Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
De Hilversumse badhuizen in de twintigste eeuw
De Hilversumsche Bad- en Zweminrichting heeft lange tijd een functie als enige overdekt zwembad en badhuis gehad maar is tegenwoordig een monument.
Aanloop
De eerste ontwikkelingen van openbare badvoorzieningen in Hilversum zijn te danken aan de Hilversumse huisarts Johannes (Jan) Fredericus van Hengel (1811 - 1892).[1] Dr van Hengel liet aan de toenmalige Diepenweg in 1857 een gebouwtje oprichten, waarin onder andere zes voor burgers toegankelijke badkamers waren opgenomen, elk voorzien van een verdiept, marmer bekleed bad.[2] Kennelijk bedoeld voor de gegoede burger; het toegangsgeld was 50 cent. Omstreeks 1955 werd deze badgelegenheid gesloten.
Vervolgens werd in 1885 een openluchtzwembad gesticht in de Oude Haven door Gerrit Jan Stokerman. Deze openbare met schuttingen omheinde bad- en zweminrichting werd in 1898 echter al weer gesloten[3][4] Het pad van de Vaartweg naar dit bad werd in 1890 de Badhuislaan genoemd, ofschoon van een badhuis ter plekke nog geen sprake was.
Op 26 oktober 1911 werd de Vereniging Volksbaden Hilversum opgericht, die hetzelfde jaar voor de arbeidersbevolking op de hoek van de Gasthuisstraat 38 en de Mauritslaan aan de havenzijde in een voormalig ziekenhuisje een openbaar badhuis stichtte.[5] Dit badhuisje omvatte drie badkuipen en elf douchecellen in een eenvoudige doch praktische uitvoering. Deze voorziening bleek al snel te klein en werd in 1925 afgebroken. Later kwam er door de activiteiten van de vereniging op twee andere locaties in Hilversum een volksbadhuizen in Hilversum volksbadhuis en wel in de Bloemenbuurt (juni 1920) en in Hilversum-Noord (december 1921).
N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting
De initiatieven voor een eerste badhuis van enige omvang kwamen van de Vereniging Hilversumsche Bad- en Zweminrichting die op 30 oktober 1912 de N.V. Hilversumsche Bad- en Zweminrichting stichtte. De N.V. werd op 8 december 1912 bij Koninklijk Besluit goedgekeurd. Het maatschappelijk kapitaal, groot fl. 30.000 was verdeeld over 30 aandelen aan toonder van elk fl. 1.000.[6] De architect Everwijn Verschuyl was voorzitter van het bestuur van de N.V.
Aan de wieg van de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting stonden de industriëlen Geert van Mesdag (Groningen 6 november 1863 - Hilversum 7 november 1939) en F.M. Delfos. Van Mesdag was lid van de directie van de cacao- en chocoladefabriek Koninklijke Van Houten en commissaris van de N.V. Philips Gloeilampen Fabriek. Delfos was onder meer directeur van een cultuurmaatschappij (suiker) op Java (Vorstenlanden) in voormalig Nederlands Oost-Indië. De Hilversumse vennootschap verkreeg door de verkoop van aandelen aan toonder van de N.V. fl. 12.500 voor het oprichten van het zwembadgebouw aan de Badhuislaan hoek Floralaan te Hilversum. De N.V. liet architect Everwijn Verschuyl (29 augustus 1871 - 25 oktober 1954) een ontwerp maken. Op dinsdag 12 augustus 1913 werd de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting met enig feestelijk vertoon geopend. Dit betekent sinds de Koninklijke goedkeuring op 8 december 1912 een bouwtijd van slechts 8 maanden. In die bouwtijd is een gebouw gerealiseerd met allure in een eclectische Louis XVI-stijl. Niet alleen aan de buitenzijde maar ook aan de binnenzijde waren de bouwkundige detailleringen en versieringen van stand.
