Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Asielaanvragen van ex-KhAD/WAD-medewerkers in Nederland
De Khadimat-e Atal'at-e Dowlati (Dari voor Staatsinlichtingendienst) ofwel kortweg KhAD was de Afghaanse staatsveiligheidsdienst die in januari 1980 in de "communistische periode", d.w.z. tijdens de heerschappij van de DVPA en later de Hezb-i Watan, werd opgericht. Nadat in 1992 het bewind van Nadjiboellah ten val kwam, zouden vele Afghanen het land ontvluchten. Ook functionarissen van de KhAD en het leger vroegen asiel aan in diverse landen, waaronder ook in Nederland.
In Nederland zou gedurende de jaren daarna een humanitair probleem ontstaan, doordat aan een aantal van deze asielzoekers op grond van het bepaalde in Artikel 1F Vluchtelingenverdrag de vluchtelingstatus werd ontzegd, soms ook nadat deze reeds was verleend.
Zie ook de hoofdartikelen: KhAD, Geschiedenis van Afghanistan, Tijdslijn van Afghanistan en Afghaanse Oorlog (1979-1989) |
Algemeen
Onder de asielaanvragers in Nederland bevonden zich onder meer ook twee voormalige vice-ministers van het ministerie van staatsveiligheid WAD en ook Hashmat (Hashmattulah) Kaihani, de voormalige aanklager van het gerechtshof in Kaboel. Kaihani was tevens jarenlang het hoofd geweest van de afdeling politieke zaken van de KhAD, de Saranvali Ekhtesasi en ook lid van het Centraal Comité van de DVPA en plaatsvervangend chef van de KhAD. Volgens ooggetuigen zou hij toezicht hebben gehouden op de ondervraging en marteling van gevangengenomen tegenstanders en eiste hij regelmatig doodstraffen. Kaihani zou eerder politiek asiel hebben aangevraagd in Canada, maar hij verliet dat land toen hem te verstaan werd gegeven dat hij er kon worden vervolgd wegens misdaden tegen de menselijkheid. De Nederlandse overheid wees zijn verzoek om asiel af op grond van de uitsluitingsgrond 1F: mogelijke betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen.
De Raad van State zou deze beslissing uiteindelijk terugdraaien en Kaihani overleed korte tijd daarna aan kanker.
De komst van KhAD-medewerkers zou tot onrust onder Afghanen en Nederlanders van Afghaanse afkomst hebben geleid. Een Afghaan die in de jaren tachtig na zijn gevangenschap en de daaraan voorafgaande marteling naar Nederland vluchtte, zou een ondervrager die hem ooit mishandelde hebben herkend. Dit zou in september 1993 in Zeewolde zijn voorgevallen, doch leidde niet tot een strafrechtelijke vervolging. Naar aanleiding van publicaties in december 1993 in het dagblad Trouw werden door de Tweede Kamer-leden Wiebenga en Weisglas van de VVD vragen gesteld aan de toenmalige staatssecretaris Kosto, die daarop antwoordde dat Nederland geen asiel zou verlenen aan asielzoekers die misdrijven tegen de menselijkheid zouden hebben begaan [1] [2] [3]. In december 1994 werd dit opnieuw verzekerd door staatssecretaris van Justitie Schmitz, wederom in antwoord op vragen die waren gesteld door Weisglas, ditmaal naar aanleiding van een uitzending van KRO's actualiteitenprogramma Brandpunt [4] [5].
In december 1994 werd in de media bericht dat "Afghaanse communisten" een smokkelroute zouden hebben opgezet om aanhangers en kopstukken van het DVPA-bewind Nederland binnen te sluizen, in samenwerking met "oud-medewerkers van de KGB". Staatssecretaris Schmitz van justitie ontkende dat zich tientallen Afghaanse oorlogsmisdadigers in Nederland zouden bevinden. Een woordvoerder van Justitie voegde daaraan toe: "Concluderen dat de Afghanen Nederland hebben uitgekozen, gaat te ver." Tot 1992 bedroeg het aantal Afghanen dat in Nederland asiel aanvroeg jaarlijks ongeveer driehonderd. In 1992 waren het er 352. In 1993 liep dat aantal op tot 1503; in 1994 tot 2300 [6]. Daarna liep het aantal op tot 2527 (1994), 1912 (1995).
In januari 1996 werd door het ANP bericht dat "leden van de voormalige Afghaanse junta" die zich zouden hebben schuldig gemaakt aan vervolging van politieke tegenstanders in Nederland zouden verblijven, in weerwil van de verklaring van staatssecretaris Schmitz van Justitie in 1994 "dat mensen met een dergelijk verleden hier niet thuis horen". Volgens een woordvoerster van Justitie zou al geruime tijd worden gezocht naar bewijsstukken. Zodra die er zouden zijn ou op basis van Artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag getracht worden hun asielaanvragen af te wijzen. Negen voormalige Afghaanse politieke leiders zouden asiel hebben gevraagd in Nederland. In drie gevallen werd de A-status verleend, een persoon kreeg een verblijfsvergunning op een andere grond en van drie anderen werden de aanvragen afgewezen [7].
