Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
De wetenschappelijke loopbaan van Willem Frederik Hermans
De wetenschappelijke loopbaan van Willem Frederik Hermans in de fysische geografie kende een door de Bezetting onderbroken periode als student (1941-1943 en 1949-1950), aflegging van het doctoraal examen (1950), cum laude promotie (1955), en aanstelling tot lector (1958) aan de Rijksuniversiteit Groningen, waar hij per 1 september 1973 ontslag nam.
1940-1943: Student
Na het Amsterdamse Barlaeus-gymnasium te hebben afgerond, begon Hermans in 1940 aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam aan de studie sociografie. In Fotobiografie (1969) deelde hij mede eigenlijk geologie te hebben willen studeren, maar zijn vader zag daar geen brood in en met sociografie kon men tenminste altijd leraar aardrijkskunde worden. Naar Hermans' indruk worstelde de sociografie als jonge wetenschap met de probleemstelling ervan en na een jaar stapte hij over op fysische geografie, mineralogie en scheikunde. Omdat hij al gauw assistent werd, hoefde hij geen collegegeld te betalen. Op 9 april 1943 slaagde hij voor het kandidaatsexamen bij J.P. Bakker. Enkele dagen later kwam aan zijn studie een tijdelijk einde: de bezetter verlangde de loyaliteitsverklaring ook van studenten en Hermans tekende niet.
1949-1950: Herneming studie
De eerste jaren na de Bevrijding probeerde Hermans uitsluitend van de pen te leven, maar in 1949 hervatte hij zijn studie. In 1950 legde hij het doctoraal examen af.[1]
1952-1958: Wetenschappelijk (hoofd)assistent
Op 1 oktober 1952 werd Hermans door professor H.J. Keuning aangesteld aan de Rijksuniversiteit Groningen als wetenschappelijk assistent en acht maanden later bevorderd tot wetenschappelijk hoofdassistent.[2]
Proefschrift (1955)
Omstreeks 1950, bij het voorbereiden van zijn proefschrift in Luxemburg, maakte Hermans kennis met de directeur van de Luxemburgse geologische dienst, welke model stond voor de figuur van professor Nummedal uit Nooit meer slapen (1966): 'Dat was inderdaad een stokoude man, die daar in Luxemburg in zijn eentje de geologische dienst uitmaakte. Maar een heel knappe man eigenlijk wel.'[3] Op 6 juli 1955 promoveerde Hermans cum laude op het proefschrift Description et genese des depots meubles de surface et du relief de l'Oesling. De Nederlandstalige samenvatting daarin beschrijft het onderoek: 'Het bestudeerde gebied vormt in geologisch opzicht een eenheid: de ondergrond ervan bestaat geheel uit sterk geplooide Onder-Devonische (Siegener en Emser) afzettingen./ Doel van het onderzoek was de beschrijving en bestudering in het laboratorium van de verweringsproducten die deze sokkel bedekken en zodoende te zien in hoeverre de aldus gewonnen gegevens een bijdrage leveren tot de verheldering van de ontwikkeling van het gebied.'
De stellingen bij het proefschrift zijn de volgende:
- Gesteenten welke in hoofdzaak uit illiet bestaan, behoeven niet basisch te zijn. (Carozzi, Péetr. d. R. séd. Lausanne 1953).
- Het feit dat Van Andel geen hyperstheen in de Eifel-bijrivieren van de Rijn gevonden heeft, bewijst nog niet dat dit mineraal niet van vulkanische herkomst is. (Tavernier & Laruelle, Nat. wet. Tijdschr. 34, p. 81-98).
- Antun's incidentele afwijkingen van de gebruikelijke wijze van tellen van korrelpreparaten, zijn onvoldoende gemotiveerd. (Antun, Ann. Soc. géol. de Belg. 56, p. 249).
- Benamingen als "Kaolien", "Kaolinton" enz. zijn in de litteratuur van vóór 1930 met groot voorbehoud op te vatten.
- De oorspronkelijkheid van Leonardo da Vinci op physisch-geographisch gebied wordt menigmaal overschat.
- Het valt te betwijfelen of de "Vervreemding van de natuurkunde" in de 18e eeuw minder groot geweest is dan thans. (S.R. de Groot, Vervreemding van de Natuurkunde, 1954).
- De pachtwaarde van de grond is niet volledig gecorreleerd met de bodemkundige kwaliteiten.
- Van Melsen's uitspraak dat de wijsbegeerte "haar vast steunpunt" verliest, wanneer "de mens niet meer zou kunnen vertrouwen op datgene wat hem bij onmiddellijk inzicht evident is", berust op een door hem vooropgestelde opvatting aangaande doel en methode van de wijsbegeerte; deze opvatting is evenwel geen conditio sine qua non voor elke wijsgerige arbeid. (Dr. A.G.M. v. Melsen, Natuurwetenschap en wijsbegeerte, Utrecht 1946, p. 184).
