Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Bruno Gröning
Bruno Gröning | ||
Algemene informatie | ||
Volledige naam | Bruno Groenkowski | |
Geboren | 30 mei 1906, Oliva (bij Danzig, Duits Keizerrijk, nu Oliwa, Gdańsk, Polen) | |
Overleden | 26 januari 1959, Parijs | |
Doodsoorzaak | kanker | |
Nationaliteit | Duitsland | |
Bekend van | (omstreden) ‘wondergenezingen’ | |
Beroep | timmerman | |
Overige informatie | ||
Partner(s) | 1. Gertrud Cohn (1928–1955) 2. Josette Dufossé (1955) | |
Kinderen | Harald (1930–1939) Günther (1940–1949) |
Bruno Gröning (ook geschreven Groening, geboren als Bruno Groenkowski te Oliwa (bij Danzig, nu Gdańsk), Polen, 30 mei 1906 – Parijs, 26 januari 1959) was een spiritueel genezer die in Duitsland bekend werd in de jaren ’40 en ’50 van de twintigste eeuw.
Leven
Bruno Groenkowski werd geboren als vierde van zeven kinderen in een katholieke familie in de omgeving van de toenmalige Duitse stad Danzig. Zijn vader, August Groenkowski, was metselaar. Gröning volgde eerst een opleiding voor de handel, maar koos later toch een beroep als handwerker. Gröning beschreef dat hij van studierichting veranderde omdat zijn vader wou dat hij een beroep in de bouw zou kiezen.[1]
Van 1925 tot 1929 had hij een klein bedrijf als timmerman en meubelmaker. Toen hij 21 was, trouwde hij met Gertrud Cohn.[2] Zij kregen twee kinderen: Harald in 1930, en Günther in 1940. In 1929 moest hij echter zijn bedrijf stopzetten, en had daarna verschillende werkjes als fabrieks- of gelegenheidsarbeider. De oudste zoon Harald overleed in 1939 wegens een probleem met de hartkleppen.
In 1936 liet de familie Groenkowski hun familienaam aanpassen tot Gröning. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1943, werd Gröning opgeroepen voor de militaire dienst in de Wehrmacht. Hij vocht aan het oostfront, werd in december 1943 door een granaatsplinter verwond aan zijn linkerbovenbeen en in februari 1944 aan zijn rechterbovenbeen. Begin 1945 moest hij terug naar het front, waar hij op 5 maart 1945 in Pommeren krijgsgevangene werd van de Sovjets. Nadat hij eind 1945 werd vrijgelaten, vestigde hij zich in Haigerseelbach in Duitsland en werkte hij als arbeider. Later woonde het gezin in een vluchtelingenkamp in Dillenburg. In 1949 overleed ook de jongste zoon Günther, aan een borstvliesontsteking (pleuris).
Gröning had een indringende blik en een opvallende krop.
Carrière als genezer
Terwijl hij in Dillenburg woonde, vonden mensen dat hij genezende krachten had. Toen een familie van landbouwers hiervan hoorde, lieten zij Gröning op 14 maart 1949 naar Herford komen. Hun zoon, Dieter Hülsmann, leed aan spieratrofie en nadat Bruno Gröning ter plekke kwam, begon hij zich beter te voelen. De vader nam aan dat zijn zoon Dieter genezen was en zette alles in het werk om Grönings genezende kracht openbaar bekend te maken. (Dieter Hülsmann overleed echter in 1955 aan zijn ziekte.) Het nieuws over iemand die ook zware ziektes kon genezen, wekte grote belangstelling in het na-oorlogse Duitsland, met zijn armoede en vele oorlogsgehandicapten.
Van maart tot juni 1949 dromden er elke dag wel tot 5000 belangstellenden samen rond het huis van de familie Hülsmann, waar Gröning logeerde.