In oktober 1996, kort na de machtsovername in Afghanistan door de Taliban (september 1996), werd in de media bericht dat ook een broer van de vermoorde voormalig president en hoofd van de Khad Najiboellah reeds acht maanden in Nederland als asielzoeker zou verblijven. Volgens de Vereniging van Afghanen in Nederland zou ook deze broer werkzaam zijn geweest voor de KhAD. "Hij was gevreesd om zijn harde optreden," verklaarde voorzitter N. Arsala van de vereniging. "Deze man mag beslist geen vluchtelingenstatus krijgen. Hij heeft geen afstand genomen van het bewind van zijn broer. Hij moet berecht worden." De broer verklaarde slechts als diplomaat en tolk op het Afghaanse ministerie van Buitenlandse Zaken te hebben gewerkt en ontkende voor het ministerie van veiligheid of de geheime dienst te hebben gewerkt. Arsala waarschuwde dat vele kopstukken van het voormalige Najiboellah-regime naar Nederland zouden zijn gevlucht om te ontkomen aan de Taliban. Volgens hem bevonden zich in Nederland "zeker honderd topfiguren"[8]
In 1996 zou het aantal Afghanen dat asiel aanvroeg in Nederland oplopen tot 3019. Tot en met oktober 1997 stond de teller op 4 500. Dit waren echter lang niet allemaal voormalige KhAD-medewerkers, maar veelal wel personen die konden worden geassociëerd met het DVPA-regime en ook onder de Taliban vervolging konden vrezen.
Het weekblad Vrij Nederland publiceerde begin 1997 een lijst met 35 namen van Afghaanse "folteraars, moordenaars en medeplichtigen" die zich in Nederland zouden bevinden.
In de drie jaar na de uitspraak van staatssecretaris Schmitz kwam het elf keer tot rechtszaken over de tegenwerping van artikel 1F. In vier gevallen werd toepassing van dit artikel geaccepteerd. In 1997 bepaalde de Hoge Raad in een zaak tegen een Servische verdachte van oorlogsmisdaden dat de Nederlandse rechter bevoegd is, oorlogsmisdaden te berechten die door een buitenlander in het buitenland gepleegd zijn [9] [10].
In 1998 werd het NOVO-team opgericht, het Nationaal Opsporingsteam Voor Oorlogsmisdrijven, een landelijke task force van het Ministerie van Justitie die zich zou richten op de herkenning en opsporing van in Nederland verblijvende verdachten van oorlogsmisdaden.
Ambtsbericht 29 februari 2000
Een omstreden speciaal ambtsbericht uit 2000 van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken over onder meer de KhAD speelt een belangrijke rol in de problematiek rond een omvangrijke categorie Afghaanse asielzoekers in Nederland aan wie de uitsluitingsgrond"1F" is tegengeworpen.
In dat ambtsbericht wordt uitgebreid ingegaan op de rol van de staatsveiligheidsdienst en de vervolging van tegenstanders van het communistische bewind. Het strafrechtelijke vooronderzoek naar verdenkingen omtrent politieke delicten werd feitelijk door de Khad/WAD geleid. Vele arrestanten werden overgebracht naar de Sedarat, het centrale ondervragingscentrum van de Khad/WAD in Kaboel. Daar werden zij soms maandenlang voor verhoor vastgehouden. Om een verdachte te laten bekennen, zouden alle middelen zijn toegestaan. Vele bekentenissen zouden zijn afgedwongen door middel van foltering, zowel tijdens het eerste verhoor als tijdens latere verhoren in het centrale ondervragingscentrum van de Khad/WAD.
Gedurende het bewind van Karmal en Najiboellah zou foltering een volledig geïntegreerd onderdeel van het ondervragingsproces zijn geweest. Niet zelden had de geweldscultuur tot gevolg dat verdachten overleden voordat een bekentenis was afgelegd. Wreedheid zou worden beschouwd als efficiëntie.
Reeds in november 1999, nog vóór de verschijning ervan, kwam dit rapport in de publiciteit: geen enkele medewerker van de KhAD zou zich destijds onder het DVPA-regime kunnen hebben onttrekken aan de gewelddadige ondervragingen van politieke tegenstanders, martelingen en zelfs executies. Werd een verdachte schuldig bevonden aan anti-regeringsgezind gedrag, dan kon volgens dit ambtsbericht de KhAD diegene zonder tussenkomst van de rechter om het leven brengen [11] [12] [13].
