Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:O/Carl Uytterhaegen

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Geboren te Zottegem op 15 december 1944 Ere-Docent Fotografie, Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, Gent (Hogeschool Gent) 1972 - 2000 en Hoger St. Lucas Instituut, Brussel, 1971 - 1977

Ridder in de Orde van Koning Leopold II

Auteur van ‘De Bijsluiter’ een boek over documentaire fotografie, fotojournalistiek en fotografie in conflicten (Academia Press, Gent, 1999, 16x24 cm, 298 pp., ISBN 90-382-0206-7). ‘Goed Belicht’ bijgewerkte en geactualiseerde versie van ‘De Bijsluiter’ (Academia Press, Gent, 2005, 18x25 cm, vii+434 pp., ISBN 90-382-0744-1) ‘Fotografie is voor mij een samenbundelen van een beleven in een beeld, met als open mogelijkheid voor anderen er een beleven in terug te vinden of te projecteren. Kunst of geen kunst, het belangrijkste is dat er goede foto’s zijn en als het kunst moet zijn wil ik foto’s als dusdanig aanvaarden, gewoon als een berusten in het ‘moeten’. Is het niet zo dat de kunstcritici ons uit traditie opdringen wat kunst moet zijn of worden?(CU)

woord VOORAF — Eric Ubben Over Carl Uytterhaegen-de-fotograaf zijn al talloze essays en artikels geschreven. In dit kort voorwoord voor de publicatie ‘Auchel revisited’ wil ik dan ook graag stilstaan bij een onderbelicht aspect van Carl Uytterhaegen, namelijk de docent fotografie aan de Koninklijke Academie van de Hogeschool Gent. Niet mijmerend terugblikken uiteraard, want daarmee bewijs je een geëngageerde, actieve kunstenaar geen dienst. Hulde smaakt immers dikwijls naar tragiek, alsof iets definitief wordt afgesloten. Een eerbetoon bij iemand die vrijwillig (of onvrijwillig) een facet van zijn leven afsluit en dit is in deze context gelukkig niet van toepassing. Ja, het is een feit, Carl Uytterhaegen heeft één hoofdstuk in 2000 afgerond, namelijk het lesgeven en bezielen van zijn fotoatelier in de Academiestraat. Wel stel ik mezelf voor dat hij ‘no hard feelings’ koestert tegenover de Academie. Afgaand op zijn hoge graad van aanwezigheid op onze manifestaties, voel ik dat de K.A.S.K. nog steeds mag rekenen op zijn steun en sympathie. Het doet me uiteraard plezier dat hij net als Julien Vandevelde, Marc Van Gysegem en Armand Verspeeten, bijzonder bedrijvig blijft in zijn kunstpraktijk. Maar we gingen het over Carl Uytterhaegen-de-pedagoog hebben en misschien terloops toch ook nog even de magie van de Gentse school betrekken in dit verhaal. De uitstraling van die Gentse fotoschool is immers ook voor een groot deel zijn verdienste. Samen met Armand Verspeeten, Julien Vandevelde, Marc Van Gysegem, Jef Ost en Carl Uytterhaegen kan je hem als één van de founding fathers van de optie fotografie bestempelen. Fotografen met een sterke persoonlijkheid en een unieke background. Tussen de onrustige, verbale einzelgänger Julien Vandevelde, de beschouwende diplomatische Marc Van Gysegem, Armand Verspeetens solide metier, het technisch vernuft van Jef Ost, bevindt zich Carl Uytterhaegen in het brandpunt van die kwaliteiten. Uiterst erudiet en belezen, rustig/nerveus in zijn artistieke zoektocht, compromisloos in zijn fotografische keuzes en uiterst veeleisend op vlak van zijn studenten. Van de vijf, was/is hij wellicht de meest documentair geprofileerde fotograaf en heeft daarmee expliciet een stempel gedrukt op de veelgeprezen fotojournalistieke poot van de afdeling. In de prille jaren zeventig, lang voordat internationalisering ‘fashionable’ werd in onderwijsmiddens, trok Carl met zijn studenten naar Duitsland om er o.a. de subjectieve en apparatieve fotografie te bestuderen. Hij initieerde en stuurde bovendien verschillende artistieke projecten, steeds met een duidelijke maatschappelijke dialoog in het achterhoofd. Over de resultaten van die afdeling bestaat eigenlijk al lang geen twijfel en de galerij van alumni staat als een spreekwoordelijk huis; Carl De Keyzer, Dirk Braeckman, Michiel Hendryckx, Lieve Blancquaert, Patrick DeSpiegelaere, Freya Maes, Lucas Jodogne, Priscilla Bistoen, Sebastiaan Schutyser,... en last but not least, het (quasi) voltallig docentencorps in de vakgroep fotografie. In mijn titel verwees ik naar de notierevisited, een beetje zoals Carl Uytterhaegen terugkeert naar Auchel, kijk ik terug naar één van de boeiendste en markantste docenten uit bijna vijfendertig jaar fotografie aan de KASK. Sta me toe, ‘hic et nunc’ een bescheiden hulde te brengen aan de tweede ‘ere-docent’ van de Gentse Academie die in ‘De Zaal’ tentoonstelt, namelijk Carl Uytterhaegen. — Eric Ubben (departementshoofd academie) (‘Cité3, catalogus, 2005 ISBN 90 775 8205 3)

Tentoonstellingen

1966: Zottegem, Galerie St. Jorishof. 1967: Zelzate, Galerie De Witte. 1972: St. Martens Latem, Latemse Galerie. 1973: Gent, Galerie Vyncke-Van Eyck. 1973: Kalamazoo (USA), Four Winds Gallery. 1973: Michigan (USA), Western Michigan University. 1974: Gent, Galerie 5. 6. 1975: Rotterdam (NL), Erasmus Universiteit 1976: Antwerpen, i.c.c. 1976: Zottegem, Galerie Anders. 1979: Hasselt, Cultureel Centrum. 1979: Laarne, Kasteel. 1980: Kortrijk, Galerie Gaselwest. 1981: Gent, Arnold’s Art Gallery. 1981: Cardiff (GB), The Photographic Gallery. 1982: Quaregnon (Mons). 1983: Gent, Arnold’s Art Gallery. 1983: Gent, Galerie XYZ 1983: Amsterdam (NL), jwt-Galerie. 1983: Amsterdam (NL), De Brakke Grond. 1983: Liège, Les Chiroux. 1984: Verviers, Le monde en poche. 1985: Antwerpen, Galerie Paule Pia. 1985: Deinze, Museum van Deinze en de Leiestreek. 1986: Hasselt, Cultureel Centrum. 1986: St. Baafs-Vijve, André Demets Huis. 1986: Hoensbroek (NL), Fotogalerij 68. 1987: Liège, Mois de la photo. 1988: Riom (F), Auvergne Carrefour Photographie. 1988: Hongkong, The Photographic Society. 1988: Kanazawa (Japan), The Labbro Gallery. 1990: Cahors (F), Printemps de la Photographie. 1990: St. Baafs-Vijve, André Demets Huis. 1991: Eindhoven (NL), Galerie Pennings. 1991: Deinze, Museum Deinze en de Leiestreek. 1992: Eke, Labo Art Galerie. 1994: Eindhoven (NL), Foto Manifestatie Eindhoven. 2002: Merelbeke 2004: Portage (Michigan,USA) 2005: Gent: Caermersklooster, Prov. Centrum voor Kunst en Cultuur 2005: Gent: ‘De Zaal’, Hogeschool Gent

Groepstentoonstellingen

1964: Bordeaux (F) 1966: Oostenrijk, Internationale Jeugdtentoonstelling 1966-67-68: Tentoonstellingen ‘Scheppende Handen’ 1968: Geselecteerd als enige Belg voor de tentoonstelling ‘De Vrouw’ gerealiseerd door Karl Pawek 1968-69: Gent, St. Pietersabdij ‘Jazz en De Mens’ 1972: Tentoonstelling van kunstenaars uit de Marnixring 1972-1973: Eeklo, Ledeganck Galerie 1976-77: Rondreizende tentoonstelling ‘VijftienVlaamseFotografen.’, Wenen, Châlons/ Saône, Belgrado, Brussel, Antwerpen 1976: New York (USA), Stieglitz Gallery 1976: Gent, ‘Fotografie in Vlaanderen’ 1978: Kunstwerken verworven door de Staat 1976-1977. Brussel, Paleis voor Schone Kunsten - Palais des Beaux-Arts  1979: Brussel, ‘Aspekten van Kunstambacht’ 1979: Arles (F), ‘Rencontres Internationales de la Photographie’ 1979: ‘Creatieve Realiteit’, een in het buitenland reizende tentoonstelling (Ministerie van Nederlandse Cultuur) 1979: Begijnhof St. Amandsberg, ‘Het Kind’ 1980: Brussel en Gent, ‘Camera Belgica’ 1980: Museum Sterckshof Deurne, ‘Fotografie in België 1940-80’ 1982: Heusden-Zolder; Waregem. Hedendaagse fotografie in Oost- en West-Vlaanderen 1983: Cardiff (GB), Open Welsh 1983: Gent, Galerie XYZ 1983: Deurne, ‘Fotografie als document’ 1983: Gent, Witte Zaal 16 + 1 1983: Gent: LINEA, Selektie Belgische en Europese fotografen 1983 : Gent, 1984: Biënnale van de kritiek,i.c.c., Antwerpen. 1984: Amsterdam(NL), De Brakke Grond,‘15 Vlaamse Fotografen’ 1984: Gent: Kunstwerken verworven door de Vlaamse Gemeenschap in 1982-1983 Centrum voor Kunst & Cultuur Sint-Pietersabdij 1984: Lorient (F), Rencontres photographiques en Bretagne 1985: Antwerpen, Museum Sterckshof 1986: Essen (D), Folkwang Museum 1986: Gent, FNAC-Galerie 1987: Liège, Photographes de la Communauté Flamande. MAMAC - Musée d’Art moderne et d’Art contemporain 1987: Turnhout, ICC-videoprodukties 1974-1982 1991: Alden Biesen, ‘Human Scènes’ 1992: Gent: ‘De Toverdoos’ 2005: Fotomuseum Antwerpen, ‘Belgische Fotografen 1840 - 2005’ 2006: Gent: ‘In Gent Getogen’, Galerie Link 2006: Gent: ‘Oeverture’, Galerie Art Track 2010: Istanbul (TR), XXXIII Fisae International Ex-Libris Competition Exhibition

Werken in bezit van

Fotomuseum Antwerpen (B) Rijksprentenkabinet, Leiden (NL) Erasmus Universiteit (NL) Ministerie van Nederlands Cultuur Canadees Fotomuseum, (CAN) The National Library of Wales, Aberystwyth (GB) La Bibliothèque Nationale, Paris (F) Privé-collecties

Publicaties

(selectie) Photojahrbuch International, Leipzig 1968, ’69, ’70, ’76 . Photographic Jearbook, London 1974-1975 • British Journal of Photography Annual 1974, ’75. Tijdschriften: Jazzwereld, Ouders Van Nu, Wij, De nieuwe linie, Vrijdag en in boeken zoals: De Leie, Gent, NTG-Jubileumboek, Tweede Huwelijk

Bibliografie ‘Kunstambachten in Oost-Vlaanderen’ 1977, p. 100-105 ‘15 Vlaamse fotografen’ 1977 ‘Belgisch Kreatief Ambacht’ 1979, nr. 3, p. 2-11 ‘De Fotografie in België 1940-1980’ 1980, p. 29 ‘Camera Belgica’ 1980 ‘Gaselwest’ 1981, nr. 1, p.14-15 ‘Arttribune’ 1981, nr. 4, S. 19 ‘Foto’ (NL) 1981, nr. 8, p. 52-59 ‘Foto’ (NL) 1982, nr. 9, p.72-74 ‘Foto’ (NL) 1989, nr. 1, p. 65-66 ‘Beeldenkommazomaar punt’ 1982 ‘Panorama’ 1982, nr. 84, p.12-17 ‘Fotografie als document’ 1983 ‘Biënnale van de kritiek’ 1984, p. 51 ‘15 Vlaamse fotografen’ 1984, p. 10-11 ‘FFotoview’ (GB) 1984, nr. 8, p. 10 ‘Belgisch Kreatief Ambacht’ 1984, nr. 1, p. 15 ‘Perspectief’ 1984, nr.18/19, p. 15 ‘Ora pro nobis’ catalogus, 1985 ‘Kontakt’ FNAC, maart 1986, p.71-73 ‘Visionage’ Olympus, 1987, nr. 8, p. 2 ‘Visionage’ Olympus, 1989, nr. 12, p. 5 ‘Samenscholing van foto’s te Luik’ , Vooruit , 1987, 09 : b/w ill. ‘Le mois de la Photo à Liège: Savoir le regarder en face’, La Wallonie , 1987, 10 / 02 : b/w ill. ‘Les Chiroux’, Supplément au numéro 10/87. Mois de la photo - Liège Octobre 1987. ‘ICC-videoprodukties 1974-1982’, Warande 19/12/’87-10/1/’88. Turnhout : De Warande, 1987 -

n. p. : b/w ill. D/1987/1848/3

‘Yang’ 1991, nr.2/3, p. 76-90 ‘Fotografie in Oost-Vlaanderen’ 1992, p. 101-104 ‘Landschap 92’ 1992, p. 28-29 ‘De paradox van de fotografie’ 1992, p. 269 ‘Auer Index des photographs de 1839 à nos jours’ 1992, Ed. Camera Obscura ‘Pour une histoire de la photographie en Belgique’ 1993, p. 78-79

‘Le Dossier Panorama’, Art & Culture .1993, May pp. 10 - 13 : b/w and col. ill.

‘Beelden voor een naam’ Mensenbroeders 1993, p. 13, 27, 31, 39,40 ‘Foto Manifestatie Eindhoven’ (NL) 1994, p. 25; cat. nr. 51 ‘Openbaar Kunstbezit in Vlaanderen’ 1994-4, p. 153 ‘Focus’ (NL), 1996 jg.83, nr.9, p. 77 ‘Kunst in België na 1975’, Flor Bex, Mercatorfonds, 2001, p. 246/1984.9 ‘De Lichte Kamer’, 2005, p. 70, 85 ‘Eeuwigdurend Aandenken’, catalogus 2005, ISBN 9076686238 ‘Belgische Fotografen 1840 - 2005’, Fotomuseum Antwerpen, p. 288-289 ‘Cité3’, catalogus 2005, ISBN 9077582053 ‘In Gent Getogen’ 2006, pag. 14-17 ‘Levensrituelen, Dood & Begrafenis’

Kadoc Studies 31, Univ. Pers Leuven, 2007, 10 foto’s

‘Het Grote Rivierenboek’, Ons Erfdeel, 2008, 15 foto’s ‘Ces Fleuves qui nous unissent’, Ons Erfdeel, 2008, 15 foto’s ‘UITGEDRUK’, Kunst voor 11.11.11, 2008, p. 77 ‘Beeld Express’, n° 4, 2008, p. 32-37 ‘Coal Face’, Het Vevolg vzw, p. 70-77, 2010 ‘Tiête ed Bos’, textes Pierre Delannoy, photographies Carl Uytterhaegen, Editions Engelaere, 2010


Uytterhaegen is een man die zeer geëngageerd is in alles wat hij doet, zijn werk, zijn leraarschap, de restauratie van zijn huis, zijn wijk, zijn stad. Hij is, actief in een buurtcomité en zeer betrokken bij de problemen van stadsvernieuwing en milieube- scherming. Hij vindt Vetarm en Cambodja schrijnende dingen maar te geruststellend ver weg. Zijn activiteit in het buurtcornité is voortgevloeid uit de restauratie van een pand dat hij was gaan betrekken in het oude Begijnhof te Gent,. Meteen in de kern van de hele woon- en leefproblematiek van deze prach- tige historische stad. Als je bij Carl Uytterhaegen binnenloopt, dan weet je dat dit een zeer persoonlijk decor is voor een zeer persoonlijk artiest. Trappen en niveaus, kunst aan,de wanden mooi licht, veel natuursteen en hout, speels en ge- ordend, een fraai interieur om zichzelf te zijn. En een ongelooflijke stilte in het hart van de stad. Karel Van Deuren (“FOTO” 8/81; NL)


…Met de documentaire fotografie van Carl Uytterhaegen 1944) hebben we kennisgemaakt op de kind-tentoonstelling van Walter De Mulder in het Groot Begijnhof te Gent(1978). Een indrukwekkende reeks van 200 foto’s is het geworden over een mijnwerkerscité Les Corons te Auchel (Noord-Frankrijk), die in 1870 gebouwd werd. Wat oorspronkelijk een wijk was van sociale woningen is nu een bidonville geworden. Uytterhaegen heeft 5 jaar aan deze documentaire g ewerkt die hij heeft opgebouwd rond het verhaal van een bepaald gezin van een gehandicapte vader en 11 kinderen. De tentoonstelling die hij voorbereidt zal eruitzien als een boek dat van nabij gelezen kan worden. Even opkijken voor hen die van Carl Uytterhaegen alleen zijn artistiek werk kennen.…

‘De Fotografie in België 1940-1980’ Deurne 1980


CARL UYTTERHAEGEN


Voor hem lijkt de fotografie wel het onmisbaar middel om zijn persoonlijke relatie met al wat des mensen is een meer geloofwaardige basis te geven, of juister: een zinniger inhoud dan enkel die van de existentie. Zo groeit bv. stilaan wat hij noemt een “sociaal geëngageerde reportage” in een Noordfrans mijnwerkersplaatsje. Maar die beelden kregen een dubbele betekenis: een louter pikturale, het beeld om het beeld, en een uitgesproken sociale: de aandacht vestigen niet enkel op de materiële nood, zoals men het gewoon is, maar vooral op de geestelijke achterstand van de mensnaast-de-deur. De materiële nood werd voor een goed deel weggewerkt, maar de geestelijke ontplooiïng volgde niet zoals het moet. Sociaal engagement is een veel misbruikte slogan die voor veel misbruiken doof en stom blijft, maar Uytterhaegen is gevoelig voor de mens in de meest sociale zin: de mens is evenmens, ongeacht zijn welvaart of armoe, zijn gaven aan hersens, spieren, charme of schoonheid. De mens is altijd mooi, vooral boeiend, en bestaat niet uit “sociale gevallen” alleen. Natuurlijk is de één schilderachtiger dan de andere. Hij lokt ze voor zijn lens op zijn tochten door het land. Er is een overvloed aan beeldmateriaal in de mensenwereld. Deze tak van zijn fotografie noemt hij “kontakt-portretten”. Het kontakt van de toeschouwer met hen gebeurt via deze vorm van fotoreportage. De armsten, de nederigsten, maar ook zelfbewuste of groteske eksemplaren, zij allen kijken recht in het objektief. Dit is voorwaarde. Zij kijken naar jou via hun beeltenis, via hun eigen bewuste aanwezigheid in hun eigen omgeving van huisjes en kamertjes, stegen en tuintjes, natuur en onnatuur. “Omdat zij lief zijn, angstig zijn, eigenaardig zijn, zelfbewust zijn, aanstellerig zijn, alledaags zijn, triestig zijn, hard zijn... gewoon omdat zij zijn wie zij zijn of willen zijn, fotografeer ik ze, isoleer ik ze omdat je - niet wetend wie ze zijn - er je kan in projecteren, ze zien zoals je ze wilt zien... Voor mij zijn die statische “kontakt”-portretten een sterke bron van dynamiek.”


Na Latijns-Griekse humaniora studeerde hij één jaar opvoedkunde aan de Rijksuniversiteit te Gent. Volgde gedurende twee jaar kursussen aan de “Ecole supérieure des techniques de publicité” te Brussel. Op fotografisch gebied autodidakt. Sinds 1965 zelfstandig fotograaf te Gent, thans ook professor aan het Hoger Sint-Lukasinstituut te Brussel, Dank zij de ruggesteun van zijn vrouw moest hij zich nooit zodanig binden dat zijn vrije fotografie er zou onder lijden, wat inderdaad niet zo makkelijk is voor iemand die met het medium aan de kost moet komen. Zijn grondprincipes zijn: 1) Zonder solide technische basis sta je nergens. Het is als een gereedschapskist vol kennis. Vooral de jongere generatie toont zich onwennig tegenover het begrip “vakmanschap”, dat zo verregaand in tegenspraak is met de verleidelijke ideeën van een vrije kunstuiting, van onbelemmerde persoonlijkheid, enz. 2) Het negatief is heilig: daar knip je niet aan. De bladschikking wordt in de zoeker gemaakt, niet door het verknippen van je negatiefbeeld. Dit is een erezaak voor Uytterhaegen en tevens een bron van min of meer grote spanningen bij de opname, vooral wanneer beweeglijke objekten als mensen het beeld vormen. Om zulke spanningen even te ontlopen zoekt hij rust in de natuur: “Een landschapsfoto is voor mij een statisch beeld van een fragment uit een mij omringende natuurwereld (vertrouwd of vreemd). Het is een reductie van het weidse tot een segment zonder kleur noch klank... een landschapsfoto is - naast andere mogelijkheden - een overdracht van begrippen zoals rust, romantiek, dreiging, verwondering, eenzaamheid, harmonie e.a. Het is voor mij een droombeeld, door de realiteit omringd.” Tot deze kontemplatiefotografie behoren ook zijn “vensterlandschappen”: achter ramen leven mensen. In hun ramen wordt hun liefde weerspiegeld voor de kleine betekenisarme dingen van het leven. Hun liefde voor porseleinen honden, voor plastieken dozen en kaktussen, voor honderd andere tedere waardeloze of smakeloze voorwerpen. Getuigenissen van hun eenvoudige kultuur. Maar het raam is ook een oog op de wereld, op de straat.” En onze straten en landschappen worden bovendien bewaakt door een ander oog: de verkeersspiegel. “Nergens vind je er zoveel als in ons land. Maar zij hebben mij geïnspireerd.” De verkeersspiegels kijken toe, hun iris vervormt met het doel de wereld in één enkele blik te vangen. Maar kijken wij, mensen, niet door een vervormend oog naar de wereld en wordt de wereld niet gedeformeerd door woorden, gewoonten, wetten ?

“De deformatie die je in verkeersspiegels te zien krijgt is de reflektie van de maatschappij. De maatschappij zelf is vervormd. Wij krijgen haar nooit te zien zoals zij is, maar wel zoals zij zich voordoet.” Maar het fotograferen in zulke spiegel ligt toch dicht bij de subjektiviteit?

Ik heb niets tegen subjektieve fotografie. Vroeger heb ikzelf geëxperimenteerd met grafische film enz. Subjektieve fotografie loopt langs zijtakken die evenwaardig kunnen zijn, maar het medium in kwestie soms zodanig uit het oog verliezen dat alle relaties feitelijk verbroken worden.” In dit experimenteren gaat vaak een onbezonnen jacht op andere schatten schuil: op de genialiteit in jezelf. Experimenteren om een baanbreker te zijn. Maar je mag al heel blij zijn als je een kunstenaar met een eerlijk hart opgraaft uit het onbekende van je ego. Uytterhaegens ego ontdekt zoveel in de fotografie. Want naast de reeds genoemde kontakt-portretten en landschappen maakt hij ook “geposeerde” portretten, die van de andere verschillen enkel door het feit dat dan de mens naar hem komt, komt om te poseren in een hem vreemd milieu. Hij ook kijkt in de lens, hij ook is behept met menselijke defektjes, en menselijke kostbaarheden sieren ook deze man of vrouw. Filip Tas ‘Kunstambachten in Oost-Vlaanderen’ Gent, 1977 - pag. 100-105



Als je mentaal niet zuiver staat, kun je ook fotografisch niets zuiver doen

Carl Uytterhaegen is vanuit een gegronde zelfverzekerdheid bewust met fotografie bezig omdat het hem een grenzeloze vrijheid biedt. Hij is angstig geboeid door de dood en eerbiedigt eik oerreligieus gevoel. Dankzij zijn persoonlijke visie op eik aspect afzonderlijk, lukt het hem een synthese in één beeld om te zetten en telkens opnieuw een illustere totaalsfeer naar de kijker door te spelen. Hoe hij ook naar eenvoudige fotografie streeft en zijn resultaten mogelijk zo overkomen, uiteindelijk kunnen ze als reflectie van zijn persoonlijkheid nooit eenvoudig zijn. Bijgevolg trekt hij via het beeld de aandacht en wordt de toegangspoort bereikbaar voor de kijker die ziet. Carl Uytterhaegen voelt zich in de eerste plaats een beeldend kunstenaar voor wie de fotografie een middel tot expressie is. Dat deze man zich bijgevolg vragen stelt over de fotogalerij -an sich”, ligt voor de hand. In principe kan de fotografie als beeldend middel immers niet losgekoppeld worden van de andere kunstdisciplines. Hij betreurt dan ook ten stelligste dat dit wel is gebeurd. Hieruit volgt namelijk dat de fotograaf, die als kunstenaar erkenning wil, nergens anders terecht kan dan in een fotogalerij. Dat kan een verklaring zijn voor het feit dat de fotografie binnen de artistieke media vooralsnog het «lijdend» voorwerp blijft. Spijts de stroomversnelling waarin de fotografie is terechtgekomen, houdt ze in wezen een massa stimulansen in, die het Carl Uytterhaegen telkens opnieuw mogelijk maken zich uit die isolerende positie los te rukken en dat heilig vuur brandend te houden. Ook Carl Uytterhaegen gaat over onze landsgrenzen, met als vertrekpunt echter een gecombineerde uitdaging. Vooreerst valt op dat hij zich in zijn verplaatsingen steeds verder van Vlaanderen verwijdert. Dit impliceert nochtans geen verloochening van Vlaanderen. Denken we maar aan enkele van zijn fotoreeksen, die precies daar zijn gestart (kerkhoven, processies...) enlof voleindigd (verkeersspiegels). Door echter letterlijk steeds verderliggende grenzen over te steken, verlegt hij voortdurend figuurlijk voor zichzelf die grenzen. Hij daagt zichzelf uit om barrières te overschrijden om bij wijze van evolutie de wereld af te tasten. Bovendien is de manifestatie van vrijheidsbeleving veel groter en intenser dan wanneer ze hem hier te beurt valt. De tweede uitdaging is de fotografische zelf. Hongkong, Sri Lanka... veroorzaken geen andere betrokkenheid van de fotograaf. In wezen gaat het ook daar om mensen, land, water en religie. Het eventueel eenmalige van een dergelijke confrontatie is niet alleen spannend maar vereist ook een voortdurend concentratievermogen. Bovendien krijgen de aldaar opgenomen situaties een extra-dimensie wanneer men niet direct een herkenningspunt ervaart. De spanning binnen het beeld is als centraal gegeven belangrijk want pas dan wordt de verbeelding van hij die ziet terwijl hij kijkt, uitgeschakeld en wordt een bewustzijnsverrijking in de plaats gezet. Carl Uytterhaegen heeft een veelzijdig engagement dat fotografisch tussen twee uitersten, leven en dood, vorm krijgt. Leven betekent vrijheid, de dood het niet te ontkomen einde. Het oeuvre van Carl Uytterhaegen refereert aan de stelling van Goethe dat Kunst ontstaat dankzij de permanente pendelbeweging van de menselijke geest tussen de uitersten: tijdelijke-eeuwige; aardse- bovenaardse; materialistische-metafysische.... die resulteert in enerzijds sensorische (op de zinnen gerichte, naturalistische) en anderzijds imaginatieve (op een beschouwelijke instelling gerichte, abstracte) kunst. Zowel Uytterhaegens uit de werkelijkheid gegrepen als zijn abstracte beelden ten gevolge van een meditatieve instelling, bieden daarvan een boeiende illustratie.