Toen het stadsbestuur van Herford en kort daarop de regering van de deelstaat Noordrijn-Westfalen Gröning in mei 1949 verbood om in het openbaar op te treden, week hij uit naar Rosenheim, waar de eigenaar van de boerderij Traberhof deze ter beschikking stelde.
Het aantal bezoekers steeg tot tegen de 30.000. Gröning sprak de mensen op deze bijeenkomsten toe, en legde zijn visie uit over God. Hij maakte duidelijk dat de genezende kracht niet van hemzelf kwam, maar van God.
Maar intussen leed zijn privéleven onder de situatie. In 1949 gingen Gröning en zijn echtgenote uiteen, en in 1955 volgde de wettelijke scheiding. Later dat jaar hertrouwde Gröning met Josette Dufossé.
In 1954 raakte Gröning in de krantenkoppen met een rechtszaak wegens het ’illegaal uitoefenen van de geneeskunst’. Om verder te kunnen werken deed hij de aanvraag voor een toelating als Heilpraktikergehilfe, dus assistent in de erkende alternatieve geneeskunst. Dit werd hem op 12 augustus 1953 geweigerd omdat men hem niet geschikt vond.[3]
Gröning ging zich daarom meer concentreren op geven van lezingen in Zuid-Duitsland. Hij stelde dat zijn toespraken geen medische behandeling waren zoals bedoeld in de Duitse wetgeving, en beriep zich op de volgens artikel 4 van de Duitse grondwet gegarandeerde religieuze vrijheid.[4]
Hij werd in 1955 aangeklaagd omdat hij de dood van een meisje zou hebben veroorzaakt door te weigeren dat zij door een arts zou worden behandeld. Gröning werd in 1958 veroordeeld tot het betalen van een geldboete van 2000 mark voor het illegaal uitoefenen van de geneeskunde, maar werd vrijgesproken van de aanklacht van „fahrlässige Tötung” (onopzettelijke doodslag; doodslag door nalatigheid). De Beierse rechtbank tweede aanleg veroordeelde hem voor een voorwaardeljjke gevangenisstraf van acht maadden en een geldstraf van 5000 mark. Hij vroeg echter een revisie aan.t
In november 1958 reisde hij naar Parijs om zich door een kankerspecialist te laten onderzoeken. Het onderzoek toonde aan dat hij maagkanker had in een gevorderd stadium. Op 8 december werd hij in Parijs geopereerd, maar het was onmogelijk de grote tumor te verwijderen. Op 22 januari moest hij opnieuw geopereerd worden, nu aan de dikke darm. Op 26 januari 1959 overleed hij. De rechtszaak tegen hem werd bijgevolg geseponeerd.
Hij werd begraven te Dillenburg, waar zijn graf een pelgrimsoord werd voor zijn aanhangers.
Methode
Gröning vroeg de mensen in God te geloven en te vertrouwen. Hij beschouwde gezondheid, anders dan ziekte en ongemakken, als de natuurlijke staat van alle levende wezens. Een van zijn kenspreuken was: „Ongeneeslijk bestaat niet.” Gröning stelde dat gezondheid (en de genezing van ziekten) wordt bewerkstelligd door de absorptie van een geestelijke levenskracht in de vorm van fijnstoffelijke energiestromen. Deze werd door hem „heilstroom”, „genezingsstroom” (Duits: „Heilstrom”) genoemd, en zou overeenkomen met de natuurkracht die in Japan als reiki bekend staat.
Nawerking
Een groep sympathisanten en aanhangers van zijn leer organiseerde zich als de „Bruno Gröning Vriendenkring” (Bruno Gröning Freundeskreis of Bruno Groening Circle of Friends). Deze kring werd tijdens Grönings leven opgericht. Na zijn dood werd de groep in 1979 nieuw leven ingeblazen door een Oostenrijkse onderwijzeres, Greta Hausler. De Vriendenkring produceert in onverminderde mate geschriften over hem.
