Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Syndroom van Usher: verschil tussen versies
({{Zie Hippokrateshoef}}{{disclaimer medisch lemma}}) |
(Categorie:Lichamelijke aandoening >> Aandoening) |
||
Regel 21: | Regel 21: | ||
[[Categorie:Dovenwereld]] | [[Categorie:Dovenwereld]] | ||
[[Categorie:Doofheid]] | [[Categorie:Doofheid]] | ||
[[Categorie: | [[Categorie:Aandoening]] | ||
[[Categorie:Erfelijke aandoening]] | [[Categorie:Erfelijke aandoening]] | ||
[[Categorie:Blindheid]] | [[Categorie:Blindheid]] |
Huidige versie van 26 feb 2013 om 19:05
Het Syndroom van Usher oftewel Ushersyndroom is een erfelijke aandoening die doofblindheid veroorzaakt. Het is in essentie progressieve retinitis pigmentosa, gecombineerd met aangeboren doofheid. De aandoening is recessief van aard in die zin dat het pas voorkomt als de beide ouders de genen die het syndroom veroorzaakt doorgeven aan het kind. Het komt bij 1 op de 10.000 mensen voor en is de belangrijkste oorzaak voor het gecombineerd optreden van doof- en blindheid.
Het syndroom heeft zijn naam gekregen van de Britse arts C.H. Usher, die in 1914 in een artikel diverse medische zaken beschreef, waarbij hij de nadruk legde op de link tussen de aangeboren doofheid en de retinitis pigmentosa.
De drie voorkomende typen van het syndroom
Usher wordt in drie typen onderverdeeld: I, II en III. Type I en II komen het meeste voor. Type III komt vooral in Finland voor, maar ook bij enkele andere etnische volkeren.
Kinderen met type I worden doof geboren. Het zicht begint gewoonlijk af te nemen na de leeftijd van tien jaar. Het begint dan eerst met nachtblindheid. Als het syndroom op vroege leeftijd wordt gediagnosticeerd, kan er een cochleair implantaat bij het kind worden geimplanteerd waarna het kind geleidelijk leert praten. De resultaten van een cochleair implantaat verschillen echter erg en het is niet bekend hoeverre dit hulpmiddel het kind helpt. Gebarentaal wordt soms ook gebruikt, hoewel men later moet overschakelen op vierhandengebarentaal als het zicht te slecht wordt. Evenwichtsproblemen komen vaak voor doordat de haarcellen in het binnenoor het niet meer doen.
Kinderen met type II zijn slechthorend en de achteruitgang van het zicht begint later dan bij type I. Vaak wordt het pas merkbaar na de leeftijd van twintig jaar. Type II komt minstens even vaak (misschien zelfs vaker) voor als type I, aangezien dit type moeilijker te diagnosticeren is.
Bij type III komt het gehoorverlies en de retinitis pigmentosa pas op latere leeftijd voor.