Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
William Carey
William Carey (Paulersbury (Northamptonshire / Groot-Britannië), 17 augustus 1761 – Serampur, nu Serampore bij Calcutta (Indië), 9 juni 1834) was een Engels protestants zendeling en stichter van de Baptist Missionary Society. Hij was ook botanicus.
Leven
William Carey werd geboren in een weverfamilie uit Northampton en leerde het handwerk van een schoenmaker. Nadat hij zich bewust tot het christelijk geloof had bekeerd sloot hij zich in 1783 aan bij een baptistische gemeente. Daar werd hij in 1785 tot hun pastor aangesteld.
Stichter van de Baptist Missionary Society
Carey studeerde als autodidact de oude talen (Hebreeuws, Oudgrieks en Latijn). Hij was bijzonder geïnteresseerd aan de ontdekkingsreizen uit de achttiende eeuw. Vooral de Zuidzeereizen van kapitein James Cook wekten in hem de wens om mensen in afgelegen streken met het evangelie te bereiken. Hij stelde zijn ideeën voor op een kerkelijke bijeenkomst, maar stootte op afwijzing.
In 1786 schreef hij zijn beroemde werk An Enquiry into the Obligations of Christians to Use Means for the Conversion of Heathens.[1] Dit boek zou later tot de oprichting van de Baptist Missionary Society (BMS) leiden, de eerste niet door de staat opgerichte zendingsgenootschap in de nieuwe tijd. Op 30 mei 1792 hield Carey een preek over Jesaja 54:2-, waarin hij ook de aansporing gaf: „Verwacht iets groots van God en onderneem iets groots voor God.”
Deze toespraak leidde tot de definitieve oprichting van het zendingsgenootschap op 2 oktober 1792,[2] dat deze zin ook tot zijn motto koos. De eerste zaakvoerder ervan was Andrew Fuller.
Zendeling in Oost-Indië
In 1793 gingen William Carey en zijn gezin aan boord van een zeilschip, om als eersten de zendingsdienst voor de Baptist Missionary Society op zich te nemen. Carey’s doel was de Britse kolonie Brits Indië, het hedendaagse Bengalen. Aangezien er volgens de bestemmingen van de Britse Oost-Indische Compagnie op „Brits” terrein niet gemissioneerd mocht worden, ging Carey aan het werk als manager van een indigoplantage in Mudnabati. In eerste instantie werd hij ingehuurd als landarbeider. Hij leefde onder moeilijke omstandigheden. Zijn kind overleed, en zijn echtgenote werd daarop het slachtoffer van een zware psychose, waarvan ze nooit meer helemaal genas.
Professor, taalwetenschapper, Bijbelvertaler
Rond 1800 ging Carey wonen in Serampur, dat als Deense kolonie Frederiksnagore werd genoemd. De BMS stuurde twee andere zendelingen, William Ward en Josua Marshman, als ondersteuning, en deze waren daar hetzelfde jaar reeds komen wonen.
Hoewel Carey nooit aan Britse universiteiten had gestudeerd, behaalde hij een professoraat voor de Bengali-taal aan College Fort William in Calcutta. Hij onderwees vooral jonge Engelse beambten-in-spe in de Bengaalse landstaal.
Carey verworf bijzondere verdiensten als taalwetenschapper. Hij gaf meerdere Oudindische geschriften uit en stelde grammaticaboeken, leer- en woordenboeken op voor het Bengali. In totaal leerde Carey als autodidact ongeveer 40 talen, waarinhij dan vooral de Bijbel of Bijbelgedeelten vertaalde.
Schoolstichter
Tussen 1818 en 1821 bouwde Carey met zijn medewerkers het Sirampur Theological Seminary, waar dan inheemse missiemedewerkers werden opgeleid. Daarnaast stichtte hij ook een volksschool, die een model werd voor het schoolwezen in Indië. Ook de eerste krant in een Oostindische taal stamt van zijn initiatieven.
Ook als botanicus verwierf Carey zich een reputatie. Hij legde een groot proefterrein aan voor het onderzoeken van de Indische fauna en flora.
Strijder voor de mensenrechten
Carey zette zich, zoals Ram Mohan Roy in voor het afschaffen van achterhaalde en mensonwaardige tradities. Dankzij zijn intussen sterke invloed op de koloniale politiek slaagde hij erin dat de in de Indische families gebruikelijke meisjesmoord in 1829 wettelijk verboden werd. Ook tegen de weduwenverbranding verzette hij zich ; deze werd in 1832 wettelijk verboden.
Carey nam in 1827 afscheid van de Baptist Missionary Society maar legde kort voor zijn overlijden vast dat zij al zijn werken zouden erven.
Erkenningen
Een plantengeslacht uit de familie van de Lecythidaceae werd hem ter ere Careya Roxb. genoemd.
Werken (selectie)
- An Enquiry into the Obligations of Christians to use Means for the Conversion of the Heathens, 1792. (Hiervan bestaat een facsimile-uitgave, Londen 1961.)
Literatuur (selectie)
- John Clark Marshman, The Life and Times of Carey, London 1859
- James Culross, William Carey, London 1881
Verwijzingen
- º vert.: Een onderzoek over de verplichting van christenen om middelen te gebruiken voor de bekering van heidenen.
- º (en) W. M. Carey