Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Sjemonee Esree

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het sjemonee esree (of achttiengebed) (Hebreeuws: שמנה עשרה) is het hoofdgebed in de joodse eredienst. Het wordt dikwijls, vooral in het Sefardische jodendom, de Amida genoemd (עמידה van עמד, „staand”, of, omdat het als het gebed bij uitstek wordt gezien, ook Tefilla (תפילה, „gebed”).

Naam

De naam Sjemonee Esree is gebruikelijk in de asjkenazische traditie. De betekenis ervan, achttien, verwijst naar het aantal beden, in de Israëlische versie van dit gebed voor de weekdagen. In de nu gebruikelijke versie heeft het gebed 19 beden. Daarom heeft zich, vooral in het sefardische jodendom de benaming Amida verspreid. Deze naam verwijst ernaar dat dit gebed staande gesproken wordt. In de Talmoed wordt dit gebed eenvoudig Tefilla genoemd, „gebed”.

Staande gebed

Het sjemonee esree wordt staande gebeden, met de voeten tegen elkaar. Het wordt in een fluisterende toon opgezegd, gericht naar Jeruzalem, indien mogelijk met een minjan.

Inhoud en structuur

De Amida bestaat uit een inleidend gedeelte met drie berachot (zegensspreuken)

  • Avot „[aarts]vaders”,
  • Gewoerot „machtige daden” en
  • Kedoesjat ha-Sjem „Heiligung van God”,

Daarna volgt het hoofddeel, dat betrekking heeft op concrete bezigheden gedurende de dag. Op weekdagen bestaat het hoofddeel uit 13 beden; op de sabbatdag uit een bede voor een goede rustdag; op een joodse feestdag specifieke beden voor het betreffende feest.

Het slotgedeelte bevat ook drie berachot:

  • Avoda „Tempeldienst”,
  • Hoda’a „Dank” en
  • Birkat Sjalom „Priesterzegen en smeekbede om vrede”,

Het hoofddeel varieert naargelang de dag, maar de eerste en laatste drie zegenspreuken blijven hetzelfde.

Iedere beracha eindigt met Baroech atta Adonai [of Hasjem] (Gezegend bent U, HEER), waarop de gemeente antwoordt: Baroech hoe oewaroech sjemo (Gezegend is Hij en gezegend is Zijn Naam), dan wordt de voorgaande beracha in enkele woorden samengevat, waarna men amen zegt.

Tijdens het gebed buigt men zich vier maal naar voor: telkens bij het woord baroech en bij de woorden modiem anachnoe. Op het einde gaat men drie stappen naar achter bij de woorden osè sjalom, en vervolgens drie stappen naar voor bij het woord kadmonietjot.

Oorsprong

Volgens de Talmoed, in Megilla 17b, werd het Sjemonee Esree opgesteld door honderdtwinig oudsten van het volk Israël, onder wie een aantal profeten. Volgens Berachot 33a waren dit Ezra en de Mannen van de Grote Raad.

Het oudste schriftelijke bewijsstuk voor de tekst van de Amida stamt uit de negende eeuw (Seder Rav Amram Gaon). De Misjna vermeldt (omstreeks 200) reeds de thema’s van de Berachot. Alleen de thema’s van de verschillende beden waren vastgelegd, de formulering was vrij. In de negende eeuw begon de tekstvorm vast te liggen. Verschillende formuleringen bleven tot op heden bewaard in de gebedenboeken van de verschillende joodse richtingen.

Toevoeging van een 19e bede

Dat het „achttiengebed” uit negentien beden bestaat wordt dikwijls als volgt verklaard:[1]

Na de vernietiging van de tempel van Jeruzalem stond keizer Vespasianus toe dat de joden een academie oprichtten in de stad Javne. In de academie werd de school van de rabbijnse geleerde Hillel maatgevend. De Talmoed verhaalt in het traktaat Berachot, 28b, hoe het gebed tegen het einde van de eerste eeuw geredigeerd werd:

Rabban Gamliel zegt: Men bidt elke dag achttien (zegeningen)...
Deze „achttien” berachot zijn in feite negentien? Rabbi Levi zei: De zegen in verband met de ketters werd opgesteld in Javne (op een latere datum)...
Onze rabbi’s leerden: Sjimon HaPakoeli ordende de achttien zegenspreuken in volgorde, in aanwezigheid van rabban Gamliël in Javne. Rabban Gamliël zei tot de wijzen: is er iemand die de birkat haminiem (de zegenspreuk tegen de ketters) kan opstellen? Daarop stond Sjemoeël HaKatan (Samuël de Kleine) op en stelde haar op.
Berachot 28b

Zo kreeg de twaalfde bede de volgende vorm:

Voor de ketters is er geen hoop, en alle roekelozen mogen ogenblikkelijk verloren zijn, alle vijanden van Uw volk mogen snel afgesneden worden, en ontwortel, verpletter en verneder de opstandigen. Geprezen zijt Gij, Eeuwige, die de vijanden breekt en de opstandigen vernedert.”
Eigen vertaling op basis van Duitse Sidur Sefat Emet, Victor Goldschmidt Verlag Basel 1964, p. 43

Intussen werden antieke handschriften met de tekst van de Amida teruggevonden in de geniza van Kaïro, waarop men kon vaststellen dat de tekst volgens de Palestijnse traditie achttien beden bevat, maar volgens de Babylonische traditie negentien beden. Volgens de joodse zienswijze uit de Babylonische school mag een bede slechts één inhoud hebben. In de veertiende bede van de Amida ging het oorspronkelijk om de wederopbouw van Jeruzalem en de komst van de Messias. Deze bede werd in de Babylonische versies opgedeeld: bede 14 bidt om de wederopbouw van Jeruzalem, en bede 15 bidt om de komst van de spruit van David, de Messias. De Babylonische variante heeft zich doorgezet en zo ook de 19 beden in het gebed tijdens de week.

Het woord minim [’ketters’, ’lasteraars’] wordt in de Talmoed doorgaans voor de vroege christelijke of joods-christelijke groepen gebruikt, maar niet alleen voor hen. Ook de sadduceeën werden — door de farizeeën, de voorlopers van de rabbijnen — als een ketterse groep beschouwd. (De sadduceeën werden met name vernoemd in de Talmoed, waar rabban Gamliël het verzoek doet om zo een zegenspreuk op te stellen, maar mogelijk is dit een latere toevoeging.)[2]

18

Het getal 18 wordt bijzonder gewaardeerd in het jodendom: het is de getalwaarde van het woord חי, chaj (leven). De namen van de aartsvaders Avraham (Abraham), Jitschak (Isaäk) en Ja’akov (Jakob) worden gezamenlijk achttien maal in de Tenach genoemd.

Weblinks

Jewish Encyclopedia 1906  (en) Shemoneh ’Esreh, in: Jewish Encyclopedia, New York: Funk & Wagnalls, 1901-1906. (vertaal via: Vertaal via Google translate)

Verwijzingen

  1. º (de) Ismar Elbogen, Geschichte des jüdischen Gottesdienstes, Berlin 1913
  2. º (en) Rabbi Jack Abramowitz, Shemoneh Esrei, op Orthodox Union (ou.org)