Christine Adam ‘Contact’ , FNAC, maart 1986, p. 71-73


Indien men mij wil katalogeren als dokumentair fotograaf past dit waarschijnlijk het best bij wie ik ben...

Vanuit een warm, nostalgisch gevoel heb ik scherpe herinneringen van toen omgezet in scherpe beelden van nu... geeft Carl Uytterhaegen als ondertitel aan zijn ‘Ora pro nobis’, een werk over ommegangen, goedevrijdagprocessies in Spanje, pardons in Bretagne, sakramentsprocessies in Vlaanderen. Uytterhaegen voelt aan dat er een ‘wederoproep’ is van de massa’s binnen de kerkelijke struktuur. De vergelijking met de jaren dertig wordt aangevoeld, waar in iedere processie die in een geïllustreerd tijdschrift terechtkwam, met een paar foto’s de ‘macht’ van een organisatie afstraalde. Wie meedoet, kan niets overkomen. Dit zinnetje spookt een hele tijd door het hoofd wanneer je de motivatie begrijpt die deze ascetische beeldenfilosoof bezielt bij het op pad gaan met het fototoestel. Als het ware gegroeid uit de stilte van de kontemplatie, zijn de fotobeelden van Uytterhaegen een neerslag van onze Westerse manier van leven, een manier van leven die gegroeid is uit de kristelijke achtergronden die in onze gewesten heel zwaar doorwegen. Uytterhaegen formuleert, naast de stilten van het evenwichtige beeld met de gulden snede en koele observatie, een aanklacht over absurditeiten die hij als scherpe waarnemer opmerkt. Hij doet het subtiel, afstandelijk... Zijn fotografie is een heldere en klare taal, zonder de gekompliceerdheid van ‘kunstige’ ingrepen. Daardoor funktioneert het werk van deze fotograaf als een katalysator om een aantal mentale processen aan te drijven waardoor een ruimere bewustwording van natuurlijke, maatschappelijke en kulturele processen ontstaat. Dit geldt niet alleen uitdrukkelijk voor de sociaal-dokumentaire reportage over ‘Les Corons d’Auchel’, maar ook, zij het minder expliciet, voor de op het eerste gezicht meer afstandelijke en vrijblijvende opnamen die soms toevallig, maar dikwijls planmatig ontstonden... . In de fotografie van Uytterhaegen is onmiskenbaar het werk over Auchel het verschrikkelijkste wat ik ooit heb gezien: de beeldkracht van deze ‘komparatieve’ sociaal-dokumentaire is zo sterk door het uitzichtloze dat op de kijker afkomt en honderdvoudig versterkt wordt door de portretten met een aantal jaren tijdsverschil ertussen: achter de ogenschijnlijk vormelijke, strakke objektiviteit van zijn fotografie, een gegeven dat door de kijker eerst wordt ervaren als afstandelijk, groeit het besef meer en meer bij een tweede blik op dit dokumentair drama, dat de fotograaf zodanig getroffen werd dat dit onherroepelijk moet geleid hebben tot identifikatie met de mensen die veroordeeld zijn om er met hun kinderen te overleven: De foto’s zijn gemaakt met zo een grote gevoeligheid dat je er niet kunt over schrijven zonder de schaamte en het respekt dat ellende oproept. Het is een beeld van verschrikking met nog enkel zeldzame herinneringen aan mooie en echte dingen, een glimlachend kind, een bloem, ravottende jongens, een jonge vrouw. Maar die geven juist aan, dat Auchel is als een schunnige verwensing.. . “ ” De obsessie van Uytterhaegens afkeer bijt zich vast in het leven van een paar families die hij volgt, waarmee hij bevriend geraakt, waarin hij zijn interessevelden: leven, liefde, dood, in die vijf jaar de vorm van beelden ziet aannemen. Een imagerie van aftakeling: de eerste stap naar de dood. De aantrekkingskracht die kerkhoven op deze fotograaf uitoefenen, afgetakelde muurtjes zonder cement, een olijfbomenveld, het schele jongetje waarvoor geen geld is om de oogoperatie te betalen en het meisje dat vrouw wordt en op een paar jaar tijd volledig is afgetakeld in Auchel, zijn bij Uytterhaegen exponenten van een meditatieve instelling, een engagement dat fotografisch tussen twee uitersten vorm krijgt: leven betekent vrijheid, de dood het niet te ontkomen einde.” Het werk van Uytterhaegen is altijd een werk van lange adem: ieder onderwerp, of het nu zijn graffitti ‘All You Need Is Love’ of zijn ‘Kerkhoven in de wereld’ of ‘Auchel’ betreft, het worden, na jaren intens zoeken, volledige essays. Fotografie is voor mij eigenlijk het steeds opnieuw herkauwen van existentiële problemen, universele problemen. Ik kan geen foto’s maken over gevoelens waar ik innerlijk niet mee bezig ben. Ik denk dat de kracht van beelden juist komt uit de eerlijkheid en betrokkenheid waarmee ze gemaakt zijn. Mijn eigen ‘problematiek’, om het zo te stellen, is steeds mijn vertrekpunt voor het maken van werk. Indien men mij wil katalogeren als ‘dokumentair fotograaf past dit wellicht het best bij wie ik ben. Doorheen zijn werk geeft men zichzelf totaal bloot. Via het medium fotografie wil ik voor de komende generaties tradities, gewoonten, kultuuruitingen en dergelijke ‘bewaren’, vanuit mijn standpunt gezien natuurlijk. Vanuit dat standpunt ben ik een dokumentarist. Boek ‘Fotografie in Oost-Vlaanderen’, (D/1991/0914/4); Mark Van Gysegem, Gent 1992; p. 101-104


Carl Uytterhaegen In de voetsporen van Eugene Smith Tien jaar geleden, op, 15 oktober 1978, overleed W. Eugene Smith. Gedurende de grote bloeiperiode van de documentaire fotografie, de jaren net voor, tijdens en na de tweede wereldoorlog, verschenen zijn foto’s in het legendarische weekblad Life, dat een spiegel wilde zijn van belangrijke en ingrijpende gebeurtenissen; een rol die nu door de nieuwsuitzendingen van de televisiestations grotendeels is overgenomen.

Smith richtte zijn hele handel en wandel naar de idee dat men met foto’shet aanschijn van de wereld kon veranderen. Hij bracht met luide, krachtige stem verslag uit van mistoestanden en onrechtvaardigheden, zodat zijn foto’s een duidelijk geformuleerde aanklacht werden. Bij voorkeur gebruikte hij niet het enkelvoudige beeld; hij beet zich vast in zijn onderwerp en maakte een beeldenreeks, een fotografisch essay. Bekend zijn: Spanish Village, Nurse Midwife, Country Doctor, A Man of Mercy (over Dokter Albert Schweitzer) en zijn levenswerk “Death Flow from a Pipe”, Met dit laatste richtte hij de aandacht van de hele wereld op het kleine Japanse Minamata. Een grote fabriek loosde er haar kwikhoudende afval via een pijpleiding in een baai waar duizenden mensen door de visvangst van leefden. Nergens ooit had de mensheid zo liet eigen leefmilieu aangetast en zelfs gevaarlijk voor zichzelf gemaakt. Nu is het, oneerbiedig uitgedrukt, haast dagelijkse “kost” geworden: Tsjernobil, Bopal, zure regen, kernafval waar men geen blijf mee weet, zeeën waaruit stilaan al het leven verdwijnt.

Eugene Smith bleef in Minamata rondhangen. Het moest veranderen. Verbeten fotografeerde hij. Allerlei tegenkantingen, zelfs aanslagen op zijn leven, konden hem niet tegenhouden. Hij leefde intens mee. Het verdriet van de mensen werd het zijne. Uiteindelijk werden er stappen genomen om de fabriek te sluiten. Het kwaad was nochtans geschied: duizenden mensen waren vergiftigd door het kwikafval die ze jaren naeen hadden ingenomen door het eten van de vis uit de baai van Minamata, ze werden ongeneeslijk ziek, hun kinderen kwamen gehandicapt ter wereld.

Gentenaar Carl Uytterhaegen, leraar fotografie en zelf documentair fotograaf, is door het werk van Smith sterk beïnvloed. Hij ook fotografeert bij voorkeur in reeksen, legt zich toe op het sociale aspect; zijn beelden van het Noordfranse mijnstadje Auchel behoren tot het beste, tot het meest doorleefde wat er op dat gebied in België gepresteerd is (zie FOTO 8/81).

Uytterhaegen ontmoette Smith tijdens de fotohoogdagen van 1975 in Arles. Nu nog spreekt hij met ontroering in zijn stem over hoe Smith met betraande ogen de wereldberoemde foto van Tomoka en haar moed in het bad liet zien. Het kon niet uitblijven. Uytterhaegen wilde in de voetsporen van Eugene Smith lopen? Hij trok naar Japan. Hij ging op zoek naar Minaniata. Maar ik zal hem zelf aan het woord laten, hem laten vertellen wat hij er zag en ervaren heeft.

‘Toen ik naar Japan ging, wilde ik ten alle prijze Minamata zien. Maar ja, ik wist niet waar dat gelegen is. Ginder hebben ze me verteld dat het in het zuidelijkste eiland van de Japanse archipel, in Kitishu, gelegen is. Ik nam er de trein naartoe. Daar kwam ik dan in het station aan. Niemand niemand die daar Engels sprak. Er was een soort inlichtingenkantoor. Toen begon de babelse spraakverwarring tussen de loketbediende en mij pas voorgoed. Uiteindelijk moet de man gedacht hebben dat ik wilde gaan vissen, want hij stopte me een folder in de hand waarop niet tekst met uitleg beschreven stond hoe je in Minaniata een sportvisvakantie kon meemaken. Hij kwam zelfs vanachter zijn loket en ging niet mij mee om te wijzen waar ik de bus moest nemen. Ik heb die mens met veel gebarentaal vriendelijk bedankt en ben op een bankje voor het busstation gaan zitten. Recht tegenover me zag ik de bewuste fabriek...

Het was toen net de vooravond van Hiroshima. E kwarnen vier vrouwen die een spandoek met een Japanse tekst erop ontvouwden. Ik, sprak hen aan. Een van de vrouwen sprak een mondje Engels. Ik legde baar uit waarom ik naar Minamata gekomen was, dat ik vooral wilde zien waar Eugene Smith had gefotografeerd. ‘Wacht”, zegde ze, ‘ik zal mijn man opbellen, die spreekt beter Engels, die zal je alles wel uitleggen.” Hij is gekomen. Helaas had hij geen tijd. Ondertussen had bij iemand gecontacteerd die me zou rondvoeren: een gehandicapte, indertijd had hij eveneens die kwikvergiftiging opgelopen.

Ik, voelde me de koning te rijk. Ik zat er midden in. Ik stond eindelijk in de voetsporen van Smith. Dat werd me een ervaring! Die man sprak geen woord Engels, ik ken geen Japans Hij gaf heel de tijd uitleg, in het Japans Ik antwoorde in het Nederlands. Toch is me veel duidelijk geworden, want we behielpen ons met gebaren en geluiden e.d.

De fabriek staat er nog. Ze maken er nu iets heel anders. In de plaats van de bewuste pijp is er een soort betonnen geul in de richting van de zee aangelegd. Daar loopt nog lozingswater door, maar gezuiverd nu.

Eigenlijk is Minamata één grote baai niet verscheidene kleinere baaien, een erg ingekerfd kustgebied. Voor de baai liggen eilanden die als het ware een soort afsluitdijk vormen. Als er kwikhoudende afval geloosd werd dan bleef die sterk geconcentreerd ronddrijven, zodat het niet anders mogelijk was of heel de vispopulatie was aangetast. De man lootste me ook langs boekenwinkels.

Later heb ik over heel Japan dezelfde kanjers van boekwerken over deze milieuramp zien liggen: beschrijvingen, juridische rapporten, getuigenissen. Maar allemaal uitsluitend in het Japans. Jammer, want die informatie zou ik graag doornemen.

De vrouw die haar man had opgebeld, had me eveneens het adres van Aileen Smith gegeven, de Japanse vrouw met wie hij getrouwd was. Ze woont in Kyoto. Ik heb ze opgebeld. Jammer genoeg had ik zo’n tijdgebrek. Ik heb geprobeerd en geprobeerd om met een latere trein naar Tokyo terug te keren, wat uiteindelijk onmogelijk bleek; alles zat vol. Een uur heb ik niet haar kunnen spreken: over Smith, over zijn fotografie. Dat was fantastisch! Dat vergeet ik mijn hele leven niet!”

Xavier Rombouts ‘Foto’(NL) jan/feb. 1989


THE MAN WITH THE PLAN Carl Uytterhaegen, documentair fotograaf

Stefaan Anrys

Zijn huis in het oude Begijnhof in Gent noemt hij een metafoor voor wie hij is. ‘Het grenst wel aan de straat, maar je moet eerst door een tuintje. Je moet een aantal drempels overwinnen om bij mij binnen te raken.’ Carl Uytterhaegen is fotograaf en was tot 2000 docent fotografie. Menig student heeft getrild als een espenblad. Uit schrik voor de autoritaire pennetrek waarmee Uytterhaegen studentenfoto’s naar de prullenbak verwees. Hij kon leerlingen maken of kraken. Zijn eigen werk is tijdloos, vleesloos. Mensen zijn schaars en de beelden zijn verstild, als waren het landschappen. Uytterhaegen is een man van ideeën. The man with the plan. In Amerika noemen ze hem mister black border’.

Uytterhaegen brengt zijn foto’s meestal uit in reeksen, waar hij gemiddeld vijf tot zeven jaar aan werkt, soms zelfs 35 jaar. Niet onafgebroken, want de verschillende series lopen door elkaar. Processies en ommegangen, verkeersspiegels, graffiti en tekeningen van hartjes of seks, slapende mensen, kerkhoven: met een duidelijk opzet voor ogen, trekt de fotograaf door binnen- en buitenland en schikt hij zijn prenten in een thematische reeks. Beelden die schijnbaar nergens thuishoren, brengt de fotograaf onder in een aparte reeks, Beeldenkommazomaarpunt’.

De kranige zestiger heeft iets van een observerende asceet en op het eerste zicht doen veel van zijn foto’s kil en afstandelijk aan. Maar bij sommige prenten, kan je niet anders dan getroffen worden door de soms schrijnende situatie die geportretteerd wordt. Helemaal ondersteboven was de fotograaf van de mijnwerkerscités (les corons) in het Noord-franse dorpje Auchel. Hij volgde de bewoners, die er in uitzichtloze enerbarmelijke omstandigheden overleefden, vijf jaar lang en verzamelde meer dan duizend clichés.

Twintig jaar later keerde hij terug. De dood speelt, net als het leven en de liefde, een belangrijke rol in ‘s mans werk. In Les Corons d’Auchel’ ademen een lelijk kindvrouwtje en een scheel jongetje aftakeling uit. Zijn fascinatie voor het levenseinde is ook terug te vinden in Eeuwigdurend Aandenken’, een fotoreeks over begraafplaatsen.

Uytterhaegen is een documentair fotograaf. Hij wil verzamelen en bewaren voor het nageslacht. Zijn reeks over de processies is daar een voorbeeld van. In tegenstelling tot de reporter-fotograaf die vooral brandend actuele onderwerpen fotografeert, neemt Uytterhaegen de tijd om zijn fotoprojecten minutieus uit te werken. Zijn kerkhoven zijn ontdaan van alle franjes en menselijke aanwezigheid en tonen hoe anders men zijn doden begraaft op alle plekken van de wereld.

Uytterhaegen is een erudiet en belezen man. Hij schreef een dikke turf over documentaire fotografie, fotojournalistiek en oorlogsfotografie (‘Goed Belicht’). Hij heeft voor zijn eigen werk zelfs nieuwe woorden verzonnen, neologismen. Op bepaalde portretten zien we mensen die hij toevallig ontmoet en na een kort gesprek recht in de lens kijken. Het is enkel bij gratie van de camera aan zijn nek, dat hij passanten kan aanspreken en stoppen. Daarom noemde hij die foto’s kontaktportretten’, omdat de magie van de lens contact doet ontstaan tussen twee wildvreemden. Een ander soort foto is het vensterlandschap’, waarbij hij vastlegt wat mensen zoal voor hun vensterraam plaatsen. Maar door de band wil de fotograaf onopgemerkt zijn gang gaan, als een vlieg die door de kamer zoemt. Geen zwaar alaam, geen statief, geen grote fototas die hij moet meezeulen. Ik gebruik een Leica omdat ik een camera wil waarmee ik discreet kan werken en die er amateuristisch uitziet. Je krijgt makkelijker toegang tot personen of een situatie met een heel simpel uitziend toestel.

Nagenoeg al zijn foto’s zijn zwart-wit, een enkele interieurfoto niet te na gesproken. Het is de idee achter de foto die telt. Zwart-wit werkt abstraherend. Het laat de toeschouwer alle vrijheid om de foto met zijn fantasie in te vullen. Als ik een foto laat zien van een rode muur, kun je niet anders dan een rode muur zien. Je kan daar geen abstractie van maken. Maar als ik een zwart-wit foto van een muur trek, kan je als beschouwer invullen of die muur blauw, geel, rood is.

Uytterhaegen is docent geweest aan de Gentse Academie (KASK) en aan de kunsthogeschool Sint-Lucas in Brussel. Hij kreeg studenten in de klas die intussen naam maakten in België: Carl De Keyzer, Dirk Braeckman, Michiel Hendryckx, Lieve Blancquaert, Patrick De Spiegelaere, Freya Maes, Lucas Jodogne, Priscilla Bistoen, Sebastiaan Schutyser, Nick Hannes, Filip Claus, Yann Bertrand. Als hij één les heeft willen doorgeven, dan wel deze: het negatief van een foto is heilig. De fotograaf moet zijn beeld op het moment van de opname kadreren en niet achteraf in de donkere kamer prutsen’ aan het eindresultaat. Uytterhaegen laat daarom altijd het volledige negatief afdrukken. Dat zie je aan de zwarte rand rond de foto, wat hem in Amerika de bijnaam mister black border’ opleverde. Nog iets dat hij gemeen heeft met de grote Cartier-Bresson: de eenvoud van zijn beelden. Ik wil dat de toeschouwer bij het zien van mijn foto’s denkt: dat kan ik ook. De vormgeving die ik nastreef, moet duidelijk en eenvoudig zijn, zodat de kijker niet wordt afgeschrikt.

Stefaan Anrijs ‘In Gent Getogen’ catalogus, 2006, p. 14-17


Kalamazoo Gazette, Sunday, September 2, 1973 PHOTO HOBBYING BY ALVA L.DORN,FPsA Gazette Picture Editor

Black Line Printing For Exhibit Photos

Styles change in photography as in many other forms of art the individual’s creativity is unrestrained. Techniques, or trends, once frowned upon or long forgotten almost overnight may become very popular. Right now this is happening in the making of black and white prints, especially for display and exhibition purposes. Of a sudden many photographers, particularly of the younger generation, are printing a narrow black line around the image proper and allowing plenty of outside border. And even some hard - nosed darkroom perfectionists who once felt the appearance of any such black on the edge of a print indicated sloppy work are admitting the intimation of a frame in this manner is different... and attractive. This line printing should not be confused with the hand drawn pen and ink lines sometimes employed by portrait photographers in the past. This even extented to multiple lines, thick and thin lines, gray shading for a full frame, gray shading on two sides and “shadowing” -a gray shade or solid black on two sides - among others. This columnist first noted this new trend several months ago in Camera Magazine, one of the world’s outstanding photographic publications printed in Switzerland, in presentation of a photographer’s portfolio. Obviously, it has been going on long before that time. In subsequent issues, more frequent use has been made of the line, which actually is that narrow edge of “clear film” that’s around the average black and white negative. (It’s indicated in this pastoral scene shot in Norway on 35mm film by the writer; reader should try and visualize how it would look in an exhibit presentation with considerable white border). Then we had occasion to view within a single week prints by one of our younger friends in photography and the exhibit of Belgian photographer Carl Uytterhaegen at the Four Winds Gallery - both were using this printed line technique and it certainly complemented their work. Kalamazoo Gazette, Sunday, August 12, 1973

Print Exhibit If you didn’t get downtown last week to see the fine print exhibit by Belgian photographer Carl Uytterhaegen at the Four Winds Gallery, there’s still time, and it’s worth the effort. The show will be at Four Winds through tomorrow and then will hang in the library of the Education Resources Center in Sangren Hall on Western Michigan University Campus Thursday and Friday. The exhibition, of outstanding print quality, consists of photographs of graveyards and tombstones, both military and civilian, in Flanders.

KALAMAZOO GAZETTE Sunday, July 22, 1973 Art and Artist Photographs From Belgium Four Winds Shows Work By Carl Uytterhaegen By Edd Snyder Gazette Staff Writer From Aug. 6-13 the Four Winds Gallery will present an exhibition of prints by Belgian photographer Carl Uytterhaegen. The exhibition will consist of photographs of graveyards and tombstones, both military and civilian, in Flanders. Born in Zottegem, Belgium in 1944, Uytterhaegen has had his work appear in numerous magazines in Belgium and the Netherlands as well as in manny books. On two occasions he was the only Belgian photographer selected to participate in a major world exhibition in Leipzig, Germany. A self-taught photographer, Uytterhaegen is a professor at the Higher St. Lukes Institute in Brussels and at the Royal Academy of Fine Arts in Ghent. According to one European critic, ‘ He exploits to the maximum the possibilities of photography as a genre of its own.


…Met de documentaire fotografie van Carl Uytterhaegen 1944) hebben we kennisgemaakt op de kind-tentoonstelling van Walter De Mulder in het Groot Begijnhof te Gent(1978). Een indrukwekkende reeks van 200 foto’s is het geworden over een mijnwerkerscité Les Corons te Auchel (Noord-Frankrijk), die in 1870 gebouwd werd. Wat oorspronkelijk een wijk was van sociale woningen is nu een bidonville geworden. Uytterhaegen heeft 5 jaar aan deze documentaire g ewerkt die hij heeft opgebouwd rond het verhaal van een bepaald gezin van een gehandicapte vader en 11 kinderen. De tentoonstelling die hij voorbereidt zal eruitzien als een boek dat van nabij gelezen kan worden. Even opkijken voor hen die van Carl Uytterhaegen alleen zijn artistiek werk kennen.…

‘De Fotografie in België 1940-1980’ Deurne 1980


Jonge fotografen in West en Oost-Vlaanderen....

Het is overwegend een groep van jonge fotografen die pas afgestudeerd zijn of korte tijd in het beroep behalve Walter De Mulder (1933) en Carl Uytterhaegen (1944) beiden belangrijke fotografen die ook als leraren-fotografie respectievelijk aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Sint-Niklaas en aan de Kon Academie voor Schone Kunsten te Gent een opmerkelijk aandeel hebben gehad in de opleiding van de jongste generatie.... ...

