Boer (handel)
Het woord boer werd in de 19e en 20e eeuw als achtervoegsel gebruikt om bepaalde handelaren aan te duiden. Vaak waren deze handelaren ambulant en kwamen rond met een handkar, transportfiets, bakfiets, paard en wagen of later een driewielig bestelwagentje, zoals de Piaggio Ape.
De rijdende winkels, zoals de SRV-wagen, zijn de moderne varianten op dit soort handel.
Namen van handelaren met deze samenstelling zijn onder meer:
- Groenteboer
- Kolenboer
- Melkboer
- Olieboer (bracht petroleum)
- Oud-ijzerboer (haalde schroot op)
- Schillenboer (kwam eetbaar afval ophalen, voor de varkens)
- Visboer
Middenstanders als slager, bakker en kruidenier zijn niet bekend onder het achtervoegsel -boer. Soms werd het gebruik van dit achtervoegsel als denigrerend ervaren en dan verzon men weer "nettere" woorden als groeteman en melkman. In de spreektaal wordt wel gesproken over modernere varianten, zoals de fietsenboer en zelfs de computerboer. Ook de neiging naar nostalgie wordt door sommige handelaren aangegrepen om de naam -boer te gebruiken, we zien dat bijvoorbeeld bij kaasboer, wat in feite een handelsmerk is.
Het achtervoegsel is afkomstig van het feit dat boeren vroeger in de stad hun producten verkochten, en later is het overgegaan op andere typen van handel. Zo wordt ook het (werk)woord boeren gebruikt, ten aanzien van de verrichte werkzaamheden cq verdiensten ("hij boert goed met het werk dat ie doet").