den Breejen en drie collega’s van de feldgendarmerie een inval gedaan in het huis van een serveerster, bij wie het kind ondergedoken zat. Na de slaapkamer binnen te zijn gedrongen haalden de mannen het hele huis overhoop, tot Den Breejen onder de dekens keek en riep: „Hier hebben we de smous.” Mietje Viskooper nam de benen en rende een naburig café binnen. De Duitse feldgendarmes wilden het kind laten lopen. Evers stond er echter op om het kind te arresteren. Al spoedig verscheen Evers met getrokken pistool en nam het kind weer mee. De protesterende caféhouder werd toegebeten: „Als je je smoel niet houdt dan schiet ik je voor je donder!”[9] Mietje Viskooper werd niet lang daarna in Auschwitz vermoord.
Verzet 1944
Na de invasie in 1944 trad Harry Evers op als informant voor het verzet onder de schuilnaam „Herman”.[10] De zaak Evers had al een scheuring teweeggebracht binnen het Dordtse verzet. De Dordtse ondergrondse wilde Evers liquideren, maar hun commandanten die onder bevel stonden van Pieter Leendert Kooiman (commandant van het gecombineerde verzet in Dordrecht) en Kors van Loon (chef-staf district Dordrecht) bevolen de verzetsmensen om Evers te beschermen met hun eigen leven. Evers had een lijst opgesteld met namen van verzetsmensen; indien Evers zou worden geliquideerd, zouden deze verzetsmensen worden gearresteerd.
Evers speelde in april 1944 een rol in de arrestatie van de verzetsleider Sytze Roelof Beinema. De collega’s van Evers wilden de huiszoeking beëindigen omdat er niets gevonden werd. Maar Evers gaf niet op en ontdekte even later in Beinema’s kelder heel wat bewijsmateriaal. Nadat Beinema gearresteerd was, namen zijn geloofsgenoten, Piet Kooiman en Kors van Loon uit de Wilhelminakerk (Dordrecht), de leiding op zich van het gecombineerde verzet.
Binnenlandse Strijdkrachten 1945
In mei 1945 dook Evers op instigatie van Kooiman en Van Loon ineens op als stafofficier van de binnenlandse strijdkrachten. Hij werd tevens gedetacheerd bij de Canadian Field Security. Hierna werd hij plaatselijk hoofd van de Politieke Opsporingsdienst en het Bureau Nationale Veiligheid (de voorloper van de AIVD). Met deze situatie waren vele Dordtenaren het niet eens.
Evers beweerde dat hij op aandringen van de verzetsman Max van Pelt was toegetreden tot de Politieke Politie om het verzet van informatie te voorzien. Maar Van Pelt, schuilnaam „Maarten op de Staart”, ontkende dit ten stelligste en liet op 14 juli 1945 een pamflet drukken in 5000 exemplaren om Evers’ bewering als leugen aan de kaak te stellen.[11]
Evers liet Van Pelt daarop arresteren. Van Pelt werd een jaar vastgezet in Fort Blauwkapel te midden van SD-kopstukken en collaborateurs. Na een jaar kwam Van Pelt weer vrij zonder dat er ooit een aanklacht tegen hem werd ingediend en zonder ooit verhoord te zijn.
Op 18 juli 1945 liet Evers zijn collega uit de binnenlandse strijdkrachten, de Jood Simon Levisson, ontbieden door de politieke opsporingsdienst. Evers liet Levisson ontwapenen en hem door de politieke opsporingsdienst opsluiten in de Benthienkazerne waar (vermeende) collaborateurs gevangen zaten. Levisson had Evers er namelijk van beschuldigd dat hij zijn hoogbejaarde en zieke ouders, het echtpaar Levisson, begin 1943 had laten arresteren met behulp van een ambulance; zij overleefden de oorlog niet.[11] Na zeventien dagen te hebben vastgezeten kwam Simon Levisson weer op vrije voeten zonder ooit te zijn verhoord.
De commissie Gratama deed op verzoek van het militair gezag onderzoek naar de zaak Evers en sprak zich op 10 augustus 1945 uit voor volledige rehabilitatie. De Dordtenaren namen hier geen genoegen mee en de kranten stonden vol ingezonden brieven. In december 1945 werd Evers door justitie vervolgd. Hij werd uit zijn functies ontheven en op 14 februari 1946 gearresteerd.
Veroordeling en cassatie 1948
Op 10 maart 1948 werd Harry Evers door het Haagse bijzonder gerechtshof veroordeeld tot acht jaar hechtenis wegens oorlogsmisdaden. Hij ging in cassatie.[9]
Kors van Loon en Piet Kooiman waren belangrijke getuigen tijdens het proces van Evers en zij legden een positieve verklaring voor Evers af. Diens medestanders namen zijn proceskosten voor hun rekening. Kooiman en Van Loon waren beiden verbonden aan de Wilhelminakerk (Dordrecht), de „kerk van het verzet”.
Volgens een joodse getuige wist iedereen dat Evers had geholpen bij de arrestatie van vele Joden:
- „In het begin stond hij pertinent aan de Duitse kant. Toen de kansen gingen keren, heeft hij zijn rok uitgetrokken, omgedraaid en is hij naar de goede kant overgelopen. Naar mijn mening zijn dergelijke mensen voor de samenleving zeer gevaarlijk en ik vertrouw hem heden ten dage nog niet.”[12]
Een overlevende, Meijer Michiel Cohen, vroeg zich tijdens het proces af waarom Evers, als hij daadwerkelijk deelnam aan het verzet, nooit een Jood een tip had gegeven over een op handen zijnde razzia.[9][noot 2]
Veroordeling na cassatie 1950
Evers werd in 1950, na een eis van acht en een half jaar, door de Bijzondere Raad van Cassatie in Den Bosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie en een half jaar, voor het plegen van oorlogsmisdaden. Aangezien deze straf gelijk was aan de periode van het voorarrest, kwam hij na het proces vrij.[9]
Publicaties
1947
In 1947 verscheen Verzet in en om Dordt, door Kors van Loon. Evers werd hierin als een verzetsheld gepresenteerd.
1982
Nadat Evers wegens oorlogsmisdaden was veroordeeld, verscheen Verzet in en om Dordt nog steeds met ongewijzigde tekst. Als reactie hierop verscheen in 1982 het boekje De balans van verzet in en om Dordt, geschreven als pamflet door G. J. de Vries,[13] de leider van het communistische verzet. Het was De Vries niet mogelijk gebleken de passages over Evers in het boek door Van Loon te laten aanpassen. Van Loon en de zijnen weigerden destijds ieder inhoudelijk commentaar.
2010
In 2010 verscheen het boek Vogelvrij, de jacht op de joodse onderduiker van de journalist en schrijver Sytze van der Zee. Harry Evers kreeg in dit boek een eigen hoofdstuk.[14]
„Bureau JOT”
Enkele personen,die zich verenigden in een actiegroep, genaamd Bureau JOT (juist op tijd), onder leiding van Maarten-Jan Leentvaar en Kees Robbemond,[15] waren de zaak al enige jaren aan het onderzoeken. Na het verschijnen van het boek Vogelvrij van Sytze van der Zee, legde zij de gemeente Dordrecht (Erfgoedcentrum DiEP) hun onderzoek enige restricties op. Als reden gaf men op dat het in het belang van de nabestaanden was, in verband met privacy.
Bibliografie
|