Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Hendrik Willem van Tricht
Hendrik Willem van Tricht (Arnhem, 19 november 1897 - Velp, 25 augustus 1982) was een Nederlands literatuurkenner en literatuurwetenschapper.
Loopbaan
Van Tricht volgde het gymnasium, later de H.B.S., en deed vervolgens staatsexamen. In 1918 begon hij aan de Universiteit van Utrecht aan een studie Nederlands. Aldaar raakte hij bevriend met P.J. Meertens. Hij promoveerde cum laude bij dr. De Vooys op de dissertatie Frederik van Eeden, denker en strijder. Na zijn kandidaats was hij werkzaam als leraar bij het Christelijk Lyceum te Zeist (1921) en was hij verder een der oprichters van het Van Eeden-genootschap. In 1926 veranderde hij van school en was als leraar te Baarn werkzaam en in 1928 werd hij als leraar aan het Amsterdams Lyceum benoemd. In januari 1940 werd Van Tricht tot rector aangesteld aan het Lorentz-Lyceum te Eindhoven,[1] waar hij de daarop volgende twintig jaar zou blijven. Eén van zijn naaste collega's aldaar was de schrijver Lou Vleugelhof (echte naam: De Jonge). Te Eindhoven was hij medeoprichter van het Academisch Genootschap en kreeg hij voor de inzending van zijn werk over de dichter P.C. Hooft de gouden medaille in de prijsvraag die uitgeschreven was door het Teylers Genootschap (3 juni 1950).
Van Tricht weigerde in 1953 een regeringsopdracht om de Scheldsonetten van W. Kloos uit te geven. In plaats daarvan schreef hij een werk over Louis Couperus, getiteld: Louis Couperus, een verkenning. In dit boek verdeelde hij de inhoud van Couperus' werken in drie soorten en wees hij op een verband tussen Couperus' houding versus diens geaardheid en de weerslag daarvan in zijn boeken. In 1963-1964 fungeerde hij als invaller, in de functie van wetenschappelijk medewerker, aan de Universiteit van Amsterdam en gaf toen de cursus zeventiende eeuws Nederlands. Samen met Harry Prick gaf hij de correspondentie van Frederik van Eeden met Lodewijk van Deyssel uit en alleen bewerkte hij een aantal brieven van Couperus. In deze tijd werkte hij tevens aan de uitgave in vier delen van het Dagboek van Van Eeden. Het laatste gedeelte van zijn leven besteedde hij aan de brieven van Hoofd, die hij toelichtte en voor publicatie gereed maakte.
Van Tricht en Couperus
Van Tricht noemde in zijn werk Louis Couperus, een verkenning Couperus een man met een groot gebrek aan zelfvertrouwen, een schrijver met een onevenwichtig karakter door de overdreven ontplooiing van alle weke en vrouwelijke elementen in zijn karakter. Frédéric Bastet noemde als reactie op deze weergave van Couperus Van Tricht, die zijn boek in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap schreef, een roddelaar, die de schrijver ontleedt aan de hand van allang verouderde Freudiaanse begrippen.[2] Van Tricht omschreef Couperus verder als: als dichter mislukt, als psychologisch romancier in één slag beroemd geworden, als schrijver van historische romans omstreden, als mythologisch romancier dikwijls verguisd; een merkwaardig figuur die zeventien jaar voor zijn dood opgehouden is met het schrijven van psychologische romans, opnieuw begon te dichten, maar zonder tot bundeling over te gaan en die tenslotte populair werd als journalist.[3]
Bibliografie
- 1927. Bloemlezing uit de werken van Frederik van Eeden, Amsterdam
- 1931. Het Arnhemse geslacht Nijhoff, geschiedenis en genealogie. 's-Gravenhag
- 1934. Frederik van Eeden, denker en strijder. Dissertatie
- 1939. Frederik van Eeden, De Broeders. Amsterdam
- 1946. Stereometrie van de Hollandse ziel. Leiden
- 1949. Bloemlezing uit de gedichten van Frederik van Eeden. Amsterdam
- 1951. Het leven van P.C. Hooft. Arnhem
- 1954. Frederik van Eeden, Het lied van schijn en wezen, uitgegeven, ingeleid en toegelicht. Zwolle
- 1960. Louis Couperus. Een verkenning. 's-Gravenhage
- 1963. Over de Tagore vertalingen van Frederik van Eeden. 's-Gravenhage
- 1963. Waarom, daarom. Keus en toelichting bij honderd brieven van Couperus in Maatstaf
- 1963. Louis Couperus. 's-Gravenhage
- 1964. De briefwisseling tussen Frederik van Eeden en Lodewijk van Deyssel. In opdracht van het Frederik van Eeden-Genootschap verzorgd en toegelicht. Zwolle
- 1971. Frederik van Eeden, Dagboek 1878-1923. Culemborg
- 1972. Bloemlezing uit de brieven van P.C. Hooft. Zutphen
- 1976-1979. De briefwisseling van Pieter Corneliszoon Hooft. 's-Gravenhage
- 1981. Casteleijn van de Huijse te Muijden. Hooft. Amsterdam
- 1982. Uit het dagboek van Frederik van Eeden. Bloemlezing en toelichting. 's-Gravenhage
- 1983. Onzeekerheid is leeven. Beschouwingen over Frederik van Eeden. Keuze uit bijdragen tussen 1935 en 1981 verschenen in de Mededelingen van het Frederik van Eeden-Genootschap. Leiden
Portaal Louis Couperus |
Bronnen, noten en/of referenties
|