Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Ree
Reeën IUCN-status: Veilig | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Vrouwtjes ree (Capreolus capreolus) | |||||||
Taxonomische indeling | |||||||
| |||||||
Soort | |||||||
Capreolus capreolus Linnaeus, 1758 | |||||||
Reeën op Wikispecies |
De (of het) ree oftewel Capreolus capreolus is een klein, algemeen soort hert dat voornamelijk in Europa voorkomt. In Azië leeft de verwante Siberische ree (Capreolus pygargus).
Beschrijving
De ree heeft een zandgele tot roodbruine zomervacht, 's winters is deze meer grijsbruin tot zwart van kleur. Volwassen dieren hebben geen vlekken. Duidelijk zichtbaar is de witte tot gelige rompvlek. Bij mannetjes is deze vlek 's zomers vrij onduidelijk. De neus is zwart, en de kin is wit. De staart is vrij klein (twee tot vier centimeter lang) en enkel zichtbaar tijdens het ontlasten. 's Winters steekt bij het vrouwtje een bosje witte haren tussen de achterpoten naar achteren, dat op een staart lijkt.
Het volwassen mannetje (reebok) heeft een eenvoudig gewei, bestaande uit maximaal drie punten. Het gewei is maximaal 25 centimeter lang. 's Winters groeit het gewei, en de basthuid wordt afgeschuurd tussen maart en juni. Tussen oktober en januari wordt het gewei afgeworpen. Een enkele keer komen ook vrouwtjes (reegeit) met een gewei voor.
De ree heeft een kop-romplengte van 95 tot 140 centimeter, een lichaamsgewicht van 16 tot 35 kilogram en een schofthoogte tussen de zestig en de negentig centimeter. Mannetjes zijn over het algemeen groter dan vrouwtjes. Mannetjes hebben gemiddeld een schofthoogte van 64 tot 67 centimeter, vrouwtjes van 63 tot 67 centimeter.
Gedrag
De ree is een "knabbelaar": hij eet bramen, bessen, twijgen, scheuten, knoppen en loten van struiken en bomen als rozenstruiken en coniferen, kruiden, grassen, bladeren, noten, paddenstoelen en landbouwgewassen als tulpen, granen en kroppen. 's Zomers voedt hij zich ook met jonge blaadjes, en in de herfst ook met eikels, terwijl knoppen en twijgen 's winters meer worden gegeten. Hij is vrij selectief en eet enkel de meest voedzame delen van een plant. Tussen eten en herkauwen zit meestal zo'n één (in de zomer) tot twee uur (in de winter).
De ree is voornamelijk in de schemering actief. Van september tot april is hij voornamelijk 's nachts actief. Van mei tot augustus is hij ook meer overdag actief, en in gebieden waar hij niet wordt verstoord laat hij zich ook meer overdag zien.
Beide geslachten hebben het grootste deel van het jaar een territorium. Meestal overlapt het territorium van een mannetje met dat van een of meerdere vrouwtjes. De territoria van mannetjes overlappen niet met elkaar, en de grenzen van een territorium worden over het algemeen bepaald door de grenzen met aangrenzende territoria van andere mannetjes. Territoria van vrouwtjes overlappen over het algemeen ook niet met elkaar, maar soms overlapt het territorium van een ouder vrouwtje geheel of gedeeltelijk met dat van haar dochters. Reeën leven over het algemeen solitair. Soms leven reeën in kleine groepjes van een vrouwtje, haar kalveren en soms een bok. Eenjarige reeën leven meestal ook in groepjes. Eenjarige geiten leven meestal in groepjes van twee, eenjarige bokken in groepjes van twee tot vier, soms met oudere bokken zonder een eigen territorium.
's Winters zijn reeën minder territoriaal, mogelijk omdat de dieren energie moeten besparen door voedselschaarste, of omdat door voedselschaarste dieren vaker hun eigen territorium moeten verlaten om voedsel te vinden. Ze kunnen zich dan zelfs samenvoegen in kudden van tot wel dertig dieren, met een duidelijke hiërarchie tussen de bokken.
Het ree wordt maximaal twintig jaar oud, maar de meeste dieren worden in het wild slechts zeven of acht jaar oud. Vrouwtjes worden iets ouder dan mannetjes.
Voortplanting
Als enige evenhoevige kent de ree een verlengde draagtijd. De bronsttijd valt in juli en augustus, maar pas eind december, na een verlengde draagtijd van 150 dagen, komt het embryo tot ontwikkeling. Hierna duurt het nog zo'n 144 dagen voordat het kalf wordt geboren, eind mei, begin juni. Geiten die niet in de zomer drachtig waren raken in oktober een tweede keer bronstig. Deze dieren zullen geen verlengde draagtijd ondervinden, en hun kalveren worden rond dezelfde tijd geworpen als bij die van dieren die in de zomer drachtig raakten.