Voor het zwemwater werd gebruik gemaakt van grondwater, dat achter het gebouw werd opgepompt. De bodemstructuur in de omgeving van de Badhuislaan wordt gevormd door een zandpakket met een groot doorlaatvermogen. De stijghoogte van het grondwater bedraagt ongeveer NAP +1 m. In verband met deze lage grondwaterstand van ongeveer -16m (maaiveldhoogte 17 m +NAP zandgrond met het waterpeil van de Oude Haven 1 m +NAP zeer nabij) werd daartoe in de noordoostelijke punt van het terreinperceel een ronde (diameter 1,75 m) gemetselde waterput gemaakt met een diepte van ong. 15m met op de bodem in het droge een elektrische grondwaterpomp. Deze grondwatervoorziening was in 1948 nog steeds aanwezig maar is na de tijdelijke sluiting begin jaren dertig wegens een ernstig defect aan de grondwaterpomp niet meer in gebruik geweest. Bij de opening in 1913 beschikte de inrichting over een 'eigen' watervoorziening ondanks de aanwezigheid van een gemeentelijke waterleiding; de watertoren aan de Jacobus Pennweg op Trompenberg in 1893; het waterleidingnet in 1898.
Een rondgang door het gebouw, zoals dit in 1912 is gebouwd, toont het volgende te beginnen aan de voorzijde met de hoofdentree.
De fraai gevormde hoofdentree was gesitueerd in het midden van het front van het gebouw. Deze bestond uit een met 6 traptreden verhoogd, hardstenen entreebordes met twee hardstenen zijdelingse trappen en voorzien van een baldakeinachtige door 2 forse kolommen ondersteunde overkapping. Het bordes en de beide entreetrappen waren afgezet met een sierlijk met rondingen uitgevoerd smeedijzeren hekwerk. Via de bewerkte dubbele entreedeuren betrad men de entreehal, waar links een kantoorruimte met betaalloket voor de caissière/receptioniste en rechts een besloten kantoortje. Vervolgens over de volle breedte van de entreehal een tweede trap van 5 treden naar een tussenhal eveneens met hardstenen vloeren om uiteindelijk in de zwemzaal te geraken. In deze tussenhal kon men hetzij naar rechts (heren) dan wel naar links (dames) naar de gescheiden heren of dames bad- en doucheafdelingen. Aan de herenzijde waren 12 kuipbaden en 6 doucheruimten. Aan de dameszijde waren 9 kuipbaden en 6 doucheruimten. De badkuipen waren vrijstaand van geëmailleerd staal. Kosten: kuipbad 75 cent; douche 25 cent. Handdoeken waren naar behoefte te huur. Aan de zijde van de herenbadafdeling kon men buitenom bij de Floralaan via een trap naar een souterrain om door een zijingang de volksbaden te bezoeken. Kosten: kuipbad 25 cent; douche 15 cent. De drie bad- en doucheafdelingen hadden ieder bij hun entree een wachtruimte.
Aan de zijde van de dames badafdeling was eveneens buitenom een vergelijkbare zijingang naar een ander souterrain. Hier was een bewaakte fietsenstalling. In hetzelfde souterrain was aan de frontzijde een separate ruimte, waar tijdens de periode 1937 tot 1949 enige drukpersen stonden, waaronder een Heidelberg (afkomstig van drukkerij Hekkema in Zuidhorn?; zie hierna). Hiermee kon het eigen drukwerk, zoals diverse zwemdiploma's, worden verzorgd. Het gebouw had een zelfstandige eigen huistelefooninstallatie met door het hele gebouw op diverse plekken een telefoontoestel met een draaislingertje om verbinding te maken. De gebruiksruimten werden verwarmd met een centrale stoomverwarming behalve in de bovenwoning.
Boven de entreeruimten was een separate bovenwoning.