Bij de voorstelling dat ook nu nog genezingen gebeuren door Bruno Gröning, werkt een facet van het spiritisme mee: „Aangezien de opname van de goddelijke heilstroom, omdat deze van geestelijke natuur is, niet aan Bruno Grönings lichaam gebonden is, kan men dus ook vandaag nog, na zijn dood in het jaar 1959, hulp en genezing ervaren.”[5]
In 1992 werd door de arts Matthias Kamp een Medisch Wetenschappelijke Vakgroep (MWV; van: Medizinisch-wissenschaftliche Fachgruppe, MWF) gesticht. Deze heeft zich ten doel gesteld om de hulp en de genezingen door Bruno Grönings methode zoveel mogelijk te registreren, controleren, medisch te laten bevestigen, en deze documentatie ter beschikking te stellen van anderen.
Critici noemen de beweging rond Bruno Gröning een ’Nieuwe Religieuze Beweging’. Het eindrapport van de Duitse commissie die in de jaren 1990 onderzoek deed naar religieuze bewegingen („zogenaamde sekten en psychogroepen”), concludeert dat aangezien Gröning zelf zou hebben gezegd dat hij door God werd gezonden, de vandaag bestaande Bruno Gröning Vriendenkring als een uit de christelijk-spiritistische traditie stammende genezingsgemeenschap kan worden gezien.[6]
Het wordt als gevaarlijk geacht wanneer men zijn leuze „Ongeneeslijk bestaat niet” zonder bedenken overneemt. Dit zou er in het extreemste geval toe kunnen leiden dat patiënten een medische raad of behandeling niet aannemen.[6] Blijkbaar sluiten zich ook geschoolde en erkende artsen aan bij de Bruno Gröning Vriendenkring.[6] Er valt af te wachten of er in de toekomst mogelijkheden zijn om de genezingservaringen te toetsen volgens erkende wetenschappelijke standaarden.[6]
Links
- (pl) Bruno Groening, Encyclopedia Gdańska(vertaal via: )
Pro
- http://www.bruno-groening.org/nederlands/
- http://www.brunogroening.nl/
- http://www.bruno-groening-film.org/ Een documentaire, door de Bruno Gröning Vriendenkring
Contra
- http://www.skepsis.nl/pararit13.html
- http://www.kwakzalverij.nl/51/Bruno_Groning_en_de_Universiteit_Maastricht_
- (de) http://www.relinfo.ch/bgf/info.html Bruno-Gröning-Freundeskreis, bespreking op website Kirchen, Sekten, Religionen, vanuit Luthers-evangelisch standpunt
- (de) http://www.hoaxilla.com/hoaxilla-133-bruno-groening/ Sceptische podcast
Verwijzingen
- º Gröning, autobiografie, vermeld in: Matthias Kamp, Revolution, p. 35
- º https://www.bruno-groening-stiftung.org/zeittafel-ueber-leben-und-werk-bruno-groenings
- º Thomas Busse, Bruno Gröning. Leben und Lehre. Govinda Verlag, Zürich 2007, ISBN 978-3-906347-82-0.
- º Antwoord van Gröning d.d. 4 november 1953 op een aanklacht uit Hamelen; verhoor van Gröning door de Beierse Landpolitie Grafrath op 23 april 1954, Staatsarchiv München, ’Akte der Staatsanwaltschaft 3178a’; brief van Gröning aan de regerkng van Oberbayern, 27 september 1954, Staatsarchiv München, bay. Staatsm. Band III, 1954.
- º (de) Hilfe und Heilung auf geistigem Wege durch die Lehre Bruno Grönings. Kurzinformation. Mönchengladbach o.J. / Geciteerd in: Endbericht der Enquete-Kommission „Sogenannte Sekten und Psychogruppen“ 9 juni 1998; p. 228. (Eigen vertaling)
- ↑ 6,0 6,1 6,2 6,3 (de) Endbericht der Enquete-Kommission „Sogenannte Sekten und Psychogruppen“ 9 juni 1998; p. 136.