Carl Uytterhaegen (1944) noemt deze zwartwit-fotografie contemplatief. Ze is alleszins een oefening in aandachtig en bedachtzaam kijken en vraagt voor alles oog voor wat afgebeeld is, prachtig en technisch perfect, maar zonder behoefte aan esthetiserende oefeningen in de rechthoek. Een koel-enthousiast registrerende fotografie van schitterend gehalte... CC Heusden-Zolder, 27/03-17/04/1982 CC Waregem, 24/04-9/05/1982


Gentenaar Carl Uytterhaegen eregast op fototentoonstelling in kasteel van Laarne

GENT - Op het vijfde ontmoetingsfotosalon in het kasteel te Laarne is fotograaf Carl Uytterhaegen eregast met een fotoreeks «Olijfbomen van San Donato». Een gesprek met de fotograaf over kontemplatieve fotografie, mensen en het etiket van landschapsfotograaf. Carl Uytterhaegen Is een geordend man, alles omtrent hem is duidelijk omlijnd. Zelf splitst hij zijn werk op In veschillende tema’s, die hij graag samen niet enkele zinnen tekst tentoon stelt. - Les choses et leur philosophie». Uytterhaegen vindt zich ten onrechte gedoodverfd als landschapsfotograaf. Zijn grote passie in de fotografie Is altijd de mens geweest. Zijn levenswerk is een fotoreeks over het Europese kolenbekken (de zwarte sikkel); de Borinage, NoordFrankrijk en Wales. Wat ooit welvarende Industriegebieden waren zijn nu oorden vol bittere ellende. Het dorpje Auchel heeft tussen 1975-79 model gestaan voor de Noordfranse toestand. Uytterhaegen heeft door zijn vele bezoeken aan deze verarmde woongemeenschap het vertrouwen van de bewoners traag gewonnen, wat resulteert In bewogen fotografische dokumenten. Wat mij betreft het sterkste wat Uytterhaegen ooit maakte. Ook mensen zijn de - Kontaktportretten., portretten van toevallige mensen die de fotograaf om één of andere reden boeiden, even stilstaan, een kort gesprek mensen in de lens doen kijken. Foto’s die onmiddellijk kontakt opeisen. Kunst Wat in het kasteel van Laarne te zien Is. is niets van dit alles. De andere kunt van Uytterhaegen Is zijn kontemplatief werk weg van alle drukte, de mediterende fotograaf, rustig kadrerend, ‘L’art pour l’art’, Zeildoeken, autohoezen en nu dan de olijfbomen van San Donato. Dit is geen makkelijke fotografie, zoals de kunst van het mediteren ook niet aan iedereen Is gegeven. De toeschouwer moet straks in Laarne wel even tijd nemen voor deze dertig foto’s. Uytterhaegen noemt zijn tentoonstelling gewaagd, hij kent de smaak vun de Vlaamse fotomiddens. Voor een schril kontrast kun je in het kasteel te Laarne terecht. want samen met de eregast stellen er nog dertig Oostvlaamse fotoklubs hun ‘beste’ foto’s tentoon. (mh) ‘De Gentenaar’, 11/11/1979


De oostvlaamse fotoklubs nodigen u uit op de openingsreceptie van hun 5de ontmoetingssalon eregast CARL UYTTERHAEGEN op zaterdag 10 november 1979 om 16.30 u. in het kasteel van Laarne

Uytterhaegen weet dat hij met deze tentoonstelling risico’s neemt.

Hij noemt ze zelf gewaagd, temeer omdat hij de smaak en de tendens van de meeste fotomiddens kent. De reeks “Olijfbomen van San Donato” is voor hem “Contemplatieve fotografie”. Een abstraheren van het landschap. Streng van opbouw en inhoud. Wezenloos. Heel mooi en gaaf vergroot. En wat meer voor de hand lag bij dit soort fotografie (het gebruik van een groter negatief) is hier afgewezen. Carl Uytterhaegen die weet wat techniek betekent, verzamelde de hele reeks op kleinbeeld, of het zichzelf opleggen van een strenge discipline. Hij is ook de man die altijd het volledig negatief gebruikt. Wat het thema betreft, een verrassend verschil met zijn reeks “Kontaktportretten”, waar de mens in de lens is gevangen, en onmiddellijk een sterk kontakt met de kijker eist. Carl Uytterhaegen is een zoeker en een vechter. Het eerste bewijzen zijn verschillende themas die hij zoekt in de fotografie (mensen, landschappen, reportages en zuiver konceptueel werk), en het laatste kan hij niet loochenen, want hij zit - terecht - in een werkgroep van het mooie oude begijnhof te Gent, die ijveren rond functionele, sociale en estetische problemen in dit oude stadsgedeelte.

Walter De Mulder


Interview Johan Valcke(J. V.) - Carl Uytterhaegen(C.U.) ‘Belgisch Kreatief Ambacht’ nr. 3, 1979’

J.V. Ik heb een aantal teksten over jou gelezen waarin staat dat jij autodidakt bnt. Waarom ging je niet naar een academie?


C.U. Toen was er gewoon geen scholing. Ik spreek over de jaren ‘63. Toen was scholing op academieniveau in België bijna onbestaande. Alleen de NARAI bestond, als ik me niet bedrieg, in Brussel en dat was meer een technische school.


J.V. Dus in feite ben je autodidakt omdat je moest...


C.U. Enerzijds wel, maar anderzijds ook omdat ik heel het systeem een beetje aan de kaak wilde stellen, hoe leerlingen op dat ogenblik al aanepakt werden. Het is echter de meest moeilijke weg en ik zou het in principe niemand aanraden. Ik zou bijna zeggen, al klinkt het een beetje verwaand, dat het alleen de besten zijn die dat aankunnen. Omdat je deduktief moet werken. Er wordt je niets vooreschoteld, je moet het bij jezelf vinden en dat gebeurt de dat van vandaag te weinig. Je kunt scheikunde leren, maar een kreatief beroep kun je niet meekrijgen. Je moet ergens, ook als je naar school, autodidakt blijven, kunnen terugvallen op jezelf.


J.V. Vooral om dat kreatieve aan te leren...


C.U Nee, niet alleen het kreatieve, maar een gans denkproces!


J.V. Denkproces...?


C.U. Een fotografisch kreatief, denkproces. Funktioneel : ‘Wat wil ik bereiken ? Wat wil ik zeggen ? Hoe kan ik dat zeggen en wat voor techniek heb ik daarvoor nodig ?”


Een feit is dat men op een academie hoofdzakelijk techniek leert terwijl je op kreatief vlak steeds autodidakt blijft. C.U. meent echter dat het aanbod academies e.a. kunstscholen een goede basis kan geven aan de meesten, terwijl voor een paar sterkere elementen, hem incluis, de mogelijkheid om het op hun eentje klaar te boksen, zeer moeilijk, maar niet uitgesloten blijft.


J. V. Stel je voor dat je opnieuw begint, zou je naar een academie gaan ?


C.U. Nee.


J.V. Maar je komt te vertellen dat nu als autodidakt beginnen onmogelijk is.


C.U. Voor een ander niet meer misschien. Maar ik voel me sterk genoeg om het anders wel te doen.


Ik stip even het gevaar van schoolvorminng aan, maar C.U. reageert gevat dat dit enkel kan veroorzaakt worden door ofwel een slechte leraar die te dominant is ofwel door zwakke leerlingen. Iedereen mag een tijd

“zijn lichtend voorbeeld’’ navolgen, maar een gans leven

Vandaar is volgens hem een “drang tot presteren’’ of positieve ambitie nodig en het fotografisch denkproces.


J.V. Wat is dat fotografisch denkproces ?


C.U. De beperktheden van het medium ontdekken, en het medium is foto


J.V. ... papier, ontwikkelaar ?


C.U. De weergave van een werkelijkheid. Of de weergave van het verwerken van een werkelijkheid. Hoe verwerk ik de werkelijkheid rondom mij ?

Hoe breng ik dat in beeld ? Dat is het medium. Het fototoestel staat tussen de werkelijkheid en jezelf. “Hoe gebruik je dat ?” “Hoe ga ik dat in beeld brengen ?” “Hoe ga ik voldoen aan de wensen van de opdrachtgever ?”, zijn vragen die je je enerzijds stelt, terwijl je aan de andere kant je eigen op drachtgever bent.


J.V. Dat is waarschijnlijk de meest interessante opdracht die je kunt hebben ?


C.U. Ja, als je eerst geleerd hebt te realiseren wat anderen vragen en als je dan dezelfde maatstaven aan boord legt voor jezelf als voor de anderen. Het is de zelfkritiek ... Elke opdracht blijft echter moeilijk. Als iemand mij bijvoorbeeld vraagt foto’s te maken in een romantische sfeer, dan moet ik in staat zijn dit op te wekken.


J.V. Dan moet je de middelen weten om dat te doen.


C.U. Mijn doel dat ik voor ogen heb, zo dicht mogelijk kunnen benaderen, met de beperkingen van het medium, maar ook met de mogelijkheden van het medium.


J.V. Dat is dan het fotografisch denkproces.


C.U. Dat is voor mij het fotografisch denkproces ... Zoals er een “grafisch denkproces”, “schilderkundig denkproces” bestaat, ik bedoel : “Wat wil ik uitdrukken en met welk medium ?”

Dat wordt naar mijn gevoel veel te weinig benadrukt. Men ziet fotografie soms meer als techniek. Men zegt meestal : “Het was moeilijk hoor om die foto’s te maken, daarmee zijn ze niet zo goed gelukt”. Dat mag echter geen rol spelen.


C.U. merkt verder op dat dit denkproces op school moet aangeleerd worden. Het is zelfs broodnodig want de meeste studenten weten meestat niet waarom ze fotografie beginnen, laat staan hoe.


C.U. Anderen en dat zijn er maar een paar weten wat ze gaan doen. Dat is funktioneel. “Ik wil dát bereiken dus moet ik dal fotograferen. Achteraf zeg ik pas wat ik bereikt heb”.


J.V. “Funktioneel” wil zeggen, als ik het goed begrijp, dat er reeds een onderwerp of een doel moet zijn om te fotograferen, dat ze enkel maar een bepaald iets mogen fotograferen.


C.U. “Funktioneel” is landschappen of iets anders, bijvoorbeeld mensen. Maar dan stelt zich de vraag wat ik van die mensen wil fotograferen. Het is dus niet genoeg dat ik met mijn toestel op straat kom en lukraak mensen fotografeer. Terwijl de meesten zo tewerk gaan. Ze struktureren niet, noch leggen ze een denkproces aan en ze vragen zich evenmin het “hoe en waarom” af van bepaalde zaken. En dan fotografeer je inderdaad

kriskras alles door elkaar. Nergens is er een samenhangend geheel. Terwijl dat juist fotograferen is. Zelfs als je een stomme machine moet fotograferen. De aanpak van het probleem blijft voor iedereen in de kreativiteit hetzelfde. Als een fabrieksdirecteur mij zegt : “je moet mij dié machine fotograferen”, dan moet ik vragen : “Mijnheer, leg mij eens uit, waartoe dient die machine ? Wat is er belangrijk aan

Kijk ... (na een korte adempauze herneemt hij)

De essentie van al hetgeen ik kom te zeggen is het volgende : iemand die iets te zeggen heeft kiest het voor hem daartoe meest geschikte medium. Die iemand leeft al volgens een bepaald denkproces, hij moet enkel het denkproces eigen aan het medium nog instuderen. Dat is alles.


Vooral dat medium interesseert me. We gaan er dan ook nader op in en het blijkt dat C.U. een onderscheid maakt in zijn medium tussen ‘’alleenstaande beelden” en werk van konceptuele aard. Voor de eerste heb je geen uitleg nodig want het beeld spreekt voor zichzelf. De andere hebben wel een degelijk woord uitleg nodig, uitleg die het standpunt van de auteur-fotograaf belicht. C.U. schrijft zelf de teksten en hij maakt er ook gretig gebruik van om bepaalde stellingen te verdedigen



C.U. Toch wel. Die tekst is even essentieel als dat beeld.


J.V. Dat snap ik niet ! Ik stel jou de vraag : ‘Wat is voor jou een foto ?’ Want ik denk dat een foto een beeld is (Die scheikundige produkten die een beeld etsen in de emulsie) dat op zichzelf voldoende spreekt om een sfeer, beleven uit te drukken. Ik zie daar geen tekst voor nodig.

Donderdag 29 november 1990


Tentoonstellingen


Carl Uylterhaegen in André Demedtshuis De bekende Gentse fotograaf Carl Uytterhaegen stelt vanaf zaterdag een reeks merkwaardige foto’s tentoon in bet André Demedtshuis in Sint-Baafs-Vijve. De foto’s werden gemaakt tijdens reizen in Azië. Uytterhaegen heeft een specifieke zin voor wat we kunnen omschrijven als “de constructie van een beeld”. Hij streeft bewust een uitgesproken soberheid na. Eris op geen enkel moment sprake van enige manipulatie of kunstmatigheid. Het meest merkwaardige is echter de werkelijkheidsbenadering die uit het werk van deze fotograaf naar voren komt. Hij is klaarblijkelijk een mysticus. Niet in de zin van een of ander strikt bepaald religieus of filosofisch systeem, maar wel in de betekenis van een duidelijk en intuïtief gevoel voor aspecten van de realiteit die de zuivere verschijningsvorm overstijgen. Zijn foto’s geven steeds weer de indruk dat er processen aan de gang zijn die men nu net niet te zien krijgt. De haarscherpe beelden bedekken meer dan ze onthullen. Wie deze foto’s wilt bekijken, kan dus terecht in Sint-Baafs-Vijve. De tentoonstelling loopt tot en met 23 december, op vrijdagen en zaterdagen van 14 tot 18 u. en op zondagen van 10 tot 12 u. en van 14 tot 18 u.En nog dit: Carl Uytterhaegen gaf aan zijn tentoonstelling de titel “Oost-Noord-Oost” mee. Gazet van Antwerpen, 29 november 1990


CARL UYTTERHAEGEN: COMPLEX EN GAAF GEFORMULEERD Het werk van Carl Uytterhaegen heb ik tot nog toe steeds gezien in reeksen en meestal ook bij telkens andere gelegenheden. Ik denk aan zijn straatportretten (die hijzelf “contactportretten” noemt), zijn vroegere conceptuele reeksen, de olijfbomen van San Donato, de verkeersspiegels en, natuurlijk, de reportage van. het verwoeste land van Auchel waarvan hij nog steeds niet loskomt. Bij het bekijken van thematische reeksen gaat de eerste aandacht naar het thema en naar de formulering die dat thema in zijn varianten gekregen heeft. Bij portretten bijv., of conceptuele sequensen, of geëngageerde reportagefotografie, ga je direct kijken naar psychologische authenticiteit, de sprankelende vondst (liefst met een zweempje humor), de informatieve waarde. Deze nieuwe reeks van Carl Uytterhaegen: is geen reeks : de titel: “beeldenkommazomaarpunt”, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. En in die zin is ze voor de kijker een uitdaging om zelf helemaal tot de pit van de prenten door te dringen. Er wordt geen wijze-van-kijken aangereikt. Het zijn immers losse prenten zoals die in het archief van een druk bezet fotograaf in de loop van jaren samenkomen, foto’s die nergens bij horen en een beetje toevallig, bijv. gedurende vakanties zijn ontstaan “Een beetje toevallig” betekent:niet uit de losse pols, maar wel het tegenovergestelde: ze zijn gemaakt omdat de aantrekkingskracht van een stuk realiteit op de fotograaf onafwendbaar was. Kijk maar. Je bent verplicht om naar elke aparte foto met aandacht te kijken. Neem je tijd, je kunt overigens niet anders. En dan ontdek je hoe rijkgelaagd deze fotografie is. Ze is kenschetsend voor een kwaliteitsniveau dat ontstaat uit de intuïtieve versmelting van verschillende, gelijktijdige “gedachtegangen”. Je krijgt foto’s die je snel meeslepen, intrigeren, verrassend je aandacht opeisen en afleiden, omdat ze telkens een verscheidenheid aan “mededeling” bevatten in de schitterende vormgeving. Je vindt in deze fotografie naast een anekdotiek, die, meestal ook alluderend symbolisch is, én lyrische bewogenheid tegenover natuur en landschap, eveneens inzicht -in en sensibiliteit-voor mensen en menselijk gedrag, humor, woede over de beschadiging van de kostbare dingen van het leven, - je staat voor fotografie die niet als fotografie maar als een man op je afkomt. Er is in elk van deze foto’s steeds een grote verscheidenheid van deze inhoudelijke elementen te herkennen. De formulering is vóór alles een juiste formulering die gelijktijdig gebruik maakt van een groot gamma van technische mogelijkheden de keuze van objectief en camerastandpunt, de compositionele verwerking van lichte en donkere partijen tussen wit en zwart, in functionele schema’s, de zorg voor matièreweergave en scherpte, waarbij het creatieve moment steeds bij de opname ligt. (De prent is de prent van het negatief, met het filmrandje eraan.) De rechthoek van het kleinbeeldforrnaat. is helemaal gevuld, volgegroeid, spannend van leven. Je wordt als kijker niet onderschat. Een anekdote, een folkloristische figuur, een fris compositieschema kunnen an sich interessant zijn in de mate waarin ze verhelderend zijn voor zichtbare of innerlijke realiteit. De fotografie van Carl Uytterhaegen is evenwel een concentraat van thematische elementen die technisch (natuurlijk) perfect verwerkt worden zodat je een beeld krijgt (als je even blijft kijken) van dat vreemde, fenomeen dat leven is : uitermate complex tegelijkertijd organisch, verbonden, een creatief proces. Er zijn onderwerpen waarover je beter iets kunt zeggen met de taal van fotografie dan met abstract woordgebruik.

Karel Van Deuren (catalogus: ‘Beeldenkommazomaarpunt’)


‘BEELDENKOMMAZOMAARPUNT’

Arnold’s Art Gallery, Kraanlei 3,

Carl Uytterhaegen, “Beeldenkommazomaarpunt”, tot 26 mei wo.-vr. 14 .30u. -18 u. 30, za. 10-12 en 14-18 u

GENT - Zomaar beelden, een vlag die de lading dekt maar meteen ook schromelijk tekort schiet. De foto’s zijn thematisch niet samenhangend maar het zijn niet ‘zomaar’ foto’s. Parels zitten er tussen, die elk op zich een beeld, een klimaat, de kondensatie van een wereld vormen. Ze zijn verscheiden, zeer verscheiden qua onderwerp. Steeds voelt men echter dat het niet om gewone momentopnames gaat maar wel om doorvoelde keuze uit de waaier van mogelijkheden die werden geboden. Met vakantiefoto’s vol ongefilterd opgenomen vervreemding heeft deze tentoonstelling niets gemeen. Hier is niet het pittoreske samengebracht maar wel de ogenblikken die verbazen en bijblijven omwille van hun ongewone beeldkracht. Die zijn technisch perfekt en met grote sensibiliteit vastgelegd. Er is een grote variëteit van uitgangspunten, een liefde voor zowel de vrolijke onschuld van een kind als voor schrijnende mensen, voor de schoonheid van het groeiende en de textuur van dode materie, voor schaduw en licht. Deze expositie haalt niet de gebalde kracht van de mokerslagen die door de foto’s uit Les Corons d’Auchel- soms werden uitgedeeld, een bijtende, terughoudend gerealiseerde dokumentaire over een Noordfrans koolmijndorp. Nu kan men ongedwongen genieten, kiezen in het besef dat persoonlijke voorkeur de doorslag geeft,’ (BDB) ‘De Gentenaar’; 20 mei 1983


Carl komma Uytterhaegen punt

Na zijn tentoonstelling in het Museum van Deinze waar hij een reeks markante foto’s samenbracht rond het thema van de liefde, toont Uytterhaegen tot 1 juni onder de titel: “Beeldenkommazomaarpunt” een 70-tal foto’s in galerie Pennings te Eindhoven. Ook deze opnamen werden gemaakt zowel in Europa als tijdens zijn verblijf in het Verre Oosten. In tegenstelling tot het afgelijnde thema in Deinze rond het grafische hartsymbool, dat we allen ooit wel ergens achterlieten (als stille getuige) en dat Carl Uytterhaegen opzoekt in verre en andere landen en samenbrengt tot een fotografische beeldeneenheid, heeft voor zijn tentoonstelling in Nederland geopteerd voor een reeks eerder losstaande opnamen die hij verzamelde tijdens zijn zwerftochten. De beeldenverzameling toont een soms bizarre wereld die vorm krijgt binnen een spanningsveld tussen de uitersten die Carl Uytterhaegen steeds opnieuw opzoekt op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen.

J.Q.

Nog tot 15 juni in Galerie Pennings,Geldropseweg 61A, Eindhoven. ‘De Witte Raaf’, nr. 31, mei 1991


CITÉ3

DEEL 1 “Carl Uytterhaegen : Auchel, les corons”

In de Arnold’s Art, Gallery (Kraanlei 3) te Gent loopt tot 4 februari de tentoonstelling “Auchel, les corons, fotoessay”, een ensemble van documentaire fotografie, gerealiseerd door Carl Uytterhaegen. Deze te Gent wonende kunstfotograaf, waar hij fotografie doceert aan de academie, heeft aan dit thema vijf Jaar gewerkt. Auchel, een Noordfrans mijnwerkersdorp, in het departement van de Pas de Calais, heeft hij in 1975 zeer toevallig leren kennen en het vervallen “spookachtige” karakter sprak hem onmiddellijk aan. Hij is er in de loop der vijf volgende jaren ontelbare keren teruggekeerd, gewapend met zijn fototoestellen. Auchel, een der oudste steenkolenmijnen van Frankrijk wordt sinds lang niet meer ontgonnen, maar de corons, dit zijn de arbeiderscité gebouwd door de mijnexploitanten, zijn nog steeds - hoe vervallen en troosteloos ze er ook bij staan- nog bewoond. Die unheimliche »landschap”, samengesteld uit terrils, grijze, vuile straten met allemaal eendere, onaantrekkelijke kleine woningen, slechte bestrating, verwaarloosde terreinen, is het decor waarin nog mensen leven. Waarin jeugd opgroeit en het is blijkbaar dit laatste dat Carl Uytterhaegen vooral getroffen heeft. In zijn gewild harde fotografie, gewild grijs gehouden, confronteert hij voortdurend jonge mensen en kinderen ‘met hun desolatie omgeving. Het is documentaire fotografie op haar best, minder objectief dan men van dit genre zou verwachten, de fotograaf heeft in elk document zijn meeleven gelegd, zoals ook uit dit geheel blijkt hoezeer hij dit onderwerp dat hem jaren bezig hield,heeft uitgediept. Rik Clément ‘Spectator’ 23/1/1982


AUCHEL VERWENSING KAMP GETTO VERBIJSTERENDE DOCUMENTAIRE VAN CARL UYTTERHAEGEN

Ik heb de foto’s van het Noordfranse koolmijndorp Auchel teruggezien. Dit is het kamp, het getto. De foto’s zijn gemaakt met een zo grote gevoeligheid achter een strakke objectiviteit, dat je er niet over kunt schrijven zonder de schaamte en het respect dat ellende oproept. Het is een beeld van verschrikking met nog enkele zeldzame herinneringen aan mooie en echte dingen, een glimlachend kind, een bloem, ravottende jongens, een jonge vrouw. Maar die geven juist aan dat Auchel is als een schunnige verwensing. De foto’s bij dit artikel zijn een zeer beperkte keuze uit enkele duizenden opnamen die Carl Uytterhaegen, fotograaf en leraar fotografie aan de Kon. Academie voor Schone Kunsten te Gent, gemaakt heeft van 1975 tot ‘80 in Auchel (département du Pas de Calais). Op terugreis van een vakantie in Zuid-Frankrijk ontdekt hij dit verbijsterend decor. Hij zal er 5 jaar blijven fotograferen en is er intussen in alle seizoenen meer dan 50 keer geweest, geobsedeerd door een verwoest landschap waarin mensen zijn blijven leven. Deze selectie geeft wel een goed beeld van de kwaliteit van deze fotografie. Je denkt aan de foto’s van oorlogsinvaliden, zigeuners, bedelaars die Sander heeft gemaakt en waarin je ziet hoe Sander deze mensen heeft ontmoet en hoe hij ze heeft aangesproken. In deze reeks van Uytterhaegen heb je dezelfde indruk: Auchel is gezien met deemoed en mededogen. Dit is het portret van les Corons d’Auchel (les Corons is het complex van straten met arbeiderswoningen, gebouwd door de mijnexploitatiemaatschappij; alleen mijncités worden zo genoemd), waar de mijnontginning werd stilgelegd na WO 2. Maar de terrils en de crassiers, de heuvelhoge hopen aarde en steen die uit de mijnschatten werden opgehaald, en de cités van mijnwerkershuizen zijn er nog altijd zoals ze er in 1920 waren. Er is na de mijnsluiting weinig veranderd aan het uitzicht van de streek, maar er is wel meer armoede gekomen, want behalve de mijnen was er geen industrie. De mannen die nieuw werk gevonden hebben zijn pendelaars die ‘s nachts om 3.45 uur thuis vertrekken om 7 uur op hun job te zijn. De werkloosheidscijfers zijn zeer hoog. Auchel leeft ineen sfeer van apathie onder de zwavelstank die geregeld aanwaait. De kinderen spelen op de terrils tussen het afval, jonge kerels hangen in de kroegjes of zitten op de stoep te kaarten voor geld, de vrouwen zitten thuis, tv kijken en voor de familie zorgen met 66n keer per week vlees op tafel. Naast materiële en culturele armoede, ook veel fysiek en mentaal gehandicapten. Mensen die dicht tegen elkaar aan leven, een sterk solidariteitsgevoel in alle misère, in een decor van rommel, aangebouwde houten hokken, fietsen, karretjes, opgelapte moto’s, kapot speelgoed, honden en katten, kippen en eenden, graffiti op de muren, et cetera, et cetera. En kinderen, soms met een bloemetje, een knuffeldiertje in de armen voor de warmte, pathetische gezichtjes, zondagse pakjes en jurkjes die het nog erger maken. Toch ook een jongetje met een ballonnetje (weet je nog: le ballon rouge?). Er is ook een zeldzame boom. Hoe verdien je dat om daar geboren te worden? Deze kostbare portfolio (die voor elke buitenlandse uitgever direct een prestigieus fotoboekproject zou worden) is een voorbeeld van wat documentaire fotografie is in tegenstelling tot reportage. De traditionele reportage is immers fotografie van (meestal gloeiend actuele) gebeurtenissen, van situaties die de gebeurtenissen samenvatten en (als het kan, dat hangt van de fotograaf af) ze ook verklaren, iets aanduiden van de achtergronden of van de draagwijdte van de gebeurtenissen. Documentaire fotografie is veeleer een illustratieve fotografie in die zin dat ze met een wetenschappelijke zorgvuldigheid is voorbereid, of alleszins een onderwerp grondig en uitvoerig behandelt in al zijn verschillende facetten met een streven naar objectiviteit; meestal sociologische thema’s, zoals ook hier bij Carl Uytterhaegen het geval is. Dit omvangrijke werk over Auchel beantwoordt perfect aan de eisen van de documentaire fotografie. Alleen is voorstudie ook nog aangevuld door grondige kennis van het onderwerp: een leefgemeenschap van mensen die je alleen na talrijke ontmoetingen echt persoonlijk kunt benaderen zoals Uytterhaegen dat met vriendelijk geduld en aandacht heeft gedaan. (De historische schets van de ontwikkeling van Auchel van agrarisch dorp tot mijnstad, is samengevat uit een Histoire de la Ville d’Auchel uit de jaren 30, waarvan de bibliografie ontbreekt). In de loop van de 5 jaar waarin aan het project door Uytterhaegen gewerkt werd, is er een systematiek ontstaan in de behandeling van het onderwerp.