Via de eerder vermelde tussenhal bereikte men de zwemzaal. Bij de ingang hiervan was een zitgedeelte voor bezoekers van enige meters breed met een hekwerk ter afscheiding van het zwemgedeelte. Het zwembad had de ongebruikelijke afmetingen van 9 bij 18 meter met een maximale diepte van 3m aan de entreezijde en aan de tegenover gelegen oostzijde een ondiepe aanvangsdiepte van ong. 1,5 m. Aan de ondiepe zijde van het zwembassin was aan weerszijden een marmer beklede toegangstrap met in het midden van de korte bassinzijde een fraai uitgevoerd stenen ornament van ongeveer 1,75 m hoog met daaraan een grote leeuwenkop met open bek, waaruit het suppletiewater voor het zwembad stroomde. Zijdelings van beide toegangstrappen waren twee alternatieve wateraanvoervoorzieningen, waarbij het uitstromende water minder geraas maakte dan via de leeuwenkop.
Aan de diepe zijde van het bassin bevonden zich in de hoek aan de dames zijde een 3 m hoge springplank en aan de heren zijde een 1 m hoge springplank. Aan beide lange zijden was een metalen ladder aan de bassinmuur bevestigd, teneinde het water te kunnen verlaten. Langs beide zijden van het bassin waren elk 20 houten omkleedhokjes. Aan de zwembadzijde konden deze omkleedhokjes worden afgeschermd met een gordijn. Aan de tegenover gelegen toegangszijde konden de omkleedhokjes met een houten deur worden afgesloten.
Aan de ondiepe zijde langs de oostgevel van de zwemzaal waren 10 separate douchehokjes, elk voorzien van een afsluitbare houten deur. Boven de douches was een stenen entresolvloer met 3 groepsomkleedhokken, geschikt voor rond 25 personen per hok, eveneens afgeschermd met gordijnen. Deze entresolvloer was aan beide uiteinden via een betegelde trap vanaf de ondergelegen zwembadvloer bereikbaar.
In de afsluitende oostgevel waren vijf grote en mooie glas in lood vensters aangebracht, waarvan de bovenranden de daklijn volgden. Deze gebrandschilderde vensters waren in enkelglas uitgevoerd. De beide langsgevels van de zwemzaal waren aan de bovenkant voorzien van grote, enkelglas vensterpartijen, waarvan de bovenste helft van ieder venster voor ventilatie gekierd kon worden open gezet. Vanwege de vochtige atmosfeer in de zwemzaal ontstond veel overlast van condensvorming op het enkelglas maar ook aan het ongeïsoleerde dakbeschot. Het dak van de zwemzaal werd gevormd door een ongeïsoleerd houten dakbeschot afgedekt met bitumen dakleer. In 1945 was het houten dakbeschot danig door houtrot aangetast. De buitengevels van het gebouw waren zonder spouw gemetseld, Alle vensters waren met enkelglas en roedenverdeling uitgevoerd.
De machinekamer was gesitueerd onder de douches aan de ondiepe zijde van de zwemzaal. In de machinekamer was als hoofdelement een grote, elektrische centrifugaalpomp voor het verversen van het zwembadwater. Dit zwembadwater werd toegevoerd vanuit een viertal grote, betonnen open zandfilters. Deze zandfilters bevonden zich onder de tussenhal bij de hoofdentree van de zwemzaal tegen het kopse diepe gedeelte van het zwembad. In de machinekamer was verder veel leidingwerk, waterverdeelstukken met de nodige afsluiters, een ondergrondse waterspuitank, een groot elektrisch verdeel- en schakeltableau, etc. De totale waterinstallatie werd vanaf 1937 met gemeentelijk leidingwater gevoed.
Ten behoeve van de grote hoeveelheid benodigde warm leidingwater en stoom bevond zich op de noordoostelijke hoek van het gebouw een ketelhuis. In het ketelhuis lagen als belangrijkste elementen 2 vrijstaande kolen gestookte Cornwallstoomketels. Deze stoomketels waren beide voorzien van een grote kolentrechter en automatische kolentoevoer naar de vuurhaard. Zodoende konden de stoomketels enige tijd zonder direct toezicht functioneren. Nabij de stoomketels was de benodigde inpandige kolenopslag. Ten behoeve van de afvoer van de rookgassen stond bij de noordgevel tussen de fietsenstalling en het ketelhuis een ronde, gemetselde schoorsteen van ongeveer 25m hoog.
