Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Stevenisten
De stevenisten zijn een kleine groep die zich afscheurde van de Rooms-Katholieke Kerk omdat ze bezwaar hadden tegen het concordaat tussen paus Pius VII en Napoleon Bonaparte. Zij noemden zichzelf anti-concordataire rooms-katholieken of oud-katholieken. (Soms wordt de term anticoncordatisten voor hen gebruikt.) Algemeen zijn ze meer bekend onder de naam stevenisten, die afgeleid is naar priester Corneille (Cornelis) Stevens.
Geschiedenis
Ontstaan
Nadat de kerken een tijdlang gesloten werden (besloten tijd), verzoenden kerk en staat zich door het sluiten van een concordaat. De regering verwierf door deze overeenkomst grote medezeggingschap in godsdienstige aangelegenheden. Zonder het Vaticaan op de hoogte te brengen vulde Napoleon het concordaat op eigen houtje aan door er 77 artikelen aan toe te voegen, die de staatsinmenging nog uitbreidden. In ruil daarvoor werd de uitoefening van de katholieken godsdienst hersteld, de priesters kregen hun vrijheid terug en de kerken werden opnieuw geopend.[1] Cornelis Stevens (geboren Waver, 26 december 1747), die toen vicaris-generaal van het bisdom Namen was, stelde in zijn provocerende pamfletten dat de al te toegeeflijke paus Pius VII het concordaat van 15 juli 1801 slechts onder dwang had getekend. Op 8 april 1802 werd dit concordaat door Napoleon als staatswet uitgevaardigd.
Corneille Stevens vond dat alle bepalingen van dit concordaat ongedaan gemaakt moesten worden en dat de verhouding tussen kerk en staat hersteld moest worden tot de situatie zoals dit voor de Franse Revolutie was.
Er werd een arrestatiebevel tegen hem uitgevaardigd, waarop hij onderdook in zijn geboortestad Waver (nu in Waals-Brabant), waar hij op veel bijval kon rekenen. Stevens hekelde niet alleen Napoleon maar ook de slaafse onderdanigheid van de bisschoppen aan de keizer. Na de val van Napoleon zag hij geen reden om zich verder tegen de bisschoppen te verzetten en hij trad opnieuw in de openbaarheid.
Na de nederlaag van Napoleon en het vertrek van de Fransen in 1814 verdween de groep gematigde stevenisten, die aanvankelijk vooral in de streek van Waver sterk vertegenwoordigd waren. Een kleine groep stelde zich onverzoenlijk op. Hoewel zij in de Zuidelijke Nederlanden (nu België), anders dan de anticoncordataire Petite-Église in Frankrijk, het concordaat op zich niet afkeurden, bleven zij gekant tegen de Organieke artikelen, een aantal bepalingen die Napoleon éénzijdig aan de tekst van het concordaat had toegevoegd zonder inwilliging van paus Pius VII. De stevenisten bleven op het standpunt dat de bisschoppen door het aanvaarden van de Organieke Artikelen ontrouw waren aan de paus en een soort eigen staatskerk hadden gevormd.
Onder leiding van een aantal pastoors maakten ze zich los van de officiële geestelijkheid die het concordaat, inclusief de Organieke Artikelen, had aanvaard. De beweging bestond uit een kring Namen-Doornik (geleid door pastoor Abbé Gilles-François Theys uit Jumet bij Charleroi), een kring Brabant (met pastoor Philippus Winnepennickx uit Leerbeek in het Pajottenland) en de kring West-Vlaanderen (in Gits bij Hooglede, tussen Torhout en Roeselare).
De beweging kende haar hoogtepunt tussen 1812 en 1853, nadat Napoleon door Pius VII geëxcommuniceerd werd omdat hij de Pauselijke Staten had ingenomen.
Stevenisme in het Pajottenland
In Leerbeek werd Philip Winnepenninckx op 21 juni 1796 pastoor. Hij weigerde de republikeinse „eed van haat” tegen de koning af te leggen en riep de gelovigen daarentegen op tot trouw aan de vroegere kerk, de Kerk van vóór de Franse Revolutie. Hij werd als pastoor afgezet, en de burgemeester (de ’maire’), Nicolas Brancart, dwong hem de pastorie te verlaten. Ondergedoken bleef hij de sacramenten toedienen, en hiervoor werd hij burgerlijk vervolgd. Pastoors van de omliggende dorpen volgden zijn voorbeeld.
