Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
A. de Hoop
A. de Hoop | ||
Oprichting | 1892 | |
Opheffing | verkocht in 1965 | |
Sleutelfiguren | Abraham de Hoop, Charles de Hoop, Lodewijk Benjamin de Hoop | |
Werknemers | 1300 (1958) | |
Producten | technische dienstverlening |
A. de Hoop - N.V. Electro-Technisch Bureau (van 1892-1965) was een technisch dienstverlener in Rotterdam. Het is in 1965 verkocht aan Van Nievelt Goudriaan & Co's Stoomvaart Maatschappij N.V.
De beginjaren (1892-1900)
Abraham de Hoop
Abraham de Hoop werd geboren 8 februari 1872 te Rotterdam als zoon van Levie de Hoop en Kaatje Speijer. Hij was een van de dertien kinderen. Zijn jongere broer was Charles de Hoop (geb. 9 januari 1874 te Rotterdam).
Start aan het Spui nr. 10
Op 15 september 1892 begonnen Abraham de Hoop en zijn broer Charles de Hoop een elektrotechnisch bureau in Rotterdam samen met drie man personeel.
In een winkeltje aan de Spuistraat nr. 10 deden zij zwakstroomwerkzaamheden en de handel in de daarop aan te sluiten apparaten. De sterkstroom kwam 3 jaar, in 1895, later uit. Na de verhuizing van het bedrijf naar de Leuvehaven nr. 63 werd een accumulatorenreparatie-inrichting overgenomen. Deze kreeg de weidse firmanaam "The Electric Novelty Works" Deze afdeling breidde zich in de latere jaren sterk uit. Zo hebben honderden radio's van prille etheramateurs in verbinding gestaan met de accu's van dit bedrijf.
De eerste jaren van de 20e eeuw (1900-1916)
Naar het Vasteland
Het werk nam toe, de ruimte werd te klein en zo moest in 1906 opnieuw verhuisd worden. Ditmaal naar het Vasteland nr. 4.
Koolspitslampen
De koolspitslamp, ook wel koolstaafbooglamp genoemd, wordt gezien als de voorloper van de gloeilamp. Het licht dat deze lamp verspreidt, komt tot stand door een continue vonkoverdracht tussen twee elektroden van geperst koolpoeder. Dit principe lijkt een beetje op elektrisch lassen. De verblindende straal wit licht was zo fel dat de lamp eigenlijk alleen geschikt was als pleinverlichting of als zoeklamp voor schepen. Ook Rotterdam benutte al spoedig deze lampen voor zijn openbare verlichting. Iedere morgen trok een ploegje van A. de Hoop (inmiddels met een personeelsbestand van 10 man) erop uit om de snel opgebrande spitsen te vernieuwen. Meestal betekende dat demonteren en meenemen nat het bedrijf. Tot de eerste particuliere klanten behoorden onder meer het prestigieuze hotel Coomans (Hoofdsteeg 12-22) en de Passage. Grote gebouwen schakelden steeds meer over van gas op elektriciteit en de particuliere woonhuizen bleven evenmin van elektriciteit verstoken. De haven wilde niet achterblijven en de scheepswerven leerden de voordelen van elektrisch lassen kennen. Kortom er was werk te over.
Schepen van de Batavierlijn
De schepen van de Batavierlijn mogen de eerste proefkonijnen van de Hoops elektrotechnische vaardigheden worden genoemd. En daar bleef het niet bij. Spoedig was er ook werk van bekende rederijen als Phs. van Ommeren en Van Nievelt Goudriaan. De afdeling Installatie Schepen was geboren.
Groei
Het bedrijfje groeide, langzaam, maar het groeide. Een wikkelarij, een smidse, een timmermanswerkplaats en een schildersatelier. Het groeide aldus uit zijn jasje. In 1915 hadden 30 personeelsleden weer wat meer ruimte nodig.