Aan de zuidgevel van het gebouw aan de zijde van de Floralaan was op het vloerniveau van de machinekamer een wasserij. Deze wasserij was voorzien van een professionele wasserij inrichting met een wasmachine, een centrifuge, een grote droogkast, die met stoom werd verwarmd, alsmede waarschijnlijk een strijkmangel. Deze wasserij werd vooral gebruikt voor het wassen, drogen en strijken van de vele gebruikte handdoeken, die belangstellenden bij binnenkomst tegen een kleine vergoeding konden huren.
Op het vloerniveau van machinekamer en ketelhuis waren rondom en onder het (ondiepe)zwembassin vele ongebruikte, loze ruimten en nissen zonder verlichting en grotendeels zonder vloerverharding (los zand) maar meestal wel met het nodige leidingwerk. Catacombe-achtig met veel spinnen; niet erg toegankelijk.
Ten behoeve van de opslag van de warmwatervoorraad was op de zolder van de bovenwoning een grote vierkante betonnen warmwatertank, die rondom met een dikke laag asbestwol was geïsoleerd. Deze warmwatertank nam het grootste deel van de zolderruimte in beslag.
Boven de voorzieningen voor de hoofdentree tegen de westgevel van de zwemzaal was een separate bovenwoning, bestaande uit een woonverdieping en een zolder. Deze woning was via een privé trappenhuis vanuit de entreehal bereikbaar. De woonverdieping bestond aan de voorzijde uit een ongedeelde woonkamer in het midden en aan weerszijden daarvan een slaapkamer. Aan de zijde van de scheidingsmuur met de zwemzaal bevonden zich een grote woonkeuken met een gasaansluiting en nog een derde slaapkamer. In de scheidingsgang tussen voor- en achterzijde van de woning was een toilet. Iedere slaapkamer was in die tijd geschikt voor 3 slaapplaatsen. Er was geen badkamer of doucheruimte en ook geen centrale verwarming. De enige verwarming in de woning bestond uit een kolenkachel in de woonkamer. In het trappenhuis was de trap naar de zolder, waar zoals eerder vermeld een grote warmwatertank was. De rest van de zolder met dakkapel aan de voorzijde werd voor de rest slechts als beperkte opslagruimte benut. Evenals de rest van het gebouw waren ook alle vensters van de bovenwoning in roedenverdeling met enkelglas.
Op dinsdag, 12 augustus 1913, werd de bad- en zweminrichting met enig feestelijk vertoon voor de eerste keer geopend, hetgeen blijkt uit enige foto's van die gelegenheid. Waarschijnlijk vanwege de crisisjaren van de jaren dertig met een aanvang in oktober 1929 werd de bad- en zweminrichting in ongeveer 1933 gesloten.
Crisistijd en oorlog
Omstreeks 1933 is de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting aan de Badhuislaan vanwege de crisisjaren en dientengevolge gebrek aan belangstelling tijdelijk gesloten. In 1937 was inmiddels in de Kapelstraat in Hilversum een tweede, nieuw en overdekt zwembad geopend uitsluitend om te zwemmen. In 1937 heeft Tjapko Jager, *Winschoten 9 januari 1881, †Baarn 10 maart 1962, brood/banketbakker en afkomstig uit Winschoten, Torenstraat, de bad- en zweminrichting aan de Badhuislaan 3 (nu: 15) te Hilversum gekocht. Tjapko Jager woonde op dat moment in Baarn op de Steijnlaan 6. Het beheer en de leiding van de inrichting werd na de aankoop gegeven aan zijn zoon, Remt Klaas Jager (Winschoten, 24 maart 1907 - Hilversum, 11 augustus 1982). Hij had in 1928 in Groningen aan de sportacademie zijn mo-akte lichamelijke opvoeding behaald en woonde met zijn gezin - toen met 3 kinderen - vanwege de crisisjaren in 1937 in Zuidhorn in de buurt van Kerkstraat/Schoolstraat. RKJ was daar als assistent werkzaam in de drukkerij van Lupko Hekkema te Zuidhorn, Molenstraat 5, een aangetrouwde zwager.