1. Het landschap met zijn terrils aan de horizon en de ritmische herhaling van de citéhuisjes situeren het stadje in zijn geheel.

2. Het totaalbeeld van de straten van de cité met links en rechts een toekijkend, spelend of weglopend figuurtje. Het algemeen aspect van het milieu.

3. Groepjes stoeiende kinderen in het landschap die de verhouding aangeven van de mensen in dit decor.

4. Mensen in de straat, groepjes die tonen welk type van mensen hier woont (sociologisch), subs. aangeven hoe deze mensen zich vervelen, ook een sterk samenhorigheidsgevoel hebben.

5. Personen voor het decor van hun dagelijks leven, een koertje. een achterhuis; vereenzaamde mensen met om zich heen symbolisch werkend afval. Individualisering van de sociale problematiek.

6. Geposeerde portretten van (meestal jonge) mensen aan wie Uytterhaegen gevraagd heeft even in de camera te kijken; pathetische gezichten van mensen die met overwonnen wantrouwen constateren dat er vriendelijke belangstelling voor hen bestaat. Een vorm van intiem contact met de buitenwereld, de andere wereld.

Dat deze fotografie uitsluitend zwart-wit fotografie is, is evident. Hetzelfde kun je zeggen van de kleinbeeldfotografie waarbij we wel onderstrepen dat deze foto’s uitsluitend volledig afgedrukte negatieven zijn. Er zijn enkele elementen van vormgeving die Uytterhaegen hier met duidelijke voorkeur hanteert.

1. Vooreerst het licht, dat grijs blijft en slechts zeer uitzonderlijk echt zonnig wordt.

2. De horizontlijn ligt meestal buiten het beeld, maar als ze zichtbaar wordt, ligt ze hoog in de rechthoek, wat een gesloten landschapsbeeld oplevert.

3. Vele buitenopnamen tussen de terrils zijn gemaakt en plongée (van boven naar onderen) wat hetzelfde effect van geslotenheid heeft.

4. Als er poserende personen vooraan in het beeld zijn, komen die met deze opstelling sterk naar voren, dichter naar de kijker toe met achter zich het landschap dat alles beheerst.

5. Het haaks rechte camerastandpunt in het straatbeeld accentueert de eentonigheid van het decor.

6. Er is altijd een duidelijke relatie tussen de personen en de achtergrond waarvoor ze geplaatst zijn.

7. Vele staande personen zijn zo in de rechthoek geplaatst dat ze ter hoogte van de knieën afgesneden zijn, waardoor ze prominent in beeld komen; een portret tenvoeten uit maar zonder de minder expressieve elementen.

Inderdaad, een zeer efficiënt opgebouwde fotografie die met grote intuïtieve trefzekerheid en technisch raffinement beheerst wordt.

‘Een thema dat altijd opnieuw terugkeert in gesprekken met Vlaamse fotografen is het thema van de teleurstelling, ontmoediging, (soms) woede over het gebrek aan mogelijkheden in België. Het heeft te maken met het feit dat we geen jaarboeken hebben, geen markt voor artistieke fotografie, geen uitgeverijen die actuele fotografie (als fotografie) publiceren, geen grote magazines of revues die van kwaliteitsfotografie moeten leven en er dus geld voor over hebben. Dan krijg je jonge fotografen die met hun plannen rondlopen, dan een tijd lang met beloften en die tenslotte de ervaring opdoen dat het niet volstaat ideeën te hebben en goed werk te kunnen leveren. Je moet ze ook nog kunnen verkopen. En dat lukt zelden. Meestal is het zo dat daarover de oorzaak niet dient te worden gezocht bij puur mercantilisme, kortzichtigheid of een reactionaire mentaliteit, maar dat we inderdaad in een klein taalgebied leven met alle beperkingen die daar aan vastzitten. Als je ziet wat er in de States of de Bondsrepubliek aan fotografie besteed wordt, onvergelijkelijk. Het blijft een frustrerende zaak voor Vlaamse fotografen die al heel blij zijn als ze eens een reportage bijv. in Avenue krijgen. Wellicht hebben ze hun heil te verwachten van een verdere culturele intergratie van het hele Nederlandse taalgebied met tegelijkertijd een verdere ontwikkeling van vormen van commerciële samenwerking. Carl Uytterhaegen behoort tot die fotografen met de negatieve ervaring van te veel nooit gepubliceerd werk. (Hij signaleert ons voor het ter perse gaan dat zijn Auchelfoto’s in juni te Cardiff (Wales, UK) tentoongesteld worden. Uit deze algemeen verspreide skepsis ten aanzien van de fotografiecultuur in België is te Gent het Centrum voor Creatieve Fotografie ontstaan (Uytterhaegen met Walter De Mulder en Johan Valcke), in de hoop ergens een doorbraak op gang te brengen. Ik heb er wel behoefte aan iets toe te voegen aan het curriculum vitae van Carl Uytterhaegen in de box in dit artikel, om aan deze foto’s En aan het profiel van de fotograaf iets meer achtergrond te geven. Uytterhaegen komt uit een groot gezin, studeerde na zijn humaniora pedagogie, Frans en geschiedenis, maar zwenkte vrij snel af naar de fotografie waarin hij zichzelf herkende ‘ Fotografeerde zigeuners, jazzmusici, maakte conceptuele reeksen, soms ook in samenwerking met plastische kunstenaars, landschappen, een erg boeiende reeks landschappen met verkeersspiegels (waarover hijzelf spitse teksten schreef), een reeks Olijfbomen van San Donato, de mijnstreek van Wales, ook straatportretten die hij contactportretten genoemd heeft. Uytterhaegen is een man die zeer geëngageerd is in alles wat hij doet, zijn werk, zijn leraarschap, de restauratie van zijn huis, zijn wijk, zijn stad. Hij is actief in een buurtcomité en zeer betrokken bij de problemen van stadsvernieuwing en milieubescherming. Hij vindt Vietnam en Cambodja schrijnende dingen maar te geruststellend ver weg. Zijn activiteit in het buurtcomité is voortgevloeid uit de restauratie van een pand dat hij was gaan betrekken in het oude Begijnhof te Gent, meteen in de kern van de hele woon en leefproblematiek van deze prachtige historische stad. Als je bij Carl Uytterhaegen binnenloopt, dan weetje dat dit een zeer persoonlijk decor is voor een zeer persoonlijk artiest. Trappen en niveaus, kunst aan de wanden, mooi licht, veel natuursteen en hout, speels en geordend, een fraai interieur om zichzelf te zijn, En een ongelooflijke stilte in het hart van een stad. Een stilte die nazindert, ook als je weg bent, denkend aan les Corona d’Auchel en de mensen die veroordeeld zijn er met hun kinderen te overleven.

Stukje historisch panorama van Auchel

Door Europa loopt van west naar oost een koolmijnengebied van meer dan 450 km lengte, van Hamm (Bondsrepubliek) tot FléchinelIe (Frankrijk) over Dortmund, Essen, Aken, Luik, Charleroi, Mons, Valenciennes, Douai, Lens en Auchel. In 1720 wordt de eerste steenkool gedolven te Fresnes, meer dan een eeuw later in 1851 ook in Auchel, waar de exploitatie in handen was van twee maatschappijen. De eerste put werd in 1853 geboord, in 1855 werd een concessie voor bijna 1000 ha verkregen. Rond 1860 was het rendement van de mijn slecht. Door fusie ontstaat een nieuwe maatschappij, die na de Frans-Duitse oorlog van 1870 in een diepe crisis terecht komt en geliquideerd wordt in 1880, Een nieuwe maatschappij wordt opgericht om te moderniseren en de concessie weer op gang te brengen. Januari 1884: gasontploffing die ook een dynamietexplosie veroorzaakt, 17 doden en 23 andere slachtoffers. 1893: werkloosheid na verzakking van de gangen. 1900: de financiële toestand is niet schitterend. Er komt een opleving in de oorlog 1914’18 tot in 1925 gefusioneerd wordt met een andere maatschappij die een concessie had van 2900 ha waartoe o.a. grondgebied van Auchel behoorde, In 1866 zou deze andere maatschappij de eerste mijn in Auchel in ontginning nemen, Het is in de jaren 1870 dat de Corona van Auchel gebouwd worden, ze zijn de oudste van Frankrijk en nog steeds in het bezit van de mijnmaatschappij. 1876 zijn er in Auchel drie putten. Rond 1890 komt er weer een nieuwe fase van expansie met vernieuwing van de technologie en het aantrekken van Belgische arbeiders. Een trots historicus van voor een halve eeuw: het onooglijke Dorp uit het verleden is een Stad geworden van meer dan 12,000 inwoners. Massale stakingen in 1889, 1891 en 1893 die de arbeidsvoorwaarden menselijker maken. Van die tijd dateren de terrils en de crassiers in het landschap. De expansie gaat door, er worden nieuwe putten geboord. Er wordt weinig geleden onder de oorlog’14’18, waarna een nieuwe expansiegolf volgt met elektrificeren en installatie van twee centrales, te Choques en te Auchel, die samen 50 miljoen kWh leveren. In 1920 worden 6000 Poolse arbeiders met hun familie aangevoerd, die zich o.a. in Auchel vestigen. De periode 1920’30 is er een van economische bloei: 3 miljoen ton kolen per jaar, 18.500 arbeiders, 6800 huizen van de mijn. De volgende 5 jaar zijn minder bloeiend, hoewel de elektrificering doorgaat en de cokesindustrie expandeert. De crisis staat toe, de lonen gaan omlaag en de Poolse gezinnen worden rond 1935 gerepatrieerd. Als de oorlog over Europa losbreekt is Auchel de hoofdstad van de concessie (zegt de historicus) met 10 putten op zijn grondgebied. Het moet in de jaren vijftig geweest zijn dat de mijn gesloten werd.

KARELVAN DEUREN ARTIKEL VERSCHENEN IN HET NEDERLANDSE FOTOTIJDSCHRIFT “FOTO” 08/1981-blz 52-59


Carl Uytterhaegen fotografeerde het Noordfranse koolmijndorp Auchel

Zwarte miserie uit ‘75-’79 GENT - Terwijl in het Antwerps Fiimhuis (Lange Brilstraat 12) nog tot 31 ]anuari zijn “Spiegelprojekt” is te zien, maakt de Gentse fotograaf Carl Uytterhaegen al vandaag zijn opwachting met een nieuwe tentoonstelling in Arnold’s Art Gallery, Kraanlei 3. Tot 4 februari (alhoewel gesloten op maandag en dinsdag, liggen daar 150 foto’s in acht fotoboeken ter inzage onder de noemer “Auchel. een foto-essay .. .

Auchel is een Noordfrans koolmijndorp, nog een restant van de industriële revolutie maar vandaag een toonbeeld van zwarte miserie. Carl Uytterhaegen passeerde er toevallig op terugreis van een vakantie en kon de beelden niet meer vergeten. Hij ging er daarom terug naartoe in ‘75 en sindsdien een paar keer per jaar. En elke keer fotografeerde hij er de mensen - een archief van dui zenden negatieven waaruit bij er nu 150 heeft geselekteerd. Carl Uytterhaegen: ‘Ik geloof niet dat het vaak gebeurt dat fotografen zo intens evolutief werken over eenzelfde tema. Ik heb op die manier de veranderingen in Auchel meegemaakt, en het zijn niet alleen de mensen die er ouder worden, je merkt ook hoe het landschap er voortdurend anders wordt. Maar her blijft deprimerend, Armoede, zo dicht bij huis, je houdt het niet voor mogelijk.’ ‘Ik werd ginder altijd ontvangen door dezelfde familie; die woonde in het laatste huisje van een cité - letterlijk ook het einde van die wijk. Het is een gezin van elf kinderen met een gehandicapte vader. Het duurde twee jaar vooraleer ik de vader mocht fotograferen. In de foto’s zie je de kinderen ouder worden, maar kansarm blijven ze’ Ik heb de foto’s niet aan de muur willen ophangen maar ze integendeel in fotoboeken te kijk gelegd, omdat het geheel toch niet in één keer kan worden geabsorbeerd maar integendeel dwingt tot bladeren en terugbladeren. Ideaal zou zijn om de reeks in boekvorm te prezenteren, maar dat is een financieel probleem waarvoor ik nog geen uitgever heb gevonden die zich geroepen voelt. Daarom leg ik mijn persoonlijk eksemplaar ter inzage in een galerie, om mijn ervaring van die wereld rondom mij te delen.’ (dd) ‘De Gentenaar’ 8. 1. 1982


DE FOTOGRAAF VERRAADT ZICH

Carl Uytterhaegen is een fotograaf met een moeilijk karakter. Hij is mager, heeft een spitse baard en een smal brilletje. Daar kijkt bij voortdurend door. Als hij zich in een onderwerp vastbijt doet bij dat hard en lang. In 1975 op terugtocht van een vakantie in Zuid-Frankrijk gaat hij een brood kopen in een gehucht bij een koolmijn in het franse departement Pas de Calais. Het dorp heet Auchel, de mijncité: «les Corons». Wat hij daar ziet is verbijsterend. Grijze dode terrils met daarnaast uniforme rijen huizen, eigendom van de mijn, en daarin waarachtig: mensen. Het is te lelijk om waar te zijn. Carl Uytterhaegen bijt toe. Seizoen na seizoen, jaar na jaar komt hij terug om te kijken en geobsedeerd te fotograferen. Vijf jaar lang. Hij volgt het leven van families en een paar kinderen in het bijzonder. Het beeld vanuit de terrils verandert voortdurend, kleine kinderen worden groot, meisjes worden vrouw, de werkloosheid spookt. Het resultaat is iets meer dan duizend opnamen. Daaruit werd een selektie van honderd tweeënveertig foto’s vergroot. Deze worden tentoongesteld in acht grijze plastic-mappen. In een art-gallery is dat vreemd, maar het inkaderen van de foto’s is volgens Uytterhaegen niet in overeenstemming met het onderwerp. De foto’s zijn technisch perfekt. Ze werden opgenomen met een Leica en 35mm lens. Deze brandpuntsafstand geeft een interessante beeldhoek, iets ruimer dan we gewend zijn, zonder het opvallende groothoek effekt. Alle foto’s zijn even groot, het komplete negatiefformaat, en opgenomen in de breedt Dominant Maar er is meer. Carl Uytterhaegen met zijn brilletje en baard past niet in dat Franse dorp. Hijzelf woont in een fraai huis en heeft fijne handen. In Les Corons zijn de huizen tochtig en de mensen ruiken er naar zweet en mazout. De aanwezigheid van die vreemde fotograaf is op elke foto zichtbaar. Je ziet de mensen naar hem kijken, of het landschap wordt zo ingekaderd dat de beroepsfotograaf zich verraadt. Carl Uytterhaegen kan zichzelf niet onopvallend maken, op elke foto is er iets dat verwijst naar die dominante fotograaf. Tussen deze foto’s zien we over vijf jaar de evolutie van een jongetje dat scheel kijkt. Zijn moeder droomt van een oogoperatie, maar het komt er niet van. De foto’s zijn zo scherp dat we bijna de privacy van de jongen schenden. We kijken naar die foto’s en hebben misschien bewondering voor de technische kwaliteiten van die fotograaf. Maar wie betaalt de operatie? Kan het einddoel van deze reeks foto’s een art-gallery zijn in Gent?

Johan De Vos ‘De Morgen’ 13/1/1982


Voor Carl Uytterhaegen is het volkomen onbelangrijk of fotografie nu als kunst kan worden beschouwd of niet. Desnoods zal hij berusten in het feit dat het een kunstvonn moet zijn, maar wel is. fotografie, voor hem, iets watt hij diep heeft beleefd, aangevoeld,en ervaren te bundelen in een beeld. Hij doet dit op zo’n perfecte wijze dat anderen daar weer een beleving kunnen van maken, dezelfde ervaring gewaar worden, of nog verder kunnen aanvoelen. Nu Arnold’s Art Gallery aan de Kraanlei, tegen het Gravensteen te. Gent binnenstappen is zo ‘n enorme ervaring meemaken. Zeven fotoboeken liggen er tentoon, ook al erg ongewoon, want gewoonlijk hangen foto’s aan de muren. Maar mensen hang je niet aan muren, hoewel ze dat in zijn fotoboeken wel doen, terwijl ze zelf die keuze hebben gemaakt. Hun leven is een muur waar ze niet overheen kunnen, een muur van materiële en culturele armoede, niet in de derde Wereld, maar heel dicht bij ons, niet verder dan de streek van Artois: Auchel. Les Corons, of typische mijnwerkershuisjes, ontstaan uit de miserie van de arbeiders van vorige eeuw toen de koolmijnen bloeiden. Vroeger nog een uiting van welvaart, nu een monument van miserie, het landschap is grauw, eentonig, de lucht grijs -zelden zie je de zon op zijn foto’s- de mensen treuren alleen de kinderen lachen. Troosteloze straten die je naar de keel, grijpen als lopen door een doolhof, waar je de-weg-terug niet herkent omdat alles hetzelfde lijkt Kapotte fietsen op straat, het stort als aanvullende broodwinning voor schooiers en snuffelaars, planken die rond de terrils slingeren, waar de kinderen zich mee amuseren, bloemen van wilde aardbeien plukken, stukken behangpapier die hun plezier plots vergroten... of dat ene moment van mysterieus ongrijpbaar ademloos geluk, het jongetje dat tussen de muren, in het schijnsel van een onwerkelijke zon in zo’n decor opduikt met een ballon. Carl Uytterhaegen heeft zijn expositie een foto-essay genoemd, maar het is meer dan dat. Het heeft eigenlijk niets van doen met koele epiek, met nuchtere beschrijving, met wetenschappelijke vaststellingen, hoewel ook dat alles niet ongebruikt is gelaten. Het is eigenlijk een kunstwerk, omdat door het essay heen, ook de kunstenaar zijn deel in het werk heeft achtergelaten. Dat doe je niet met de vinger op de ontspanknop, dat doe je met je verstand, je hart, je gevoelens, je ziel. Les Corons dAuchel is een geweldige ervaring, kunstzinnig neergetekend door de artistieke vaardigheden van het fotomateriaal, zoals we dat bij andere gelegenheden van Carl Uytterhaegen gewoon waren. Op een ontspanner drukken kan iedereen, een ervaring OP fotopapier krijgen is kunstwerk. Daarvoor moet je artiest zijn, sommigen doen dat mét olieverf, anderen met houtskool, weer anderen met zilvernitraat op fotopapier. De olieverf maakt u niet tot artiest, maar wat in uw hersens, uw maag en uw vingers, uw ziel, omgaat. De expositie is met uiterste zorgvuldigheid voorbereid een fortuin aan werk ligt hier verzameld. Meer dan vijftig bezoeken aan Auchel, meer dan vijf jaar gesprekken, kinderspelletjes, lachen en tranen tot hij als een van de hunnen beschouwd werd, tot hun leefwereld, openging, een wereld waar een treinbestuurder als professor van het dorp wordt beschouwd. De kinderen kwamen naar hem toegelopen als hij opdook. Een wereld die hij niet geschonden heeft, maar discreet, voorzichtig en teer beschrijft, nergens chokeert. Nergens zie je een opdringerige fotograaf die de wet dicteert, nergens een spoor van Candid camera waar de mensen voor vluchten. Carl Uytterhaegen is binnengeraakt in het “huis clos” een gesloten cirkel die van nergens naar niets voert, een doelloos leven van paria’s die het willen blijven. Achter de mooie, soms frele, soms harde beelden zit een hele diep menselijke, ellendige geschiedenis, die slechts langzaam aan de oppervlakte kan gepuurd worden, soms magisch en nysterieus blijft en daardoor zijn bekoorlijkheid nooit verliest. Wat Les Corons d’Auchel zo anders maakt dan een reportage, een essay, is dat gevoel dat niets geschonden werd, hun leefwereld werd gaaf gehouden Carl Uytterhaegen heeft zich niet opgedrongen, heeft hun privacy niet geschonden. Zijn werk heeft niets verwijtends, niets belerends, niets aanmatigends. Het is een ervaring gebleven, een boeiende. Zeven fotoboeken zijn samengesteld uit meer dan 1500 negatieven, waarvan er 142 overbleven. Het hele negatief werd compleet afgedrukt, vandaar de zwarte randen, een techniek die hem op tentoonstellingen in Amerika de bijnaam bezorgde van “mister Black Border”. De expositie is meer dan, één bezoek waard: Arnold’s Gallelery, Kraanlei, tot 4 februari, van woensdag tot vrijdag van 13.30 tot 19 u Zaterdag van 10 tot 12.30 u. en van 14 tot 18 u.

Jef Nijs ‘Het Volk’, 18/1/1982


Carl UYTTERHAEGEN (B, °1944) Uit de reeks: ‘Les Corons d’Auchel’, 1978/80.

Uytterhaegen is voortdurend bezig niet het fotograferen van wat rondom hem gebeurt, en tracht dat zo direct mogelijk te benaderen, of het nu een landschap of een portret is. Hij zelf zegt over zijn foto’s: ‘Voor mij is fotografie een samenbundelen van eelt beleven in een beeld, niet als open mogelijkheid voor anderen er een beleven in lei-lig te vinden of te projecteren. Kunst of geen kunst, liet belangrijkste is dat er goede foto’s zijn, en als het kunst moet zijn wil ik foto’s als dusdanig aanvaarden, gewoon als een berusten in het moeten. Is liet niet zo, dat de kunsthistorici ons uit traditie kunnen opdringen wat kunst moet zijn of worden? En ook nog: ‘Of iemand overtuigend met fotografie bezig is, is recht evenredig titel hoe intens overtuigend hij leeft. Of iemand zijn fotografie overtuigend is, is recht evenredig met hoe intens overtuigend hij die beleeft.,

‘De paradox van de fotografie’ Johan M. Swinnen, 1992, p.269.


Photo : des corons du Nord à Gand Le caractère documentaire de la photo est primordial chez le photographe Carl Uytterhaegen, professeur à l’Académie des Beaux-Arts de Gand, sa ville natale, et qui expose actuellement un portfolio intéressant sur les corons d’une ancienne localité minière, Auchel, dans le département du Pas-de-Calais en France. Il y a quelques années, Uytterhaegen c’est arrêté à Auchel, par hasard. Bouleversé par les conditions de vie de ses habitants, il décida de leur apporter une certaine reconnaissance par le biais de son objectif. Il choisit de s’interesser à une famille de onze enfants. Il prit des milliers de clichés sur place à épisodes réguliers, pendant cinq an, de 1975 à 1980. Le résultat est saisissant. Il est, si l’on veut «atroce», mais fort. Très révélateur, tant au niveau de la sensibilité du voleur d’images qu’au niveau de la perception artistique. Un art anti-élitiste, anti-beau. Un art de surprendre des questions dans les jeux bigles du petit Pierre ou dans la main protectrice de Bruno. Un art de débusquer la petite fleur sur les immondices, le jeu sur les terrils, la frileuse musique personnelle d’un mariage triste. L’art de saisir l’apathie de toute une famille qui ne mange à sa faim qu’une fois par semaine. Aux Etats-Unis, au Canada, en Allemagne ou ailleurs, ce documentaire, composé d’une sélection de cent cinquante photos, trouverait sans doute sans encombre un éditeur. En Belgique, ce n’est pas si simple... mais il faut espérer que Carl Uytterhaegen trouvera des échos propices gráce à cette exposition.

