Gosjdieël
Gosjdieël roepen in Gruut-Gallemoeërn en omgeving
Tradities zijn er om bewaard te worden. En da’s nu precies de bedoeling met het Gosjdieël roepen in Gallemoeërn, Tollebeek en Villezjieël en omgevinge. Hoe oud precies deze traditie is, weet werkelijk niemand. Eeuwenoud is ze, maar ze is er en ze leeft! Dankzij de kinderen en de Galmaardse Ergoedvereniging!
Het is zo dat er in bepaalde dorpen in Vlaanderen inderdaad rond de jaarwende nog andere tradities worden in stand gehouden. Maar vooral in Zuidwest-Pajottenland hoor je dan uit de kindermonden de typische roep Gosjdieël.
Het zit zo. Op oudejaarsdag, 31 december, gaan de Gallemoeërse kinges en kinges van d’omgevinge (kinges=kinderen) van huis tot huis, van deur tot deur om Godsdeel. Ze kloppen of bellen aan de voordeur en begroeten met een vrolijke en luide Gosjdieël de bewoner, die de kinderen “nen dikke cent” geeft, en ze nu een euro(-cent) of enkele euro’s toestopt in een zelf gemaakt zakje, een doosje of een portemonneetje. Naar aloude gewoonte bij voorkeur in een echt of nagemaakt washandje. Of wat lekkere snoep, dat kan ook, maar toch liever centjes! Als dank volgt dan vanwege de Gosjdieëler een Geluukeg Nuûjoeër.
Een Gosjdieëler is een meisje of jongen in de leeftijdsgroep van 6 tot 12 jaar, lagere schoolkinderen dus, zeg maar van Eerste tot Plechtige Communicant. Hoewel ze natuurlijk vaak vergezeld zijn van hun kleuterzusje of -broertje. Kwestie van ze op tijd in het Gosjdieëlen op te leiden en aldus de traditie voor de toekomst veilig te stellen. Meestal zijn ze bij het ”bedelen” vergezeld van een “oudgediende”, een grotere zus of broer die de knepen van het vak kent! Of bij gebrek aan, door een vader of peter. Relaties weet je, een duwtje in de rug van de kleine bedelaar en een lichtelijk zachte dwang voor de bewoner om een bijdrage in het washandje te stoppen. En vermits alle beetjes helpen om het washandje te vullen …
De kinderen gaan achter Gosjdieël tussen zonsopgang en middaguur. Op hun roep Gosjdieël antwoordt men dikwijls: pakt de koê bô ’t zjieël en lupt er mee noeë Villezjieël. Of ook pakt de koe bô ’t zjieël, pakt de varre bô zaai gat en lupt er mee noê ‘t stad … (een varre is een stier).
Vanwaar komt nu dit gebruik? Het was een aloude christelijke gewoonte om bij feestviering de armen niet te vergeten, vooral diegene die rond Kerstmis en Oudjaar - Nieuwjaar om hun “Gods-deel” (of armen-deel) bedelden. Sukkelaars en bedelaars wisten als geen ander dat ze met het afscheid van het oude jaar en de komst van een nieuw jaar bij het bedelen konden rekenen op de vrijgevigheid van de betere stand. Trouwens, “aan een arme gegeven, is aan God zelf gegeven”. Vandaar dat een milde nieuwjaarsgift of -geschenk (voeding of kledij) aan de armen “Godsdeel” werd genoemd. Gaandeweg hebben kinderen het gebedel van de voorgaande generaties kinderen overgenomen.
De Kerk heeft zich in de loop van de geschiedenis altijd om het lot van de armen bekommerd. Waarbij de armen zo goed als het recht hadden om te bedelen om hun Godsdeel. De rijken en begoeden daarentegen hadden de plicht hun rijkdom met de armen te delen. Denken we maar aan de tiendenplicht, waarbij ze “tienden”, of 1/10 van de oogst, moesten afstaan aan de geestelijken, aan de kerk, waarbij de armen werden bedacht. Armen, die zo dan via de geestelijkheid hun Godsdeel, het deel dat God toebehoorde, ontvingen.
Het gebruik bestaat in Groot-Galmaarden en omgeving al veel langer dan sinds mensengeheugenis. Dankzij, nogmaals, de Galmaardse Ergoedvereniging, groeit de belangstelling van jaar tot jaar om de traditie in ere te houden. De vereniging maakt namelijk weken op voorhand de intentie van de kinderen kenbaar in de media, zodat iedereen zich kan voorbereiden op hun komst. Ook de plaatselijke scholen steunen en activeren het jonge volkje.
Met eindejaar haalden vroeger ook de jonge misdienaars voor hun godvruchtigheid en voor de vele bewezen diensten hun Gosjdieël bij de pastoor,
Traditioneel heeft Gosjdieël het afscheid in zich van het oude jaar en houdt de roep tegelijk een gelukwens in voor het nieuwe jaar. Gosjdieël roepen en er als dank niks voor krijgen, zou teleurstellend zijn. Zoals zoveel tradities heeft ook dit gebruik zijn oorsprong in de christelijke eindejaarsdagen. En hoewel het door de huidige tijdsgeest en door de veranderende maatschappij niet eenvoudig is om oude volksgebruiken in stand te houden, willen Groot-Galmaarden en omgeving er alles aan doen om het voor de toekomst te bewaren.
En plezant dat dat is, lachende kindergezichtjes die welgemutst en met een goedgevuld washandje huppelend huiswaarts keren … het nieuwe jaar tegemoet!
Gosjdieël, Gosjdieël, Gosjdieël.
Bron
- Michel Matthijs
- Ergoed Galmaarden-Tollembeek-Vollezele