In Tollembeek vertrok pastoor Bernardus Bol in 1818 uit de parochie na voortdurende wrijvingen met de stevenisten. Zijn opvolger, pastoor Livinus Beekmans, slaagde er in vele stevenisten terug te winnen voor de „concordataire” Rooms-Katholieke Kerk.[1]
Ook in het Augustijnenklooster te Edingen had Stevens aanhangers, onder wie Jean-François Ravets (geboren te Tollembeek, 4 november 1757) en Robijns (Galmaarden, 8 januari 1766 – Edingen, 30 april 1821).[1]
Op de plaats van de woning waar oud-pastoor Winnepenninckx in 1840 in Leerbeek overleed, bouwden de stevenisten in 1918 te zijner nagedachtenis een neogotische kapel, waar zij nog elke zondag om 9 uur een gebedsdienst houden.
Stevenisme in West-Vlaanderen
In West-Vlaanderen staat de gemeente Gits bekend als de plaatselijke bakermat van het stevenisme.[2] Vier West-Vlaamse pastoors, onder wie de Gitse pastoor Jan Priem, wilden niet langer na de hoogmis het gebed salvum fac zingen voor Napoleon. Hoewel Cornelis Stevens zich in 1814 met de Rooms-Katholieke Kerk verzoende, weigerden de radicaleren zich neer te leggen bij de nieuwe kerkelijke situatie, waarin het burgerlijk huwelijk verplicht werd, een aantal feestdagen afgeschaft werden en de priesters een vast loon kregen in plaats van de vroeger gebruikelijke tienden. Zij wensten een terugkeer naar de toestand van de Kerk onder het ancien regime.
In 1852 trok Theresia Van Canneyt met een vriendin, Theresia de Croocq, naar Rome, waar zij door paus Pius IX op audiëntie ontvangen werden. De paus gaf hen een brief mee, waarin hij schreef dat de stevenisten de bisschoppen in het land moesten erkennen. Bij hun terugkeer vroegen de Gitse stevenisten de dames of zij de paus de brief effectief hadden zien ondertekenen. Zij ontkenden en keerden prompt terug naar Rome, waar de paus een tweede keer de brief ondertekende, op 23 januari 1853. De familie Van Canneyt verzoende zich met de Rooms-Katholieke Kerk en stelde hiermee een voorbeeld voor de parochie. Later ging Theresia Van Canneyt nog een derde keer naar Rome. Zij overleed bij het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Loreto op 29 december 1862. Als dank voor de verzoening liet Barbara Van Canneyt in 1875 een Mariakapel bouwen bij het ouderlijke erf in de Hazelstraat. Deze werd in 1985 volledig gerestaureerd. Er zouden er in Gits nog steeds een aantal stevenisten zijn.
De geschiedenis van het stevenisme in Vlaanderen, met name in West-Vlaanderen en Gits, werd uitvoerig beschreven in de werken van de in 2005 overleden benedictijnenmonnik Dom Aubert-Tillo van Biervliet. Gits heeft intussen een Stevenistenstraat en een Theresia Van Canneytstraat, wat de herinnering aan die periode levendig houdt.
Zonder herders
Toen hun pastoors overleden, zagen de overgebleven stevenisten zich voor het probleem dat ze geen stevenistische bisschop hadden die nieuwe priesters zou kunnen wijden. Zij aanvaardden geen priesters die gewijd werden door bisschoppen en pausen die het concordaat als rechtsgeldig erkenden. De contacten met de Rooms-Katholieke Kerk kwamen vanaf 1860 tot stilstand.