Volgens het officieel pas op 29 februari 2000 gepubliceerd ambtsbericht over de KhAD en de opvolgerorganisatie WAD (enkele Nederlandse dagbladen bleken al eerder over het ambtsbericht of delen ervan te beschikken) zou het ondenkbaar zijn dat iemand die er werkte (op welk niveau dan ook) niet op de hoogte was van grove mensenrechtenschendingen waarbij deze organisaties zouden zijn betrokken. Alle onderofficieren en officieren zouden bovendien persóónlijk betrokken moeten zijn geweest bij het arresteren, ondervragen, martelen en soms executeren van personen die van staatsgevaarlijke activiteiten werden verdacht. Als eerste plaatsing zouden onderofficieren en officieren tewerk zijn gesteld op afdelingen binnen de KhAD en de WAD die belast waren met de opsporing.
Er zou een "roulatiesysteem" hebben bestaan, dat ervoor zorgde dat medewerkers geregeld van afdeling wisselden. Een promotie of een plaatsing op een andere afdeling of directie, waar de werkzaamheden een meer administratief of technisch karakter hadden, zou slechts voorbehouden zijn aan diegenen die zich voldoende hadden bewezen tijdens hun eerste plaatsing of plaatsingen. Tijdens de proeftijd zou de loyaliteit en weerbaarheid van de toekomstige officieren worden getoetst, waaromtrent in het ambtsbericht gesteld werd dat bijvoorbeeld van hen verlangd werd dat zij eigen familieleden bespioneerden, vrienden en kennissen arresteerden en martelden, al dan niet vermeende vijanden van het DVPA-bewind uit de weg ruimden of dat zij in de gelederen van de Moedjahedin infiltreerden.
Alle Afghanen die hebben gewerkt voor de KhAD of later de WAD zouden bij de bejegening van politieke tegenstanders hebben gemarteld of anderszins mensenrechten hebben geschonden, stelt het ministerie van Buitenlandse Zaken in het betreffend ambtsbericht Veiligheidsdiensten in communistisch Afghanistan (1978-1992)- AGSA, KAM, KhAD en WAD [14]. In het rapport wordt melding gemaakt van foltering, buitengerechtelijke detentie en buitengerechtelijke executies.
Daarom kregen betreffende asielzoekers allemaal het etiket "vermeende oorlogsmisdadiger", op grond waarvan aan hen in Nederland asiel werd geweigerd en ook in vele gevallen de reeds toegekende vluchtelingstatus, en daarmee hun verblijfsvergunning, werd ontnomen. Behoudens enkele gevallen gebeurde dit echter zónder dat zij werden aangemerkt als verdachten van strafbare feiten. Op enkele uitzondering na werden zij niet vervolgd, doch enkel onthaald op het ontzeggen of ontnemen van de verblijfsvergunning en daaropvolgend een ongewenstverklaring.
Binnen de Afghaanse gemeenschap in Nederland werd verdeeld gereageerd op deze ontwikkeling. Afghaanse asielzoekers die zich door deze aantijgingen aangesproken voelden, belegden een overeenkomst in Arnhem. De ex-KhAD-leden verklaarden zich bereid mee te werken aan elk onderzoek naar vermeende oorlogsmisdaden door de KhAD, in de verwachting zich van blaam te kunnen zuiveren.
- Eén van hen, Djan Alam Ahmadi: "De Nederlandse overheid en de media hebben weinig inzicht in en kennis van de situatie in Afghanistan. Ten onrechte wordt iedereen binnen de KhAD beschouwd als oorlogsmisdadiger. Vergeten wordt dat de KhAD een grote organisatie was met een brede taakstelling en heel veel verschillende afdelingen. De meesten hadden niets te maken met het vervolgen, opsporen, ondervragen, martelen en/of executeren van tegenstanders. Het waren vaak gewone ambtenaren die alleen dossierwerk verrichten. (...) Als Buitenlandse Zaken stelt dat elke KhAD-officier bloed aan zijn handen heeft, omdat iedereen van tijd tot tijd moest rouleren binnen de organisatie, noem ik dat infantiel. Elke afdeling had haar eigen expertise en opleiding. Je kunt van een jurist toch niet verwachten dat hij zomaar mensen gaat ondervragen of technicus wordt. Zelf ben ik al die tijd communicatie-expert geweest. Ik heb nooit mensen ondervraagd, laat staan gemarteld." [15].
De algemene strekking van de kritiek was dat de uitsluitingsgrond veel te ruim werd toegepast: “Al had je maar op de postkamer van de Afghaanse geheime dienst KHAD gewerkt, dan was dat genoeg om bij aankomst in Nederland onder artikel 1F te vallen” [16].
Ontwikkelingen na 2000
Volgens een brief van de Staatssecretaris van Justitie aan de Tweede Kamer van 3 april 2000 en het ambtsbericht uit 2000 zouden de KhAD en ook de opvolger daarvan, de WAD, moeten worden aangemerkt als organisaties waarvan aan onderofficieren en officieren in de regel artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag moest worden tegengeworpen.