- Het begrip "ras", toegepast op de menselijke soort, is zowel in wetenschappelijk als maatschappelijk opzicht een onvruchtbare abstractie.
- Barbarismen als Siegeniaan, Emsiaan enz., gevormd naar het franse siegénien, emsien etc., dienen in het Nederlands vervangen te worden door Siegener, Emser enz.
- De term "cultuurerosie" is zowel in cultureel als in physisch-geographisch opzicht weinig gelukkig te noemen. (Donkersloot, Critisch Bulletin, Jan. 1950).
1958-1973: Lector
Op 1 september 1958, zijn 37e verjaardag, werd Hermans benoemd tot lector in de fysische geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen.[4] Zijn oratie had als titel Het zonale beginsel in de geografie (1958).
Erosie (1960)
In 1960 publiceerde Dr. W.F. Hermans een wetenschappelijk boek met de bedoeling inzichten uit zijn vakgebied ook toegankelijk te maken voor niet-vakgenoten. 'De overtuiging dat de wetenschap binnen ieders bereik behoort te liggen,' aldus het Voorwoord, 'is misschien te idealistisch, maar bewerkt toch dat er telkens weer pogingen worden gedaan het niet-deskundige publiek op algemeen begrijpelijke wijze voor te lichten. (...) Mijn bedoeling is geweest dat ook wie in de betreffende feiten nooit geleerd heeft of ze sinds zijn schooljaren vergeten is, toch alles bij de hand zou hebben om het betoog te kunnen blijven volgen.' De hoofdtekst van het boek is verdeeld in elf hoofdstukken die gezamenlijk ongeveer 170 bladzijden beslaan. Een opsomming van de hoofdstuktitels geeft een indruk van het gebodenen:
- De grote slijtage.
- Erosie meer in finesses.
- De voorbereiding van het transport.
- Versnelde erosie.
- Oorzaken van versnelde erosie.
- Erosiebestrijding technisch.
- Biologische erosiebestrijding.
- Erosie en bodembescherming in de Verenigde Staten.
- Geschiedenis van de versnelde erosie.
- De strijd tegen het bos.
- Bevolking versus bodem.
In het boek wordt 'keer op keer de auteur zichtbaar van het literaire werk',[5] onder meer in de scepsis over de mogelijkheid het verleden te kennen: 'De pre-historie is een schone studie. Zij heeft alleen het nadeel dat de feiten waarover zij beschikt nooit meer zijn dan de laatste restanten van de feiten die zij eigenlijk zou moeten kennen (p. 156).'[6] De hoofdtekst van het boek wordt afgesloten met een ontoetsbare stelling: 'Geen mens zal ooit de stelling dat de mensheid eenmaal volledig verdwijnen zal, kunnen logenstraffen.' (p. 175).
Congressen in Zweden (1960) en Noorwegen (1961)
In juli en augustus 1960 bezocht Hermans een geografisch congres in Noord-Zweden waar hem een 'overladen excursieprogramma' te wachten stond.[7] In 1961 maakte Hermans een excursie door Finnmark in het noorden van Noorwegen.[8] Beide reizen werden later verwerkt in de roman Nooit meer slapen (1966) over een wetenschappelijke expeditie - geen fysisch-geografische maar een geologische - in Noors Lapland.
1962-1973
Hermans' ervaringen in Zweden en Noorwegen hebben niet geleid tot een wetenschappelijke publicatie. In januari 1965 had Hermans een publicatie in voorbereiding, zo deelde hij mee tijdens een lezing voor de Fysisch-Geografische Werkgroep te Utrecht, maar werd opgehouden door technische moeilijkheden van Noorse kant.[9] Wel sprak Hermans op 22 maart 1965 op uitnodiging van de lezingencommissie van het Koninklijke Nederlands Aardrijkskundig Genootschap in de Oudemanhuispoort te Amsterdam over 'Glaciale verschijnselen in Lapland en Finnmarken.'[10]
In een interview uit 1966 liet Hermans weten welk belang hij hechtte aan zijn universitaire loopbaan in verhouding tot zijn literaire: 'Veel mensen kijken ertegenop dat ik hier lector ben. Maar in het buitenland is die combinatiue heel gewoon. (...) U moet niet denken, dat ik dat lectoraat als bijbaantje zie. Zo'n studie als deze had ik niet gedaan, als ik er geen belangstelling voor had gehad.'[11] In 1973 nam Hermans ontslag als lector. In november van hetzelfde jaar vestigde hij zich in Parijs.[12]
Verder lezen
- Hermans' wetenschappelijke publicaties maken deel uit van diens Volledige Werken.
- In de laatste jaargangen van Hermans-magazine liep een serie waarin studenten en medewerkers van Hermans herinneringen deelden aan diens colleges, tentamens, dictaten etc.
Bronnen, noten en/of referenties
|