Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Ziekte van Pfeiffer
Mononucleosis due to Epstein-Barr virus
De ziekte van Pfeiffer, ook bekend als klierkoorts of mononucleosis infectiosa, in het Engels ook wel kissing disease (kusziekte) genoemd, is een virale infectie door het Epstein-Barr-virus (EBV), een herpesvirus (Humaan Herpesvirus 4, HHV-4). De ziekte is in 1889 ontdekt door Emil Pfeiffer.
Risicogroep
Het treedt meestal op bij kleine kinderen en jonge volwassenen. In het eerste geval blijven de symptomen vaag en wordt de diagnose vaak niet gesteld. 50% van de kinderen heeft de ziekte voor het 5e jaar al doorgemaakt.[1] Van de volwassenen heeft 80% antistoffen, wat betekent dat de meeste mensen deze infectie in hun leven doormaken. De meesten van hen weten dit niet - de ziekte is vrijwel onopgemerkt verlopen als een keelpijntje of een griepje.
Symptomen
De volgende symptomen komen bijna altijd voor:
- gezwollen lymfeklieren
- keelontsteking
- vermoeidheid
Volgende symptomen kunnen gepaard gaan met de ziekte, maar dit is niet altijd het geval:
- gezwollen milt
- vergrote lever
- huiduitslag
- geelzucht
- koorts
- oedeem, vaak rond de ogen
- hoest
- drukkende pijn in borst
- Verlies van eetlust
Diagnose
Wanneer het klinische vermoeden bestaat, kan de diagnose worden bevestigd door via een bloedonderzoek vast te stellen of acute antistoffen (immunoglobuline-M) of seroconversie tegen het Epstein-Barr-virus aanwezig zijn. Er bestaan ook snelle tests (onder andere reactie van Paul Bunnell) die vaak als bewijs voor de aandoening kunnen dienen, maar onder de leeftijd van 10 jaar is de test soms foutnegatief. Zowel de Paul-Bunnell-test als de Monosticon kunnen de diagnose niet met 100% zekerheid aantonen of uitsluiten.
Het bloedbeeld vertoont in het acute stadium typische veranderingen (lymfocytose en veel atypische lymfocyten) die de diagnose zeer waarschijnlijk maken. Indien er bij onderzoek van de witte bloedlichaampjes minder dan 10% atypische lymfocyten worden gevonden kan de diagnose van mononucleosis worden uitgesloten. Een doorgemaakte infectie laat antistoffen in het bloed achter, die volgens een bepaald patroon met de tijd veranderen, waardoor ook bij een eenmalig afgenomen bloedmonster een recente infectie wel aan te tonen is en kan worden onderscheiden van een langer geleden (meer dan een paar maanden) doorgemaakte infectie. Deze laatste tests kunnen wel met zekerheid de diagnose aantonen respectievelijk uitsluiten.
Het Cytomegalovirus geeft een zeer vergelijkbaar ziektebeeld. Ook Toxoplasmose, hepatitis B, rubella, en een primaire HIV-infectie kunnen een soortgelijk beeld geven; al deze ziekten worden dan ook tot het mononucleosis-syndroom gerekend.
Besmetting en beloop
De besmetting gebeurt naar men aanneemt vaak via speeksel, de reden waarom klierkoorts wel eens de kusziekte wordt genoemd. Omdat de incubatietijd zo lang is, is dit echter vrijwel nooit te bewijzen. De besmetting vindt vaak plaats door personen die de ziekte reeds gehad hebben. Het EBV blijft immers het hele leven latent aanwezig, en kan gereactiveerd worden en zo besmettelijk zijn. Bij 15 tot 20% van de gezonde seropositieve volwassenen is het virus in de keel aantoonbaar. Over het algemeen (95%) is dan ook bij een nieuw geval geen zieke persoon in de omgeving aan te wijzen als besmettingsbron.
Na besmetting treedt een incubatietijd op van 1 à 2 maanden (10 dagen tot 3 maanden).
De acute fase van de ziekte duurt zo’n 2 à 3 weken. Hierna verdwijnen de meeste symptomen, en treedt in enkele gevallen (1-2%) een chronische fase in waarin de patiënt een aantal maanden vermoeid kan blijven.
Behandeling
Er is geen behandeling tegen klierkoorts. Behandeling met antivirale middelen als aciclovir heeft weinig zin. Het beste is voldoende rust nemen, ook in de chronische fase als de patiënt aan de beterende hand lijkt. Verschillende alternatieve geneeswijzen (bijvoorbeeld homeopathie, aycronto, bioresonantie) claimen een remedie tegen klierkoorts te hebben. Ieder wetenschappelijk bewijs hiervoor ontbreekt vooralsnog. Er is beschreven dat behandeling van keelpijn met amoxicilline, in de veronderstelling dat de verwekker een streptokok is, als het in werkelijkheid gaat om de ziekte van Pfeiffer zeer vaak een huiduitslag kan veroorzaken. Hierdoor kan onterecht de indruk ontstaan dat de patiënt voor amoxicilline allergisch is. Smalspectrumpenicillines vertonen deze bijwerking niet. Als bekend is dat het om de ziekte van Pfeiffer gaat, is behandeling van de ziekte zelf met antibiotica zinloos, maar omdat men tijdens de acute fase erg vatbaar voor andere infecties, worden wel vaak antibiotica voorgeschreven.
Omdat de ziekte gepaard gaat met een leverontsteking, ook als daar geen symptomen van optreden, wordt aanbevolen de lever niet te belasten met b.v. alcohol. Dat gebruik van matige hoeveelheden paracetamol schadelijk zou zijn is niet bewezen, hoewel er wel incidentele meldingen zijn van hepatitis bij mononucleose na paracetamolgebruik.[2]
Op 12 december 2007 werd aangekondigd dat er een vaccin voor klierkoorts werd gevonden. Alleen duurt het nog een tijdje voordat het vaccin op de markt komt.
Complicaties
Complicaties komen zelden voor maar kunnen zeer ernstig zijn. Miltruptuur en encefalitis zijn beschreven. Net als hemolytische anemie, thrombopenie en myocarditis.
Referenties: |
|