In de periode 1998-2003 werden door de IND meer dan 500 asielverzoeken afgewezen op grond van dat artikel. In 380 gevallen betrof het Afghanen, die echter niet werden uitgezet.
Het ambtsbericht uit 2000 bleef jarenlang een steen des aanstoots. In november 2003 werd door tweehonderd Afghaanse asielzoekers die inmiddels te maken kregen met de uitsluitingsgrond 1F in een kort geding tegen de Nederlandse staat vergeefs om herziening gevraagd. De groep, bijgestaan door advocaat Robert Moszkowicz, betwistte de betrouwbaarheid van ambtsbericht uit 2000 en stelde dat hun ten onrechte verweten werd de mensenrechten te hebben geschonden [17]. De Raad van State, het hoogste rechtsprekend orgaan in asielzaken, ziet het ambtsbericht als een deskundigenrapport waaraan niet te tornen valt [18].
In 2004 werd door het Openbaar Ministerie overgegaan tot het aanhouden en instellen van strafvervolging van enkele in Nederland verblijvende Afghanen in de 1F-situatie, wegens verdenking van van betrokkenheid bij folteringen en het schenden van de mensenrechten, op basis van verklaringen die getuigen in Nederland en Afghanistan hadden afgelegd. Dit betrof onder meer de inmiddels 56-jarige Hesam H., een voormalige onderminister van de WAD, die sinds 1992 in Nederland verbleef [19] [20] en de inmiddels 58-jarige Habibullah J., een voormalig hoofd van de afdeling ondervraging, sinds 1996 in Nederland [21]. Zij konden pas toen worden opgepakt, omdat pas eind 2003 in diverse landen getuigen waren gehoord, aldus het Openbaar Ministerie, dat niet kon aangeven waarom die getuigen niet eerder opdoken [22] [23].
In maart 2005 begon voor de rechtbank Den Haag de strafzaak tegen deze ex-KhAD-officieren. Aan hun werd ten laste gelegd de "schending van de wetten en gebruiken van de oorlog, zoals vastgelegd in het Verdrag van Genève van 12 augustus 1949" [24]. Het OM eiste in september dat jaar gevangenisstraffen van twaalf en negen jaar tegen het tweetal [25] [26] [27]. In oktober 2005 volgde de uitspraak, conform de eis [28] [29] [30] [31]. Beiden stelden beroep in tegen het vonnis [32]. In juni 2007 volgde een nieuwe strafzaak, ditmaal tegen de inmiddels 56-jarige Afghaanse ex-generaal Abdoellah F. tegen hem werd 10 jaar gevangenissstraf geëist. Het strafrechtelijk onderzoek vond gedeeltelijk plaats in Afghanistan, waarheen het OM, de verdediging en de onderzoeksrechter afreisden, onder meer om getuigen te horen [33] [34]. Hij zou echter, na ruim een jaar voorarrest, worden vrijgesproken en meteen worden vrijgelaten. Volgens de rechtbank maakte de KhAD zich "op aanmerkelijke schaal" schuldig aan mensenrechtenschendingen, zoals het martelen van gevangenen, maar werd niet bewezen geacht dat F. zelf gevangenen zou hebben mishandeld. De getuigenverklaringen en het steunbewijs werden te onbetrouwbaar bevonden om tot die overtuiging te kunnen komen. Deze verdachte werd tevens vrijgsproken van de aanklacht dat hij ondergeschikten zou hebben toegestaan gevangenen te martelen of wreed te behandelen. Betwijfeld werd of hij daadwerkelijk in de positie had verkeerd om maatregelen te treffen ter voorkoming van lichamelijk geweld door verhoorders [35] [36].
- Op 13 mei 2008 verscheen een rapport van de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR, dat de twijfels over de juistheid van het betreffend ambtsbericht voedde [37].
- In augustus 2008 publiceerde de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie het rapport Verantwoordelijkheid en gerechtigheid over de kwestie [38] [39] [40] [41] [42]. Gesteld werd dat het ambtsbericht moest worden herzien na het instellen van een nieuw onderzoek naar de KhAD/WAD in Afghanistan in 1978-1992 en een herbeoordeling van de vraag in hoeverre de naar Nederland gevluchte ex-medewerkers zouden moeten worden geacht daadwerkelijk betrokken te zijn geweest bij de bedoelde mensenrechtenschendingen. De CU vond daarin echter geen gehoor bij de coalitiepartners.
