Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Kleurenblindheid

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Daltonisme)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Gehele of gedeeltelijke kleurenblindheid oftewel daltonisme is het niet volledig normaal waarnemen van kleuren. 'Kleurenzwakte', minder goed kunnen onderscheiden, komt meer voor dan 'echte' kleurenblindheid waarbij één van de drie kleurwaarnemingssystemen helemaal is uitgevallen. Meestal treedt kleurenblindheid op als één of meer van de drie typen kegeltjes, die naast de staafjes een van de twee soorten lichtgevoelige cellen in het netvlies zijn, niet goed of helemaal niet werken. Kleurenblindheid is meestal een geslachtsgebonden erfelijke aandoening, hoewel er ook verworven vormen bestaan, meestal door intoxicaties, soms met bepaalde geneesmiddelen. Zie ook kleuren zien.

Kleurenzien en mogelijke afwijkingen

De drie soorten kegeltjes hebben normaal gesproken hun grootste gevoeligheid in respectievelijk het rode, het groene en het blauwe golflengtegebied. De eerste twee soorten kegeltjes liggen echter ten opzichte van de blauw-gevoelige kegeltjes met hun gevoeligheidsmaximum niet ver uit elkaar.

Het kleurenzien is in de praktijk het vaakst gestoord door minder goed werkende 'rode' of 'groene' kegeltjes (protanomalie en deuteranomalie, vooral de laatste). Beide vormen leiden tot moeilijkheden bij het waarnemen van verschillen tussen rood en groen en worden samengevat onder de term rood-groen kleurenblindheid. Bij protanopie en deuteranopie is de functie van de 'rode' resp. de 'groene' kegeltjes zelfs helemaal afwezig. De blauw waarnemende kegeltjes zijn veel minder vaak aangedaan (tritanomalie of tritanopie). Er zijn binnen de verschillende afwijkingen weer verschillende oorzaken mogelijk, zoals ontbreken van bepaalde soorten kegeltjes, minder voorkomen, of gevuld zijn met een niet goed werkend pigment. Behalve met de kegeltjes kan er ook iets mis zijn met de oogzenuw of kunnen de lichtdoorlatende onderdelen van het oog (vooral de ooglens) een kleurzweem veroorzaken, vooral bij sommige soorten staar. Al met al is 'kleurenblindheid' dus eigenlijk een verzamelnaam voor een heel scala aan verschillende afwijkingen.

Meest voorkomende vormen

Bij de meest voorkomende vorm, rood-groen kleurenblindheid, kan de aangedane persoon niet of niet goed onderscheid maken tussen rood- en groentinten. Dit is niet zeldzaam: ongeveer één op de twintig mannen heeft het. De meest voorkomende stoornis is hier deuteranomalie. Onvermogen rood te zien (1% van de mannen) of verminderd vermogen rood te zien (nog eens 1% van de mannen) komt minder voor.

Testen

  • De Ishihara-test gaat de kleurenblindheid na aan de hand van een schijf met gekleurde bolletjes. De proefpersoon moet zeggen welke cijfers er in het bolletjespatroon verborgen zitten. Doordat de proefpersoon al of niet het verschil ziet tussen de gebruikte kleuren, kan hij al of niet de verborgen patronen onderscheiden.

Hiernaast ziet u (als u niet kleurenblind bent) hoe het getal in het bolletjespatroon verborgen zit.

Erfelijkheid

Rood-groen kleurenblindheid komt het meest bij mannen voor, omdat de betrokken genen op het X-chromosoom liggen. In tegenstelling tot mannen, hebben vrouwen twee X-chromosomen, zodat de recessieve afwijking kleurenblindheid bij vrouwen alléén voorkomt als beide X-chromosomen het afwijkende gen bezitten. De goede werking van de 'blauwe' kegeltjes wordt echter bepaald door een gen op chromosoom 7, waarvan mannen en vrouwen er even veel hebben, zodat geel-blauw-kleurenblindheid bij mannen en vrouwen even veel (dwz. weinig) voorkomt.