Herderinnestraat
In de Herderinnestraat werden enkele panden aangekocht die zo op het eerste gezicht een logische aansluiting met het bestaande pand aan het vasteland deden vermoeden. Het bleek echter gezichtsbedrog, want wat de bouwmeesters van die tijd van het geheel maakte, was een regelrechte aanslag op de armen en benen van al diegenen die zich tijdens hun werkzaamheden van het oude naar het nieuwe fabrieksgedeelte en omgekeerd moesten verplaatsen. Enkele hoogteverschillen waren namelijk overbrugd door het aanbrengen van allerlei trapjes op niet vermoede plaatsen.
Vier magere jaren (1916-1919)
Eerste Wereldoorlog
Als gevolg van de Eerste Wereldoorlog werden veel personeelsleden gemobiliseerd en voor de achterblijvers was er dus meer werk te doen. Er kwamen ook geen materialen meer uit het buitenland. Nieuwbouw was er weinig, maar reparatie des te meer.
Vier vette jaren (1919-1923)
Na de oorlog
Veel werk bracht na de oorlog de scheepvaartsector. De schepen die onder geallieerde vlag hadden gevaren, moesten ontdaan worden van hun oorlogsuitrusting. Verduisteringsschakelaars, installaties voor zigzag varen en alarmschellen konden worden verwijderd. Uit die tijd dateren de contacten met de Scheepsbouw Maatschappij Nieuwe Waterweg (opgericht in 1914) te Schiedam. regelmatig waren op deze werf tientallen werknemers van A. de Hoop te vinden.
Amsterdam
De goede naam van het bedrijf kreeg echter ook bekendheid buiten de Rotterdamse stadsgrenzen. In de hoofdstad had men ook wel belangstelling voor de kundigheden van A. de Hoop.
Overgang naar de nieuwe leiding (1924-1938)
De nieuwe leiding
In 1924 trad de heer Lodewijk Benjamin de Hoop, zoon van Abraham de Hoop (geboren op 4 juli 1903) toe tot het bedrijf. Op 20 januari 1930 overleed de oprichter Abraham de Hoop op 57 jarige leeftijd. Eerder dan verwacht kwam de leiding van het bedrijf op de schouders van zijn 27 jarige zoon. Vrij kort daarop zou deze er geheel alleen voor komen te staan, toen zijn oom in verband met zijn gezondheid zich in 1931 uit het bedrijf moest terugtrekken.
Donkere wolken
Inmiddels hadden zich donkere wolken boven de wereld samengepakt. Het begon in 1929 op de beurs te New York en stortte zich daarna als een lawine over de Westerste landen uit: de economische crisis. De 250 man tellende personeelssterkte die in de bloeiperiode na de oorlog in het bedrijf werkzaam was, werd ernstig uitgedund. Velen werden op wachtgeld gesteld. En op een gegeven moment was er slechts voor een tiental werk. Het getuigt van moed en vertrouwen in de toekomst dat dhr. de Hoop in deze sombere jaren besloot een nieuwe werkplaats te laten bouwen. Deze kwam er, op de plaats van het, na de latere oorlogsdagen verdwenen Nieuwland waar pakhuizen van de Apollinaris Mineraalwaterfabrieken waren gelegen. In 1935 was de nieuwe werkplaats gereed. Het zag er een beetje onaf uit, maar dat was te wijten aan het plan om er later, aan de zijde van het Vasteland, nog eens een paar woningen te bouwen. Daar is echter nooit meer iets van gekomen.
Toenemende bedrijvigheid
In het nieuwe pand keerde na een aantal bijzonder moeilijke jaren de bedrijvigheid terug. De naam van A. de Hoop werd verboden aan de nieuwbouw van tientallen scholen, theaters, bioscopen en bankgebouwen, in en buiten Rotterdam. In Den Haag werd een filiaal gevestigd om aan alle opdrachten te kunnen voldoen. De afstanden werden groter.
De jaren voor de 2e Wereldoorlog (1938-1940)
Marine opdrachten
Door de internationale oplopende spanningen werd door Defensie opdracht gegeven voor vier mijnenvegers. Dat bracht veel werk aan de winkel. Ook de orders voor de installatie van het artillerie- en instructieschip Hr.Ms. Van Kinsbergen en vier torpedobootjagers werden binnengehaald. Slechts een van de torpedobootjagers de Isaac Sweers werd onafgebouwd voor de inval van de Duitsers naar Engeland versleept.
