Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

SODA-attest

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het SODA-attest is een attitude-attest voor leerlingen uit het beroeps-, buitengewoon-, deeltijds- en technisch secundair onderwijs. Dit initiatief is opgestart in 2012, in een TSO/BSO school te Gent, en wordt sinds 2014 geleid door vzw SODAjobs. SODA staat voor Stiptheid, Orde, Discipline en Attitude. Het attest is bedoeld als beloning voor leerlingen die op het einde van het schooljaar voldoende scoren op de vooropgestelde criteria. Deze criteria zijn afzonderlijk vastgelegd voor de 4 onderdelen en zijn identiek voor alle deelnemende scholen. Met dit attest krijgt een leerling toegang tot een aanbod aan vakantiejobs, stageplaatsen, weekendwerk en vaste jobs.

Achtergrond

Dit attest poogt in te gaan tegen een aantal maatschappelijke tendensen in Vlaanderen op gebied van onderwijs en economie:

  • Negatieve percepties van de Vlaamse bevolking omtrent TSO en BSO opleidingen:
    • Onderzoek van de Vlaamse Regering in 2013[1] wijst op een tekort aan technisch geschoold personeel omwille van het lage aanzien van deze beroepen.
    • Dit beloningssysteem is bedoeld om jongeren, die terecht komen in het TSO of BSO onderwijs omwille van 'het watervalsysteem', opnieuw te motiveren. Leerlingen kunnen vanaf 16 jaar of het derde middelbaar dit attest behalen.
      • Uit onderzoek (Tuin, 2007)[2] blijkt dat leerlingen beloond willen worden voor hun inspanningen. Alleen voor een onvoldoende of voldoende komen ze niet in beweging. Om hieraan tegemoet te komen, staat het SODA-attest in verbinding met een beloning in de vorm van stageplaatsen, vakantiejobs, weekendwerk en vaste jobs.


  • De stijgende klachten van bedrijven over de professionele werkattitudes bij nieuw instromende werkkrachten uit TSO en BSO opleidingen:
    • Made in Oost-Vlaanderen[3] betrekt SODA-attesten bij het tegengaan van de attitudeproblematiek waar bedrijven over klagen, bij nieuwe jonge werknemers.
    • Uit onderzoek van SONAR (2001)[4] blijkt dat jongeren, met name in het beroepsonderwijs, zich minder bewust zijn van het belang van hun studie voor hun latere (levens)loopbaan. Hoewel ze in hun opleiding vaak veel meer met de praktijk in aanraking komen dan jongeren uit het ASO of jongeren die voortstuderen, lijken ze minder gewapend op de arbeidsmarkt terecht te komen, waardoor hun duurzame tewerkstelling op de helling dreigt te komen. Dit lijkt niet zozeer het gevolg van een gebrek aan vakmanschap, dan wel van een aantal voor het professionele leven noodzakelijke arbeidsattitudes. De vooronderstelling dat de arbeidsattitudes van lager geschoolden verschillen van die van hoger geschoolden maakt dat bedrijven toch vaak opteren voor een hoger profiel, zelfs in een lagere job.


  • Er is in het onderwijs sprake van sociale ongelijkheid in schoolresultaten die gedeeltelijk te verklaren is door de SES (sociaaleconomische status) van de leerling. Deze vorm van ongelijkheid is volgens PISA-studies meer dan gemiddeld in Europa aanwezig op de Vlaamse schoolbanken. Dit is volgens onderzoek (Hirtt et al., 2007)[5] deels te wijten aan o.a. een te vroege oriëntering van leerlingen in ASO,KSO,TSO,BSO en BuSO en de weerspiegeling van sociale milieus in deze onderwijsvormen.
    • Aouraghe (2005)[6] omschrijft dit als de paradox van het Vlaamse onderwijs: 'Kwalitatief bij de beste ter wereld, maar tekort schieten in één van zijn meest essentiële opdrachten door het bestendigen van de maatschappelijke ongelijkheden.'


