Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
John Meshullam
John Meshullam (1799–1878) was een in Engeland geboren Jood.
Op een reis naar Jeruzalem kwam de familie van John Meshullam in een strijd tussen Turken en Grieken terecht. John was de enige die overleefde en hij erfde het volledige familievermogen.
Hij ging naar Berlijn om er Duits te leren en besloot naar het Midden-Oosten te vertrekken.[1] Daar ontmoette hij de zendeling Joseph Wolff, die werkte voor het Londens Genootschap voor de Bevordering van het Christendom onder de Joden (London Society for Promoting Christianity Among the Jews), en bekeerde hij zich tot de anglicaanse kerk.[1] In 1840 verhuisde hij met zijn vrouw Mary Fau Meshullam (1809–1882) en de kinderen naar Jeruzalem.
In 1845 ging Meshullam met zijn familie en een groepje kolonisten in Artas wonen, niet ver van Bethlehem, Palestina, wat toen in het Osmaanse rijk lag. Onder de andere kolonisten bevonden zich ook James Finn, de Britse consul in Jeruzalem, en diens echtgenote Elizabeth Anne, en Johann Grossteinbeck, de grootvader van de schrijver John Steinbeck, en diens broer Friedrich.
Meshullam was in 1850 betrokken bij het oprichten van de landbouwondernemingen in Artas. Hij deed wat hij kon om de bewoners te voorzien van voedingswaren of werk. In 1850 verpachtte hij land aan de mennoniet Peter Claaßen (1809–1865) en diens broer Isaac (1815–1850) uit Tiegen in West-Pruisen (vandaag een deel van Nowy Dwór Gdański). De families Claaßen kwamen naar Artas wonen, maar verhuisden tussen 1851 en 1853 naar Jaffa.[2]
Nadat Meshullam de hulp van mevrouw Clorinda S. Minor afwees, vertrok zij tegen het einde van 1853 met een andere groep pachters.
Meshullam werd begraven te Jeruzalem. Zijn graf werd bewaard op de protestantse Berg Zion Begraafplaats.[1]
Invloed
Na haar bezoek aan Palestina gaf Clorinda Minor in juni 1850 een korte biografie uit van John Meshullam. In 1851 breidde zij dit uit met haar ervaringen uit haar reisdagboek. In dit boek, getiteld Meshullam! Or: Tidngs from Jerusalem (Tijdingen uit Jeruzalem), deed ze een oproep om Meshullams project financieel te ondersteunen en beschreef ze het als een vervulling van Bijbelse profetieën.
De zienswijzen in haar boek brachten tal van discussies teweeg in tijdschriften als de Advent Harbinger. Sommigen, zoals J. B. Cook, ondersteunden haar enthousiast, terwijl anderen, zoals Joseph Marsh en Owen Crozier twijfelden aan het succes van deze onderneming, en het als onbijbels verwierpen.[3]
Bronnen
- John Meshullam op Findagrave.com
- Ejal Jakob Eisler, Der deutsche Beitrag zum Aufstieg Jaffas 1850-1914: Zur Geschichte Palästinas im 19. Jahrhundert, Wiesbaden: Harrassowitz, 1997, (Abhandlungen des Deutschen Palästina-Vereins; vol. 22), ISBN 3-447-03928-0.
- Clorinda S. Minor, Meshullam!: Or, Tidings from Jerusalem (11850), Philadelphia (Penns.): 21851, pp. 96–114, heruitgave: New York: Arno Press, 31977, ISBN 0-405-10302-6.
- Julia Neuffer, The Gathering of Israel – A Historical Study of Early Writings, Review and Herald Publishing Association, p. 74-76.