M.S ‘La Libre belgique’ 15/1/1982 (Arnold’s Art Gallery, Kraanlei à Gand, jusqu’au 4.2)


DOWNSTAIRS: “Welsh Mining Communities” by Carl Uytterhaegen

Many of you will have seen the unique exhibition-in-book-form on the table in the downstairs space at the Gallery, the document ‘Les Corons d’Auchel: 1975-1980’ by the Flemish photographer Carl Uytterhaegen. We intend to keep this work on the table as long as possible during a presentation on the walls of other photographs made in similar communities in Wales by the same photographer, if appropriate. This work was brought over with the photographer when he conducted his seminar on “Documentary Photography” in the Gallery, Monday, 22 June, sponsored by the Faculty of Art and Design, South Glamorgan Institute of Higher Education at Howard Gardens, Cardiff. Both exhibitions will continue through Saturday, 1 August. (The Photographic Gallery, Cardiff, information sheet, July 1981)



CITÉ3

DEEL2 woord VOORAF — Eric Ubben

Over Carl Uytterhaegen-de-fotograaf zijn al talloze essays en artikels geschreven. In dit kort voorwoord voor de publicatie ‘Auchel revisited’ wil ik dan ook graag stilstaan bij een onderbelicht aspect van Carl Uytterhaegen, namelijk de docent fotografie aan de Koninklijke Academie van de Hogeschool Gent. Niet mijmerend terugblikken uiteraard, want daarmee bewijs je een geëngageerde, actieve kunstenaar geen dienst. Hulde smaakt immers dikwijls naar tragiek, alsof iets definitief wordt afgesloten. Een eerbetoon bij iemand die vrijwillig (of onvrijwillig) een facet van zijn leven afsluit en dit is in deze context gelukkig niet van toepassing. Ja, het is een feit, Carl Uytterhaegen heeft één hoofdstuk in 2000 afgerond, namelijk het lesgeven en bezielen van zijn fotoatelier in de Academiestraat. Wel stel ik mezelf voor dat hij ‘no hard feelings’ koestert tegenover de Academie. Afgaand op zijn hoge graad van aanwezigheid op onze manifestaties, voel ik dat de K.A.S.K. nog steeds mag rekenen op zijn steun en sympathie. Het doet me uiteraard plezier dat hij net als Julien Vandevelde, Marc Van Gysegem en Armand Verspeeten, bijzonder bedrijvig blijft in zijn kunstpraktijk. Maar we gingen het over Carl Uytterhaegen-de-pedagoog hebben en misschien terloops toch ook nog even de magie van de Gentse school betrekken in dit verhaal. De uitstraling van die Gentse fotoschool is immers ook voor een groot deel zijn verdienste. Samen met Armand Verspeeten, Julien Vandevelde, Marc Van Gysegem, Jef Ost en Carl Uytterhaegen kan je hem als één van de founding fathers van de optie fotografie bestempelen. Fotografen met een sterke persoonlijkheid en een unieke background. Tussen de onrustige, verbale einzelgänger Julien Vandevelde, de beschouwende diplomatische Marc Van Gysegem, Armand Verspeetens solide metier, het technisch vernuft van Jef Ost, bevindt zich Carl Uytterhaegen in het brandpunt van die kwaliteiten. Uiterst erudiet en belezen, rustig/nerveus in zijn artistieke zoektocht, compromisloos in zijn fotografische keuzes en uiterst veeleisend op vlak van zijn studenten. Van de vijf, was/is hij wellicht de meest documentair geprofileerde fotograaf en heeft daarmee expliciet een stempel gedrukt op de veelgeprezen fotojournalistieke poot van de afdeling. In de prille jaren zeventig, lang voordat internationalisering ‘fashionable’ werd in onderwijsmiddens, trok Carl met zijn studenten naar Duitsland om er o.a. de subjectieve en apparatieve fotografie te bestuderen. Hij initieerde en stuurde bovendien verschillende artistieke projecten, steeds met een duidelijke maatschappelijke dialoog in het achterhoofd. Over de resultaten van die afdeling bestaat eigenlijk al lang geen twijfel en de galerij van alumni staat als een spreekwoordelijk huis; Carl De Keyzer, Dirk Braeckman, Michiel Hendryckx, Lieve Blancquaert, Patrick DeSpiegelaere, Freya Maes, Lucas Jodogne, Priscilla Bistoen, Sebastiaan Schutyser,... en last but not least, het (quasi) voltallig docentencorps in de vakgroep fotografie. In mijn titel verwees ik naar de notierevisited, een beetje zoals Carl Uytterhaegen terugkeert naar Auchel, kijk ik terug naar één van de boeiendste en markantste docenten uit bijna vijfendertig jaar fotografie aan de KASK. Sta me toe, ‘hic et nunc’ een bescheiden hulde te brengen aan de tweede ‘ere-docent’ van de Gentse Academie die in ‘De Zaal’ tentoonstelt, namelijk Carl Uytterhaegen.

— Eric Ubben (departementshoofd academie)

(‘Cité3, catalogus, 2005 ISBN 90 775 8205 3)



SONNET POUR UN TERRIL

Quand nous aurons fini de pleurer le passé, Sera-t-il là présent, pour nous écouter rire? Lui qui, malgré les vents, n’a point cessé d’écrire Sur ce plateau crayeux, d’un crayon mine usé.

Il a vu à ses pieds succomber la cité, Aux martyrs de ses frères, assisté sans mots dire. Farouche, il reste encor, comme ultime navire De l’immense armada, quand tout aura coulé......

Souvent, à son égard, des gestes de colère Comme mauvais sujet symbole involontaire Noir capteur des idées qui bouchent l’horizon.

Pourtant il fut un jour, où , le voyant verdir, Des hommes crurent en lui et reprirent raison. La patience tenace est source d’avenir.

Pierre DELANNOY (‘Cité3, catalogus, 2005 ISBN 90 775 8205 3)


Niemand kan zich vandaag inbeelden wat de cité 3 van Auchel was toen er vijftig jaar geleden nog volop gewerkt werd in de koolmijnen en ik er een gelukkige jeugd kende. Als men er de schoorstenen zag roken, een teken van geluk niettegenstaande alles wat men ervan kon zeggen, niettegenstaande de pijn die de koolontginning met zich meebracht (veroorzaakte). Zowel lichamelijk als geestelijk, kortom met mijn gehele zijn heb ik deze tijd, een ‘gezegende tijd’ zoals men zegt, beleefd. En waarom niet, als we, alles welbeschouwd, het paternalisme, privé of van staatswege, als een ‘goede oplosssing’ beschouwen. Het leven scheerde hoge toppen, de mensen schenen gelukkig te zijn. Bij de ouderen, de overlevenden blijft de nostaligie van deze leefwereld levendig. Ik heb deze wereld zien ten ondergaan maar ik deserteerde. Met de familiale zegen heb ik de navelstreng die iedereen aan de cité bindt doorgeknipt. Ik heb gestudeerd, ik behoorde niet echt meer tot ‘hun’. Nochtans bleef ik dichtbij bij mijn cité. Ik heb er ten dienste van gestaan door mijn beroep als leraar aan het lyceum van Auchel en mijn militant vrijwilligerswerk. Maar er was de grens: de straat die het lyceum van de cité scheidde. eens ‘Wij’ die grens overschreden noemde ‘Zij’ mij ‘Monsieur’. Ik heb de situatie stilaan zien verslechteren. Ik heb de cité zien doodbloeden en zijn aard verliezen. Naarmate de ouderen met mondjesmaat vertrokken en met hun de inkomsten van hun pensioen verzonk de cité in werkeloosheid, hulpverlening, miserie, alcoholisme. De jongeren, de suggerste of moedigste, trokken weg naar ergens anders, op zoek naar ‘fortuin’, simpelweg op zoek naar werk. Moeders tranen vloeiden, vaders vuisten balden zich. Vensters werden dicht gemetst. De geesten doofden. Zij die bleven verkommerden, vergrijsden en verbitterden, zelfs de kinderen. De tuintjes werden verwaarloosd, de wereld van mijn jeugd heb ik zien zien verleppen …zonder dat er maar iemand aan denkt er het verleden in te erkennen. Uitgezonderd een ‘vreemdeling’, er per toeval langskomend, heeft die grote magere man, discreet maar goedlachs zijn ‘blik’ laten vallen op dit ‘einde van de wereld’. De doodsstrijd van een gemeenschap, door sommige beschouwd als een quasi indianenreservaat, een voorraad aan stemmen en aan stembrieven. Carl Uytterhaegen heeft de keerzijde van de spiegel, voor de eeuwigheid, ontsluierd. Natuurlijk zijn er beelden die choqueren, maar voor hen die niet weten, voor hen die de ogen sluiten, voor hen die zichzelf overtuigen dat zo iets niet meer kan noch moet blijven bestaan. Nochtans heb ik er mijn ‘pijnen’ terug gevonden. …Het kleine jongentje met de ballon oplichtend vol hoop, waarvan ik meteen wist dat ze veroordeeld zou zijn niets te zijn noch te worden. Het jonge meisje in de fleur van haar leven, een toekomstige kniezerige matrone of een manwijf van een volkje wanhopigen. De Don Juan van de cité die er door de alcohol onderuit gehaald zal worden. En al die andere angsten. Alles wat er nog rest en wat de luisterloze afbraak slechts naar ergens anders kan verkassen. Het trauma van deze doodsstrijd en van deze verstoting komt bovenop het trauma van ‘de verbanning’ en accentueert de fysieke en geestelijke ontwrichting van het individu die het moet stellen zonder steun van de gemeenschap. De weinige warmte die er er nog is verwarmt enkel nog de huizen, graven of belachelijke urnes geworden. Nochtans, indien de schemerige schijnsels de film doordrenkt hebben, heeft het leven in al zijn facetten de hoop van het licht behouden. Onder elke mist schuilt een zon. In elke somberheid licht een vonkje op. Op elke plaats van miserie schittert en kostbaar moment. In elke degeneratie ligt een bron van wedergeboorte. Als een wereld afsterft is een andere in wording. Er zijn hatelijke blikken maar de kinderen lachen. Er zijn de gebaren van provocateurs, het gedrag van paria’s, mensen die twijfelen en beven, maar hun kinderen spelen met niets, met de wind, met hun dromen… De vrouwen verouderen maar hun blikken blijven een uitdaging die uitnodigt tot strijd, tot hoop. Vandaag groeien tussen de lijkenhoop van bakstenen en dakpannen ijzeren staven …waaruit nieuwe huizen groeien die men met kleur uniformiseert … de angst blijft … De oude baas van het terrein, de terril, waakt. Men dicht hem steriliteit toe maar hij dekt zich toe met groen, de hoop keert terug. Vandaag, in een wereld waar media oppermachtig zijn, zou geen enkel menselijk milieu mogen verdwijnen zonder dat er een spoor van achter blijft. Ieder wezen, begaafd met geweten en verstand, die ontdekt dat een stukje menselijkheid aan het verdwijnen is , zou moeten getuigen. Carl Uytterhaegen heeft omdat hij zich bewust is van de waardigheid van de mensen, getuigenis afgelegd. In alle bescheidenheid en nederig, in naam van zij die mijn verleden waren, van mijn kindertijd en van zij die mijn toekomst zijn, dank ik hem.

Pierre DELANNOY janvier 2005 (Rosati d’Artois) (‘Cité3, catalogus, 2005 ISBN 90 775 8205 3)


Bruno, het jongetje met de ballon, is de schakel tussen het begin en het einde van het verhaal, een nooit eindigend verhaal. Een schakel tussen verleden en heden, heden en toekomst, droom en werkelijkheid. De foto’s van Cité 3 hebben een diepe gelaagdheid die je niet zomaar kan laten verdwijnen met een speldenprik. Carl schetst, situeert en maakt beelden die beklijven, beelden met een levend weefsel. De fotograaf en het decor zijn één. Als je door de catalogus bladert of door de tentoonstelling wandelt ga je met hem mee, alsof je “op visite” gaat. Je krijgt een rustig, ongegeneerd gevoel, er is geen haast, de tijd raast voorbij en wanneer je afscheid neemt, het decor uitstapt, weet je dat er niets zal veranderd zijn, of toch?… het decor is veranderd, de essentie is gebleven. Het verhaal wekt gemengde gevoelens op. Je kan niet ontkennen dat er een zekere poëzie van het leven verborgen zit in deze documentaire beelden, maar toch zijn de foto’s een directe en eerlijke weergave uit het monotone leven van een familie. Het is een voortdurend aftasten, een zoeken naar het juiste evenwicht tussen verborgenheid en geborgenheid, tussen tonen en suggestie. Ieder beeld is tegelijk teder, kwetsbaar, eerlijk en rauw. Dit beeldverhaal is zo fragiel als een jongetje met een ballon.

Christine Deboosere curator van Cité3 (‘Cité3, catalogus, 2005 ISBN 90 775 8205 3)


AUCHEL REVISITED

De tijd heeft het beeld van Auchel nooit uit mijn hersenen kunnen wissen en daar ben ik uiterst blij om. De tijd heeft me terug gedreven naar Auchel en daar wachtte me een ongekende warmte. Het huis en de linkse helft van de straat waar de Lecointe’s woonden werd met de grond gelijk gemaakt. Waarom hun huis? Coïncidentie? Toeval? Wie zal het zeggen? Eglantine, de moeder, woont nu in cité 5 en Pierre, Gerard en Daniël,drie zonen, wonen nog in Alcholisme slaat er met perioden toe. Arthur,de vader, is gestorven. Didier woont een paar huizen verder, mensenschuw. René is terug op vrije voeten. Jean-Claude woont nu een paar straten verder (eindelijk) en broer René heeft er onderdak. Patricia, al grootmoeder, en haar familie besloten terug naar cité 3 te komen wonen, naast zus Noella. Martine en Bruno wonen in de cités van Marles, naast Auchel. Jean-Luc staat onder tutelle. Arthur junior heb ik nog niet terug gezien.

Carl Uytterhaegen, 2005 (‘Cité3, catalogus, 2005 ISBN 90 775 8205 3)


SPIEGELPROJECT

Vertrekpunt.

Gedurende een aantal jaren heb ik het landschap als fotografisch onderwerp vrij intensief uitgediept, en vooral op esthetisch en emotioneel vlak benaderd. Het is voor mij een synoniem van denken in dromen.


Overgangsstadium.

Het resultaat van een binnenmuurse evolutie in mijn esthetisch denkpatroon was een reeks van vier beelden waarbij het medium tekenen eveneens gebruikt werd en wel als volgt: uit het centrum van het beeld werd een vierkant gesneden. Deze uitgesneden oppervlakte werd hertekend in wit, zwart en grijzen met sporadisch een vleugje kleur.


Basisprincipe.

Het “hertekende” vierkant wordt vervangen door een niet uitgesneden beeld, gevormd door het inbrengen van een vierkante spiegel in het landschap.


Definitieve vormgeving.

Ik had gedacht zelf een spiegel te plaatsen in een door mij gekozen landschap. Redenen van praktische aard, maar vooral het vermijden van de esthetiek lagen aan de basis van de alternatieve oplossing: de verkeersspiegel.


Omschrijving.

Van kindsbeen af worden we gekonfronteerd met spiegels, die de meesten van ons niet meer kunnen missen. Als definitie van een spiegel lezen we in een woordenboek: “voorwerp van metaal met een gepolijste oppervlakte of van glas met preparaat daarachter, dat door terugkaatsing beelden vormt van de voorwerpen die zich er tegenover bevinden”. Naast het gebruik bij onze dagelijkse opsmuk zijn de toepassingen van de spiegel velerlei. De hoofdbekommernis daarbij is steeds een zo getrouw mogelijke terugkaatsing.


Hoe kleiner de vervormingen, hoe perfekter de spiegel; hoe groter de vervormingen, hoe groter de pret (op de kermis bijvoorbeeld).

Afwijkend van de hoofdbekommernis (namelijk een perfekte terugkaatsing) is de verkeersspiegel een samenvoegen van terugkaatsen en vervormen. Enkel de veiligheid is van belang.


Beeldfilosofie.

Van jongsaf aan maak ik mij een “voorstelling” van wat m’n leven zou kunnen zijn of zal worden. Deze voorstelling blijft evolueren en wordt vrijwillig of gedwongen aangepast aan de mentale wetten gesteld door het eigen ik en de mij omringende maatschappij. Dit in beeld brengen was best realiseerbaar door het aantonen van de gelijkaardigheid, zij het op een ander vlak, van het fenomeen verkeersspiegel en mijn levensopvatting. In mijn spiegelproject staat de verkeersspiegel als symbool voor mijn werkelijk leven, dat uiteindelijk een “vervormde” terugkaatsing is van mijn “voorstelling”.

Daar waar de vervorming bij de spiegel het gevolg is van optische wetten is de vervorming van mijn “voorstelling” te wijten aan mentale wetten. Bij horizontale of vertikale verplaatsing krijg ik in de verkeersspiegel een andere vervorming.

Al naar gelang de plaats waar ik mij ten opzichte van anderen opstel, krijg ik een andere kijk op hun vervormingen.

Ik betracht voorstelling en werkelijk leven zo gelijkend mogelijk te houden.


Het blijft echter een compromis met mezelf om voorstelling en werkelijk leven zo dicht mogelijk bij of zo ver mogelijk van mekaar te houden: veiligheid is van belang. Bij liet bekijken van de foto’s ziet de toeschouwer enkel het via de spiegel vervormde beeld en kan hij vermoeden hoe de werkelijkheid eruit ziet. Zo ook laat ik aan de buitenstaander enkel de vervormde versie van mijn voorstelling zien.

Carl Uytterhaegen


Spiegelproject van Carl Uytterhaegen


Op het eerste gezicht lijkt het erop of je hier te doen hebt met een afstandelijke benadering: de fotografie als medium voor het weergeven van dingen die je waarneemt en die je met een perfecte techniek in beelden omzet. Maar, zoals het vaak is met deze manier van fotograferen en met alle conceptuele kunstvormen, je vermoedt een dubbele bodem. Een tweede dimensie, die je ontdekt als je er dieper op ingaat en waarin je klaar begint te zien als je de kunstenaar en zijn beweegredenen beter leert kennen. Dan merk je hoe hij zich eigenlijk met deze foto’s te kijk stelt, zich tevens kwetsbaar maakt. En... je kunt er niet omheen: Carl Uytterhaegen analyseert, via het symbool spiegel, zijn houding ten opzichte van zijn medemens. Achter het schijnbaar koele oppervlak van deze spiegelfoto’s gaat een hele denkwereld schuil (ook Uytterhaegen met zijn voorkomen als van een asceet, met zijn manier van communiceren, met zijn hele houding, lijkt koel en afstandelijk te zijn).

Het is dus mijns inziens aangewezen Carl zelf aan het woord te laten over zijn fotografie van dit typisch Belgisch fenomeen om moeilijke verkeerssituaties gauw, argeloos mag je denken, op te lossen.

Vertrekpunt: Gedurende een aantal jaren heb ik het landschap vrij intensief uitgediept en vooral op esthetisch en emotioneel vlak benaderd. Het is voor mij een synoniem van denken in dromen.

Overgangsfase: Het resultaat van een binnenmuurse evolutie in mijn esthetisch denkpatroon was een reeks van vier beelden waarbij het medium tekenen eveneens gebruikt werd en wel als volgt: uit het centrum van het beeld werd een vierkant gesneden. Deze uitgesneden oppervlakte werd hertekend in wit, zwart en grijzen met sporadisch een vleugje kleur. Stilaan begon ik dit uitgesneden stukje beeld te beschouwen als een soort spiegel, waarin ik mijn eigen ideeënwereld gereflekteerd wilde zien.

Definitieve vormgeving: Ik had er aan gedacht zelf een spiegel in een door mij gekozen landschap te plaatsen. Redenen van praktische aard, maar vooral het vermijden van de esthetiek lagen aan de basis van de alternatieve oplossing: de verkeersspiegel.

Omschrijving: Van kind been af worden we gekonfronteerd met spiegels, die de meesten van ons niet me kunnen missen. Als definitie van een spiegel lezen we een woordenboek: Voowerp van metaal met een gepolijste oppervlakte of van glas met preparaat daarachter, dat door terugkaatsing beelden vormt van de voor werpen die er zich tegenover bevinden.

Naast het gebruik bij onze dagelijkse opsmuk zijn de toepassingen van de spiegel velerlei. De hoofdbekommernis is daarbij is steeds een zo getrouw mogelijke weerkaatsing.

Hoe kleiner de vervormingen, hoe perfekter de spiegel; hoe groter de vervormingen, hoe groter de pret (op de kermis bij voorbeeld). Afwijkend van de hoofdbekommernis (nl. een getrouwe weerkaatsing) is de verkeersspiegel een samenvoegen van weerkaatsen en vervormen. Enkel de veilig heid is van belang.

Beeldfilosofie: Van jongsaf maakte ik mij een “voorstelling” van wat mijn leven zou kunnen zijn of zal worden. Deze voorstelling blijft evolueren en wordt vrijwillig of gedwongen aangepast aan de mentale wetten gesteld door het eigen ik en de mij omringende maatschappij. Dit in beeld brengen was het best realiseerbaar door het aantonen van de gelijkaardigheid, zij het op een ander vlak, van het fenomeen verkeersspiegel en mijn levensopvatting. In mijn spiegelproject staat de verkeersspiegel voor symbool van mijn werkelijke leven, dat uiteindelijk een ‘vervormde’ weerkaatsing is van mijn ‘voorstelling’. Daar waar de vervorming bij de spiegel het gevolg is van optische wetten is de vervorming van mijn ‘voorstelling’ te wijten aan mentale wetten.

Bij horizontale of vertikale verplaatsing krijg ik in de verkeersspiegel een andere vervorming. Al naar gelang de manier waarop ik mij ten opzichte van anderen opstel, krijg ik een andere kijk op hen, en zij op mij. Bij het bekijken van de foto’s ziet de toeschouwer enkel het via de spiegel vervormde beeld en kan hij vermoeden hoe de werkelijkheid eruit ziet. Zo ook laat ik meestal slechts de vervormde versie van mijzelf zien, mijn innerlijke wereld geef ik zeiden prijs. En... vice versa, mag je zeggen.

Het spiegelproject van Carl Uytterhaegen loopt in het fotografisch circuit: Antwerpen (Fiimhuis), Turnhout (De Waranda), Bornem (Ter Dilft). Strombeek-Bever (Cultureel Centrum), Antwerpen (Cultureel Centrum Luchtbal).


XAVIER ROMBOUTS

‘Foto’, (NL), nr.9, september 1982


SPIEGELPROJECT VAN CARL UYTTERHAEGEN IN FOTOGALERIJ XYZ


Bijzonder merkwaardig is de expositie van fotowerken van de Gentse leraarfotografie Carl Uytterhaegen, die nog tot 4 maart in galerij XYZ aan de Brabantdam te bekijken valt. Merkwaardig omdat de reeks werken opgebouwd is met beelden van spiegels.

Van spiegels verwacht je normaal informatie over jezelf, om te zien hoe men er zelf uitziet. Carl Uytterhaegen fotografeerde spiegels waarin de natuur, de straat, de overkant zichzelf ziet: verkeersspiegels, waarvan er in ons land zowat 6.000 exemplaren neergeplant werden.

In vierkant formaat gefotografeerd (6 x 6), en op barietpapier, met alle fijne grijstinten eigen aan dit procédé, afgedrukt liet hij in een haast meditatieve sfeer, via een soort geestelijk derde zenoog de wereld zichzelf observeren.

Carl Uytterhaegen voegt daarmee als het ware een dimensie aan de fotografie toe, wellicht ingegeven door de neiging de dingen niet “éénzijdig” te bekijken, maar de “context” te benaderen, op die manier geen plaatjes makend, maar inhoud en geschiedenis brengend. Wat achter ons ligt heeft ook belang, misschien nog meer.

Hij vermijdt daardoor dat een vals beeld gebracht wordt van de situatie waar men voor staat, spiegels zijn meedogenloos. Zo ook Carl Uytterhaegen. Een soort autobiografie voor zijn kijk op de dingen, geen compromissen, feiten niet uit de weg gaan, maar ze in zijn wereld inpassen, op de beste manier, geen vervalsing plegen, maar hoe keihard ook, situaties schetsen die vaak uit de weg worden gegaan of waar men niet opzij durft voor te kijken. Carl Uytterhaegen heeft van die zijdelingse-informatie, het beste, een decoratie gemaakt, net als een kader die je in een woning aan de muur hangt, zo hangt hij een spiegel in de natuur.

Neem de kader weg, de living is naakt, neem de spiegel weg, de natuur is leeg. Zo is de spiegel een soort open boek, een vriend, een informant, een lichtbaken in een donker bos, een eiland in de woeste meedogenloze natuur, een huis dat in onbewoonbare bomen hangt, de betonbaan die het bos toegankelijk maakt.

Zo heeft de informatie, de kritiek, de harde werkelijkheid, de taak van een soort baken, een zalvende functie. Carl slaat niet of hij zalft!

Met de spiegels voelt men zich niet meer verloren in de eenzijdig belichte wereld, de vierde dimensie is open gegaan, men kan veilig ontsnappen. Een bijzonder te genieten reeks die in haar totaliteit naast een technische perfectie ook grote poëtische waarde ademt, terwijl elk exemplaar afzonderlijk zowel grafisch, fotografisch en artistiek niet door een fotograaf, maar uit de diepste diepten van een levende en levendige menselijke geest geboren werd.

