Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Diagnose

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Diagnostiseren)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Een diagnose (uit het Grieks: dia-gignooskoo = 'het nauwkeurig leren kennen') stellen is de kunst, techniek of handeling om een oorzaak te vinden van een gevolg aan de hand van de optredende kenmerken. Die weg naar een uiteindelijke diagnose noemt men het diagnostiseren. De meerdere wegen van het diagnostiseren tezamen, noemt men diagnostiek.

Meer specifiek wordt het woord diagnose op het medische vlak gebruikt: door een diagnose wordt een ziekte geïdentificeerd vanuit optredende symptomen. De term diagnose is derhalve tegenwoordig doorgaans synoniem met de naam van de ziekte of aandoening waaraan iemand verondersteld wordt te lijden.

In de biologische systematiek wordt de term diagnose gebruikt voor de beschrijving van een soort (of een ander taxon). Deze diagnose geeft tenminste de onderscheidende kenmerken ten opzichte van andere, verwante soorten. Vaak is de diagnose in het Latijn.

Het woord diagnose werd vooral vroeger meer dan tegenwoordig gebruikt voor het proces waarmee men tot deze conclusie komt. Diagnosen worden in het dagelijks leven door iedereen gesteld ('Zal wel een griepje zijn') maar in een meer formele context - vooral als er juridische, financiële of andere gevolgen aan verbonden zijn - is diagnostiek voorbehouden aan mensen die zich beroepsmatig met gezondheidszorg bezighouden, vooral artsen. Het is niet waar dat het stellen van een diagnose door anderen verboden is, zoals nog wel eens wordt beweerd.

De diagnose geeft een hypothese, een oordeel van de arts weer en het kan met het verloop van de tijd nodig zijn dit oordeel te herzien. In de media en bij het publiek treft men vaak een onwrikbaar vertrouwen aan in een door een arts gestelde diagnose; dit is niet terecht.

Betrouwbaarheid van een diagnose

In wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat een huisarts bij een patiënt met een 'echte ziekte', zoals galstenen, bloedarmoede of een maagzweer, na 1 consult slechts in ongeveer 50% van de gevallen een volledig juiste diagnose stelt. Internisten scoorden met 54% overigens niet duidelijk beter[1]. Bij obducties moet de klinische diagnose die voor het overlijden gesteld was vaak worden herzien, en blijkt in een niet te verwaarlozen percentage zelfs helemaal fout te zijn geweest. Zo bleek in een recent onderzoek (2006) waarbij van in het ziekenhuis overleden patiënten de klinische doodsoorzaak zoals vermeld op het overlijdensformulier werd vergeleken met de resultaten van obductie daarna, de helft (25 van 52) van de hartinfarcten te zijn gemist en was in 9 van 36 gevallen onterecht de diagnose hartinfarct gesteld[2]. In een ander groot onderzoek (2479 obducties) werd bij 39,7% van de gevallen een belangrijke onverwachte bevinding gedaan die bijgedragen had aan de dood van de patiënt[3].

Het diagnostisch proces

Hoewel het in veel medische leerboeken voorgesteld wordt of de arts eerst 'onbevooroordeeld' alle informatie verzamelt en dan pas gaat nadenken en hypothesen opstellen, is dit in werkelijkheid niet het geval[4][5]. Al vanaf de eerste woorden van de patiënt, vaak al door de manier waarop iemand loopt, kijkt of praat, begint de arts hypothesen te vormen. De informatie die de arts verzamelt wordt sterk bepaald door de hypothese die hij al in zijn hoofd heeft - zo zal, als de patiënt zich met 'braken' presenteert de arts als hij aan een buikgriep denkt meestal eerst naar diarree willen informeren maar als de patiënt op zijn hoofd gevallen is eerst naar de pupilreacties willen kijken. Vragen worden gesteld naar aanleiding van de diagnose die op dat moment het meest waarschijnlijk lijkt en dit is een van de meest voorkomende oorzaken van verkeerde diagnosen - te vroeg 'inzoomen' op de eerste mogelijkheid die zich presenteert[1][6].