Civiele opdrachten
Ook in de civiele sector waren er opdrachten van betekenis. De Noordam, de Klipfontein en de Nigerstroom behoorden tot de grote schepen die door A. de Hoop worden geïnstalleerd. De Oranjefontein onderging overigens hetzelfde lot als de eerder genoemde torpedobootjager.
Draairuiten
In het laatste jaar voor de oorlog begon men in een van de zijvleugels van het nieuwe bedrijfsgedeelte met de fabricage van hefboomschakelaars en deden de draairuiten voor schepen hun intrede in de productie. Tot ver na de 2e wereldoorlog werden deze laatste door het bedrijf verkocht.
De oorlogsjaren (1940-1945)
Bombardement van Rotterdam
Op 14 mei 1940 werd de binnenstad van Rotterdam hevig gebombardeerd. Ook de omgeving van het Vasteland werd niet gespaard. Alle bedrijfsruimten waren onbruikbaar geworden. De aanwezige personeelsleden staken de handen uit de mouwen om uit de puinhopen nog te redden wat er te redden viel. De fabriek was gelukkig voor een deel gespaard gebleven en zo kregen de betrokkenen tenminste niet het idee in één klap van al hun zekerheden beroofd te zijn.
Opheffing
Toen dhr. de Hoop uit krijgsgevangenschap terugkeerden, was zijn eerste reactie het bedrijf, gezien de bijzonder onzekere situatie, op te heffen. Zich bewust van de consequenties die een dergelijke stap voor de ca. 400 personeelsleden en hun gezinnen zou hebben, richtte een groepje werknemers zich tot hun directeur met het verzoek op zijn beslissing terug te komen. En dat geschiede. Veel werk was er vanzelfsprekend niet. Schepen deden Rotterdam niet meer aan en het personeel moest dus voor een gedeelte op wachtgeld worden gesteld. Niettemin bleek de ruimte die tijdens het bombardement gespaard was gebleven te klein om de werkzaamheden die er waren, uit te kunnen voeren. Een van de eerste initiatieven van de teruggekeerde directeur was het huren van een leegstaand pand naast de fabriek en enkele pakhuisjes in de Herderinnestraat. Het kantoor werd in het grote pand ondergebracht en de pakhuisjes werden ingericht als magazijn en werkplaats. Het was echter een noodoplossing, want de kleine ruimten konden het verlies van een voor driekwart vernielde of beschadigde bedrijfsruimte niet goed maken. En omdat er in die tijd al plannen waren om de omgeving van het Vasteland met zijn oude bebouwing te onteigenen, besloot dhr. de Hoop nog in 1940 de gehele fabriek te verplaatsen.
Waalhaven
Zijn oog viel op een terrein aan de Sluisjesdijk/Willingestraat, waar op dat moment het bedrijf van APC was gevestigd. De opslag van petroleum aan de Sluisjesdijk breidde zich vanaf 1887 geleidelijk uit. APC vestigde zich in 1890 op die locatie en Koninklijke olie begon er vanaf 1902 ruwe benzine te raffineren. Tussen 1935 en 1940 verhuisde de raffinage en opslag van petroleum en benzine naar Pernis. Het Waalhavenbassin was inmiddels voltooid en de strook grond tussen de Sluisjesdijk en de rivier kreeg een meer algemene bedrijfsbestemming. Door heel snel handelen kon in 1940 de hand worden gelegd op een partij goede, vooroorlogse bouwmaterialen. Ze werden op de bouwplaats opgeslagen en de verrijzing van een volledig nieuw bedrijf was verzekerd. Dankzij deze maatregel kon er spoedig daarop met de bouw worden begonnen. In 1943 was het nieuw pand aan de Willingestraat gereed. Aan het gewichtige moment van de oplevering herinnerde het glas-in-loodraam dat het trappenhuis bij de kantoren van de directie sierde. Een ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan in 1942 ingesteld jubileumfonds had daarvoor de gelden bijeengebracht. De tijden waren te rumoerig om het venster na gereedkomen meteen al te plaatsen en aan dhr. de Hoop over te dragen. Het werd, degelijk verpakt, op een veilige plaats (in de ruimte onder de fabriek) opgeslagen. In de kluis van de nieuwe fabriek, die daarvoor werd gebruikt, werd ook een complete reservevoorraad glas voor de overige vensters ondergebracht. Men zou ze wel eens nodig kunnen hebben!
