Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Moberly-Jourdain-incident

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Het Klein Trianon vandaag de dag, waar het incident zou hebben plaatsgevonden.
Charlotte Anne Moberly
Eleanor Jourdain

Het Moberly-Jourdain incident, ook wel de Geesten van Klein Trianon of Versailles was een gebeurtenis die plaatsvond op 10 augustus 1901 in de tuinen van het Klein Trianon. Betrokken bij het incident waren twee vrouwelijke academici, Charlotte Moberly (1846 - 1937) en Eleanor Jourdain (1863 - 1924). Tijdens een reis naar Versailles bezochten ze het Klein Trianon, een klein chateau op het landgoed van het Paleis van Versailles, waar zij beweren een zogenaamde "time slip" te hebben ervaren. Tijdens deze ervaring zouden ze Marie Antoinette en andere mensen uit haar tijdperk hebben gezien. Na de geschiedenis van het paleis te hebben onderzocht en notities van hun ervaring te hebben vergeleken, publiceerden ze hun werk in een boek genaamd An Adventure (Een Avontuur), onder de pseudoniemen Elizabeth Morison en Frances Lamont, in 1911. Hun verhaal veroorzaakte een sensatie en werd voorwerp van spot.

Achtergrond

Moberly werd geboren in 1846 als de tiende van vijftien kinderen. Haar vader was de hoofdmeester van Winchester College en later Bisschop van Salisbury. In 1886 werd Moberly het eerste hoofd van een verblijf voor jonge vrouwen, St. Hugh's College in Oxford. Moberly bleek het werk niet alleen aan te kunnen, dus werd Jourdain als haar assistent aangesteld.

Jourdain werd geboren in 1863 als de oudste van tien kinderen. Haar vader, eerwaarde Francis Jourdain, was de dominee van Ashbourne in Derbyshire. Ze was de zus van kunsthistoricus Margaret Jourdain en de wiskundige Philip Jourdain. Ze ging naar school in Manchester, in tegenstelling tot de meeste meisjes uit haar tijd, die thuis geschoold werden. Jourdain heeft verschillende tekstboeken geschreven, runde haar eigen school en na het incident werd ze vice-directrice van St. Hugh's College. Vóór haar aanstelling werd besloten dat de twee vrouwen elkaar beter moesten leren kennen; Jourdain bezat een appartement in Parijs waar ze les gaf aan Engelse kinderen, en dus trok Moberly bij haar in.

Het incident

Als onderdeel van verschillende reizen besloten de twee vrouwen het Paleis van Versailles te bezoeken, aangezien zij hier beide onbekend mee waren. Op 10 augustus 1901 vertrokken ze per trein naar Versailles. Ze waren niet erg onder de indruk van het paleis, dus besloten ze tot een wandeling door de tuinen van het Klein Trianon. Op hun weg daarnaartoe passeerden ze het Groot Trianon, die gesloten was voor publiek. Ze reisden met een reisgids van Badaeker, maar de twee vrouwen raakten snel verdwaald toen ze de afslag naar Allée des Deux Trianons misten. Ze passeerden de straat en kwamen in een laan waar ze hun bestemming voorbijgingen. Moberly merkte op dat een vrouw een wit kleed aan het uitschudden was uit haar raam, en Jourdain zag een oude, verlaten boerderij met een oude ploeg. Op dit moment beweerden ze dat een gevoel van benauwing en akeligheid bezit van ze nam. Toen zagen ze een aantal mannen, gekleed als paleis tuinders, die hun vertelden rechtdoor te lopen. Moberly beschreef de mannen later als "erg beschaafde functionarissen, gekleed in lange grijsachtige groene jassen met kleine driehoekige hoeden." Jourdain zag een hutje met een vrouw en een meisje in de deuropening. De vrouw reikte het meisje een kan aan. Jourdain beschreef het als "tableau vivant", een levend beeld, zoals Madame Tussauds wassenbeelden. Moberly zag het hutje niet, maar voelde de atmosfeer veranderen. Ze schreef: "Alles zag er opeens onnatuurlijk uit, en daarom onaangenaam, zelfs de bomen leken plat en levenloos, zoals hout verwerkt in tapijt. Licht en schaduw hadden geen effect, en de wind bewoog de bomen niet."

Toen ze aan de buitenzijde van een bos kwamen, nabij de Temple de l'Amour, zagen ze een man zitten achter een tuinkiosk. Hij droeg een mantel en een grote, duistere hoed. Volgens Moberly was zijn verschijning "weerzinwekkend... zijn uitdrukking afschuwelijk. Zijn huid was donker en ruw." Jourdain merkte op "Dat de man zijn gezicht, getekend door pokken, langzaam draaide; zijn huid was erg donker. Zijn uitdrukking was slecht maar toch niet ziende, en hoewel ik niet het gevoel had dat hij specifiek naar ons keek, voelde ik een afkeer om hem voorbij te gaan." Later kwam een man omschreven als "lang... met grote donkere ogen, en helder krullend zwart haar met een sombrero" naar hen toe, die hen de weg naar de Kleine Trianon wees.

Nadat zij een brug overgestoken waren bereikten ze de tuinen voor het paleis. Daar zag Moberly een schetsende damee op het gras die naar hen keek. Later beschreef ze wat ze had gezien in detail: de dame droeg een lichte zomerjurk, op haar hoofd had ze een witte hoed, en ze had een grote bos blond haar. Moberly dacht eerst dat ze een toerist was, maar de kleding kwam ouderwets over. Later dacht Moberly dat de dame misschien Marie Antoinette is geweest. Jourdain heeft haar niet gezien.

