Adrianus van Hilvarenbeek

'Adriaan Janssen van Hilvarenbeek (Latijn: Becanus of ab Hilvarenbeca ', geboren omstreeks 1528, Hilvarenbeek – vermoord bij Brielle, 9 juli 1572) was één van de Martelaren van Gorcum die door de watergeuzen onder leiding van Lumey op 9 juli 1572 werden vermoord op beschuldiging van „papisme”.

Hij werd geboren in Hilvarenbeek op de zogenaamde Tulderse Hoef. Op vijftienjarige leeftijd trad hij in de Onze-Lieve-Vrouwe-abdij van de premonstratenzers (norbertijnen) te Middelburg. Hij legde de kloostergeloften af toen hij twintig was, en werd waarschijnlijk kort daarop tot priester gewijd. Ongeveer vijfentwintig jaar bleef hij in de abdij. Met Pasen 1572 werd hij als parochiepriester naar het dorp Monster gestuurd om de overleden pastoor Adriaan Lacobs op te volgen. De reis daarheen verliep moeilijk, omdat hij in een zware storm terechtkwam. Hij zag dit als een slecht voorteken. Hij liet zich niet intimideren door het onrustige religieuze klimaat en droeg zijn witte norbertijnenpij openlijk. In de pastorij woonden ook Jacobus Lacobs, die eveneens vanuit de norbertijnenabdij naar Monster gestuurd was en die er als kapelaan zijn broer, de parochiepriester Adriaan Lacobs, had ondersteund; daarnaast ook de bejaarde vader van Adriaan en Jacob Lacobs en een huishoudster.

Nauwelijks was Adriaan van Hilvarenbeek drie maanden in Monster, toen de watergeuzen Brielle innamen. De watergeuzen overvielen zijn pastorij en namen hem en Jacobus Lacobs (Jacob de la Coupe) gevangen, evenals Andreas Wouters, die pastoor was van Heynenoord.

In de nacht van 8 op 9 juli werd hij met nog achttien andere katholieken, vrijwel allemaal geestelijken, vermoord door ophanging.

De Martelaren van Gorcum werden heilig verklaard in 1867. Hun gedenkdag is op 9 juli.