Gebruiker:O/ Overgangsweerstand

De overgangsweerstand bij warmtedoorlating zit in de luchtlaag tegen het isolatiemateriaal. Dat blijkt uit een temperatuurverschil tussen de binnentemperatuur en de temperatuur tegen het isolatiemateriaal. Bij algemene berekeningen worden de overgangsweerstanden bij de Rc-waarde meegerekend. Bij elektriciteit is het spanningsverschil over een weerstand maatgevend voor de grootte van die weerstand. Overeenkomstig is bij warmteoverdracht het temperatuurverschil over de warmteweerstand maatgevend voor de grootte van die weerstand. Er bestaat een handige en betrouwbare manier, om met behulp de overgangsweerstand de bijbehorende hoofdweerstand vast te stellen. Bij opmetingen bij windstilte en minstens een uur lang de cv aan zijn de overgangstemperaturen binnen, het temperatuurverschil van isolatiemateriaal en de overgangstemperaturen buiten gemeten met een temperatuur-verhouding als volgt : dubbel glas 1:4:1 en bij een droge, niet geïsoleerde bakstenen spouwmuur 1:6:1. De Rc-waarde van die muur is 0,6 m²°C./W. Een goed geïsoleerde muur heeft een Rc-waarde 1,8 m²°C/W, waarbij dan de verhouding is 1:22:1 . De overgangstemperaturen verhouden zich als volgt : dubbel glas : geïsoleerde spouwmuur : geïsoleerde spouwmuur als : 1/6 : 1/8 : 1/24 = 4 : 3 : 1 . Wanneer de overgangstemperatuur bij de binnenmuur ± ¼ is van de overgangstemperatuur bij dubbel glas, is er sprake van goede isolatie. Daarbij geldt : Hoe kleiner de verhouding, als waarde van een breuk, hoe beter de isolatie. Bij een uitstekende isolatie is de binnenkant van de buitenmuur even warm als een binnenmuur.