Geschiedenis van het onderzoek

De Engelse scheikundige John Dalton publiceerde in 1794 het eerste wetenschappelijke artikel over kleurenblindheid, "Extraordinary facts relating to the vision of colours" (Buitengewone feiten over het zien van kleuren) nadat hij zich gerealiseerd had dat hij zelf kleurenblind was. Naar hem wordt kleurenblindheid nog wel eens daltonisme genoemd.

Zijn hypothese over de oorzaak van kleurenblindheid was, dat het te wijten was aan het verkleuren van de ooglens; daarom liet hij in zijn testament schrijven dat men na zijn dood zijn ogen moest verwijderen en dat zijn ooglenzen tegen het licht gehouden moesten worden. (De hypothese bleek niet correct.)

Maatschappelijke bezwaren

Kleurenblindheid heeft weinig maatschappelijke gevolgen, maar er zijn beroepen waarvoor een goede kleurenzin nodig is, zoals schilder, fotograaf, modeontwerper, kleuterleider, binnenhuisarchitect, industrieel ontwerper, piloot, treindienstleider, treinmachinist, docent scheikunde (kleurreacties), docent aardrijkskunde (kaartgebruik) en politieagent.

Elektricien

Een elektricien, die verschillend gekleurde draadjes moeten kunnen onderscheiden kan ook in moeilijkheden komen. De oude kleurcodering voor lichtnetbedrading gebruikte groen en rood voor fase en nul, waardoor een kleurenblinde elektricien ze heel makkelijk verwisselt, vandaar dat tegenwoordig bruin en blauw gebruikt worden. De aarddraad is tegenwoordig tweekleurig (geel en groen) en andere tweekleurige draden zijn niet toegestaan, waardoor deze belangrijke draad voor iedereen duidelijk herkenbaar is.

Verkeerslichten

Voor gevaarstekens en verkeerslichten is het onderscheiden van de kleur rood belangrijk. Jaren geleden heeft men bij (Belgische) verkeerslichten de kleur rood iets naar het violet verschoven en de kleur groen iets naar het blauw. Daardoor zijn ze voor mensen met kleurenblindheid wat makkelijker te onderscheiden. Deze mensen kunnen dan echter verrast worden wanneer ze in het buitenland voor een rood licht staan. Natuurlijk helpt ook de vaste positie (rood bovenaan) bij het waarnemen.

Voor specifieke beroepen, zoals treinmachinisten, geldt dit bezwaar minder, want kleurenblinden worden voor deze functies niet toegelaten.

Evolutie

Gezien de hoge frequentie in onze populatie dient aangenomen dat deze erfelijke afwijking kennelijk evolutionair gezien niet leidt tot een geringere voortplantingskans. We mogen zelfs aannemen dat ze onder zekere omstandigheden zelfs leidt tot een hogere overlevingskans, anders was de afwijking allang nagenoeg uit de populatie verdwenen. Wellicht hebben kleurenzwakke en kleurenblinde personen een compenserend voordeel, bijvoorbeeld het meer letten op patronen dan kleuren wat dikwijls nuttig kan zijn;(maar dit blijven speculaties). In de Tweede Wereldoorlog vlogen kleurenblinden mee in verkenningsvliegtuigen om door de (voor hen juist niet) misleidend gekleurde camouflagenetten heen te kijken en op de vorm van verborgen tanks en kanonnen te letten. Veel zoogdieren (b.v. honden) hebben ook een duidelijk minder gedifferentieerde kleurwaarneming dan mensen, omdat ze van nature maar twee in plaats van drie soorten kegeltjes hebben. Veel vogels hebben er daarentegen zelfs vier. Insecten kunnen rood vaak niet, maar ultraviolet vaak weer wel waarnemen.

Zie ook

Externe links