Door meerdere advocaten is inmiddels de mogelijkheid geopperd dat de uitzetting van de betreffende niet-vervolgde ex-KhAD-medewerkers een toetsing door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens niet zou kunnen doorstaan [43] [44]. De uitzetting van Afghanen, voor wie hun land van herkomst inmiddels een vage herinnering is geworden en zich na jarenlang verblijf hebben aangepast aan de Nederlandse samenleving en hier kinderen hebben gekregen, komt neer op een meedogenloos uiteenscheuren van gezinnen. Dit kan disproportioneel worden geacht en aangemerkt als een schending van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Ook de Afghaanse "internationale advocaat" Akbari zou deze zaken willen aanbrengen bij het Europese Hof van de Rechten van de Mens in Straatsburg [45].
In september 2008 beweerde journalist Eric Vrijsen van het weekblad Elsevier als zou in 2003 de toenmalige Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking Agnes van Ardenne (CDA) "een overeenkomst met president Karzai" hebben gesloten over de terugkeer van Afghanen (ze zouden "een gratis vliegticket en een reïntegratietoelage van 2.000 dollar - ter plaatse een fabelachtig bedrag" meekrijgen) en dat gesteld "akkoord" zou, op een klein aantal teruggekeerden na, een "dode letter" zijn gebleven [46].
In het in maart 2003 door Nederland, de VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR en de toenmalige Afghaanse overgangsregering opgesteld Memorandum of Understanding was echter vastgelegd dat een vrijwillige terugkeer van ex-vluchtelingen voorop stond en onder meer ook werd bepaald dat het gezinsleven diende te worden beschermd en humanitaire aspecten moesten worden meegewogen. Desalniettemin vonden in 2008 daadwerkelijk uitzettingen naar Afghanistan plaats die hiermee op gespannen voet stonden: de bewering van Vrijsen dat juistAfghanistan zich niet aan het "akkoord" zou houden is hierdoor aanvechtbaar.
Ontwikkelingen in 2009
- Op 18 februari 2009 werden door de rechtbank Haarlem in twee verschillende asielzaken belangrijke uitspraken gedaan over dit netelig vraagstuk, waarin waarde werd toegekend aan de contra-rapportage van de UNHCR en die van Antonio Giustozzi, een Britse Afghanistan-deskundige van de London School of Economics.
De rechtbank Haarlem oordeelde dat de notitie van de UNHCR over de KhAD en ook de eerdere bevindingen van Giustozzi concrete aanknopingspunten zouden vormen voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het algemene ambtsbericht van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken.
De IND had de asielaanvraag van een vroegere werknemer van de KhAD afgewezen op grond van de inhoud van het ambtsbericht van 29 februari 2000, waarin was geconcludeerd dat alle officieren en onderofficieren die langere tijd werkzaam waren geweest bij de KhAD op enig moment zijn moeten zijn gerouleerd naar een afdeling waar mensenrechtenschendingen hadden plaatsgevonden, hetgeen dan impliceerde dat elke werknemer van de KhAD zich vroeg of laat wel aan bedoelde "1F-activiteiten" moest hebben schuldig gemaakt.
De rechtbank overwoog dat onder meer de rapportage van de UNHCR uit 2008 en diverse berichten van Giustozzi konden worden aangemerkt als "nieuwe feiten en omstandigheden" ("novum") in de zin van artikel 4:6 Awb. Volgens de rechtbank bevat de notitie van de UNHCR op essentiële onderdelen andere informatie dan het ambtsbericht. In het ambtsbericht staat dat de eerste plaatsing van (onder)officieren plaatsvond bij afdelingen die actief betrokken waren bij de opsporing van staatsgevaarlijke elementen.
Volgens de notitie van de UNHCR was deze praktijk echter beperkt tot sommige operationele directoraten. Bovendien had de term "opsporing" uit het Dari vertaald de betekenis van toezicht, informatievergaring en onderzoek. Ondervragingen en verdere vervolging behoorden tot de verantwoordelijkheid van officieren van het Directoraat van Ondervragingen, provinciale ondervragingsunits en het kantoor van de Advocaat-Generaal. Er bestonden ook ondersteunende directies, die niet met mensenrechtenschendingen in verband zouden kunnen worden gebracht.
- Op 25 februari 2009, deed de rechtbank Rotterdam in een andere zaak een uitspraak van gelijke strekking: de rapportage van het UNHCR van mei 2008 biedt voldoende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van het gestelde in het omstreden ambtsbericht uit 2000.
- De rechtbank Den Bosch oordeelde eerder, op 14 juli 2008, dat dezelfde informatie géén aanknopingspunt zou bieden voor twijfel aan het ambtsbericht en de informatie van Giustozzi uit 2003 werd door de Afdeling rechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 30 november 2004 niet voldoende gevonden voor twijfel aan het ambtsbericht.
Naar aanleiding van voormelde uitspraken in februari 2009 werden door het SP-Tweede Kamer-lid Jan de Wit begin maart 2009 vragen gesteld aan de staatssecretaris van Justitie, onder meer met betrekking tot een eventuele herziening van het ambtsbericht.