Leertheoretische achtergrond

Het SODA-attest is gegrond vanuit het behaviorisme, waarbij het gedrag centraal staat. Het SODA-attest vindt aansluiting bij belangrijke behavioristische historische theoretici zoals Thorndike (1874-1949) en Skinner (1904-1991). Thorndike beschouwde aanvankelijk positieve (beloning) en negatieve (bestraffing) gevolgen als gelijkwaardige invloeden op het gedrag. Maar hij veranderde zijn standpunt wat betreft de negatieve gevolgen. Negatieve gevolgen bleken namelijk niet altijd goed om de frequentie van ongewenst gedrag te verminderen en gewenst gedrag te vergroten. Latere auteurs benadrukken dat negatieve bekrachtiging ook een leereffect heeft, maar dan meestal een minder gewenst dan positieve bekrachtiging. Het SODA-attest volgt de redenering van Thorndike en wil gewenst gedrag in het onderwijs creëren via positieve bekrachtiging. Zo is Skinner ook voorstander van het gebruik van positieve bekrachtiging. Hij is tegen straffen, omdat het leren er toch niet door gestimuleerd wordt. Een lerende zal het afgestrafte gedrag eerder vermijden, maar het gewenste gedrag er zeker niet door leren.

De methodiek die het SODA-attest hanteert is een variant op de PBS methodiek (Schoolwide Positive Behavior Support; Golly & Sprague, 2009[7]). Dit is een methodiek die ontstaan is in de VS om gedragsproblemen positief te benaderen en te voorkomen (sugai & Horner, 2009). De methodiek is gebaseerd op de Applied Behavior Analyses (Bear, Wolf & Risley, 1968), waarbij principes van de gedragstheorie toegepast worden met operante conditionering en de sociale leertheorie van Bandura (modeling). PBS is een raamwerk dat gevolgd wordt door het SODA-attest:

  • Schoolbreed werken vanuit gedeelde waarden
  • Preventie van probleemgedrag op verschillende niveaus (school, groep en individu)
  • Positieve benadering, het onderwijzen van verwachtingen en het versterken van goed gedrag
  • Planmatige aanpak op basis van data
  • Samenwerking met ketenpartners

Het primaire doel van PBS is gewenst gedrag op school te vergroten. Onderzoek in de VS en Noorwegen toont aan dat PBS een doeltreffende aanpak is. Volgens Goei en collega’s (2010)[8] is er door toepassing van de pijlers meer duidelijkheid over wat verwacht wordt en neemt de voorspelbaarheid toe. Hierdoor neemt het gevoel van veiligheid toe. Door PBS wordt het schoolklimaat positiever . Het gewenste gedrag neemt toe waardoor de leertijd toeneemt.


Zie ook

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Onderzoek van de Vlaamse Regering in 2013 omtrent waardering TSO en BSO onderwijs
  2. º Tuin, D. (2007). Gebruikers positief over Europees Taalportfolio. Levende Talen Magazine, 94(6), 15-17.
  3. º Made in Oost-Vlaanderen betrekt SODA-attesten bij attitudeproblematiek (2015)
  4. º SONAR 2001. De arbeidsmarkt in Vlaanderen – Jaarreeks 2001. Deel 3: Jongeren op zoek naar werk. Antwerpen:Garant.
  5. º Hirtt, N., Nicaise, I., & De Zutter, D. (2007). De school van de ongelijkheid. Epo.
  6. º Aurage, E.H. (2005). Oorzaken van de oververtegenwoordiging van allochtonen in het beroeps-secundair onderwijs. (Masterproef). Katholieke Universiteit Leuven, België.
  7. º Golly, A., & Sprague, J. (2009). Positive Behaviour Support; Goed gedrag kun je leren! Huizen: Pica.
  8. º Goei, S., Nelen, M., van Oudheusden, M., de Bruine, E., Piscaer, D., Roozeboom, C., et al. (2010). Omgaan met gedragsproblemen in het onderwijs: School- Wide Positive Behaviour Support. Reader Hogeschool Windesheim.
rel=nofollow
Zoek op Wikidata
rel=nofollow
rel=nofollow
rel=nofollow