Werk voor de bezetter
Gedurende de oorlogsjaren streefde de bedrijfsleiding ernaar zo weinig mogelijk werk voor de Duitsers te verrichten. Helemaal ontkwam men uiteraard niet aan dit soort opdrachten. Er werd met 195 man doorgewerkt, voornamelijk bij de technische dienst van de voedselvoorziening. En er werd vooruitgekeken. Ervan overtuigd, dat betere jaren zouden volgen, liet de directie uit de puinhopen van het Vasteland en het Nieuwland gered materiaal aan de Willingestraat opslaan. Tot dat materiaal behoorde een voorraad, die in 1939 zou zijn gebruikt voor de installatie van een schip voor de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd. Daar er in de nieuwe fabriek niet gewerkt werd, had men er weinig last van pottekijkers. De partijen railkoper, aluminium strip en hoeklijn bleven ongestoord onder de grond, ondanks een door Seys Inquart aangestelde "Verwalter" over het bedrijf. Tegen het einde van de oorlog, toen de belangstelling van de Duitsers voor de fabriek en de daar werkende mensen toenam, wist het kantoorpersoneel door allerlei handige manipulaties de afvoer van vele werknemers te verijdelen. Ook maakte men zich zorgen over de in de fabriek verborgen materialen, haalde ze weer te voorschijn en wist ze stukje bij beetje veilig stellen door ze bij verschillende betrouwbare adressen in de stad onder te brengen. Van het materiaal dat na het bombardement aan het Nieuwland opgeslagen was gebleven, werd echter een groot deel gevorderd en, voor zover dat niet alsnog op slinkse wijze kon worden voorkomen, weggesleept. Gelukkig kreeg de bezetter ze voor een deel niet tijdig meer naar Duitsland en ontfermden de Canadezen zich bij de bevrijding over deze voorraden. Ze keerden in het bedrijf terug. Wat wel verloren ging, waren de ruiten van de nieuwe fabriek aan de Willingestraat. Even voor de capitulatie besloten de Duitsers nog zoveel mogelijk kaden en haveninstallaties onklaar te maken. De Waalhaven was het centrum van deze verwoesting, maar het bedrijf van de Hoop werd (met uitzondering van de ruiten) als door een wonder gespaard.
Opnieuw beginnen (1945-1950)
Opruimen van glasscherven
Het eerste dat de ruim 200 werknemer in 1945 te doen stond was het opruimen van de glasscherven. Nu kwam de opgeslagen en heelhuids door de oorlog gekomen reservevoorraad glas goed van pas. De Hoop kon in die dagen met een gerust hart het eerste bedrijf in Rotterdam worden genoemd, dat volledig glasdicht de winter van 1945 inging. Een jaar later werd de fabriek zonder enig ceremonieel in gebruik genomen. In 1946 kwam de lang als noodzakelijk aangevoelde scheiding tussen de werkplaats en de installatie-afdeling tot stand. Waren beide werkzaamheden in het begin zo zeer vervlochten dat men moeilijk van twee afdelingen kon spreken, vóór de oorlog reeds dreven de ontwikkelingen hen op natuurlijke wijze uiteen. Dit kreeg in het eerste volledige jaar van de herwonnen vrijheid zijn beslag. Tegelijkertijd zag ook een op zichzelf staande scheepsreparatie-afdeling het levenslicht. Alle activiteiten concentreerden zich nu rond het bedrijf aan de Willingestraat. De panden in de oude binnenstad werden verlaten, met uitzondering van enkele kleinere opslagplaatsen en een filiaal van waaruit men nog kleine installatiewerkzaamheden en reparaties in het stadscentrum bleef verrichten. Werk was er in overvloed. Een van de eerste klanten in de sector van de scheepsinstallaties was de werf van P. Smit Jr. Daar was vlak voor het uitbreken van de oorlog een nieuw schip voor de Kon. Rotterdamsche Lloyd in aanbouw geweest. Al het elektrotechnisch materiaal voor dit werk bleek bij onderduikadressen de vijf duistere jaren goed doorstaan te hebben. Daar de werf zelf en zijn