Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Freddy Veldekens
Frédéric 'Freddy' Veldekens, (codenaam Samoyède) (Brussel 26 december 1913 - Aldaar 6 februari 1988) was een Belgische SOE-agent tijdens de Tweede Wereldoorlog.[1][2][3]
Levensloop
Veldekens woonde voor de Tweede Wereldoorlog in Sumatra waar hij een 1000ha grote plantage met 3000 personeelsleden uitbaatte, op ca. 1000km van Medan
Veldekens ontving op 15 mei 1945 een telegram waarin hij en alle miliciens klasse L werden opgeroepen, waarna Freddy en twee anderen meteen naar Medan vertrokken, en van daaruit naar Marseille. In Colombo in toenmalig Ceylon werd halt gehouden. De Britse consul was van oordeel dat de Belgen (met uitzondering van drie onderofficieren) een betere bijdrage aan de oorlog konden leveren door rubber te produceren, dan door zelf te gaan vechten. Hij gaf hen daarom een kamer en liet de boot zonder hen verder varen naar Marseille. De Belgen discussieerden of ze het bevel van de consul zouden volgen, of dat ze toch zouden proberen België te bereiken. Door geldgebrek namen ze een (toen nog neutrale) Italiaanse boot naar Hong Kong. Tijdens de overtocht hoorden ze dat België capituleerde. Via Singapore keerden ze dan maar terug naar Medan.
Eind maart 1941 werden de 4 Belgen door de Belgische regering in ballingschap gesommeerd naar Londen te komen. Op 1 april vetrok Veldekens met het Nederlandse schip Blitar. Na een reis van meer dan 2 maanden via Kaapstad en Sierra Leone kwam hij aan in Londen.
Veldekens arriveerde op 10 juni 1941 in Liverpool. In Engeleand werd hij eerder door de contraspionage ondervraagd. Uiteindelijk trad hij toe als onderofficier bij een tanksquadron. Veldekens wist dat de tanks niet zouden worden ingezet voor een landing op het vasteland, en wilde meer actie. Hij vroeg een overplaatsing naar de marine, wat wordt geweigerd.
Via familie in Portugal ontvangt Veldekens op een dag een brief van de echtgenote van Hubert Pierlot, de Eerste Minister in ballingschap. Hierop besluit hij naar Londen te trekken, waar hij uiteindelijk wordt ontvangen door Pierlot's kabinetschef Tschoffen die hem sommeert in het leger te blijven, aangezien er al te weinig Belgische soldaten zijn.
Veldekens legt zich hier niet bij neer en trachtte hierop toe te treden bij de Geheime Dienst. Aangezien dergelijke dienst uiteraard geen loket heeft waar kan worden aangeklopt, klopte hij op goed geluk aan bij het Engelse Ministerie van Oorlog. Uiteindelijk draait ook deze poging op niets uit.
Henri Rolin, de Belgische Onderstaatssecretaris voor de Landsverdediging bezocht op een dag het tanksquadron in de Midlands, waarbij verschillende soldaten aan Roin verklaarden het beu te zijn hier 'begraven' te zijn. Tijdens zijn verlof zocht Veldekens Rolin op in Londen, en uiteindelijk wist hij de staatssecretaris zo ver te bewegen dat Veldekens aan de slag kon bij de Second Office. Dat Rolin Veldekens' vadr in België had gekend kan hierbij een rol hebben gespeeld. Binnen het bureau kwam hij in contact met de zoon van graaf Henri de Romrée de Vichenet die Veldekens aanraadde contact op te nemen met Georges Aronstein van het Belgische departement van de Political Warfare Executive. Veldekens werd aangenomen en kreeg een opleiding van drie maanden waarin hij onder meer leerde omgaan met wapens en explosieven. Tevens leerde hij er valschermspringen. Eind februari 1943 studeerde hij af.
Op maart 1943 kreeg Veldekens het aanbod boven België gedropt te worden om een netwerk van illegale zenders te organiseren. Aangezien hij niets afkende van radio kreeg hij een spoedcursusvan drie dagen.
Veldekens op 12 maart 1943 gedropt. Hij trok naar Wezembeek-Oppem om contact te maken met François Landrain, maar hij stond voor een gesloten deur omdat Landrain was verhuisd na het vertrek van Paul Michel Lévy. Veldekens kreeg vanuit Engeland opdracht om contact te maken met Landrain op zijn kantoor. Landrain was technisch directeur van Radio-Schaarbeek en daarom een nuttige hulp, onder meer omdat beiden tot de conclusie waren dat een netwerk van zenders nodig was om na de oorlog effeciënte communicatie mogelijk te maken voor de geallieerden.
Veldekens inventariseerde de locaties van Duitse zenders en nadat dit werk was afgerond keerde hij in juli 1943 via witserland terug naar Engeland. Zijn werk in België werd verdergezet door Frans Mertens en later door Jacques Veldekens.
Zijn radio-operator Léon Bar werd op 27 augustus 1943 gearresteerd door de Duitsers omdat hij te onvoorzichtig was geworden bij het uitzenden, en de Duitsers beschilten over apparatuur om zenders te localiseren. Bar maakte daarenboven de fout een lijst met veilige adressen bij te houden, zodat zijn arestatie zorgde voor een golf van een vijftigtal arrestaties.
Bronnen, noten en/of referenties
|