(J. N.) ‘Het Volk’ 4/3/1983


ORA PRO NOBIS vanuit een warm, nostalgisch gevoel heb ik scherpe herinneringen van toen omgezet in scherpe beelden van nu

carl uytterhaegen


PROCESSIES, EEN TOELICHTING


Assyriërs, Egyptenaren, Grieken en Romeinen hielden godsdienstige optochten om allerlei redenen. De christenen namen deze gewoonte over van zodra ze hun godsdienst in het openbaar mochten belijden (vierde eeuw) en pasten ze aan naar vorm en inhoud aan hun eigen “traditie”. Veel processies die vroeger gehouden werden, trokken door een deel van een stad of parochie, omdat men geloofde dat door deze optochten alles wat zich binnen dit gebied bevond beschermd werd tegen epidemieën en ander onheil. Uiteindelijk zijn de processies vergroeid met de zeden en gebruiken van de mensen. De sacramentsprocessie: de verering van het Heilig Sacrament van de Eucharistie is één van de grootste feesten van het kerkelijk jaar. Dit feest werd voor het eerst gevierd te Luik in 1246 en in 1311 werd er beslist op het concilie van Vienne (Frankrijk) het in alle kerken te vieren. De processies, aan dit feest verbonden, groeiden uit tot officiële manifestaties met deelname van stadsmagistraten, gilden, rederijkerskamers en zelfs reuzen (1463 te Leuven). Het strikt religieus karakter brokkelde echter af. Om dit verval in te dijken werden rederijkerskamers en reuzen uitgesloten. Plaatstelijke processies werden gehouden ter herdenking van het inwijden van de kerk. Het inwijden van een gebedshuis was gebruikelijk bij Joden, Grieken en Romeinen en werd door de katholieken overgenomen. Deze jaarlijkse processies kunnen als de oudste van onze traditionele processies beschouwd worden. Met deze processies ontstonden tegelijkertijd onze dorpskermissen. Ommegangen zijn processies die een langere weg volgen, meestal door verschillende gemeenten of parochies, en aan een reeks kapelletjes voorbijtrekken, bv. de Sint Gertrudisommegang te Nijvel (twaalfde eeuw) en de Fiertel (St.Hermes) te Ronse (dertiende eeuw). De hedendaagse gesproken processies knopen opnieuw aan bij de traditie van rederijkerskamers die tijdens de processies taferelen uit het Oud Testament of uit het leven van heiligen speelden. (bv. Meigem). Tussen Samber en Maas worden er “marches” gehouden: jaarlijkse of zevenjaarlijkse processies, waaraan verschillende groepen “marcheurs” deelnemen. Dit zijn groepen mannen die in historische uniformen gekleed zijn, gewapend zoals weleer en elk met hun eigen muziekkorps. Ze werden vroeger wellicht aan de processies toegevoegd om de relikwieschrijnen tegen rovers te beschermen (Fosse, St. Feuillen, 1856). De “pardon” is typisch Bretoens, tegelijkertijd echter een godsdienstig en werelds feest (St. Anne-La-Palud, Quelven, e.a.) Sommige “pardons” zijn verchristelijkte oude Keltische feesten. In heel Spanje zijn er tijdens de Heilige Week processies met als orgelpunt de processie van Goede Vrijdag.


Carl Uytterhaegen

(catalogus ‘Ora Pro Nobis’)


Bronvermelding: “Les procession et pélerinages, manifestations cle notre folklore” M. Tock - P. Schroeder (Ed. du Sorbier, Arlon 1956) -Biekort XXXVIll (1932) blz. 257-261. Celis

Een van de karakteristieke eigenschappen van de fotografie is de bescheidenheid waarmee dit medium zichzelf manifesteert. De fotografie is in ruime mate een verborgen verleider. Ze ontkent haar eigen werkelijkheid grotendeels ten voordele van de overgedragen beeldinformatie. Het publiek ziet daardoor in de eerste plaats vooral een afgebeelde werkelijkheid en komt meestal pas later tot een groeiende bewustwording van de ingrepen en manipulaties die door de fotograaf werden doorgevoerd. Nochtans bepaalt de fotograaf evenzeer als de afgebeelde werkelijkheid het uiteindelijke beeldresultaat. De fotograaf kiest onderwerp en specifieke gezichtshoek. Hij belicht betekenisvolle details en laat andere uit beeld. Hij selekteert, interpreteert en insinueert door het samenbrengen in één tentoonstelling of publikatie samenhangen tussen individuele beelden. Carl Uytterhaegen, wiens maatschappelijke en artistieke betrokkenheid duidelijk verder gaat dan de beperkte wereld van foto’s en fotografen, is zich van dit alles m eer dan bewust. Als fotograaf exploiteert hij de geboden mogelijkheden, maar tegelijkertijd poogt hij deze praxis te verzoenen met de ethische en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de kunstenaar. Het resultaat is een ceuvre dat weliswaar sober en onopvallend, maar op termijn ook sterk gemotiveerd en effektief blijkt te zijn. Het werk van Uytterhaegen wordt gekenmerkt,door een in het drukke landschap van de aktuele fotografie vrij zeldzaam geworden vanzelfsprekendheid. Het biedt ongekompliceerde visuele waarnemingen, ontdaan van esthetiserende franjes of expressieve kunstgrepen. Juist daardoor echter kan men er als beschouwer niet omheen dat de diepere betekenis van dit werk essentieel schuilt in het gekozen motief en in de keuze van dit motief. Uytterhaegen doet in zijn foto’s vaststellingen die op zichzelf helder en onaanvechtbaar zijn maar niettemin uitdrukkelijk om genuanceerde duiding vragen. Hij konfronteert ons met toestanden die aanleiding geven tot reflexie en aldus tot ruimere bewustwording van natuurlijke, maatschappelijke en kulturele processen. Dat geldt niet alleen uitdrukkelijk voor de sociaal-dokumentaire reportage over “Les Corons d’Auchel”, maar ook, zij het minder expliciet, voor de op het eerste gezicht meer afstandelijke en vrijblijvende opnamen die soms toevallig, maar dikwijls ook planmatig ontstonden tijdens zijn reizen en verblijven in verre landen of op zijn tochten langs meer vertrouwde buurten. Het werk in deze tentoonstelling is daarvan een voortreffelijk bewijs.


Pool Andries

(catalogus: ‘Ora Pro Nobis’)

BESCHRIJVENDE LUISTER



Toen ik voor het eerst de processiefoto’s van Carl Uytterhaegen kon bekijken, moest ik denken aan mijn verzameling ingebonden jaargangen van het geïllustreerd weekblad Ons Volk. In de nummers van tussen de twee wereldoorlogen tref je er onder de rubriek “Actualiteiten en Mengelmaren” een bonte fotoreeks vergezeld van een bijschrift aan. De meest diverse dingen staan er door elkaar. Triomfen krijg je vooral te zien. Hitler, Mussolini, de Japanse keizer spreken de massa toe, terwijl op het volgende plaatje de toehoorders nu begeesterd, opgezweept, achter een standaard in geordende rijen opstappen. Feestelijk, lachend, een zogenaamde toekomst onbekommerd tegemoet. Maar er zijn de foto’s van de nieuwste typen wapens, pantservoertulgen, vliegmachines Een wereld die zich schijnbaar achteloos op de oorlog voorbereidt. Een andere, eveneens triomfantelijke, reeks foto’s gaat over kerkelijke plechtigheden, processies. Hier ook zie je een menigte. Velen stappen mee op, niet zo geordend. Rijen dik staan de toeschouwers. Sommigen houden zich in evenwicht op schuttingen, zijn op,de daken gekropen, verdringen mekaar voor de ramen van bovenverdiepingen om toch maar een glimp van het schouwspel te kunnen opvangen. Dat niet alleen voor “beroemde” processies, ook voor eenvoudige roomskerkelijke optochten is er een grote toeloop. Er is overeenkomst. In Berlijn, Rome, eveneens in Hakendover, Werchter, Hoogstraten posteren zich de hooggeplaatste personen op tribunes. De jeugd is opgetrommeld. Toen nog volgzaam en warm te krijgen voor als idealen voorgestelde gedachten en stromingen. De meisjes, lieftallig; ze dragen bloemkransen, aureolen op hun hoofd, engelenvleugels. De jongens zijn in korte broek, in uniform, fier op hun groep groeten zij bij tromgeroffel die belangrijke mensen. Er is natuurlijk verschil. Eenzelfde gecamoufleerde, maar duidelijke, dreiging heb je niet. Toch vertegenwoordigt elke massa een macht. Of men omwille van die macht of uit overtuiging omdat men als massa de waarheid denkt aan te hangen onderdrukt en discrimineert, zoveel anders is het niet. Zo zag ik het doorheen de sepia gekleurde foto’s van de twintiger en dertiger jaren. Iets bleef voortleven. Tot in de jaren vijftig moest je je op de processiedag kunnen omkleden. Als jong meisje tot een engel, Maria, een andere heilige vrouw. Als jongen droeg je een vlag of je was in het uniform van KAJ, studentenbond, fanfare. Het was een verplichting, nauwelijks nog deed je mee uit overtuiging, het aantal toeschouwers was geslonken. Maar er groeide een besef van vrede, van verdraagzaamheid. Vandaag is er een verhevigde opflakkering. Men herbewapent. Het woord oorlog duikt op. Weer krijgt de roomse kerk heimwee naar hoe het was. Er wordt ingespeeld op de huidige onzekerheden. Bedevaarten en processies worden opnieuw georganiseerd of nieuw leven ingeblazen. Een veilig gevoel - samenhorigheid is daarbij de code - wil men heroproepen. Wie meedoet kan niets overkomen, vergeet de dreiging Met verbazing heeft Carl Uytterhaegen dit, van op afstand deze keer, bekeken. Hij zit er niet werkelijk meer aan vast. Toch fotograaf zijnde tot in de diepste van zijn vezels, kan hij niet anders dan nu zijn camera ervoor te hanteren. Hij wil het fenomeen vastleggen vooraleer het nog eens zou verwateren en slechts hier en daar omwille van de folklore zou blijven bestaan. Hij zou kunnen aanklagen hebben. Heel gemakkelijk kan dat. Je neemt een extreme groothoeklens, je plaatst je met je neus op het gebeuren en je schiet maar beeldjes.





De mensen zien er dan uit als clowneske, zielige of aftandse figuren: hoofden vervormd, handen groot opgeblazen, het hele voorkomen als door een lachspiegel gereflecteerd. Carl Uytterhaegen doet dit niet. Hij fotografeert niet uitdrukkelijk, niet spectaculair.

Hij heeft een aandachtig beschrijvende camera, geboeid, geconcentreerd op ieder detail. Het jubilerende, het luisterrijke, het plechtige, het zondagse van een kerk die zich groot en verheven boven alle andere acht weet hij in foto’s te vertalen. Houdingen van de acteurs, hun kledij, de onvolkomenheden ervan soms, attributen, de entourage, het gedoe er rond bedeelt hij een belangrijke rol toe. Hoe exact is de opname van de onbezette, wachtende, stoelenrij. En die waarop een tafeltje staat met erop een wit linnen kleedje, kaarsen en een beeld temidden van zo een typische huisoprit. Soms formuleert hij een aanklacht voor de absurditeit die hij, als scherp waarnemer, opmerkt. Hij doet het subtiel, afstandelijk wat: een processie die zichzelf tegemoet komt, een ezel die onder de toeschouwers is, het speelse aankleden op een oude schoolspeelplaats (“de koer”). Carl Uytterhaegen houdt van zijn wereld, hij trekt zich graag terug om na te denken, om van op afstand te beschouwen. Hij heeft een persoonlijke mening in een leefkader waarin hij rust inbouwde en waar hij geen confrontaties uit de weg gaat. Carl Uytterhaegen is de eenzame explorer, de vorser, die tot opmerkelijke resultaten komt. Zijn fotografie is intens beleefd, meegeleefd, beschouwend van uitzicht, niet ontdaan van kritiek, nooit banaal. Rustig, gestaag, afgemeten als muziek van Satie, maar eveneens helder, zinderend, verrassend als die van de modernist Glass. Je kunt je in ieder beeld verdiepen, je krijgt de kans om er te proeven eigenlijk van de geuren en kleuren, de geluiden, van de harteklop van de situatie.


Xavier Rombouts

(catalogus ‘ora pro nobis, 16 april 1985)

“Ora pro nobis” foto’s van Carl Uytterhaegen

KIJKEN ZONDER MEEBIDDEN


GENT - Er is - ook in hun stille humor - iets wat droevig maakt in de processiefoto’s van Carl Uytterhaegen. Niet voor hen die op de foto staan, wel voor hen die met nuttige afstand willen meekijken door de lens van de fotograaf. Deze droefheid lijkt me minder schrijfbaar dan fotografeerbaar. De foto houdt hier meer gevangen dan de letters. Ik zou het zo willen beschrijven. Je doet niet mee; je bidt bijvoorbeeld niet mee, of je wandelt niet mee, of je draagt geen boetekleed, of je dochtertje speelt niet de rol van Maria, enzovoort - maar je kijkt alleen maar. Zonder betrokkenheid (hooguit wat jeugdnostalgie), maar ook zonder wezenlijke kritiek, van welke aard ook. Je kijkt alleen maar, en soms weet je echt niet wat je ziet. Zo maakt Carl Uytterhaegen beelden die, los van de intrinsieke schoonheid van de prent, twee dingen doen en tonen: ze snijden een religie op mensenmaat en tegelijk zetten ze een bepaald soort folklore in de marge van de godsdienst met een knipoog op haar plaats of ontmaskeren ze met de glimlach. En, zoals reeds gezegd, in zo een glimlach leeft droefheid, onbestemde droefheid.

Het is duidelijk dat Uytterhaegen uit ervaring spreekt. Hij heeft het allemaal zelf meegemaakt en na vele jaren keert hij terug, om te sprokkelen in zijn eigen souvenirs. Deze fotografie heeft geen diepzinnigheid van woorden nodig, zoals het beeld ook zelf alle geforceerde diepzinnigheid weert, wat fris klinkt voor de anders dikwijls wat stroef celebrale Uytterhaegen. Deze beelden spreken gewoon schitterend voor zichzelf en voor de fotograaf. Naar Uytterhaegens Ora pro nobis kan je alleen maar kijken. Meebidden kan niet. Deze fotografie doet zoveel deugd als sommige zinnen van Elsschot.

“Ora pro nobis” heet het jongste werkstuk van Carl

Uytterhaegen. Bid voor ons. Foto’s van en vooral in de marge van processies, ommegangen en aanverwante religieuze praktijken. Een zeer menselijk dokument, gefotografeerd met, een warme terughoudendheid die in het licht van de kosmos weemoedig maakt, en alles oneindig relatief.

Ora pro nobis, te zien in een boeke, en ook in het Museum van Deinze en Leiestreek (Luc Matthyslaan te Deinze), tot en met 24 juni opweekdagen van 14 tot 17 u. 30, op zaterdag, zon- en feestdagen van 10 tot 12 en van 14 tot 17 uur, gesloten op dinsdag.

Het boekje Is er te krijgen als catalogus en bevat ook een toelichting door de fotograaf en kommentaren van Xavier Rombouts en Pool Andries. Een nuttig boekje om achteraan in kerken te koop aan te bieden.


LDK

‘De Gentenaar’, 14/6/1985



Uit de hemel, met valse vleugels

De processie van Carl Uytterhaegen.


De pastoors hadden ons liggen. Ze bonden vleugels aan onze schouders (met witte linten), een kruis op de buik en ze zeulden met ons door de straten van de stad. De toeschouwers vonden dat mooi en wij waren voor een paar lessen verlost van het strenge kollege. We voelden ons niet eens belachelijk, want iedereen deed het, en ook, we wisten precies hoe ons te gedragen : met een devoot gezicht.

Wij waren de lammeren en de pastoors waren de herders, en ieder jaar werden we geschoren, en zelfs onze wol was nutteloos.

Eigenlijk waren we het haast vergeten. Tot voor een paar weken. Toen kregen we weer de volle lading. Als video-verslaafden zaten we verwonderd aan de rechtstreekse paus-uitzendingen geboeid, en ze waren er weer allemaal, de herders kompleet met de lange zwarte jurken, de valse lach, de vlaggen, de zedenlessen, de reine meisjes. de hemel en de hel. de opgeheven vinger.

Deinze

leder jaar. in de maand juni, richt het Museum voor Deinze en de Leiestreek een fototentoonstelling in. Dit jaar is het de vierde keer, en het is een goede keer want Carl Uytterhaegen toont er zijn fotoreeks over de processies. Het is een reeks van tweeënzestig zwart-wit foto’s die hij gemaakt heeft in de periode tussen 1979 en nu in Brugge, Fosse. Galmaarden, Halle, Hoogstraten, Kester, Kortenbos, Lede, Lier, Machelen. Mechelen. Miegem, Moerzeke, Opwijk en Poperinge, maar ook in Bretagne, Italië, Portugal en Spanje.

Carl Uytterhaegen (1944) is gewend te werken rond tema’s, vroeger zagen we van hem al een pakkende reeks over een klein Frans mijnwerkersdorp, reeksen over spiegels. bomen en muurtjes. Toch bij de processies zien we de fotograaf in ware topvorm. Hij heeft het zelf ook allemaal meegemaakt : het strenge kollege, het scoutsuniform de engelen van buiten en de duiveltjes van binnen en toch zoals hij zelf zegt : ‘Vanuit een warm. nostalgisch gevoel heb ik scherpe herinneringen van toen omgezet in scherpe beelden van nu’. Carl Uytterhaegen is mild. Dat zijn we niet van hem gewend, maar het siert hem. Hij toont foto’s die er gewoon uitzien en toch geraffineerd zijn.

Vlaanderen op zijn blootst. tragisch en komiek. zielig en heilig.

Het potsierlijke bijzettafeltje staat nu, als een altaartje voor de garagepoort. In de achtergrond kijkt de vrouw des huizes gegeneerd de andere kant op. Op een andere foto zien we een ouderwetse flambeeuw, en hoog daarboven een reklamevliegtuigje met een lange sliert : “Optiek Tom De Bruyne - Hoogstraaten. De gele strepen van de parking vormen in de foto van Carl Uytterhaegen een kruis. Er zit een geknielde vrouw naast met een plastiekje op haar hoofd. En iedereen vindt dat gewoon. De twee engeltjes die verbonden zijn met een rozenketting moeten wel heel ver uiteengaan om een grote paardestront te ontwijken. De fanfare staat aan de ene kant van de haag en aan de andere kant staat de dirigent. Een foto-amateur maakt niettegenstaande de zon toch foto’s met een statief en beveiligt zichzelf met een gevarendriehoek.

Scherp

Carl Uytterhaegen fotografeert niet op statief. maar snel en sekuur uit de hand en omdat hij ook nog een groothoeklens gebruikt moet hij tussen de mensen gaan staan. Dichtbij. Bij een processie is dat gewoon. De mensen en vooral de figuranten kijken niet naar de fotograaf. Ze zijn op zo’n moment echt te kijk. De fotograaf hoort er gewoon bij. Waarschijnlijk beseffen ze niet eens dat Carl Uytterhaegen eigenlijk de processie niet fotografeert maar het gekke gedoe errond, de kontrasten. Hij doet dat met scherpe kleinbeeldfoto’s die hij op bariet-papier afdrukt, mét het zwarte randje van het negatief. Op deze manier wordt het kader benadrukt en weten we dat de foto niet uitvergroot werd.

Op deze foto’s zien we de Vlaamse mentaliteit : mensen die wel niet echt gelovig zijn maar toch meelopen, goedmoedig en een beetje slordig en dan nadien een grote schuit drinken een schuine mop vertellen en straks weer indommelen voor de Amerikaanse weekendfilm. Iemand die zich kritisch opstelt is lastig en onsympatiek, ...’t lijkt wel een Hollander zeggen ze dan…En het brengt niets op.








Carl Uytterhaegen kent die mentaliteit maar hij reageert niet fanatiek. Noch voor noch tegen. Hij toont taferelen die ons kriebelen omdat er zoveel dingen te zien zijn die we herkennen : de schapen en de herders. Bij deze tentoonstelling hangen de foto’s niet in lijsten aan de muur. Ze liggen op lange lessenaars onder glas. Het zijn relatief kleine foto’s, royaal ingekaderd en zonder tekst. Je moet ze letterlijk van dichtbij bekijken. En lang, want er is veel te zien.

De laatste jaren zagen we veel foto’s rond processies. Ook van internationaal beroemde fotografen. Marrie Bot deed het en Koudelka, Bujak en de Nederlander Jan van Veen. Toch hebben de foto’s van Carl Uytterhaegen (na die van Markèta Luscacova) de meeste indruk op mij gemaakt. Natuurlijk ook omdat deze voor mij de meest herkenbare zijn, maar vooral omdat hij de gebeurtenissen op een frisse, intelligente manier heeft doorlicht. Voor zijn zalige penitentie krijgt bij dan vijf onzevaders en vijf weesgegroeten en vijf gloriezijdevaders. Penitentie, jawel. de goede dingen werden door de Kerk ook vaak bestraft.


JOHAN DE VOS


Ora pro nobis foto’s van Carl Uytterhaegen. Museum van Deinze en de Leiestreek, Luc Matthyslaan 3-5, Deinze. Open op weekdagen van 14 tot 17 u.30. Op zaterdag zon- en feestdagen van 10 tot 12 u. en van 14 tot 17 u. Gesloten op dinsdag. Tot 24 juni.

‘KNACK’ - 12 juni 1985




Gentse fotografen te kijk in Vlaanderen

Carl Uytterhaegen: fotograaf essays


GENT. - Carl Uytterhaegen, op fotografisch gebied autodidakt, leraar aan de Akademie te Gent én ‘een van de beste fotografen van België’, stelt tot 12 september tentoon in het ICC te Antwerpen met een serie foto’s van landschappen. De reeks verhuist op 7 augustus naar galerij Anders te Zottegem.

Uytterhaegen: «Die serie Landschappen vormen een weerspiegeling van mijn innerlijke rust op verschillende vlakken. Tien jaar geleden kon ik een dergelijke reeks niet maken. »

Carl Uytterhaegen fotografeert essays. De onderwerpen in zijn hoofd werkt hij af zoals een schrijver een boek, er voortdurend mee bezig en er steeds dieper op ingaan. Tot bij wijze van spreken het boek af is en wordt uitgegeven.

Een zeer bekende serie is de reeks «Kerkhoven». Zijn uitleg: «Een kerkhof is een oaze van rust en tegelijk vrij cynisch. Ik zie het als een landschap op zich of in een ander landschap. De serie heeft bovendien een dokumentaire waarde, want kerkhoven rondom de kerk verdwijnen en over vijftig jaar zijn misschien alle kerkhoven verdwenen. »

Een andere reeks heet, «Contact-portretten». Portretten van toevallig ontmoete personen die werden gevraagd om te pozeren. Met als voorwaarde sine qua non: recht in het objektief kijken. Het kontakt bij de opname moet aldus ook bij de kijker ontstaan.

Tegenwoordig werkt Uytterhaegen aan een reeks «Verkeersspiegels »: « Ik zie de wereld als zeer verwrongen. Die persoonlijke visie op het leven fotografeer ik via de vervormde verkeersspiegels. Fotografie is, zegt Uytterhaegen: « Een belevenis vastleggen in een beeld, met als open mogelijkheid voor de toeschouwer om er zich in te projekteren. Kunst of geen kunst, dat laat ik in het midden. » Op de goede foto is alles goed. Uiteraard is de opname van groot belang.

« Tijdens de opname speelt een samenwerking tussen vaktechniek en hét juiste moment. En dat vraagt een discipline vooraf. Als het gebeuren je niet interesseert, zij het in positieve of negatieve zin, dan zie je de juiste momenten niet.»

Hetzelfde herhaalt zich bil de afdruk. Maar wat dat betreft blijft Uytterhaegen dicht bij het negatief. Op zoek gaan naar effekten ligt hem niet.



(dd)

‘De Gentenaar’ 3-4 juli 1976





UYTTERHAEGEN MAAKT TASTBARE FOTOGRAFIE


HASSELT. - Carl Uytterhaegen is in de Vlaamse fotowereld welbekend. Hij behoort tot het type waarvan wordt gezegd dat het het zich niet gemakkelijk maakt. Hem kan, menen wij, geen erger (fotografisch) kwaad overkomen dan dat hij om volmaaktheidsredenen al was het maar een randje zou moeten knippen van het originele negatief.

Alles gebeurt bij de opname. Dan doet de goede fotograaf zich kennen wat betreft ‘n feilloze blik, zijn zin voor beeldkompositie, de juiste dosering der grijswaarden enz. Donderkamerfotografie is in hoge mate uit den boze.

Het is een standpunt. Maar met een naar dergelijke filozofie gecreëerd negatief kan men nog alle kanten uit. Kanten die in tegenspraak zijn met een volgehouden puristische belijdenis. Een landschap b.v. kan naar willekeur gedramatizeerd worden door het «doordrukken» van de hemel, al of niet aan wolken verzadigd. De keuze die bestaat in de kontrastgraad van het gevoelig papier laat toe het beeld te verzachten tot een droom of te verhevigen tot een nachtmerrie.

Als Uytterhaegen vindt dat zijn fotografie aan expressie mag winnen, dan grijpt ook hij in. Het lijkt niet konsekwent, maar wat is konsekwent als men kunst op een schaaltje aan het afwegen is?

Landschappen

Zijn bekendheid geldt vooral zijn landschappen. Zeker bij het beschouwen van dit genre rijst de vraag naar de bedoelingen van de fotograaf. De schatkamers van onze kultuur steken vol landschappen. Ofwel is de aantrekkingskracht zo groot dat hij er niet aan kan weerstaan, ofwel zit er een «boodschap» in, want eenmaal aan een tentoonstelling toe, veronderstelt men volgens de geldende normen bij de maker een goede reden, en de allerbeste reden die er zijn kan is dat hij een «boodschap» te brengen heeft. De louter beschrijvende vorm heeft maar weinig te boodschappen; hoe meer er geabstraheerd wordt echter, hoe meer de indruk gewekt wordt van een ware boodschappenzwangerschap bij de auteur.

Uytterhaegen abstraheert niets. Verhult niets, heeft geen geheim voor de toeschouwer. Wat hem getroffen heeft in het landschap mag de kijker bevallen of niet. In deze wereld bestaan nog steeds boomgaarden, akkerland. Het licht glijdt nog steeds tussen de bomen. Ruw, geploegd, verwilderd ligt de aarde erbij. De hemel dreigt. Door de mens verlaten horizonten, de textuur van de vegetatie op het veld, een glooiïng van de aardbodem, het is allemaal fotografie. Een enkele maal overwint zelfs de fotografie het motief, het landschap zoals het door de mens betreden wordt. Zoiets schakelt het lichaam uit, de geest in.