- Inmiddels had op 17 februari 2009 het Afghaans parlement zich middels een brief tot de Tweede Kamer gewend. In de brief wordt gesteld dat de beslissingen van de Nederlandse overheid waarbij aan een grote groep Afghaanse asielzoekers de vluchtelingstatus wordt ontzegd, berusten op valse informatie. Om betere informatie te verwerven wordt aangeboden een Nederlandse delegatie zèlf onderzoek te komen doen in Afghanistan. De brief werd op 22 april 2009 door de vaste Commissie voor Justitie van de Tweede Kamer ter kennisgeving aangenomen.
Op 14 maart 2009 werd in een uitzending van het actualiteitenprogramma NOVA aandacht daaraan besteed. Hierin kwam persrechter Astrid van Strien van de rechtbank Rotterdam aan het woord over de uitspraak van 25 februari 2009:"De rechtbank heeft gezegd dat er te veel twijfel is aan de juistheid van het ambtsbericht, dus dat dat niet het besluit heeft kunnen dragen om de verblijfsvergunning van deze man in te trekken." Aangezien ook de UNHCR, een gezaghebbende autoriteit, twijfels had geuit en verwacht mocht worden dat die gebruik maakt van objectieve en ook betrouwbare informatie, hecht volgens haar de rechtbank gewicht aan die twijfels.
Ook burgemeester Els Boot (PvdA) van Giessenlanden, een Zuid-Hollandse gemeente waar één van de met uitzetting bedreigde Afghanen woont, stelde dat het beleid "niet werkt" en noemt het "onmenselijk” en "gevoelloos”.
De brief van het Afghaans parlement onderschrijft die stelling. Advocaat Pieter Bogaers jr. legde in de NOVA-uitzending uit dat het ambtsbericht gebaseerd zou zijn op "informatie die volstrekt onbetrouwbaar is, waardoor heel veel mensen in Nederland de dupe zijn van dat beleid".
Staatssecretaris Albayrak liet NOVA via een woordvoerder weten dat het ambtsbericht wat haar betreft van kracht bleef en dat ze tegen de rechterlijke uitspraken beroep zou instellen.
- Voorjaar 2009 was er nog overleg gaande tussen de UNHCR en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit ministerie zou zonder een nieuw onderzoek in te stellen bereid zijn het omstreden ambtsbericht uit 2000 te "herzien". Dit meldde de UNHCR in een brief op 20 maart 2009 aan de Afdeling rechtspraak van de Raad van State over de stand van zaken van dit overleg.
- In maart 2009 werden door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens opnieuw twee "interim measures" tegen Nederland uitgesproken in zaken van medewerkers van de KhAD/WAD, wier voorgenomen uitzetting voorlopig verboden werd. In één van deze interim measures werden door het Hof vragen gesteld aan Nederland over het risico van schending van artikel 3 EVRM bij eventuele uitzetting en de bescherming de betreffende Afghaan dan zou kunnen genieten van de zijde van de Afghaanse overheid tegen mensenrechtenschendingen door derden:
Al eerder waren er door het Europees Hof diverse interim measures getroffen in Afghaanse zaken. In november 2008 waren dat er elf tegen Frankrijk, waarbij geen details werden gepubliceerd, behalve dat de met uitzetting bedreigde Afghanen vreesden voor de Taliban. Verder waren er in mei 2008, november 2008 en februari 2009 ook al interim measures tegen Nederland. Daarbij ging het om KhAD/WAD-zaken, die van 12 februari 2009 weliswaar niet om iemand die direct voor de KhAD/WAD had gewerkt, maar iemand die bij het leger werkte en werd beschuldigd van het indirect faciliteren van de KhAD/WAD.
- Op 10 april 2009 stelde de Rechtbank Arnhem, na schorsing van een zitting in een lopende zaak op 5 februari, uitgebreide vragen aan de staatssecretaris van Justitie over het ambtsbericht uit 2000. De rechtbank informeerde naar de stand van zaken in het overleg tussen de minister van Buitenlandse Zaken en de UNHCR over het ambtsbericht en de notitie van de UNHCR uit mei 2008. Verder wilde de rechtbank weten of het ministerie ook contact had opgenomen met de door de UNHCR gebruikte bronnen en zo nee, om welke reden dat dan was nagelaten. Ook wilde de rechtbank weten op welke bronnen bepaalde conclusies van de UNHCR waren gegrond en waarom de conclusies van de UNHCR en het ambtsbericht niet strijdig zouden zijn, zoals de IND in betreffende zaak tegen een afgewezen Afghaanse asielzoeker had gesteld.
- Op 15 mei 2009 deelde Staatssecretaris van Justitie Albayrak in antwoord op schriftelijke vragen van Tweede Kamerlid De Wit (SP) dat er in 2008 en de eerste twee maanden van 2009 zes Afghaanse asiezoekers, aan wie de uitsluitingsgrond van artikel 1F was tegengeworpen, met behulp van een zogeheten EU-document waren uitgezet naar Afghanistan. De Wit had deze vragen gesteld naar aanleiding van de recente gerechtelijke uitspraken omtrent verdere twijfel die was gerezen aan de juistheid van het ambtsbericht na de publicatie van de UNHCR-notitie.