Na de dood van hun laatste pastoors na het midden van de 19e eeuw zetten de stevenisten de beweging verder zonder priesters. Sommigen houden dit tot op vandaag vol. Het doopsel wordt door de groep zelf toegediend. De stevenisten biechten voor een kruisbeeld en op zondag worden de gebeden uit het missaal gezamenlijk hardop voorgelezen. Aan het hoofd van elke priesterloze communiteit stond een mannelijke leek die „Spirituele Vader” genoemd wordt. Deze traditie werd voortgezet tot de dertiende Spirituele Vader.
In de jaren veertig en de jaren vijftig van de 20e eeuw ondernamen officiële vertegenwoordigers van de Rooms-Katholieke Kerk pogingen om met de stevenisten tot een overeenkomst te komen. De pogingen mislukten, onder andere door de woordkeuze in de zendbrieven van het Vaticaan. Er was bijvoorbeeld sprake van de stevenisten „terug te brengen in de kudde”. Dit stootte de stevenisten tegen de borst, aangezien ze zichzelf altijd als rechtgeaarde rooms-katholieken waren blijven beschouwen.
Hedendaags stevenisme
Hun aantal ging achteruit, onder andere door huwelijken met partners buiten de kleine gemeenschap. Ook werven zij niet onder andere katholieken of niet-gelovigen. Toch zijn er in Gits (West-Vlaanderen) en in Leerbeek (Brabant) nog altijd stevenisten. Dit beperkt zich tot enkele grote families. De stevenisten hebben nog steeds hun eigen kerkgebouwen of kapellen, in België in Leerbeek, Halle en Gits. Ze vieren de liturgie in de mate van het mogelijke volgens de Tridentijnse ritus zoals voor de Vaticaanse concilies, maar hebben geen priesters meer.
Afsplitsing
Sommige stevenisten zochten toenadering met de oud-katholieke kerken en autocefale katholieke kerken. Al rond het midden van de 19e eeuw bevoorraadde de oudkatholieke bisschop François-Ferdinand Châtel van de Gallicaans-Katholieke Kerk van Frankrijk de stevenisten met hosties. In 1971 werd een stevenist tot priester en bisschop gewijd door een autocefaal-oudkatholieke en een syro-gallicaanse bisschop. Voor deze groep stevenisten kwam zo een einde aan een priesterloze eeuw. In 1982 ging deze groep over naar de Kleine Apostolische Oud-Katholieke Kerk van België. De concilies van na het jaar 1054 accepteren zij niet meer. Qua geloofsopvatting zijn ze dus in feite niet langer rooms-katholiek, zoals de stevenisten na 1814 dat waren. In strikte zin kan men de leden van de Kleine Apostolische Oud-Katholieke Kerk van België niet langer tot de stevenisten rekenen, hoewel haar ontstaan met de stevenistenbeweging nauw verbonden is. Vandaar dat zij ook oud-stevenisten worden genoemd.
Andere anti-concordataire groepen
In Frankrijk waren nog andere groepen op die bezwaar hadden tegen het concordaat. Zij worden soms gezuen als andere namen voor de stevenisten, of als gelijkaardige groepen. Dit waren de enfarinés (’de met meel bestovenen’) (Aveyron), de blanchardisten (Calvados), filochois (Indre-et-Loire), illuminés (Lot-et-Garonne), fasnieristen (Manche), clémentins (’clementijnen’) (Seine-Inférieure), purs (’zuiveren’) (Montpellier), en de Petite Église (’Kleine Kerk’) (Lyon).[3]
Literatuur
- Dom Aubert-Tillo van Biervliet, Het Stevenisme in Vlaanderen, Davidsfonds, Leuven, 1966.
- Dom Aubert-Tillo van Biervliet, Stevenisme in West-Vlaanderen en Frans-Vlaanderen, Biekorf, 1999.
- Dom Aubert-Tillo van Biervliet, De familie Van Canneyt en het Stevenisme te Gits, Biekorf, 2001.
Externe links
- ↑ 1,0 1,1 1,2 Maurits Peremans, Thollembeek, Landkunde, Geschiedenis, Volkskunde, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Navorschingen der Provincie Brabant. In de verzameling Brabantsche Folklore, 1925 / oktober-november 1926, p. 97.
- º Historisch Hooglede-Gits
- º (fr) Petite église et anticoncordataires op Universalis.fr