Voordat de arts een diagnose stelt moet hij alle relevante informatie verzamelen. Het probleem is dat hij van tevoren niet kan weten wat relevante informatie is. Informatie wordt pas relevant in het licht van een hypothese. Tot relevante informatie kan behoren:

  • De symptomen van de ziekte. Daartoe rekent men:
    • De klachten die de patiënt noemt, bijvoorbeeld buikpijn, koorts.
    • Zichtbare, hoorbare, en voelbare verschijnselen, bijvoorbeeld: huiduitslag, een ruis in de longen, een knobbeltje.
  • De medische voorgeschiedenis van de patiënt.
  • Relevante omstandigheden uit het leven van de patiënt, bijvoorbeeld:
    • Werkt de patiënt met bepaalde giftige stoffen?
    • Is de patiënt onlangs in de tropen geweest?
  • Laboratoriumonderzoek aan lichaamsvocht of weefsel van de patiënt, bijvoorbeeld door te onderzoeken of de samenstelling van bloed en urine is veranderd (klinisch chemisch onderzoek). Microscopisch onderzoek van weefsel zoals na het nemen van een biopt, een kweek om ziekteverwekkende bacteriën op te sporen en te determineren. Een ziekte kan soms herkend worden door de ophoping van bepaalde eiwitten, zouten of cellen of aan de aanwezigheid van bepaalde antistoffen in het bloed.
  • Beeldvormend onderzoek, bijvoorbeeld een röntgenfoto.
  • Waarnemingen tijdens een kijkoperatie of een gewone operatie.
  • De reactie van de patiënt op bepaalde (proef-)behandeling of medicijnen.

Lukt het niet een diagnose te stellen dan kan de arts eveneens doorverwijzen naar een andere arts, b.v. een specialist voor nadere diagnostiek.

Naarmate het medisch proces vordert ontstaat er vaak een lijstje van mogelijkheden - indien niet expliciet, dan wel in het hoofd van de arts - die zal proberen de elementen van dit lijstje te bevestigen of uit te sluiten door meer informatie te verzamelen en onderzoek te doen. Zolang er nog meer dan een mogelijkheid is spreekt men wel van een differentiële diagnose.

Voordelen van een diagnose

  • bij een diagnose hoort een bepaalde prognose: een oordeel over het te verwachten beloop.
  • Na het stellen van de diagnose is het in de meeste gevallen mogelijk een behandeling in te stellen of daarvoor naar een ander te verwijzen (b.v. fysiotherapeut, specialist).
  • In vele, maar lang niet alle, gevallen is met het stellen van een diagnose ook de oorzaak van de ziekte bekend.

Soms overlappen de behandeling en het stellen van de diagnose elkaar. Bijvoorbeeld, als de arts vermoedt dat de patiënt aan een kwaal lijdt waartegen een bepaald medicijn vrijwel 100% succes biedt, dan kan hij dat medicijn voorschrijven en afwachten of het helpt. Dit heet diagnostiek 'ex iuvantibus'.

Voordelen van een diagnose voor de patiënt

Een diagnose kan de basis vormen voor verwerking, ondersteuning en leren.

  • Het verwerkingsproces van een ernstige diagnose kan heel wat tijd vergen, zowel voor de gediagnoseerde als zijn omgeving. Voor de verwerking is vooral de erkenning van de diagnose door de nabije omgeving (ouders, partner) heel belangrijk.
  • Betalende instanties eisen een diagnose om een behandeling te starten of de vraag naar ondersteuning (financieel, materieel, psychologisch) te staven.
  • De diagnose bevestigt dat het gaat om een probleem dat zo belangrijk is dat het andere beperkingen in de schaduw stelt bij de ondersteuning. De patiënt krijgt een gelegitimeerde 'ziekterol'. Na verfijning van de diagnose vormt deze vaak de basis voor een al dan niet bewust uitgetekend leer- of genezingsprogramma voor het individu en eventueel zijn omgeving.

Verschillende niveaus

Vele diagnoses, vooral psychiatrische, staan vanwege het ontbreken van hard wetenschappelijk bewijs voor oorzakelijke verbanden tussen fysiologische processen en waargenomen psychiatrische symptomen regelmatig ter discussie. Voor een diagnose is overigens geenszins nodig dat een ziektebeeld ook begrepen wordt; een syndroomdiagnose is gebaseerd op het samengaan van diverse symptomen. Meestal verandert de inhoud van een diagnose op sluipende wijze in de loop van de decennia: beginnend met een symptoombeschrijving verschuift de betekenis naarmate de kennis toeneemt naar het aanwezig zijn van onderliggende mechanismen, veroorzakers of afwijkingen. Tyfus was ooit niet veel meer dan ijlkoorts; tegenwoordig is er een aantal ziekten met verschillende verwekkers die ook verschillende namen hebben gekregen (vlektyfus, buiktyfus, paratyfus A en paratyfus B).