Vanwege zijn nieuwe functie in Hilversum reden voor RKJ om in 1937 met zijn gezin van Zuidhorn naar de Badhuislaan 3 te Hilversum te verhuizen. De auteur van dit document (Amsterdam, 9 september 1933) is één van die drie kinderen. De auteur heeft van 1937 tot 1949 in de bovengelegen bedrijfswoning van de bad- en zweminrichting gewoond. Veel detail informatie betreffende de inrichting en het gebruik van de bad- en zweminrichting tijdens eerder genoemde woonperiode is gebaseerd op persoonlijke herinneringen, dan wel persoonlijke foto's en geschriften. Spoedig na de verhuizing van RKJ naar Hilversum is de bad- en zweminrichting daarop in 1937 weer in gebruik genomen maar nu onder beheer van Jager. De badmeester Breton was woonachtig op de Badhuislaan 16 te Hilversum. Een zus van Remt Jager, Harmanna (Mannie) Catharina Albronda Jager (Winschoten, 2 november 1909 - Amsterdam, 25 maart 2006) was badjuffrouw. Zij woonde destijds met echtgenoot Frikko (Koos) Derk Albronda op de Loosdrechtseweg 23 op de hoek met de Taludweg te Hilversum. Zij had eveneens aan de sportacademie in Groningen de mo-akte lichamelijke opvoeding behaald.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de bad- en zweminrichting aan het einde van de oorlog dienst gedaan als eventuele noodopvang in verband met de mogelijke inzet van mosterdgas als strijdmiddel. Daartoe was op last van de Duitse bezetters een noodvoorraad steenkolen in de zweminrichting opgeslagen om warm waswater te kunnen maken. In de damesbadafdeling lagen in dit verband diverse Duitse attributen opgeslagen met ongewis gebruiksdoel. In Hilversum zou tijdens de oorlogsjaren onder Duits beheer mosterdgas in enigerlei vorm zijn opgeslagen. Met de algemene spoorwegstaking, die begon op 17 september 1944 na een oproep daartoe door de Nederlandse regering in ballingschap in Londen en die duurde tot aan de volledige bevrijding op 5 mei 1945, viel ook de openbare stroomvoorziening uit. Hierdoor was haast geen leidingwater meer beschikbaar. Daarmee was de functie van noodopvang door de Hilversumsche Bad- en Zweminrichtng tegen gasaanvallen ook niet meer bruikbaar. Jager heeft toen onmiddellijk het grootste deel van de Duitse noodvoorraad steenkolen bij het ketelhuis afgevoerd naar de duistere catacomben onder het zwembassin en daar veilig gesteld. Met deze steenkolenvoorraad heeft Jager tijdens de beruchte hongerwinter 1944/1945 voor zijn gezin nuttig ruilhandel kunnen drijven met de meelmaalderij B & J van de Beek op de Boomberglaan, met een veeboer aan het eind van de Vaartweg/Het Gat van Taling (melk) en vergelijkbaar. Door het uitvallen van de elektriciteit en omdat leidingwater nog maar beperkt werd geleverd, werd daardoor in september 1944 de bad- en zweminrichting noodgedwongen voor onbepaalde tijd gesloten. Deze sluiting duurde tot het einde van de oorlog op 5 mei 1945.
Na-oorlogse periode en sluiting
Spoedig na de bevrijding in mei 1945 kon de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting weer worden heropend. Als badmeester werd door de directie Teus Wingelaar afkomstig uit Loosdrecht aangesteld. Schwann was de badjuffrouw. Eén van de eerste noodzakelijke dingen was het vervangen van het dak in de zwemzaal. Daarin was inmiddels al spontaan een open gat ontstaan. Vervanging was derhalve hoog nodig. Het complete dakbeschot van de zwemzaal is in 1945 vernieuwd met ongeïsoleerde asbestcement dakplaten. In de machinekamer werd in 1945 een chloreerinstallatie gemonteerd en in gebruik genomen om het recirculerende zwemwater niet alleen te filtreren maar ook te desinfecteren. Daartoe werd chloorgas in hogedruk cilinders gebruikt, hetgeen voor het bedienend personeel met gevaar gepaard ging. In de tussenhal tussen de entreehal en de zwemzaal hing inmiddels aan de wand een grote medaillekast (afmetingen 200cm breed en 150cm hoog) van de zwemvereniging 'De Otter' (opgericht: 1921), gevuld met vele gewonnen wedstrijdtrofeeën van de afgelopen verenigingsjaren.