onderaannemers op eenzelfde wijze over de benodigde materialen hadden gewaakt, kon het nieuwe schip in recordtijd worden afgebouwd. De nu zelfstandige fabriek draaide eveneens op volle toeren. Na de bevrijding waren er 50 man werkzaam, verdeeld over de afdelingen wikkelarij, bankwerkerij, smederij, draaierij, spuiterij en accuwerkplaats. Maar in 1947 was dit aantal al gestegen tot 110 personeelsleden en 2 jaar later tot 225, Gesteund door een bescheiden tekenkamer van vijf man begon de fabriek aan de productie van slingerruiten, drukknopstarters en met het opknappen van door oorlogshandelingen beschadigde schakelborden en motoren. Een goede klant had men in die eerste jaren na de bevrijding aan de Nederlandse Spoorwegen, maar even welkom waren ook de kleinste opdrachtgevers.
Uitbreiding met de 2e fabriek
Pas in 1947 kon men in de fabriek gaan spreken van een geregelde productie. Daartoe werd een afdeling werkvoorbereiding in het leven geroepen, die voorlopig een bezetting van vier man telde. Grote series schakelborden en -kasten werden in deze periode vervaardigd, terwijl ook de productie van aanzetapparatuur en schakelaars ter hand werd genomen. Een dergelijke activiteit - de geschiedenis herhaalt zich toch altijd weer - kon tot niets anders leiden dan een zoveelste uitbreiding. De administratie begon na de oorlog uit te groeien tot een modern beheersapparaat. Er kwam een betere scheiding tussen de diverse administratieve werkzaamheden, de voorraadadministratie kwam op gang, de eerste boekhoudmachines werden aangeschaft. In 1948 was het zover. Via een personeelssterkte van 550 man in 1946 was A. de Hoop N.V. gegroeid naar een bezetting van 1000 werknemers. De fabriek was weer eens uit zijn jasje gegroeid. Een oplossing voor de ruimtenood werd gevonden in de bouw van het bedrijfsgedeelte dat later in de wandeling "fabriek 2" zou heten. Het werd in 1949 onder grote belangstelling en in aanwezigheid van de toenmalige directeur-generaal van de Arbeid, dr. Winsemius, in gebruik genomen. De gehele productie van schakelborden en -kasten werd naar dit nieuwe bedrijfsgedeelte overgeplaatst. Een dubbele aanleiding tot feestvieren gaf in 1949 het feit dat de heer L.B. de Hoop 25 jaar aan het bedrijf was verbonden, en het uitgestelde 50-jarig bedrijfsjubileum. Hoewel het er aanvankelijk op leek dat de dubbele jubileumviering zonder enige ophef voorbij zou gaan, liep het toch uit op een geslaagd festijn.
Opdrachten voor scheepsinstallaties
Na de bevrijding was Nederland begonnen aan de opbouw van zijn economie en A. de Hoop N.V. leverde daarin een goed aandeel. Reeds vóór 1950 keerde ook de activiteit in de scheepvaart terug. Daarvóór had het bedrijf zich slechts wat orders kunnen verwerven van een paar Rotterdamse rederijen. Het werk betrof voornamelijk de reparatie van installaties uit gezonken dan wel uitgebrande schepen. Toen begonnen zich ook de scheepswerven weer te roeren. A. de Hoop vond een springplank naar die werven en hun activiteiten in de T2-tanker, een type schip dat uit de oorlogsjaren dateerde en voorzien was van een elektrische voortstuwingsinstallatie. Toen Phs. van Ommeren twee van deze tankers voor zijn vloot had aangekocht, reisden enkele personeelsleden naar de Verenigde Staten om daar wat meer kennis omtrent deze vorm van voortstuwing op te doen. Na dit karwei tot een goed einde te hebben gebracht, kwamen er ook opdrachten tot reparatie van schepen van andere tankvaartmaatschappijen. Het vernieuwde contact met de Nederlandse Scheepswerven was er het gevolg van. De Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, Wilton-Fijenoord, Niehuis v.d. Berg, De Noord en Vlaardingen Oost gingen tot de geregelde opdrachtgevers behoren.