Hierna werden ze naar de ingang geleid en voegden ze zich bij een groep andere bezoekers. Na een bezoek aan de woning dronken ze thee bij het Hotel des Reservoirs, waarna ze teruggingen naar Jourdains appartement.

Nasleep

Na Versailles verlaten te hebben hebben Jourdain en Moberly een week niet over het incident gepraat. Moberly schreef een brief over de reis aan haar zus, en toen ze bij het gedeelte over de middag bij Versailles kwam vroeg ze aan Jourdain of het misschien spookt in het Klein Trianon. Jourdain dacht van wel. Drie maanden later, in Oxford, vergeleken ze hun notities en besloten ze apart van elkaar een verslag te schrijven over wat er was gebeurd. Ook zouden ze de geschiedenis van de Trianon onderzoeken. Uit hun onderzoek bleek dat het Tuilerieënpaleis in Parijs op 10 augustus 1792, tijdens de Franse Revolutie, bestormd was. Hierbij zou de Zwitserse garde van de koning vermoord zijn en de monarchie zelf zes weken later afgeschaft.

Ze bezochten de tuinen van het Trianon nog enkele malen, maar waren niet in staat hun originele route te vinden. Verschillende herkenningspunten als de kiosk en de brug waren verdwenen, en het landgoed was bezaaid met mensen. Om dit te verklaren vroegen ze zich of ze misschien op een privé-feest waren gestuit, of een ander evenement dat op die dag geboekt zou zijn. Er bleek echter niets geboekt te zijn op die middag. Tijdens hun onderzoek dachten ze de man van de kiosk te herkennen als de graaf van Vaudreuil, een vriend van Marie Antoinette, die Moberly had beweerd te hebben gezien.

Overtuigd van het idee dat het spookte op het terrein publiceerden ze hun bevindingen in het boek An Adventure (1911), onder de pseudoniemen Elizabeth Morison en Frances Lamont. Het boek, met de bewering dat Marie Antoinette was gezien in 1901, zorgde voor veel sensatie. Veel critici namen het echter niet serieus vanwege de onwaarschijnlijkheden en tegenstrijdigheden die erin zouden staan. In een recensie van het boek in de Proceedings of the Society for Psychical Research werd gesuggereerd dat de vrouwen normale gebeurtenissen verkeerd hadden geïnterpreteerd. In 1903 werd een oude kaart van de Trianon tuinen gevonden waarop de brug stond waarvan de vrouwen hadden beweerd dat ze hem hadden overgestoken. Deze brug stond niet op enig andere kaart. De identiteit van de auteurs van An Adventure werd pas in 1931 bekend gemaakt.

Naar verluidt hebben beide vrouwen vóór en na hun avontuur meerdere paranormale ervaringen gehad. In één daarvan beweert Moberly dat ze in 1914 een verschijning van Romeins keizer Constantijn de Grote in het Louvre heeft gezien, een man van ongewone grootte met een gouden kroon en een toga; hij werd door anderen niet waargenomen. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd Jourdain ervan overtuigd dat een Duits spion zich schuilhield in de faculteit. Na steeds autocratischer gedrag te vertonen overlijdt ze plotseling in 1924 temidden van een academisch schandaal over haar leiderschap van de faculteit; haar gedrag leidde tot massale aftredingen van academisch personeel. Moberly overleed in 1937.

Van het verhaal werd in 1981 een televisiefilm gemaakt, Miss Morison's Ghosts.

Verklaringen

In zijn biografie van de aristocratische decadente Franse poëet Robert de Montesquieu uit 1965 stelt Philippe Jullian een andere, niet-bovennatuurlijke verklaring voor de gebeurtenis. Ten tijde van Moberly en Jourdains excursie naar Versailles woonde Montesquieu dichtbij en gaf naar verluidt feestjes op het terrein. Bij deze feestjes zouden zijn vrienden zich verkleden in ouderwetse kostuums en levende beelden spelen ter vermaak van zijn gasten. Volgens Jullian zouden Moberly en Jourdain per ongeluk op een repetitie kunnen zijn gestuit. De figuur van Marie Antoinette zou een crossdresser kunnen zijn geweest, en de man met de pokken zou Montesquieu zelf zijn.

In een bespreking van de geschiedenis van het Moberly-Jourdain-incident en de reactie daarop merkte Terry Castle skeptisch op dat er sprake zou kunnen zijn van een lesbische folie à deux die een gedeelde waan opwekt. Castle concludeert dat, als alle voorgestelde verklaringen zijn overwogen, er een kern van mysterie overblijft, zowel met betrekking tot de psychologische dynamiek van het paar als tot elk ander bovennatuurlijk aspect van het verhaal.

Michael Coleman bestudeerde het verhaal zorgvuldig, met name de twee gepubliceerde verklaringen van de dames, en zonder de Montesquieu-verklaring volledig te onderschrijven concludeerde hij dat de meer algemeen verkrijgbare teksten, zoals gepubliceerd in de versies van 1911 en later, aanzienlijk waren aangedikt na de beschreven gebeurtenis en nadat de dames hun onderzoek waren begonnen, terwijl de eerdere verslagen niet of nauwelijks verwezen naar een bovennatuurlijke ervaring. Hij zette ook vraagtekens bij de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de onderzoeken die daarop volgden, en wees erop dat slechts enkele of geen van hun informanten bij naam genoemd worden en dat de meeste literaire en historische referenties afkomstig zijn uit onbetrouwbare bronnen.