Ambachtsheerlijkheid
Een ambachtsheerlijkheid oftewel lage heerlijkheid was een heerlijkheid (bestuursvorm) van een ambachtsheer. In Holland en Zeeland was de term zeer gebruikelijk. Bekende ambachtsheerlijkheidbezitters uit het Gouden Eeuw waren Cornelis en Andries de Graeff, Andries Bicker, Johannes Hudde en Nicolaes Witsen.
De ambachtsheerlijkheid onderscheidde zich van de vrije of hoge heerlijkheid doordat de heer geen jurisdictie in halszaken bezat. Naast rechtspraak behoorden ook bestuur en wetgeving tot de competentie van de heer. Deze liet uitoefening van al deze bevoegdheden meestal over aan een door hem benoemde schout (werkelijke uitvoering door schout en schepenen). Voorts had de heer onder meer recht op allerlei heffingen. Oorspronkelijk waren de ambachtsheerlijkheden in handen van edellieden. Later werden ze veelal gekocht door rijke burgers en door steden.