Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Aernout Philip Theodoor Eyssell
Aernout Philip Theodoor Eijssell (Den Haag, 19 juli 1837 - aldaar, 23 maart 1921), die zijn naam spelde als Eyssell, was een Nederlands advocaat en president van de Hoge Raad als opvolger van Focco Bernardus Coninck Liefsting.
Opleiding
Eyssell studeerde vanaf 1855 rechtsgeleerdheid in Utrecht, promoveerde in 1859 op stellingen en was vervolgens tot 1886 advocaat in Den Haag.
Loopbaan
Eyssell werd in 1878 rechter-plaatsvervanger bij de arrondissementsrechtbank in Den Haag. Hij werd op 8 oktober 1886 benoemd tot raadsheer en op 8 oktober 1908 tot president van de Hoge Raad. Hij was tevens lid van de staatscommissie tot herziening van het Burgerlijk wetboek. Van Eyssell schreef als 22-jarige een standaardwerk - in het Latijn - over de 16e eeuwse Franse humanistische jurist Hugues Doneau, dat werd bekroond bij een rechtshistorische prijsvraag van de Académie des Sciences in Dijon, en gepubliceerd in een Franse vertaling: Doneau: sa vie et ses ouvrages (1860). In 1864 verscheen zijn boek De regtsmacht over vreemdelingen in Nederland. Ook verschenen talrijke artikelen van zijn hand in diverse tijdschriften, waaronder Weekblad van het Recht, Themis en De Tijdspiegel en polemiseerde hij met de redactie van het sociaal-liberale Rechtsgeleerd Magazijn. Hoewel van de president van het hoogste rechtscollege een zekere terughoudendheid kon worden verwacht, was Eyssell een felle debattant die zijn uitgesproken opvattingen over sociale wetgeving en over rechterlijke uitspraken (zelfs die van de Hoge Raad zelf) niet onder stoelen of banken stak.
Opvattingen
Gedurende de periode dat Eyssell zitting had in de Hoge Raad bevond Nederland zich in een periode van ingrijpende structurele veranderingen. Vanaf ongeveer 1889 vindt er een sterke groei plaats van de in de nijverheid werkzame bevolking. Deze periode van sterke economische groei was aan het eind van de jaren 1880 begonnen en liep tot rond 1920. Ten aanzien van de economische processen in de maatschappij vreesde Eyssell dat met het bestrijden van de oneerlijke concurrentie, de concurrentie in het algemeen aangetast zal worden. Deze opvatting had haar weerslag op het onrechtmatigheidsbegrip gedurende de periode dat Eyssell in de Hoge Raad zat. Hij vond de situatie waarin de rechter zou moeten oordelen over het al dan niet behoorlijk zijn van bepaalde vormen van concurrentie zeer gevaarlijk; hij zag vooral het gevaar dat de concurrentie als zodanig aan banden zou worden gelegd ten detrimente van de economische groei. Eyssell hing dus een zeer enge opvatting van het onrechtmatigheidsbegrip aan: onrechtmatigheid "afhangt [hangt af, red.] van de bevinding of hetzij de daad, hetzij het verzuim al dan niet in strijd is met des daders rechtsplicht of inbreuk maakt op eens anders recht". Eyssell sprak zich uit als groot tegenstander van het wetsontwerp-Regout omdat hij de in het ontwerp gebruikte begrippen 'openbare orde', 'goede zeden' en 'de zorg van een goed huisvader' veel te vaag en ruim vond.
Het arrest inzake de Zutphense waterleiding
In het arrest inzake de Zutphense waterleiding wees Eyssell als voorzitter een 'apert onbillijk' arrest. De casus ging in het kort over een juffrouw die woonde boven een pakhuis waarin een voorraad leer lag opgeslagen. In de nacht sprong de waterleiding in het pakhuis; de hoofdkraan bevond zich in het appartement van de juffrouw. Zij weigerde echter de kraan dicht te draaien en dacht dat het maar praatjes waren van haar onderbuurman om haar uit haar slaap te houden. Haar onderbuurman diende een vordering in tot schadevergoeding bij de kantonrechter. Eyssell wist dat hij zich aan het einde van zijn rechterlijke loopbaan bevond en kreeg in zijn opvatting over het onrechtmatigheidsbegrip steeds meer tegenstand van Molengraaff, die fel tegenstander was van Eyssells opvattingen en zelf meermalen pleitte voor een ruime uitleg van het begrip onrechtmatig. Met dit in zijn achterhoofd trekt hij nog eenmaal ten strijde tegen de steeds meer terrein winnende opvatting van Molengraaff. Later verklaarde Eyssell: "naar mijne vaste overtuiging is het der maatschappij in haar geheel véél dienstiger dat af en toe een op zich zelf weinig sympathiek arrest gewezen moet worden dan dat de wet Regout, zoodanige uitspraak keerende, de algemeene regtszekerheid prijs geeft aan eenen stortvloed van onrechtmatigheidsgedingen". Tot slot moet nog opgemerkt worden dat hij ironisch genoeg door deze apert onbillijke uitspraak de juridische wereld in beweging heeft gebracht en zelfs de stoot moet hebben gegeven tot het wetsvoorstel-Regout van 1911.
Externe link
Bronnen, noten en/of referenties
|
Voorganger: Focco Bernardus Coninck Liefsting |
President Hoge Raad 1908 - 1912 |
Opvolger: Scato Laman Trip |