Periode van groei (1950-1965)
Uitbreiding aan de Eekhoutstraat
De geweldige opleving in activiteiten van alle afdelingen had tot gevolg dat de bedrijfsruimten aan de Willingestraat te krap werd. En omdat uitbreiding aan de Willingestraat niet mogelijk was, werd aan de Eekhoutstraat (een zijstraat verderop de Sluisjesdijk) in 1952 de 3e fabriek gevestigd. Hierin werden de constructiewerkplaatsen gevestigd. Hier werden in het vervolg de frames voor de schakelborden en schakelkasten vervaardigd, waarvoor o.m. een complete spuiterij annex moffelarij werd ingericht. Onder de hoede van een speciaal daarvoor aangestelde magazijnmeester kwam voorts op dit terrein een kabelopslagplaats voor alle benodigde soorten kabel. Maar toen een tiental jaren later ook deze 3e fabriek nog meer ruimte opeiste, verhuisde dit kabelmagazijn opnieuw, nu naar de tegen het pand Willingestraat aangebouwde overkapte ruimte achter de conciërgewoningen.
Santon-Holland N.V.
In de Willingestraat veranderde nog wel meer. Er kwam in 1950 een assemblage-afdeling voor schakelaars onder de naam Santon-Holland N.V. bij, een joint-venture van A. de Hoop N.V. met het Engelse bedrijf Santon Ltd. te Newport.
Meet- en regeltechniek
Later werd ook nog een afdeling meet- en regeltechniek in het leven geroepen.
Mechanisatie van de administratie
De mechanisatie van de administratie nam een aanvang met de intrede in 1951 van de Hollerith-machine en de ponskaart. Dit bracht veel werk en problemen met zich mede, technische en sociale, de kantoorbezetting nam geleidelijk af van 100 tot een zestigtal personeelsleden.
Meer land- en minder scheepsinstallaties
De ontwikkeling in ons land in het midden van de vijftiger jaren leidde tot vermindering van de goede kansen voor onze nationale scheepsbouw. De weerslag op het installatiebedrijf A. de Hoop bleef niet uit. Was er eerst nog sprake ven een gestadige uitbouw van activiteit bij de afdeling nieuwbouw schepen, deze is sindsdien met de jaren belangrijk teruggelopen. De bezetting van deze afdeling viel geleidelijk terug tot een derde van de oorspronkelijke. Deze inkrimping heeft echter mede als oorzaak de totaal veranderde werkmethoden bij de installatie van schepen. Werd omstreeks 1939 de Oranjefontein b.v. met 100-150 man geïnstalleerd, thans heeft men voor een dergelijk karwei niet meer dan 20 monteurs nodig. Gelukkig werden de bakens tijdig verzet. Na 1954 ging men in toenemende mate zijn aandacht concentreren op orders in de landsector. Door samenspel tussen het installatiebedrijf en de fabriek slaagde A. de Hoop N.V. erin tal van grote en belangrijke werken aan te trekken. Teveel om binnen het kader van dit historisch overzicht op te noemen. En niet alleen in de directe omgeving van Rotterdam, maar ook elders in het land werden opdrachten aanvaard. Dit deed al spoedig de behoefte gevoelen aan uitbreiding en spreiding v a n de belangen. Zo ontstond in 1954 te Arnhem de eerste werkmaatschappij van A. de Hoop N.V. buiten Rotterdam. Eerst ondergebracht aan de Kortestraat met een personeelssterkte van ongeveer 25 man, groeide het uit tot een bedrijf dat meespeelde in die omgeving, gehuisvest in een, in gedeelten opgebouwd pand aan de Rijnkade.
