Jan Beukelszoon
Jan Beukelszoon (ook bekend als Jan van Leiden, Bockelson of Beuckelsz (door misverstand ook gelatiniseerd tot: Bocaldus en Becoldus), was een leider van de anabaptisten in Münster (Westfalen, Duitsland), en een leider in het kortstondige koninkrijk van anabaptisten in Münster.
Leven
Hij werd ca. 1509 geboren in Leiden. Hij was een kind van burgemeester Beukel Gerritszoon en Alijdgen Jansdochter, en werd gewettigd na het overlijden van de echtgenote van Beukel Gerritszoon, over wie verder niets bekend is. Hij leerde het beroep van kleermaker, en bezocht de textielindustrie in Engeland en Vlaanderen. Terug in Leiden, trouwde hij. Over deze echtgenote zijn geen gegevens bekend. Hij werkte als koopman in Lissabon en in Lübeck, maar de zaken gingen slecht, waardoor hij aan de slag ging als herbergier en als straatzanger bij de Leidse Rederijkers. Als zanger verwierf hij zich enige faam.
In juli 1533 bracht hij een kort bezoek aan de stad Münster. In november 1533 werd hij gedoopt door Jan Matthijsz uit Haarlem. Bij hem thuis preekten en doopten anabaptistenleiders zoals Cornelis Pieters wt den Briel. In december 1533 werd hij door Jan Matthijsz uitgezonden om het evangelie te prediken. Hij bezocht eerst Alkmaar, Hoorn, Enkhuizen, Den Briel en Rotterdam. Hij verschilde eerst niet veel van de andere wederdopers, die vreedzaam wachtten op de komst van Gods koninkrijk, maar onder invloed van Jan Matthijsz liet hij de vreedzame principes varen.
Op 13 januari 1534 kwam aan hij in Münster. Hij had al snel veel aanhangers in Münster, dankzij de andere anabaptistenleiders zoals de plaatselijke predikant Bernhard Rothmann die de zienswijze over de volwassenendoop had geaccepteerd en vooral door toedoen van Jan Matthijsz, die in februari 1534 naar Münster kwam.
Prins-bisschop Franz von Waldeck, die uit de stad was verdreven, probeerde de stad terug te veroveren. Om de schaarste door de belegering tegen te gaan werden in februari 1534 alle goederen tot gemeenschappelijke eigendom verklaard, wat met name ook inhield dat de huizen van de bewoners die de stad hadden verlaten, werden geplunderd. Toen na Jan Matthijsz op Pasen 1534 overleed bij een uitval tegen de legers van de prins-bisschop en zijn bondgenoten, kreeg Beukelszoon meer invloed en vóór juli 1534 regeerde hij met absolute macht.
Drie kwart van de bevolking was vrouwelijk. In juli 1534 werd de polygamie (eig. polygyny) ingevoerd. Jan zou met zestien vrouwen zijn getrouwd, naast zijn ’koningin’, Dieuwertje Brouwersdochter, nu genaamd Divara van Haarlem, de weduwe van Jan Matthijsz. Toen de hongersnood in 1535 zou een van de echtgenotes, de buurvrouw Elisabeth Wandscherer, kritiek hebben geuit: het kon niet zijn dat arme mensen honger moesten lijden, terwijl het de koning en zijn hofhouding in overvloed leefden. Zij gaf de sieraden terug die zij van Jan van Leiden had gekregen en vroeg om de stad te mogen verlaten. Maar Jan van Leiden weigerde en zou haar op 12 juni 1535 eigenhandig op de Prinzipalmarkt hebben onthoofd.[1]
Het groeiende aantal dopersen die zich in de stad kwamen vestigen en maatregelen als deze stootten op flink wat verzet. De smid Heinrich Mollenhecke organiseerde een verzetsbeweging. De opstand had aanvankelijk succes, maar werd vervolgens onderdrukt. 47 van de 170 rebellen werden ter dood gebracht.
Eind juli werd Jan Beukelszoon, geholpen door Johann Fuchser (ook genaamd Johann Dusentschuer of Jan Duizendschoen), een goudsmid uit Warendorp, uitgeroepen tot Koning van Zion (of Nieuw Jeruzalem) en de hele aarde.
Jan van Leiden probeerde de verdedigingstroepen te versterken door dopers uit Nederland en elders uit te nodigen. Hierbij kwam hij met het argument dat de hele wereld zou sterven en alleen diegenen in de heilige stad Münster gered zouden worden. Dopers die op weg waren naar Münster, werden verslagen door de stadhouder van Friesland nabij het Oldeklooster, bij Bolsward. Dertig schepen werden tegengehouden bij Genemuiden.
Met veel inspanning en een verrassende vaardigheid verdedigde hij de stad tegen het bisschoppelijke leger tot 12jul./22greg. juni 1535. Twee burgers waren erin geslaagd te ontsnappen, en gaven het prins-bisschoppelijke leger informatie over hoe men de stad met de grootste waarschijnlijkheid kon veroveren. Op 25greg. juni 1535 werd de stad ingenomen. Beukelszoon had zich in een kelder verstopt, werd gevonden en gearresteerd. Enkele maanden lang werd hij als amusementsvertoning van het ene kasteel naar het andere gestuurd. Vervolgens werd hij op 6 januari te Wolbeck ter dood veroordeeld, en op 22 januari 1536 doodgefolterd.
Met een gloeiende tang werd de tong van Jan van Leiden, Bernd Knipperdolling en Bernd Krechting uitgescheurd en vervolgens werden zij vier uur lang praktisch aan flarden geslagen voor zij met een dolk werden doodgestoken. De lijken werden in de ijzeren korven die eigenlijk voor de gevangenentransport bedoeld waren, ter afschrikking aan de toren van de Sint-Lambertuskerk opgehangen.
De escalatie van gebeurtenissen in Münster zorgde voor harde tegenreacties van de bevolking en de overheden, die zich met afschuw tegen de anabaptisten keerden zonder onderscheid te maken tussen de gewelddadige gebeurtenissen in Münster en de vreedzame volgelingen van onder andere Obbe Philips en Menno Simons. Tot het eind van de eeuw zat de schrik erin dat een gelijkaardige opstand zich zou kunnen herhalen.
Hedendaagse historici merken op het beeld van de anabaptisten in Münster volledig afkomstig is uit de geschriften van hun vijanden, die ook hun bloedige herovering van de stad wilden rechtvaardigen.[2]
Verwijzingen
- º Wandscherer, Elisabeth (?-1535) in: Vrouwenlexicon, op huygens.knaw.nl
- º Karl Kautsky, Communism in Central Europe at the Time of the Reformation.