Tegen drie van deze zes uitzettingen waren bezwaren geuit; in twee gevallen door de UNHCR omdat het hier zou gaan om personen die afkomstig waren uit een onveilig gebied, en in het andere geval door het Afghaanse consulaat, omdat men er niet wil meewerken aan onvrijwillige terugkeer. In vijf gevallen betrof het ongewenst verklaarde personen en in drie van deze vijf gevallen was familie van de betreffende vreemdeling in Nederland achtergebleven.
- In augustus 2009 werd duidelijk dat het Europees Hof in Straatsburg van oordeel was dat uitzetting uit Nederland van Afghaanse asielzoekers die op grond van artikel 1F van de vluchtelingenstatus zijn uitgesloten dient te worden gestopt: in minstens zes gevallen werd Nederland middels een 'interim measure' verboden tot uitzetting over te gaan [47] [48] [49].
Zie ook
Externe links
- Rechtbank vindt ambtsbericht Afghanistan niet langer alleenzaligmakend
- Roozbeh Kaboly & Bas Haan Afghaans parlement schrijft brandbrief aan Nederland m.b.t. NOVA-uitzending 14 maart 2009
- NOVA-uitzending 14 maart 2009
- Website Comité 1F Beleid
- Website Stem Voor Rechtvaardigheid
- "Nederland schendt op grote schaal mensenrechten"
Voetnoten
Bronvermelding
Bronnen, noten en/of referenties:
- º Joris Versteeg "Afghaanse 'KGB' wil hier asiel. Justitie onderzoekt mogelijke folterpraktijken van gevluchte communisten", in dagblad Trouw, 11 december 1993
- º Joris Versteeg "Folteraars als asielzoekers", in dagblad Trouw, 11 december 1993
- º "Den Haag: geen asiel voor schenders mensenrechten", in dagblad Trouw, 24 februari 1994, pag.9
- º "Schmitz: 'misdadige' asielzoekers niet welkom", in dagblad Trouw, 7 december 1994
- º Stieven Ramdharie "Betrokkenheid voormalig topman communistische regering bij martelingen niet te bewijzen. Oud-leiders Afghaans regime zien kans op asiel toenemen", in dagblad de Volkskrant, 11 februari 1995
- º "Afghanen naar Nederland via smokkelroute", in dagblad Het Parool, 8 december 1994, pag.1
- º Pit "Leden voormalige Afghaanse junta nog steeds in Nederland", bericht Algemeen Nederlands Persbureau ANP, 1 februari 1996
- º "Broer vermoorde president Afghanistan in Nederland", in dagblad De Stem, 17 oktober 1996, pag. 5
- º Ruut Verhoeven Asielzoekers - beulen met A-status, in dagblad Trouw;;, 6 december 1997, pag.1
- º Hanneke de Wit "Een veilig nest voor beulen en terroristen", in dagblad Het Parool, 25 november 1998
- º Ruut Verhoeven "Ministerie verdenkt meer Afghanen van misdaden", in dagblad Trouw, 29 november 1999, pag.1
- º Ruut Verhoeven "Afghanistan: niemand kon zich onttrekken aan beulswerk", in dagblad Trouw, 29 november 1999, pag.3
- º "Afghaanse moordenaars hier met asiel", in dagblad Het Parool, 29 november 1999, pag.3
- º Ambtsbericht Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken van 29 februari 2000 Veiligheidsdiensten in communistisch Afghanistan (1978-1992) - AGSA, KAM, KhAD en WAD
- º Ruut Verhoeven Oude vetes voortgezet, in dagblad Trouw, 9 maart 2000, katern De Verdieping, pag.15
- º Arjan Schuiling "Afghaanse 1F'ers demonstreren tegen vluchtelingenbeleid", bericht website Wereldjournalisten, zaterdag 19 januari 2008
- º Toine Heijmans "Afghanen procederen tegen staat; 'Wij zijn geen oorlogsmisdadigers'", in dagblad de Volkskrant,14 november 2003, pag.3
- º Bart Zuidervaart "Ambtsberichten maken asieladvocaten radeloos", in dagblad Trouw, donderdag 19 april 2007, pag.2/3
- º "Afghaanse verdachte van folteringen aangehouden", in dagblad Trouw, 1 december 2004, pag.3
- º "Hoofd militaire inlichtingendienst woont al jaren in Boskoop; Hesamuddin H. wordt verdacht van martelen", in dagblad Het Parool, 1 december 2004