Het sociale aspect
Tegen het einde van de veertiger jaren was de personeelssterkte opgelopen tot l000 man. Een mijlpaal in de groei. Van een klein bedrijf, waarin de "Baas", de heer de Hoop, bijna iedereen persoonlijk kende, was het uitgegroeid tot een omvang waarbij dat niet meer mogelijk was. Er kwam, naast de aandacht die de leidinggevenden daaraan besteedden en hetgeen de loonadministratie eraan deed, behoefte aan een instantie die de sociale aspecten kon behandelen, de steeds belangrijker wordende werving ging behartigen, de opleiding en vorming coördineerde, adviezen gaf ten aanzien van promotie en beloning en alles wat er nodig was om te komen tot een zo verantwoord mogelijke en doelmatige bezetting en inschakeling van het personeel. Zo deed in 1950 de eerste personeelschef zijn intrede in het bedrijf. Hoewel uiteraard ook vóór die tijd incidenteel overleg over problemen in het bedrijf plaatsvond tussen de leiding en bepaalde werknemers en er ook contacten waren met de vakbonden, ontstond kort na de Tweede Wereldoorlog het eerste georganiseerde overlegorgaan, de "Kern". In 1950 volgde toen de Wet op de Ondernemingsraden, waarna ook bij A. de Hoop N.V. al spoedig gestuurd werd in de richting van het tot stand brengen van een ondernemingsraad. Op zaterdag 22 oktober 1955 werd de eerste ondernemingsraad voor de metaal- en elektrotechnische industrie geïnstalleerd. A. de Hoop N.V. had deze primeur en het was om die reden dat onder grote belangstelling van directie, commissarissen, personeel, vakbond, werkgeversorganisaties en pers deze plechtigheid werd verricht. Om te voorkomen dat bij persoonlijke jubilea e.d. men in het bedrijf inzamelacties zou moeten organiseren ontstond in het begin van de veertiger jaren een "jubileumfonds". Dit breidde later zijn activiteiten uit en dit leidde in 1957 tot de oprichting van het "Algemeen Sociaal Fonds", bestuurd door werknemers van A. de Hoop N.V. met het doel de morele en stoffelijke belangen van haar leden te behartigen. Toen na de Tweede Wereldoorlog, mede door de omstandigheden, de drang naar gezelligheid en onderling contact zich in het bedrijfsleven manifesteerde, gaf dit ook bij A. de Hoop N.V. aanleiding tot het oprichten van een personeelsvereniging. In april 1946 startte de Hoop Personeelsvereniging "de H.P.V." met 50 leden. Voetbal was eerst de voornaamste activiteit doch spoedig werden contact- en feestavonden georganiseerd en ontstonden onderafdelingen voor tafeltennis, zwemmen, diverse balspelen, klaverjassen e.d. Een eigen orgaan "de HPV er" zag het licht. Volwassen geworden door de stuwkracht van haar bestuur, werd Koninklijke goedkeuring van de vereniging aangevraagd en in 1962 verkregen. Op het hoogtepunt van zijn bestaan in 1966 telde de H.P.V, ruim 1100 leden. Tot na de verkoop aan Van Nievelt (tot 1991) heeft de H.P.V. bestaan.
