Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
April-meistakingen
De April-meistakingen in 1943 waren een serie spontane stakingen tegen een oproep van krijgsgevangenschap aan Nederlandse militairen en een van de grootste manifestaties van onvrede in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na deze stakingen nam het verzet en de onderduik sterk toe, en lieten de Duitsers de hoop varen dat met Nederlanders makkelijk samengewerkt kon worden en verhardden de bezetting.
De aanleiding tot de stakingen was de bekendmaking op 29 april 1943 dat Nederlandse oud-militairen (die gevochten hadden in mei 1940) zich moesten melden voor krijgsgevangenschap en arbeidsinzet in Duitsland. Die onverwachte oproep aan 300.000 militairen sloeg in als een bom. De deportatie van Joden had al in juli 1942 een aanvang genomen, maar de gevolgen werden in 1943 steeds duidelijker. Ook werd de Arbeidsinzet ingevoerd. Als gevolg van de stakingen werden veel radio's in beslag genomen door de Duitsers.
Dit leidde tot stakingen in Hengelo (Overijssel) bij de machinefabriek van Stork en andere fabrieken op het platteland van Noord- en Oost-Nederland. Als een lopend vuurtje verspreidde de staking zich over bedrijven in het noorden, oosten en zuiden van het land en in de Zaanstreek zoals Bruynzeel, de Blikfabrieken, Albert Heyn, Verkade en Duyvis waarvan veel (vrouwelijk) personeel in Amsterdam woonde. Boeren voerden ook actie: ze leverden geen melk aan de melkfabrieken. Daarom heet de april-meistakingen ook melkstaking. Bijzonder fel was ook de reactie in de Mijnstreek in Zuid-Limburg, waar de staking gesteund werd door de Rooms-katholieke Kerk.
Een teleurstelling voor de stakers was dat de Nederlandse Spoorwegen bleven rijden. Ook bleef het stil in en rond Amsterdam, waar men de bloedige nasleep van de Februaristaking (1941) nog vers in het geheugen had.
De Duitse bezetter reageerde ook op deze staking met harde hand. De opperste politiechef in Nederland, de SS'er Rauter, kondigde het politiestandrecht af. Daarbij konden 'verdachten' meteen, zonder vorm van proces, worden doodgeschoten. Van Groningen tot Limburg werden stakers gearresteerd. Daarbij vielen in totaal bijna tweehonderd doden, ongeveer 80 bij executies en verder bij beschietingen op straat. De namen van de doden werden op plakkaten bekendgemaakt. De staking eindigde op 5-6 mei 1943.
Keerpunt
De April-meistakingen vormen een keerpunt tijdens de bezetting. De Duitsers beseften dat de Nederlanders niet meer voor hun zaak te winnen waren. Het verzet nam toe, en het grote onderduiken begon. Dit omslagpunt in de oorlog in Nederland kwam na een omslag in de Tweede Wereldoorlog, namelijk de nederlaag van de Duitsers tegen de Russen bij Stalingrad, aan de Wolga. Op 3 februari 1943, hadden de nazi's in Duitsland en de bezette gebieden een periode van drie dagen openbare rouw afgekondigd.
Plan mislukt
Slechts 8.000 Nederlandse ex-militairen lieten zich in Duitsland tewerkstellen, een fractie van het totaal. Velen van hen konden vrijstelling van de arbeidsinzet krijgen, wegens verklaringen van 'onmisbaarheid bij werk dat van belang is voor de oorlogvoering' ('kriegswichtig' in het Duits). Veel ex-militairen doken onder.
Radio's inleveren
De nazi's stelden dat de stakers van eind april-begin mei 1943 waren 'opgehitst' door Radio Oranje, die uitzond vanuit Londen. Op 13 mei 1943 werd bekendgemaakt dat Nederlanders hun radio's moesten inleveren. 'Na de oorlog' kon men het toestel dan weer komen ophalen. Wie zijn radio achterhield, riskeerde als straf een verblijf in een concentratiekamp.
Burgers hielden desondanks ongeveer een kwart van alle radio's achter; er werden veel oude radio's ingeleverd. Veel Nederlanders bleven naar Radio Oranje (de Nederlandse omroep in Londen) en de BBC luisteren, voor zover de stoorzenders dat niet onmogelijk maakten. De gelijkgeschakelde omroepen uit Hilversum zonden nog steeds uit, hoewel hun aanhang in omvang daalde. Formeel konden er vanaf mei 1943 nog twee groepen Nederlanders in Nederland luisteren naar de radio: radiobezitters met een vergunning en de abonnees van de radiodistributie.
Bronnen, noten en/of referenties
|