Wij zouden - maar men weet het, de gustibus... - Uytterhaegens landschappen lichamelijke landschappen willen noemen. Tastbare fotografie. Meer naar het oog toegewerkt dan naar de kontemplatie. Daarbij ontkom je niet aan de indruk een beetje op dieet te staan, om te bekomen van het onverteerbare van veel progressieve kunst.

Tot 20 mei, Kultureel Centrum, Kunstlaan 5, dagelijks van 10 tot 19 u.


F. TAS

‘De Standaard’ 16/5/1979



Carl komma Uytterhaegen punt


Na zijn tentoonstelling in hetMuseum van Deinze waar hij een reeks markante foto’s samenbracht rond het thema van de liefde, toont Uytterhaegen tot 1 juni onder de titel: “Beeldenkommazomaarpunt” een 70-tal foto’s in galerie Pennings te Eindhoven. Ook deze opnainen werden gemaakt zowel in Europa als tijdens zijn verbijf in het Verre Oosten. In tegenstelling tot het afgelijnde thema in Deinze rond het grafische hartsymbool, dat we allen ooit wel ergens achterlieten (als stille getuige) en dat Carl Uytterhaegen opzoekt in verre en andere landen en samenbrengt tot een fotografische beeldeneenheid, heeft voor zijntentoonstelling in Nederland geopteerd voor een reeks eerder losstaande opnamen die hij verzamelde tijdens zijn zwerftochten. De beeldenverzameling toont een soms bizarre wereld die vorm krijgt binnen een spanningsveld tussen de uitersten die Carl Uytterhaegen steeds opnieuw opzoekt op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen.


J.Q.


Nog tot 15 juni in Galerie Pennings,

Geldropseweg 61A, Eindhoven.


‘De Witte Raaf’, nr. 31, mei 1991


Wereidreiziger Carl Uytterhaegen stelt tentoon

Merelbeekse bib hangtvol slapende mensen.



















Nog tot 31 januari, hangen in de bibliotheek van Merelbeke vijftien foto’s van de Gentse fotograaf Carl Uytterhaegen (57). ‘Sliepen zij de slaap...’ geeft een beeld van mensen die overal ter wereld een uiltje knappen. Uytterhaegen zelf is: daar nog langniet aan toe: ‘Ik zal blijven rondreizen en fotograferen’, zegt de man die al exposeerde van Zottegem tot in Tokio. Carl Uytterhaegen werd geboren in Zottegem, verhuisde al snel naar Gent en gaf jarenlang les aan het Sint-Lucasinsituut in Brussefoto’s en de Gentse Academie voor Schone Kunsten. Tussendoor dweilde hij met zijn fototoestel in de hand de hele wereld af foto’s’Ik ga nooit voor één bepaalde reportage op stap, er zitten altijd meerdere ideeën in mijn hoofd. Aan de meeste onderwerpen fotografeer ik heel lang. Een reeks ‘hartjes in graffiti’ kostte me twintig jaar, de fotoreeks over kerkhoven hoop ik in 2004 te tonen, zegt de man die in 1994 voor, het Iaatst exposeerde in Eindhoven.

NIEUWE MEDIA

Acht jaar na zijn laatste expo is Uytterhaegen er dankzij zijn dochter terug. ‘Ik stel nog maar weinig tentoon, er zijn. nu nieuwe media genoeg om je werk te laten zien. Mijn dochter is evenwel cultuurfunctionaris in Merelbeke en dacht dat een tentoonsteiiing van mijn reisfoto’s hee-mail ideale bindmiddel was voor de reeks Reisimpressies die ze organiseren.’

Ik ging akkoord met de tentoonstelling omdat een bibliotheek een heel vrijblijvend karakter heeft, de drempel is laag. De mensen krijgen mijn werk hier gratis te zien en wie niet wil kijken hoeftdat niettoen, klinkt het bescheiden. Hoewel Uytterhaegen al zijn hele leven fotograaf is, hangt er aàn de Merelbeekse expo een nieuwig heidje voor hem. (Het is de eerste keer dat ik op zo’n groot formaat werk; maar dat moest wel om de werken te laten opvallen in deze grote ruimte. Norrnaal gezien zijn mijn foto’s nooit groter van twintig bij vijftien centimeter. Het uiteindelijke doel van eee-mail foto blijft hetzelfde: je moet het universele bee1d overal en altijd begrijpen.

SLAAPKOP

Hopelijk.inspiréren defoto’s het bibpersoneel niet te sterk. Slapen doe je immers niet op het werk. Uytterhaegen iegt uit dat het niet zomaar om slapende mensen gaat. ‘Op alle foto’s zieje mensen een uiltje knappen, tussendoor snel een slaapje meepikken. Bij ons zie je dat niet zoveel, wij slapen s’nachts een aantal uren aan een stuk door en dat moet volstaan voor de rest van de dag In het Oosten en het Zuiden is het onderdeel van de cultuur om tus- sendoor een dutje te doen, op de meest diverse p1aatsen. Die snurkende mensen op de grappigste plaatsen levert mooi fotomateriaal op, van Chili tot HongKong en van Taipei tot Italië. Azië is het continent waar ik me het beste voel, maar dit jaar was ik voor het eerst in ZuidAmerika en dat boeide me ook. 1k denk dat ikzal blijven rondtrekken, met Gent als veilige thuishaven’ nog volgens de man die al zijn hele levendoor de zoeker van een fototoestel kijkt.


BART DE SCHAMPHELEIRE


‘Het Laatste Nieuws’ 19 november 2002


SLIEPEN ZIJ DE SLAAP DER RECHTVAARDIGEN NIET....

DAN KWAMEN ZE NIET IN DE HEMEL

‘Sliepen zij de slaap…

der rechtvaardigen niet dan kwamen ze nooit in de hemel’

tentoonstelling Bibliotheek Merelbeke, november-december 2002



Tijdens mijn fotografische zwerftochten heb ik foto’s gemaakt van mensen die een ‘uiltje’ vangen op straat. Daar waar in onze westerse wereld meestal clochards en daklozen op straat slapen is het in het zuidelijk halfrond gebruikelijk dat wie er behoefte aan heeft zich even te slapen legt op een bank, in het gras, onder een boom, kortom waar het hem of haar het best uitkomt.

De foto’s werden gemaakt in Taiwan, China, Hongkong, Chili, Spanje, Italië, Turkije, Cuba en Singapore


Carl Uytterhaegen



Openingstoespraak door Christine Adam


Toen ik door Carl Uytterhaegen uitgenodigd werd om deze toelichting te

verzorgen, was ik even verrast: in de bibliotheek van Merelbeke zouden

15 foto’s komen onder het thema, de slapende mens. Als gewezen

bibliothecaresse was ik verwonderd omdat men in een bibliotheek het

liefst alert is en er de ogen wijd open dient te houden. Aangezien elke

verwondering naar een brokje filosofisch denken leidt en de

persoonlijkheid van Carl Uytterhaegen niet zomaar kiest, koppelde ik

vrij vlug slaap aan rust. Een bibliotheek behoeft rust en deze foto’s,

hoe indringend ze ook zijn, bieden deze rust. Ongetwijfeld was dat bij

de keuze de bepalende factor.

Hoe ook, deze reeks foto’s is nogmaals een prachtig voorbeeld van het

conceptuele denken van Carl Uytterhaegen. Van een idee of concept een

visueel omgezette taal maken, komt in het oeuvre van Carl als een

constante naar voor. Hij slaagt er telkens opnieuw in om het alledaagse

op een hogere dimensie te laten functioneren, om het alledaagse boven

dat alledaagse te laten uitstijgen, om het alledaagse een universeel

karakter te verlenen.

Het capteren van de slapende mens uit de werkelijkheid zou kunnen

resulteren in reportagefotografie. Hier is naar mijn gevoel van

reportage geen sprake, de slaper is als het ware een alibi, een

hulpmiddel om de compositorische capaciteiten die deze fotograaf van

nature bezit, te exposeren. Zijn letterlijk en figuurlijk vinnig oog,

kadert permanent én op de straat én door de lens. Hij ziet, wij kijken

en dat besef moet een boodschap zijn. Carl Uytterhaegen nodigt ons niet

alleen uit om te zien, hij dwingt als het ware om onze kijkgewoonte te

veranderen, te heroriënteren, te optimaliseren. Dit vraagt van ons een

concentratie die op haar beurt moet kunnen leiden naar het elimineren

van het herkenbare. Wat overblijft is een structuur die de drager is van

het totaalbeeld.


Deze structuur kan men ook een lijnenspel noemen, geboden door de

omringende omgeving van de slaper. De interne geladenheid die bijgevolg

inherent is aan elk beeld, is het resultaat van kunstig bezig zijn.

Als ik daarstraks het indringende van het beeld even aanstipte, wilde ik

in se naar het formaat refereren. Carl Uytterhaegen heeft duidelijk ook

de intimiteit van het kleine formaat doorbroken. Het is een trend die

door de technologische vooruitgang mogelijk werd maar op zich en voor

mij persoonlijk niet veel te betekenen heeft. Enkel dit: wanneer een

uitsnit uit de alledaagsheid zelfs op dit formaat nog de geladenheid

uitstraalt die die uitsnit op klein formaat inhoudt, staan we voor een

krachtige beeldvorming die in haar kracht, rust biedt. Deze ervaring is

in onze hedendaagse kunstwereld geen evidentie meer maar binnen dé

kunstbeleving zal het altijd een noodzakelijkheid blijven.


Christine Adam

15 november 2002


‘DE BIJSLUITER’


over de geschiedenis van de documentaire fotografie, fotojournalistiek en fotografie in conflicten.


about the history of documentary photography, photojournalism and photography in conflicts.


l’histoire de la photographie documentaire, le photojournalisme et la photographie en temps de guerre


Academia Press, Gent, 1999, 16x24 cm, 298 p., ISNBN 90-382-0206-7

Documentaire Fotografie versus Fotojournalistiek

Een niet te scheiden huwelijk



Carl Uytterhaegen is fotograaf. Hij fotografeert op een documentaire manier, speels en elegant. fotografie is zijn fotoverhaal ‘Ora Pro Nobis’ (1985) over processies. Hij kijkt in de rand van een verspreid volksgebeuren in Spanje, Vlaanderen en Frankrijk Een vliegtuigje hangt In de lucht. Een rijtje lege stoelen. Een verdwaalde processie-engel

Wat kan fotografie simpel en mooi zijn, denk je dan. Bij nader toekijken merk je de alertheid van de fotograaf. Wat een geconcentreerde aandacht. Uytterhaegen schrijft poëzie met het objectief, niet zelden met ludieke toespelingen. Net zoals het kleine verhaal dat vandaag inde Franse literatuur zijn glorieuze rentree maakt met auteurs als Philippe Delerm (Il avait plutôt le dimanche) en volgelingen. Het geleerde verhaal is wat passé . Poespas maakt plaats voor leesbaarheid.

Moeilijkheden vragen. De beelden van Uytterhaegen zingen en verkopen geen theorie of absolute geest, nemen het leven zoals het voorbijtrekt. Recent verscheen van zijn hand De Bijsluiter. Documentaire fotografie en fotojournalistiek. Daarin probeert hij de twee disciplines van elkaar te scheiden. Op zich een moedige daad, maar de opdeling is om moeilijkheden vragen. De lijn tussen beide, documentaire en fotojournalistiek, is fictief en lang niet altijd even rigide te trekken.

De auteur gaat te rade bij anderen. Denkers en fotografen mogen in zijn boek hun zegje doen. Zo iets imponeert, dat wel, maar schenkt geen genoegdoening. Het blijven zwevende citaten die als los zand tussen de vingers glippen. De Amerikaanse historicus Beaumont Newhall, Arthur Rothstein, het vijfde Internationale Congres van de fotografie in 1910 in Brussel, Carl De Keyzer, allen hebben ze wel een mededeling te doen over de magie van het fotografie bedrijf. Tot een afgebakend begrip komt Uytterhaegen niet, zij even min. En dat is niet erg, meent de auteur. Aan de lezer om uit te maken wat hij er mee doet. Is er überhaupt wel een onderscheid te maken, vraagt deze zich gaande weg in het boek af? “Een fotojournalist is een getuige van specifieke gebeurtenissen” schrijft Uytterhaegen. Dat klinkt op het eerste gezicht aantrekkelijk. De vraag is of dat wel zo is. Zo borrelen er nog meer vragen en bedenkingen op. Fotografen creëren toch ook zelf gebeurtenissen door het nemen van een foto. Foto’s geven op hun beurt de illusie dat de wereld bestaat uit een oneindig aantal (schijn)gebeurtenissen. Ze hakken de wereld in mootjes. In mooie plaatjes die haar verheffen tot een surrealistisch theater. Hoe verhouden documentaire en journalistieke fotografie zich dan tot die wereld? Eender allicht. Het echte antwoord kan je beter uit de weg gaan, moet de auteur hebben gedacht. Want ja, hoe overtuigend is vandaag het fotografisch beeld in tegen stelling tot de heroïsche tijd van Time, Vu en andere fotomagazines van weleer?

Kan een foto in de krant tegenwoordig nog als wapen worden ingezet tegen onrecht? Legendarisch is de uitspraak van Duane Michals: “De werkelijkheid fotograferen niets fotograferen” Van twijfel gesproken. Wat maakt een onderscheid tussen documentaire en fotojournalistiek dan nog uit?


Handig boek? Toch is De Bijsluiter een handig boek, het barst van informatie. In grote lijnen wordt de geschiedenis van de documentaire fotografie beschreven met zijn vele coryfeeën. Voorts wordt aandacht besteed aan documentaire foto-opdrachten, wedstrijden en prijzen, fotoagentschappen, fotografie, internet en zo meer. Het uitgebreide domein dat de documentaire fotografie bestrijkt, is nauwelijks bij te houden, laat staan te beschrijven op 300 bladzijden. Ze is van bij haar ontstaan dan ook met zevenmijlslaarzen komen aanrennen. Echt iets voor fotofreaks.


Philip Willaert

(Artsenkrant, 29/10/1999 blz. 40)

Carl Uytterhaegen, De Bijsluiter. Documentaire fotografie en fotojournalistiek, Academia Press, 298 p

tweede en geactualiseerde uitgave van ‘DE BIJSLUITER’


over de geschiedenis van de documentaire fotografie, fotojournalistiek en fotografie in conflicten.


about the history of documentary photography, photojournalism and photography in conflicts.


l’histoire de la photographie documentaire, le photojournalisme et la photographie en temps de guerre


Academia Press, Gent, 2005, 18x25 cm, vii+434 p., ISNBN 90-382-0744-1


Carl Uytterhaegen

Goed Belicht – fotojournalistiek, oorlogsfotografie, documentaire fotografie

Gent (Academia Press)

2005, 434p., € 25,- ISBN 90 382 0744 1



Boeken over de geschiedenis van de (Nederlandse) persfotografie verschijnen zelden en dus is elke publicatie welkom. Zo ook het boek Goed Belicht van de Vlaamse fotograaf en oud docent fotografie Carl Uytterhaegen, dat een zeer goede aanvulling is op bijvoorbeeld Argusogen van Bram Wisman en het artikel Onder vuur van Bernadette Kester (in Journalistieke Cultuur van Bardoel c.s.)

Waar de andere twee werken voornamelijk de ontwikkeling en geschiedenis van de Nederlandse persfotografie en industrie beschrijven, is het boek van Uytterhaegen meer een naslagwerk met een behoorlijk overzicht van hedendaagse fotografen, agentschappen maar ook ontwikkelingen van de internationale industrie. De titel van het boek is dan ook gerechtvaardigd omdat het deze zaken inderdaad Goed belicht. Of het daarmee een boek is dat aantrekkelijk is om te lezen is een tweede, maar wie leest dan ook een encyclopedie achter elkaar?


Alhoewel het boek niet als dusdanig is ingedeeld, bestaat het wat betreft inhoud en stijl uit drie delen. In het eerste deel staan drie soorten fotografie centraal. Als eerste is dat de documentaire fotografie, waarbij de fotograaf de rol van ooggetuige heeft en hiermee de waarheid bepaalt. Niet alleen door de keuze van het onderwerp maar ook door zijn historische en culturele achtergrond. Daarom wordt documentaire fotografie ook wel ervaren als slachtoffer-fotografie: de slachtoffers hebben geen idee hoe ze worden afgebeeld bij het maken van de foto’s.

De tweede vorm is fotojournalistiek: het maken van foto’s met nieuwswaarde die gebruikt worden in kranten en magazines. Deze nieuwsfoto’s kunnen een documentair karakter krijgen als de interesse voor het afgebeelde blijft bestaan, zoals de foto’s van Erich Salomon van politici aan de macht in het interbellum.

De laatste vorm die Uytterhaegen onderscheidt, is de oorlogsfotograaf die hij indeelt in twee soorten: de war photographer en de combat photographer. De laatste maakt voornamelijk foto’s van gevechtshandelingen en kennen wij tegenwoordig als embedded photographer. De war photographer maakt juist foto’s van de gevolgen van de gevechtshandelingen voor de burgers.


In het tweede deel, dat feitelijk achterin staat, bespreekt Uytterhaegen een aantal recente onderwerpen in een meer essay-achtige vorm. Ter sprake komen schokkende beelden, de digitale revolutie, beeldmanipulatie, internet en objectiviteit-subjectiviteit en waarheidsgetrouwheid. Stuk voor stuk goed leesbare en nuttige essays, die rijkelijk voorzien zijn van recente voorbeelden.


Het derde deel van het boek bestaat uit de encyclopedische functie en dat is het meest waardevolle deel van dit boek. Het geeft zeer uitvoerige overzichten van de huidige fotoagentschappen maar ook een selectie van prijzen en wedstrijden en de documentaire foto-opdrachten, zoals die van het Rijksmuseum. Het grootste deel van de encyclopedische functie bestaat uit biografieën van fotografen.

Van de drie onderscheiden soorten fotografen geeft Uytterhaegen zeer uitvoerige beschrijvingen van het leven en werk van bekende fotografen maar beperkt zich gelukkig niet tot de grote internationale kanonnen’. Uiteraard komen Henri Cartier Bresson en James Nachtwey aan bod. Maar ook Nederlandse fotografen zoals Ed van der Elsken, Emmy Andriesse en Teun Voeten worden besproken. En daarmee is het boek zeer compleet. Zeker omdat het nog te verschijnen nieuwe standaardwerk van de geschiedenis van de Nederlandse fotografie Dutch Eyes, slechts beperkt aandacht schijnt te besteden aan persfotografen. Alleen daarom al is Goed Belicht een waardevolle aanvulling in de papieren geschiedschrijving van de persfotografie.


Maar je kunt je wel afvragen of een papieren selectie van biografieën in de vorm van een boek tegenwoordig nog de beste manier is. Want ondanks de aandacht voor Nederlandse fotografen mis ik er toch echt een aantal. Waarom staat de fotograaf Geert van Kesteren er bijvoorbeeld niet in? Hij is immers genomineerd lid te worden van het zeer gerenommeerde agentschap Magnum en is daarmee in een positie die weinig fotografen gegund zijn. En wat te denken van Kadir van Lohuizen, die met zijn foto’s over de diamantindustrie een succesvolle tentoonstelling had in Foam? Maar ook zijn recente werk over de nasleep van Katrina in New Orleans werd wereldwijd veel gepubliceerd en zijn project Aderen trok vele bezoekers naar de Kunsthal en werd gebundeld in een boek met voor Nederlandse begrippen een grote oplage.


Nu moet een samensteller natuurlijk keuzes maken.

Zo ook Uytterhaegen en bijvoorbeeld de redactie van Dutch Eyes. Maar waarom zou een dergelijk overzicht of geschiedenis in een boek moeten staan? Een boek kent een beperking van de ruimte omdat het niet te dik kan worden en met 434 pagina’s is Goed belicht al zeer omvangrijk.

Waarom staat dit boek dan ook niet op een website of in een online database?


Een website kent geen schaarste van ruimte, is eenvoudig doorzoekbaar en biedt de mogelijkheid oneindig te verwijzen naar andere websites. Noodgedwongen plaatst Uytterhaegen nu links in de tekst omdat hij de lezer de kans wil gunnen de besproken foto’s te bekijken, die hij door te hoge beeldrechten helaas niet kon opnemen in zijn boek.

Maar een online versie van Goed Belicht biedt meer mogelijkheden.

Niet alleen wordt de kennis voor meer mensen over de hele wereld beschikbaar. Ook anderen kunnen eraan meewerken en op die manier een zo compleet mogelijk overzicht maken door constant fotografen, agentschappen, documentaire opdrachten en wedstrijden toe te voegen. Daarmee kan het zich ontwikkelen tot een internationale kennisdatabase waarvoor Uytterhaegen een geweldige basis heeft gelegd.


Martijn Kleppe

Erasmus Universiteit Rotterdam


Teksten verschenen in de catalogus ‘Eeuwigdurend Aandenken’ uitgegeven ter gelegenheid van de

tentoonstelling ‘F3’ (Caermersklooster, Provinciaal Centrum voor Kunst en Cultuur, Gent: 4/02 - 10/04/2005)



Woord Vooraf


Het opzet van de tentoonstelling F3 en deze publicatie is tekenend voor de koers die het provinciebestuur met zijn Provinciaal Centrum voor Kunst en Cultuur vaart: een koers waarin eigenzinnigheid, het onverwachte en authentieke hoog in het vaandel staan. Een koers waarbij we aandacht besteden aan diverse vormen van kunst en cultuur, al of niet in onderlinge relatie met elkaar: architectuur, design, film en video, beeldende kunst, schilderkunst, etnische kunst en nu een tentoonstelling en een boek die heel specifiek focussen op fotografie.


Focussen is in deze context een gepaste term. F3 staat immers voor de F van fotografen, maar ook voor focus en formule met drie fotografen. Bovendien is het een allusie op de benaming van een type van fototoestel.


F3 toont werk van drie aparte mensen. Filip Claus is een fotojournalist, Piet Goethals een fotograaf-cinefiel en Carl Uytterhaegen kunnen we het best plaatsen onder de noemer van documentair fotograaf.


De tentoonstelling geeft op een gepaste wijze vorm aan dit uiteenlopend fotografisch werk. Met de nodige sereniteit, als een open boek, spreidt Uytterhaegen een paar honderd beelden uit over begraafplaatsen uit alle continenten. Claus projecteert vluchtig en licht meer dan tweehonderd scans, alsof we snel de krant doorbladeren. Wandelend op de Walk of Fame van Goethals wanen we ons kortstondig een star.


F3 is verrassend en verscheiden qua inhoud: de link met het hier en nu, het actuele; een knipoog naar de bijna eeuwige roem en de onmiskenbare band met de eeuwigheid, ondanks het vergankelijke ... From Here to Eternity!


Ongetwijfeld doet F3 de snelle jongens onder ons dromen van knallende racewagens.

Zo’n vaart loopt het niet, wel start F3 flitsend het programmacircuit 2005!


We danken dan ook graag de mensen die op een bijzondere wijze hebben bijgedragen tot de realisatie van de tentoonstelling en deze cataloog. Hierbij denken we op de eerste plaats aan de drie fotografen die hun volle medewerking aan dit project hebben verleend. Dank ook aan de auteurs voor hun bijdrage van deze publicatie, die met kennis van zaken en in heldere taal de mens achter het werk diepgaander belichten.


Jean-Pierre Van Der Meiren André Denys

gedeputeerde voor cultuur gouverneur




Inleiding


De catalogus Eeuwigdurend Aandenken wordt uitgegeven naar aanleiding van de tentoonstelling F3 in het Caermersklooster - Provinciaal Centrum voor Kunst en Cultuur in Gent. F3 toont het werk van drie verschillende fotografen met uiteenlopend werk. Naast Filip Claus en Piet Goethals is Carl Uytterhaegen misschien het best te catalogeren als documentair fotograaf.

Hij schrijft poëzie met het objectief; hij doet dat speels, elegant en niet zelden met ludieke toespelingen.


Sinds 1970 werkt Carl aan een foto-essay over begraafplaatsen. Dood en religie zijn immers twee begrippen die zo wezenlijk deel uitmaken van zijn bestaan, dat ze zich via zijn werk als het ware kristalliseert. Het werk is gegroeid uit een passie voor eeuwigheid. Kerkhoven zijn enerzijds voor hem een symbool van de vergankelijkheid en anderzijds een uiting van de culturele en religieuze eigenheid van een volk. De reeks fotobeelden in dit boek laat de beschouwer een eigen interpretatie van het begrip kerkhof zien, maar daarnaast is er de historische en documentaire waarde van de foto’s op zich, wat voor Carl even belangrijk, zo niet belangrijker is. Begraafplaatsen spreken door hun locatie, de aard en de stijl van de grafmonumenten over cultuur, zeker ook door de wijze waarop ze geconserveerd zijn of in verval geraakt.


Zijn zwerftocht liep langs duizenden begraafplaatsen. Over de hele wereld heeft hij zijn materiaal verzameld: een graf naast de grote weg in South Dakota, een tombe tussen monumentale bomen in Sri Lanka, uitgestrekte velden en wouden op de achtergrond van stenen stèles in Wales,

Maar vrijwel altijd rust het dodenteken in de schaduw van de levenden. De metropolis en de necropolis bestaan in het verlengde van elkaar.