Modernisering
De fabriek die in de loop der jaren steeds meer een eigen leven was gaan leiden, kreeg, in 1957 verheven tot een zelfstandige werkmaatschappij, de naam "N.V. Electrotechnische Industrie A. de Hoop". In deze zich nog verder uitbreidende Fabriek vond ook nog een scheiding plaats tussen nieuwbouw en reparatie. In 1956 werd de top bereikt. Er werkten toen alleen al in de fabriek 450 personen. De geweldige groei had zich echter niet overal in de juiste richting voltrokken. De ontwikkeling had zich teveel in de breedte doorgezet: men was hoe langer hoe meer zelf gaan produceren. Toen begonnen diverse gespecialiseerde bedrijven de markt te veroveren. De productie van artikelen die niet meer lonend konden worden gemaakt, moest worden beëindigd. Dit leidde tot opheffing van enkele afdelingen, zoals de timmermanswerkplaats, terwijl de sterkte op andere afdelingen, bijv. de galvaniseerafdeling, werd teruggebracht. Het streven in die jaren ging uit naar modernisering en standaardisering, hetgeen met name tot uitdrukking kwam in de vervaardiging van schakelapparatuur. Hieruit ontstonden het Metrocon-hoofdverdeelbord en -motorbedieningsbord. Toch groeide A. de Hoop N.V. in de loop der jaren gestadig en in 1958 was de personeelsbezetting uitgegroeid tot ca 1300. Op 1 januari 1959 werden de verschillende belangen van A. de Hoop N.V. ondergebracht in een aantal werkmaatschappijen. - N.V. Electrotechnische Industrie A. de Hoop; Met als activiteiten: Fabricage afdeling, waarin seriebouw-standaardapparaten werden vervaardigd, terwijl hier ook speciale apparatuur werd samengesteld, constructie werkplaats, waar de skeletbouw voor apparaten en schakelborden plaats vond, Reparatie-afdeling, waar revisie van alle voorkomende elektrische machines en apparatuur werd uitgevoerd. - N.V. Electrotechnisch Installatiebedrijf A. de Hoop; De activiteiten van deze N.V. lagen op het gebied van installeren en repareren van moderne elektrische installaties voornamelijk op schepen, in binnen- en buitenland, zoals hoog- en laagspanning, draaistroom, gelijkstroom, telefonie, radar, radio, etc. - N.V. Technische Handelmaatschappij A. de Hoop; Groothandel in elektrotechnische materialen en elektrische apparaten. Behalve showrooms t.b.v. alle bedrijven waren in dit kantoor ook de afdelingen ondergebracht, welke de verkoop behartigden van de buitenlandse vertegenwoordigingen. - A. de Hoop Arnhem N.V.; Dit bedrijf was een elektrotechnisch bedrijf (fabricage en installatie) en handel in elektrotechnische materialen en apparaten. - Santon Holland N.V.; Dit zelfstandig bedrijf, als samenwerking van A. de Hoop en Santon Ltd. in Engeland gesticht, hield zich bezig met het vervaardigen van stapelschakelaars.
Verkoop aan Van Nievelt Goudriaan & Co's (1965)
Geen opvolging
Hoewel directeur L.B. de Hoop in 1965 nog geen 65 jaar was, besloot hij het bedrijf te verkopen. Opvolging door één van zijn kinderen was uitgesloten; die sloegen een andere richting in. Bovendien werd het hem steeds duidelijker dat het bedrijfsleven in rap tempo aan het veranderen was. Hij verkocht al zijn aandelen (hij was enig aandeelhouder) aan Van Nievelt Goudriaan & Co's Stoomvaart Maatschappij N.V. De hele verkoop werd onderhands geregeld. Goudriaan was een kennis en zocht juist in die periode naar een goede investeringsmogelijkheid buiten de scheepsbouw.
Einde tijdperk
Op 31 december 1965 trok L . B . de Hoop, president-directeur van A. de Hoop N.V. , zich terug. Dit was de afsluiting van een tijdperk van het familiebedrijf geleid door de directeur-eigenaar en de inluiding van een nieuwe tijd met andere normen gericht op de toekomst. Onder de toenmalige hoofddirectie ressorteerde, behalve enkele stafafdelingen de volgende bedrijven:
- - de N.V. Electrotechnisch Installatiebedrijf A. de Hoop, alsmede de vijf installatiebedrijven te Arnhem, Haarlem, Heerlen, Terneuzen en Tilburg en het installatiebedrijf voor meet- en regeltechniek;
- - de N.V. Electrotechnische Industrie A. de Hoop;
- - de N.V. Technische Handelmaatschappij A. de Hoop;
- - Santon Holland N.V.
Bronnen, noten en/of referenties
|