Driekwart van alle worpen zijn tweelingen, maar ook eenlingen en drielingen komen voor. Het jong is bij de geboorte 1,3 tot 2,3 kilogram zwaar en heeft een bruinig zwarte vacht met rijen witte vlekken over de rug en de flanken. Op de bovenlip loopt een duidelijke zwarte snor. Na zes weken vervagen de vlekken, en in oktober zijn de vlekken verdwenen. De zoogtijd duurt zes tot tien weken. Jonge kalveren worden zo'n zes tot tien keer per dag gezoogd voor zo'n enkele minuten, oudere kalveren slechts twee tot drie keer per dag. De rest van de tijd zijn de kalveren alleen. Tweelingen worden meestal apart van elkaar gezoogd, zo'n twintig meter uit elkaar.
Het jong blijft bij de moeder tot de volgende worp, waarna het wordt weggejaagd. Meestal zijn dieren na veertien maanden geslachtsrijp, maar er zijn gevallen bekend waarbij dieren al na vier maanden geslachtsrijp waren.
Natuurlijke vijanden
De belangrijkste vijand van de ree is de Euraziatische lynx. Ook wolf, bruine beer en honden jagen op reeën. Jonge kalfjes vallen wel eens ten prooi aan arenden, de vos, de wilde kat en het wilde zwijn. Vooral in de eerste weken na de geboorte zijn de kalveren gevoelig. Ook sterven veel dieren in de winter door infecties aan de luchtwegen of voedselgebrek.
Verspreiding en leefgebied
De ree leeft in bosachtige streken met open plekken en aangrenzende velden. Soms is hij ook te zien in hoge heidevelden. Hij heeft behoefte aan beschutting, en rust in dicht struikgewas als bramenstruiken, heggen en coniferen. In de schemering waagt hij zich ook in meer open terrein. In sommige gebieden in Europa leeft hij echter ook in open landbouwgebieden, mits er voldoende beschutting en voedsel in de buurt is.
De ree is in Europa de meest voorkomende hertensoort, en zijn aantallen zijn groeiende. Hij komt voor in bijna geheel Europa, met uitzondering van Ierland, delen van Engeland, Wales, Portugal en Griekenland, Noord-Scandinavië en IJsland. Ook komt hij voor in Noord-Turkije en de Kaukasus. Hij houdt zich op tot bij het zeeniveau (onder andere op de Waddeneilanden) tot boven de boomgrens.
De ree in Nederland
De ree komt in vrijwel geheel Nederland voor. Op Ameland en Terschelling is de ree geïntroduceerd. De ree staat niet op de Nederlandse Rode Lijst voor zoogdieren en wordt dus niet bedreigd.
In Nederland komen niet veel reeën door predatie om het leven. Honden mogen over het algemeen in natuurgebieden niet los lopen. De "normale" wilde predatoren van volwassen dieren zijn nog niet in Nederland aanwezig.
Omdat de ree vrij rond loopt, is het verkeer een van de grootste doodsoorzaken voor de ree. Ook de ballonvaart doet hieraan geen goed: te laag overvliegende ballonnen doen het wild opschrikken dat dan vaak de weg opschiet.
Daarnaast wordt de populatie van reeën lokaal beheerd, vaak door de jager ter plaatse. In Nederland werden er in 1994 meer dan 11.000 reeën geschoten. Ten opzichte van de voorgaande decennia is dit een verveelvoudiging, doordat er steeds meer reeën komen.
De motieven die voor het beheer op de ree gegeven worden:
- schade aan de landbouw;
- schade door verkeersongelukken;
- soms wordt als argument gebruikt dat de ree van een cultuurvlieder een cultuurvolger wordt en steeds dichter bij woonwijken komt.
De ree in België
Na de tweede Wereldoorlog was de ree relatief zeldzaam in Vlaanderen. Pas na het invoeren van een strengere jachtwetgeving in 1971 - 1972, is de populatie beginnen toenemen in plaats van afnemen en sindsdien zijn de aantallen sterk gestegen. De jagers houden de populatie binnen de perken, rekening houdend met de grootte van hun biotoop. In België is het nu zo dat de jager na de tellingen bij de WBE (wildbeheerseenheid) moet aangeven hoeveel reewild er zich in zijn jachtrevier bevindt. Zo krijgen ze een toegelaten afschot. Om te zorgen dat men zich hieraan houdt worden er reebanden uitgereikt die na het afschot van de ree rond de hals bevestigd moeten worden en die tevens een keer vast ook niet meer los gemaakt kunnen worden. Het grootste afschot is in Belgisch Limburg.
Trivia
In het oorspronkelijke boek van Felix Salten is Bambi een ree.
Vrije mediabestanden over Capreolus capreolus op Wikimedia Commons