- º "Oud-chef opgepakt van Afghaanse geheime dienst", in dagblad de Volkskrant, 7 december 2004, pag.3
- º Toine Heijmans & Annieke Kranenberg "Oorlogsmisdadiger had geen hoge prioriteit; Afghaan liep een krantenwijk in Boskoop", in dagblad de Volkskrant, 8 december 2004, pag.2
- º "Novo-team boekt eerste successen na moeizame onderzoeken; Jacht op oorlogsmisdadigers", in dagblad Het Parool, 9 december 2004, pag.4
- º Ruut Verhoeven "Afghaanse oorlogsmisdadigers voor de rechter", in dagblad Trouw, 11 maart 2005, pag.6
- º "Eis: 12 en 9 jaar tegen Afghanen voor martelingen", in NRC Handelsblad, 27 september 2005, pag.2
- º "Twaalf en negen jaar geeist tegen Afghanen", in dagblad Trouw, 27 september 2005, pag.4
- º "Forse celstraffen geeist tegen Afghanen voor gruweldaden", in dagblad de Volkskrant, 27 september 2005, pag.3
- º Marc van den Eerenbeemt "Afghaanse oorlogsmisdadigers als voorbeeld; Jarenlang bleef Nederland achter bij vervolging van oorlogsmisdadigers", in dagblad de Volkskrant, vrijdag 14 oktober 2005
- º "Hoge straf Afghaanse oorlogsmisdadigers", in dagblad Trouw, zaterdag 15 oktober 2005, pag.7
- º "Celstraf voor misdaden in oorlogstijd", in dagblad de Volkskrant, 15 oktober 2005, pag.3
- º Ruut Verhoeven "Eindelijk zijn Afghanen bestraft", in dagblad Trouw, dinsdag 18 oktober 2005, pag.4
- º "Advocaten mee naar Afghanistan voor onderzoek", in dagblad Trouw, donderdag 18 mei 2006, pag.4/5
- º "OM wil 10 jaar cel voor Afghaanse generaal", in dagblad Het Parool, 6 juni 2007
- º Bart Zuidervaart "Vervolgen problematisch; Bewijs van oorlogsmisdaden moeilijk te verkrijgen", in dagblad Trouw, 7 juni 2007, pag.4/5
- º "Rechtbank spreekt Afghaan vrij van oorlogsmisdrijven", in dagblad Trouw, dinsdag 26 juni 2007, pag.4/5
- º "Afghaan niet schuldig aan oorlogsmisdrijven", in Reformatorisch Dagblad, dinsdag 26 juni 2007, pag.8
- º UNHCR Note on the Structure and Operation of the KhAD/WAD in Afghanistan 1978-1992 May 2008
- º Tweede Kamerfractie ChristenUnie Duidelijkheid en onderscheid. Hoe om te gaan met 1F-ers en hun -eventuele- gezinsleden? uitg. augustus 2008
- º Twijfel over oorlogsmisdaden - CU: Onderzoek 'verdachte' Afghanen opnieuw in Trouw dinsdag 26 augustus 2008, pag. 5
- º Elsevier 25 augustus 2008 ChristenUnie: Snel duidelijkheid 'foute' asielzoekers
- º CU: Duidelijkheid voor verdachte vluchteling in Reformatorisch Dagblad maandag 25 augustus 2008, pag.3
- º Snel uitslag verdachte vluchteling';CU publiceert nota over '1F'ers' in Nederlands Dagblad maandag 25 augustus 2008, pag.1 en Vluchtelingenwerk steunt CU-rapport maandag 25 augustus 2008, pag.3.
- º Karel Zaad "Nederland is inhumaan en hard voor Afghanen", in Nederlands Dagblad, maandag 12 januari 2009
- º Karel Zaad "Generaal pardon, toch het land uit; In Engeland bekijkt men elk geval persoonlijk, in Nederland niet", in dagblad Het Parool, donderdag 8 januari 2009
- º "Rigide behandeling van Afghanen", in dagblad Leeuwarder Courant, dinsdag 13 januari 2009, p.4
- º Eric Vrijsen Akkoord zonder gevolg; Nederland heeft al sinds 2003 een overeenkomst over de terugkeer van afgewezen Afghanen. Maar dat is tot op heden een dode letter, in Elsevier, 27 september 2008 (jrg.64, nr.39, p.13)
- º [http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article2850905.ece/_Hof_stopt_uitzettingen_Afghanistan____.html Bart Zuidervaart "Hof stopt uitzettingen Afghanistan ’Misdadigers’ blijven in Nederland",dagb lad Trouw 1 september 2009, pag. 1
- º Bart Zuidervaart "Opeens was de terugvlucht naar Kaboel geannuleerd"
- º Robin van der Kloor Hof zit Nederland dwars bij uitzetting Afghanen
de:Khedamat-e Etelea’at-e Dawlati fa:خاد fr:KHAD id:Khadamat-e Etela'at-e Dawlati pl:KHAD pt:KHAD