Carl Uytterhaegen is duidelijk een geëngageerd man die zelden stil zit. De tentoonstelling en dit boek zijn daarvan een overtuigend bewijs.


Lode Van Pee

Curator

Gedeelde wegen


Het fotografische œuvre van Carl Uytterhaegen is tijdloos.

Zijn vroegste landschappen komen terug en kruisen elkaar in zijn recentere werk na elk hun eigen

tussenliggende etappes te hebben afgelegd.

Omdat de kunstenaar evenveel belang hecht aan de thema’s die hij onderweg ontmoet kunnen we ze niet in een bepaalde volgorde rangschikken.

Op artistiek en creatief vlak evolueert hij binnen zijn reizen, regelmatig heen en weer, zijn verblijven en hij heeft de bijzondere neiging vaak op zijn eigen stappen terug te keren.

Als eenzame en aandachtige wandelaar legt hij een heden vast waarvan hij (intuïtief zo niet instinctief) het vluchtige karakter weet te vatten.

Gebogen spiegels op de kruising van kleine wegen, religieuze processies in dorpen, de eerste graffiti als symbool van pacifisme en een utopisch streven, dat zijn slechts enkele voorbeelden van de

vergankelijke momenten waarvan de foto’s van Carl Uytterhaegen in stilte getuigen.

Auchel (Noord-Frankrijk, kolenbekken) is een toevluchtsoord voor de verstotenen van deze wereld. Carl Uytterhaegen vereeuwigt hen, een ganse generatie lang.

Alles behalve een klassieke reportage, oneindig ver weg van alle mogelijke clichés, oneindig ver weg van het anekdotische, oneindig ver weg van sensatiezucht. Hij volgt de bewoners van kindsbeen tot volwassenheid. Hij doet dit alles vanuit een grenzeloos respect voor de mens, vol liefde en dit verdient benadrukt te worden. Alles komt van diep binnenin.

De landschappen, de banale dagelijkse realiteit, onthullende houdingen, dromen en alles wat er

gebeurt ... het verleden wordt een herinnering. Het heden wordt opnieuw overwogen.

Hetzelfde geldt voor de begraafplaatsen.

Die wereld die vergeten werd door de mens, het mikpunt van menselijke vragen die zo vaak terzijde geschoven worden in archeologische archieven, zo weinig bekommerd om het nu ...

In die zin is Carl Uytterhaegen een landschapsschilder, een humanist en een archeoloog.

Zijn bedevaarten, zijn zoekende tochten zijn tezelfdertijd realistisch en onuitwisbaar, dorstig op zoek naar de ziel (willekeurige sporen van het zijn).

Toch komt toeval er niet aan te pas in zijn monologen, dialogen en oneindige ontboezemingen.

De begraafplaatsen verwijzen eigenlijk naar naasten en onbekenden, allemaal herkend of zelfs geliefd, door deze bedevaarder van nooit meer.

De gehechtheid wordt hier nog eens verduidelijkt en verbindt tussen de braamstruiken de grafzerken die zich soms uitstrekken over landschappen (we komen daar later op terug) waar alleen de bomen van alle landen en contreien waken over de doden.

Carl Uytterhaegen laat ons deze verwarde lijnen zien, dit leed waar bevindt zich het voor en het na? van al deze lotsbestemmingen ...

Monumenten staan rechtop, kruisen blijven vermoeid wachten en lijken te willen gaan liggen. Het heden zit in wat ons werd gegeven en afgenomen.

De kracht van beelden van Carl Uytterhaegen is dat ze ons niet loslaten, ons overspoelen met existentiële vragen die beklijven.

Deze kundige kunstenaar die licht en kleur meteen flitsend vertaalt in een firmament van zwart en wit, deze zoeker naar onmetelijke spiritualiteit wordt onvermijdelijk geconfronteerd met vragen die

bekenden en onbekenden oproepen op deze laatste rustplaatsen. Als waarschuwing, vooraleer ook zij op hun beurt zouden verdwijnen.

Op een intelligente manier en met een zeer zachte benadering van het bestaan stelt Carl Uytterhaegen, ontembaar fotograaf, vragen bij het leven en de eeuwigheid ...

Het is een uvre. Hedendaags. Voor altijd.


Madeleine Van Oudenhove

A.I.C.A

Het leven

doorzwervend

heb ik haar bezocht

vele malen

nog niet eenmaal

kwam zij op visite


gelukkig

maar


zij komt


als een vriendin

zal ik haar ontvangen

een vriendin geworden

de dood.





carl uytterhaegen


Impressies










Als het over kerkhoven gaat -en aangezien het hier inderdaad over kerkhoven gaat- wil ik slechts naar de beelden kijken waarmee ik vertrouwd ben, naar degene die ik ken: de Belgische kerkhoven.

De andere plaatsen lijken mij onvermijdelijk vreemde plaatsen te zijn, verrassend, exotisch, charmant zelfs. Plaatsen waar men graag zou wandelen, even stoppen om te lezen, picknicken, converseren. Alleen het beeld van de graven op één rij achter een bakstenen muurtje en granieten stenen -echte of valse, wat maakt het uit-raakt mij, want het is daar waar ik mijn ouders weet zijn, mijn vrienden. Het is ook daar waar ik lucht geef aan mijn verdriet hen te hebben verloren en hen niet genoeg lief te hebben gehad of het hen niet gezegd te hebben.

De gehechtheid en het verdriet die men voor de overledenen heeft, wordt in de wereld uitgedrukt door (graf)monumenten in diverse vormen. Het zou belachelijk zijn hierin min of meer schoonheid, rust of gevoelens te willen ontdekken. De vorm van de grafzuilen is die, die het hart mooi vindt, omdat hij de verzamelplaats is van de herinnering, hier is geen plaats voor een ijdel esthetisch aspect. De schoonheid van de begraafplaatsen is in geen geval een kwestie van materialen, weiden of grote velden.

We staan altijd onwennig tegenover de immense pijn van het afscheid. Overal, staan wij ontwapend tegenover de arme doden.


Laurent Businne





Bij ‘Eeuwigdurend aandenken’


Toen ik tijdens mijn jonge enthousiaste jaren in Wenen, in 1976, een tentoonstelling met Fünfzehn Photographen aus Flandren maakte, was Carl Uytterhaegen erbij met negen landschappen uit België, Engeland en Nederland

Ik had de fotograaf met zijn scherpe blik en gevoel voor humor al vroeger op het Antwerps Internationaal Cultureel Centrum leren kennen en wij waren moeiteloos bevriend geworden. Wij hielden allebei van fotografie en we namen ze erg au sérieux. Daarenboven waren wij het erover eens dat iedereen over kunst kon praten, maar dat het métier kennen en beheersen nog iets anders betekende.

Carl fotografeerde in die jaren vooral landschappen, maar ook wat hij noemde ‘contactportretten.’ Dat hield in dat hij zijn modellen pal in beeld liet kijken om zo de foto aan intensiteit te doen winnen door een directe blikrelatie. Een foto moest voor Carl inhoud en betekenis, bezitten en daardoor kracht. Hij eiste van de technische uitvoering de hoogste kwaliteit. Dat gold evenzeer voor een landschap als voor een portret. Het typeerde een mentaliteit van strenge eerlijkheid en van een drang naar perfectie.

‘Een van de facetten van mijn creatief werk is het landschap’, schreef hij in 1976. ‘Het is voor mij een symbool van vrijheid, onbegrensdheid, van denken in dromen.’

Het landschap is in het œuvre van Carl Uytterhaegen inderdaad consequent een inspiratiebron geweest.

Of misschien beter het hoofdmotief waarrond veel van het andere werk zich afspeelde.


Hij heeft alleszins voortdurend met landschappen geëxperimenteerd, bijvoorbeeld met panoramische opnamen, een techniek die een totaal andere vorm van fotografisch kijken vraagt. Al dat werk droeg steeds zijn signatuur en respecteerde steeds het onderwerp.

Met dat alles in het hoofd bekeek ik de foto’s uit ‘Eeuwigdurend Aandenken’ en ik was dadelijk weer overtuigd. Kerkhoven spreken door hun locatie, de aard en de stijl van de grafmonumenten, zeker ook door wijze waarop ze geconserveerd zijn of in verval geraakt, over Cultuur. Dat, en hun sfeer van vergankelijkheid maakt ze tot oorden waar gevoelige zielen terecht graag vertoeven.

Carl heeft dat mijns inziens bijzonder juist verwoord in beelden met een goed voelbare spanning tussen landschappen en graven. Beeldtechnisch functioneren de foto’s uitstekend: de blik wordt zo spontaan van voor- naar achtergrond geleid en omgekeerd, met een sterke dieptewerking tot gevolg, dat het wel duidelijk is dat er niet weinig vakmanschap aan te pas kwam.

Mijn favorieten ? Vlaanderen, Wales en South Dakota. Zet ze in die volgorde op een rij en je krijgt meer en meer adem


Roger Coenen



Het memento-mori van Carl Uytterhaegen.


De dood er daaruit afgeleid de vergankelijkheid zijn universele begrippen die kunstenaars uit alle disciplines en in alle tijden gefascineerd hebben. De dood is tevens een intrinsiek bestanddeel in elke religie; dodencultus is daarbij niet enkel een element van afscheid nemen maar evenzeer het bewaren van een herinnering. Dit ‘bijhouden van het vergankelijke’ reflecteert zich onder meer in de cultuur van het graf. Vrijwel alle volkeren eren hun overledenen op begraafplaatsen en memoriseren de afgestorvenen met zichtbare tekens. Dodenakkers vormen een deel van de culturele geschiedenis van een volk, een gemeenschap, een stam. Ze zijn als eilanden te midden of terzijde van de levensgemeenschap, een stad in een stad, een necropolis; godvruchtig in stand gehouden, verwoest soms, verlaten of verkommerd maar tekens van eeuwigdurend aandenken.

Het is fascinerend om te zien hoeveel fotografen zich aangetrokken voelen tot deze monumenten van de dood. Gaat het bij de enen om het in beeld brengen van louter het ‘monument’ als een thema met variaties dan zoeken anderen het meer als een transcendentale vertolking van hun eigen omgaan met de vergankelijkheid. Carl Uytterhaegen gaat in zijn foto-essay ‘Eeuwigdurend Aandenken’ een stap verder. In zijn foto’s zijn leven en dood met elkaar verbonden, vormen zij een eenheid, liggen zijn in elkaars verlengde. Over de hele wereld heeft hij zijn materiaal verzameld, haast alle culturen zijn er verzameld maar vrijwel altijd rust het dodenteken in de schaduw van de levenden. De metropolis (moederstad) en de necropolis bestaan in elkaars verlengde. In bepaalde gevallen ontwaart men de stad niet maar zijn tekens aanwezig die wijzen op menselijk leven zoals een graf naast de grote weg in South Dakota, of er is een muur die wijst op de grens tussen de doden en de levenden. Soms is er alleen maar de natuur, overwoekerend onkruid, een tombe tussen monumentale bomen in Sri Lanka, de uitgestrekte velden en wouden op de achtergrond van stenen stèles in Wales. Maar steeds het leven in een of andere vorm.

Een foto is de weergave van de werkelijkheid zegt men. Eerder zou men moeten stellen dat hij de weergave is van een werkelijkheid die uiteraard bestaat maar die een exclusieve zin en betekenis heeft gekregen door de fotograaf die haar voor altijd vastlegde. Zo en niet anders, door zijn ogen gezien, door zijn emotie gevormd, door zijn intellect gekozen. Op die manier heeft Carl Uytterhaegen de dodentekens opgetild tot universele en metafysische symbolen die het leven memoreren maar door het leven niet verlaten zijn.

Een mooiere gevoelsvolle hommage aan zijn ouders en alle overledenen die iemand dierbaar zijn had hij niet kunnen realiseren.


Ludo Bekkers

Kunstcriticus

(aica)


Vlaanderen.



Het kerkhof, de tuin rond de kerk, is een woord dat direct verwijst naar Vlaanderen, niet alleen naar de folklore van het begraven rond de kerk, maar eigenlijk naar een christelijk wereldbeeld waarin leven en dood zich afspelen vanuit de liefde van God. De God die niet Out There is maar In There (J. A. T. Robinson), de God van innerlijkheid zoals die bij leven ritueel ontmoet wordt in de kerk, symbool voor interioriteit, en na de dood, ritueel, in de aarde, symbool voor verborgen vruchtbaarheid die zichtbaar wordt in de weelde van de tuin.

Het kerkhof is de rituele plaats waar de mens symbolisch rust in de innerlijkheid van de werkelijkheid, In There, waar God leeft. Die leven geeft. Het kerkhof is een besloten ruimte die alleen open is naar boven, naar de hemel toe die onbereikbaar is. Die wel het licht schenkt, voor de romantici symbool voor de geest.

Ik wil me allerminst religieuze uitspraken aanmatigen. Deze beschouwing is alleen een persoonlijke gedachtegang bij de zinrijke poëzie van het traditioneel Vlaamse uitvaartritueel, die me gesuggereerd wordt bij de prent van een Vlaams kerkhof van Carl Uytterhaegen. Ze is bijzonder mooi in een hele thematische serie van verstillende, glanzende foto’s. De fotograaf kijkt over de kerkhofmuur in de beslotenheid van de tuin waar de geliefde doden liggen. De beslotenheid van de begraafplaats is ook de beslotenheid van de foto: boven en rechts aangegeven door het kantwerk van takken en struiken, vooraan de muur en achteraan het decor van het grijze gordijn van het bos, de rij verticale stammen in het horizontale kader, waar het licht doorheen schijnt. De openheid naar boven is niet in beeld gebracht.

Het kerkhof is de besloten ruimte, als je een graf wil bezoeken moet je er binnentreden, in de tuin van de doden, waar de ontmoeting in intimiteit kan plaats hebben. Het kerkhof is ook het ontmoeten van jezelf, het afdalen in je eigen diepte.

Het kerkhof: een plaats van ingetogenheid, ingekeerdheid, van terugkeer naar de Bron.

Een beeld van grote Stilte. Vlaanderen.


Karel Van Deuren



Een korte notitie bij enkele beelden uit ‘Eeuwigdurend aandenken’


Carl Uytterhaegen, die we kennen als auteur van de aangrijpende documentaire ‘Les Corons d’Auchel’ heeft het roer omgegooid. Zijn betrokkenheid bij de medemens is naar binnen geslagen. Het genre van de ‘concerned photographer’ heeft plaats gemaakt voor dat van de in zichzelf gekeerde kunstenaar, voor wie het onderwerp een aanleiding is om te getuigen van stille overwegingen, esthetische filosofieën bij de manier waarop de mensheid haar doden gedenkt.

Kerkhoven roepen emoties op. Ze herinneren aan de vergankelijkheid van het leven, de onvermijdelijke eindigheid. Het is een tragiek die des te scherper en subtieler wordt aangevoeld als we haar confronteren met de diversiteit der beschavingen en de individuele beleving van een kunstenaar.

Als een culturele antropoloog reisde Uytterhaegen de wereld af, Spanje, Marokko, Turkije, Vlaanderen, Wales, Amerika, Japan, India, China, Sri Lanka, Hongkong en Malta. Telkens weer andere graven, andere landschappen, andere wolken en ander licht en even zovele keren de vitaliteit van een rijke beeldtaal, die het graf over de dood tilt. Tragiek wordt herschapen in een lyrisch schouwspel van vreemde contrasten, lapidaire conclusies en grafische interactie.

Met deze reeks prenten bewijst Uytterhaegen te beschikken over een weldoende breedte en diepgang.


Jan Coppens (1937-2001)





Kerkhoven.



Bijna schreef ik dat het prettig is om naar deze foto’s te kijken. Om de gedrukte replica’s voor me uit te stallen en ze op mijn schrijftafel te laten liggen. Is prettig hier op zijn plaats? Het zijn kerkhoven of zoals je nu overal in Vlaanderen eufemistisch op wegwijzers ziet verschijnen ‘begraafplaatsen’. Hoe kun je je daar prettig bij voelen! Zeker niet als je misschien de laatste tijd bij herhaling er hebt moeten naar toe gaan: rouwend proberend je verdriet te verbergen. Toch is het aangenaam om deze foto’s te bekijken. Ze zijn niet opdringerig.

Niet nadrukkelijk dan wel met een zekere ingehoudenheid-ingetogenheid-is ook op zijn plaats gemaakt.

De fototaal van Carl is verrassend eenvoudig. Het lijkt alsof het heel gewoon is. Alsof er zomaar gefotografeerd is. Misschien denk je aan amateur-kiekjes van plaatsen waar even een toeristische herinnering werd vastgelegd. Als je goed kijkt bemerk je nochtans de kracht die ervan uitgaat. Het zijn beelden vol details. Iedere foto vertelt een verhaal. Uit een verscheidenheid van beeldelementen halen ze meer dan gewone overtuigende zeggingskracht.

Een muur is op de voorgrond afgebeeld. In Vlaanderen is dat een keurig gemetselde muur bovenaan puntig afgeboord. In Spanje is hij van losjes opgestapelde stenen gemaakt. Hier en daar begint hij al tekenen van verval te tonen. Kentekenen van een volksaard: degelijkheid en eeuwigheid tegenover speelsheid en fantasie die zich met de eeuwigheid minder bezighouden. Intrigerend is de eenzame zerk in Kasjmir. Als voor een andere wereld bedoeld bemerk je de geometrische figuren en lijnen.Hiërogliefen vormen symbolen van hoop op betere tijden. Vooral de als vingers van een hand zich uitstrekkende doornige plant trekt de aandacht. In een woestijnachtige omgeving beheerst ze discreet en me een onuitputtelijke kracht de omgeving.

Elke keer opnieuw zie je in de fotoreeksen van Carl een visie die zich niet tot het detail beperkt. Hij heeft aandacht voor een weidsheid die de hele omgeving en dus de leefwereld van de mensen erbij betrekt. Je kunt er uit opmaken hoe dit leven er zich afspeelt. Het is niet gemakkelijk om in deze omgeving van de dood foto’s te maken die tegelijk duidelijk en doorzichtig zijn. Ze doorgronden wat er aan de hand is. Daarvoor moet je veel weten en kennen.

Op de voorgrond liggen witte zerken. In de verte ligt een eveneens witte stad. In Marokko doen de mensen hun best om alles harmonieus in een geheel doen op te gaan. Rust en eenvoud zijn er aangeboren. Een hangbrug straalt sierlijkheid en tegelijk een dynamische kracht uit. Vooraan nochtans is er slechts verval. Het kerkhof is tot een ruïne verworden. Is dat een algemeen kenmerk in Turkije?

De gekanteelde vestingmuur en, klein afgebeeld, het wit marmeren kruis met gedrapeerd lendendoek: ooit een symbool van de Spaanse confrontatie tussen macht en overheersingdrang tegenover de hang naar een religieuze dramatiek. In Wales, met zijn breed golvend landschap, staat een oude grafsteen pal op de voorgrond ingeplant. Je denkt aan de Keltische menhirs van de verre voorouders van de Welshman. De geschiedenis is er nooit ver weg in deze uithoek op de Britse eilanden.

Carl Uytterhaegen heeft met deze reeks foto’s weer een rijke bron aan informatie toegevoegd aan de toenemende hedendaagse beeldenvloed. In tegenstelling met veel andere -krantefoto’s, televisiebeelden- zijn ze niet vluchtig. Ze hebben een blijvende informatieve waarde. Ook zijn ze met de hand van een meester tot stand gekomen. Interessante licht- en schaduwwerking, verfijnde compositie, gave technische weergave, dat zijn we van Carl gewoon. Toch ontstaat dat niet zomaar.

Alleen een rasfotograaf weet de fotografie zowel inhoudelijk als technisch perfect te beheersen.

Xavier Rombouts


Hulde aan de continuïteit, dit diep ingewortelde elementin het fotografisch œuvrevan Carl Uytterhaegen

Als laatste keer

Als stof-van sterren-/ waaruit wij geboren zijn / duikt de geciseleerde steen des tijds op / door de laatste behoeders / van onze herinneringen / Als de gezichten vervagen / zoals de vorige levens en het vandaag blijft / geëtst / tegenover het niets, het vergetene Als de graven verschijnen / zoals de sterren / verstard door oneindige spijt / verloren onschuld Als een geboorte hier rust / zwanger aan zoveel weerklanken / en landen Als / in de kerkhofgangen / in de doolhoven van bloeiende graven of verwaarloosd / in de aarde / bewerkt van in de verte / en hier / de juiste plaats / in het veld van de anderen / de eenzame wandelaar / doelloos / stille stappen zet / in die van het hiernamaals / hij vangt de uitgestrektheid op / meet de stiltes op / de heilige zucht vereeuwigend / van zijn bestaan en dan vertrekt hij weer / alleen tegenover de spiegels / grenzen tussen wit en zwart / Als nu / de korte doorgang van de banen / de geschiedenis / voor altijd zal vervoegen / iemand zal / het beeld / hertekend en erin overgegaan / om het levend te maken voor ons / deze allerlaatste hulde

Madeleine Van Oudenhove (AICA)


Impressies aan de rand van het leven.

Op de foto’s van Carl Uytterhaegen speelt de ruimte de hoofdrol. Het is een ruimte vol stilte, met op de voorgrond de tekens van de ultieme stilte, de dood. Deze tekens, of ze nu in Turkije of in Vlaanderen vastgelegd zijn, horen bij de aarde, het gras, de bomen, de heuvels. Samen met de luchten, de wolken verbeelden zij een haast onwezenlijke stilte. De ogen van de kijker dwalen. Er is geen beweging. Niet bewegen zegt de fotograaf, maar bij deze opnamen zal hij het hooguit tegen de wind gezegd hebben. Foto’s maken van het heden een verleden, altijd stopt een foto de tijd. Daarom heeft een foto een ‘romantische’ relatie met de realiteit, want hij laat zien wat al voorbij is. In Susan Sontag’s roman ‘The Benefactor’ staat de zin: ‘Live is a movie. Death is a photograph’. Dood is een foto. Niet bewegen zegt de fotograaf. Alle stenen houden hun adem in. De hemel stopt. Een foto prikkelt als het een goede foto is, zoals elk kunstwerk dat kwaliteit heeft. De toeschouwer moet er verrukt over zijn, opgewonden van geraken, uitgedaagd worden. Niemand beweegt op de foto’s van Carl Uytterhaegen, er staat niemand op. Hooguit kan men mensen vermoeden, ver op de achtergrond, in een auto, in een huis. Zijn foto’s zijn letterlijk aan de rand van het leven gemaakt, zijn onderwerp intrigeert. Zeer romantisch, overigens. De ruimte van het landschap speelt de hoofdrol, het graf is hierin op zijn plaats. Dikwijls een ideale plaats, men zou het zichzelf wensen. Of het altijd zo geweest is, of het zo hoort te zijn. Dat is de kracht ervan, de kijker blijft er zich over verwonderen, dwalend, geprikkeld. Geen mens te zien. Gelukkig. Hier tikt geen tijd van uren, telefoons, bouwputten, verkeer, agenda’s. En iedereen hoopt dat het nog zo bestaat, want de foto is verleden. Wij zijn geneigd om het aan de fotograaf te vragen. Begraafplaatsen voor onze doden, op de verre heuvel, aan de andere, onbewoonde kant van de rivier, midden in de stad ook. Daar geven we onze doden aan de aarde, plaatsen we onze gedenktekens, daar zwaait vaak de natuur de scepter. Die is ook van alle tijden. Nu en dan komen we op bezoek, voelen ons broos, soms vieren daarom wij een feest met de doden. Mors certa, hora incerta: de dood is zeker, het uur onzeker. De foto’s van Carl Uytterhaegen laten bijzondere opnamen van grafcultuur uit de hele wereld zien. Zijn foto’s geven die andere kant alle ruimte, en wij, nietig, verbaasd, moeten er wel bij stilstaan, want ieder van ons, overal, wordt erdoor getroffen.

Cees van Raak Tilburg, Nederland



Een wereldreiziger op zoek naar innerlijke rust.

Het oog van de dochter kijkt verder en ziet meer. Voor mij zijn de foto’s een neerslag van mijn vaders zoektocht en zijn passie voor eeuwigheid. Eeuwigheid die zowel rust als schoonheid inhoudt. Het is een passie die ik heb voelen groeien. De foto’s overweldigen mij met honderd gevoelens tegelijk. In gedachten brengen ze ons naar het onvermijdelijk eindpunt: de dood. Het zijn als het ware vanitas-foto’s, maar directer dan de schilderijen met hetzelfde thema. Een bruuske confrontatie met de graven wijst naar het Onafwendbare. Ze laten zien hoe wij herinneren en hoe men ons herinnert. Gevoelens overstelpen ons, alhoewel we geen directe binding hebben met het afgebeelde, doordat ze gevat zijn in een beeld dat door schoonheid wordt omsluierd. Mijn vader blijft reizen. Mijn vader blijft op weg.Op zoek naar dat ‘andere’ gevoel van de begraafplaats -de stilte die fluistert de eeuwige rust, de innerlijke rust. Alle nare gevoelens omtrent de dood vloeien weg in rust, eeuwigheid en schoonheid. Zo zijn de graven de weerspiegeling van die hogere krachten van het leven. Mijn vader kan zijn rusteloosheid moeilijk uiten via woorden, makkelijker via beelden. De foto’s lijken afstandelijk, maar zijn zo persoonlijk, zo fragiel. Ze verenigen vreugde en verdriet. Ze lijken oneindig hoewel ze de eindigheid oproepen. Tezelfdertijd brengen ze tot de hogere krachten van gevoelens en eeuwige rust, iets wat mijn vader nog niet heeft gevonden.

Sarah Uytterhaegen