Tegenwoordig is er ook veel discussie betreffend de vele (vooral psychische) gestelde diagnoses, die er de laatste jaren (decennia) zijn gesteld, wat kan wijzen op een daadwerkelijke groei van het aantal mensen met een psychische aandoening met daar dus een bepaalde herkenningsnaam aan gegeven. Dit ziet men over het algemeen nogal eens alsof betrokken hulpverleners, onderwijzers en artsen zich er te snel of gemakkelijk vanaf doen, door er binnen redelijk kort tijdsbestek een etiket (label) op te plakken, welke specifiek een bepaalde aandoening aangeeft en omschrijft. In sommige gevallen kan het zijn dat een specialist te weinig kenmerken tot zich heeft genomen, en een onjuiste diagnose stelt, of dat dat komt door een tekort aan observeren doordat daar onvoldoende tijd voor beschikbaar was. In de meeste gevallen echter zijn die kenmerkende factoren tezamen wél een duidelijke aanwijzing voor bepaalde symptomen van een aandoening, temeer dat dezen in de loop der jaren steeds kenmerkender (bevestigd door vele anderen) zijn geworden. Verder onderzoekt men ook biologische factoren, zoals het milieu en de voeding (met name ook vóór en tíjdens de zwangerschap), als ook de erfelijk doorgegeven aanleg. Een verschijnsel dat van oudsher al zo is, is dat mensen er niet graag voor uit komen of überhaupt toe willen geven / inzien, dat ze zelf of hun kinderen of mogelijk beiden een vorm van een psychische aandoening heeft/hebben. Veel van deze aandoeningen zijn ook pervasief en/of egocentrisch van aard, waarbij de betrokkenen sowieso vaak andere denkbeelden, perspectieven en meningen heeft betreffend zichzelf, wat het verloop veelal niet bespoedigt. Dan is er ook nog de antipathie die velen hebben tegen medicatie, terwijl het meestal een vervanging, aanvulling of verwekker is van bepaalde stofjes die er onvoldoende of zelfs afwezig zijn in de hersenen. Het is dan een afweging tussen die stofjes die er dus behoorden te zijn, en die verbeterd kunnen worden, óf niet ergens een verbetering in brengen, met mogelijk ernstiger gevolgen, wat mogelijk lang niet opweegt tegen eventuele nadelige effecten van medicatie. De kennis over medicijnen is de laatste jaren overigens sterk verbeterd, inclusief veel op langere termijn.

Buiten de geneeskunde

De term diagnose wordt ook buiten de geneeskunde gebruikt voor het proces van onderzoek, waaraan conclusies moeten worden verbonden. Bijvoorbeeld in de psychodiagnostiek, of het onderzoek naar leerstoornissen, gedragsstoornissen. Zelfs het zoeken naar fouten in de werking van apparaten wordt diagnostiek genoemd, bijvoorbeeld het diagnose-centrum voor tweedehandswagens. Ook voor het determineren van diersoorten wordt het woord wel gebruikt.

Zie ook

Wikimedia Commons  Vrije mediabestanden over Diagnose op Wikimedia Commons

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. 1,0 1,1 Ridderikhoff J. Medical problem-solving: an exploration of strategies. Med Educ 1991;25:196-207
  2. º Ravakhah K. Death certificates are not reliable: revivification of the autopsy. South Med J. 2006 Jul;99(7):728-33.
  3. º Zarbo RJ, Baker PB, Howanitz PJ. The autopsy as a performance measurement tool--diagnostic discrepancies and unresolved clinical questions: a College of American Pathologists Q-Probes study of 2479 autopsies from 248 institutions. Arch Pathol Lab Med. 1999 Mar;123(3):191-8.
  4. º Ridderikhoff J. Information exchange in a patient-physician encounter. A quantitative approach. Methods of Information in Medicine. Feb 1993; 32(1):73-8.
  5. º Ridderikhoff J. Problem-solving in general practice. Theor Med 1993;14:343-63.
  6. º Herk, E. van: Diagnostic Decision Support in General Practice, proefschrift, Rotterdam 1994.
rel=nofollow
rel=nofollow