Ook is in 1945 nog tevergeefs gepoogd om de grote grondwaterpomp uit de ongeveer 15 meter diepe waterput bij het ketelhuis boven de grond te krijgen. Deze pomp is tot aan de bovenkant van de waterput gekomen doch is weer naar beneden gevallen. Deze poging is verder gestaakt. Onbekend is of deze diepe waterput naderhand degelijk is afgedekt of voldoende is afgevuld met zand.
Na de Tweede Wereldoorlog werden op verschillende scholen blauwe toegangskaartjes voor de bad- en zweminrichting verkocht, waarmee schoolkinderen op woensdagmiddag in de zweminrichting konden gaan zwemmen.
Wegens onvoldoende bedrijfsresultaten is in 1948 de Hilversumsche Bad- en Zweminrichting met aanhorigheden verkocht aan Het Apostolisch Genootschap.
Daarom is de bad- en zweminrichting op 27 augustus 1948 definitief gesloten.
Het gezin van RKJ heeft vervolgens daarna in 1949 de bovenwoning verlaten. Het gezin is via woningruil met de nieuwe beheerder van het Badhuislaan 3 verhuisd naar de Irisstraat 19A te Hilversum.[2]
Het gebouw aan de Badhuislaan 3 (heden: 15) te Hilversum met postcode 1217 SJ werd naar ontwerp van B.H. Bakker (1879 - 1951) en H. Bunders (1892 - 1965), architecten, gewijzigd en verbouwd tot een kerk.
Op 21 augustus 1949 werd de grondig verbouwde bad- en zweminrichting door Het Apostolisch Genootschap als kerk in gebruik genomen.
Op 8 april 2008 is het kerkgebouw als gemeentelijk monument aangewezen onder nummer 0402/GMH0073.
Vanaf november 2011 stond de voormalige bad- en zweminrichting, later kerkgebouw, als kantoorgebouw op het adres Badhuislaan 15/Floralaan 12 te koop. Terreinperceel: 197 m²; gebouwinhoud: 4.758 m³. Sinds november 2016 is het kerkgebouw uit de verkoop genomen. Vanaf november 2013 is de kerkzaal incidenteel onder de naam 'Badhuisconcerten' als concertzaal gebruikt. De bovenwoning stond separaat te koop; woonoppervlak 117 m².
Had het in 1912/1913 door architect Everwijn Verschuyl ontworpen gebouw aan de Badhuislaan kenmerken van een eclectische Louis XVI-stijl, met de rigoureuze verbouwing in 1949 lijkt dit volledig te niet te zijn gedaan. Hoegenaamd alle karakteristieke stijlelementen zijn met deze verbouwing grondig geamoveerd.
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º Badhuizen in Hilversum Geraadpleegd op 7 december 2016
- ↑ 2,0 2,1 Hilversums Historisch Tijdschrift-Eigen Perk; p. 2003/52-58; Jager Tj.
- º Harmen Visser; Foto's Hilversum, Gooise Vaart met tekstuele toelichting; 19 april 2011
- º Eigen Perk 1997/4 p. 155-164; Het ontstaan en de ontwikkeling van de Gooise Vaart en de Haven van Hilversum; H.J.Th. van der Voort
- º Gemeente Hilversum; diverse gemeentelijke publicaties op zoekwoord badhuis
- º Afschrift van een exemplaar BEWIJS VAN AANDEEL aan toonder nr. 3471, groot duizend gulden (specimen) voorzien van handtekening