Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Lichaamsgerichte Psychologie

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Lichaamsgerichte Psychologische Behandeling

Overal waar psychologisch staat, kan ook psychotherapeutisch gelezen worden.

Onderstaand artikel pretendeert zeker niet volledig te zijn, aanvullingen zijn welkom.

Het belang van een lichaamsgerichte benadering bij psychologische behandelingen

We staan altijd via ons lichaam in contact met de buitenwereld

Al van jongs af aan is het lichaam de drager van het contact met de omgeving en de centrale regelplaats in het omgaan met emoties. Het is daarom vanzelfsprekend dat er een centrale rol zou moeten zijn voor het lichaam in een psychologische behandeling van emotionele problemen. Hoe vanzelfsprekend dit ook lijkt, dit is in de praktijk nauwelijks het geval. De aandacht voor de centrale rol van het lichaam in het contact met de omgeving is wel onderwerp in onderzoek en bespreking van de ontwikkeling van het jonge kind en ook in theoretische beschouwingen, maar wordt nog weinig geïntegreerd in psychologische behandelingen (vgl. Paragraaf 3: Historisch Perspectief).

In de ontwikkelingspsychologie wordt o.a. gewezen op het belang van lichamelijk contact tussen moeder en kind. De fysieke aanwezigheid van de moeder helpt om het kind een gevoel van rust te geven en ook om het kind om te leren gaan met emoties. Ook op latere leeftijd is de veilige, fysieke aanwezigheid van een belangrijke ander bevorderlijk voor het reguleren van het gevoel. Zo kan de troostende aanwezigheid van een partner die je hand vasthoudt, de lichamelijke sensaties van pijn en de stressreactie hierop, verminderen (Coan, Shaefer & Davidson, 2006). Een centrale rol hierbij is weggelegd voor oxytocine; een hormoon dat in de volksmond ook wel het ‘knuffelhormoon’ genoemd wordt. Dit is een hormoon dat van essentieel belang is in het emotioneel omgaan met anderen. Dit geldt ook voor de therapeutische situatie.

De ervaren veiligheid, vriendelijke en warme stem van de therapeut kan oxytocine doen vrijkomen in de mediale amygdala (die een centrale rol speelt in de verwerking van prikkels en de regulatie van angst) waardoor de amygdala tot rust kan worden gebracht (Hughes, 2012). Een langdurig overprikkeld 'alarmsysteem' heeft gevolgen voor de ontwikkeling van de hersenen en op volwassen leeftijd heeft het gevolgen voor de stressbestendigheid. Bij het omgaan met emoties heeft ieder mens een tolerantievenster ('window of tolerance'), een bandbreedte waarbinnen emoties en frustraties verdragen en gehanteerd kunnen worden. Iemand met een onveilige hechting of traumatische ervaringen heeft een hoog afgesteld alarmniveau en daardoor een smaller tolerantievenster (Ogden, Minton & Pain, 2006). Als de spanning of stress te hoog oploopt, worden prikkels te overweldigend om te integreren. De neocortex (die o.a. nodig is voor menselijk redeneren, abstract denken en taal) wordt dan tijdelijk onderdrukt. In deze situaties kunnen woorden letterlijk tekort schieten, terwijl het lichaam vaak allerlei signalen afgeeft. In psychologische behandelingen die gebruikmaken van een lichaamsgerichte benadering, is er aandacht voor de signalen die het lichaam afgeeft en de betekenis ervan.

Hechting

Het vermogen om emoties te reguleren en relaties te vormen, ontwikkelt zich in de kindertijd in interactie met de verzorgers (hechtingsfiguren). Onderzoek in de ontwikkelingspsychologie heeft aangetoond dat mensen bij de geboorte zijn voorgeprogrammeerd om zich met anderen te verbinden (Bowlby, 1988). In stressvolle of bedreigende situaties wordt zowel bij kinderen als bij volwassenen automatisch het 'hechtingssysteem' geactiveerd. Veel mensen reageren op zulke momenten met de natuurlijke en primaire strategie van het hechtingssysteem: fysieke nabijheid zoeken of mentale representaties oproepen van een hechtingsfiguur. Dit geeft een gevoel van veiligheid en emoties kunnen zo worden gereguleerd (Mikulincer & Shaver, 2007). Sommige mensen reageren in stressvolle situaties daarentegen met secundaire hechtingsstrategieën: hyperactivatie of deactivatie van het hechtingssysteem.

Hyperactivatie is het minimaliseren van afstand tot hechtingsfiguren en het uitlokken van hun steun door het vertonen van controlerend en aanklampend gedrag en het intensiveren van negatieve emoties en gedachten. Een kind ontwikkelt deze hechtingsstrategie als de hechtingsfiguur inconsistent beschikbaar en responsief was als het kind nabijheid en steun wenste (Cassidy, 1994). Het dienst als een copingstrategie om toch de aandacht van de inconsistente en onvoorspelbare hechtingsfiguur te trekken (Mikulincer & Shaver, 2007). Deactivatie van het hechtingssysteem is het vergroten van de afstand tot hechtingsfiguren, vermijden van afhankelijkheid en het streven naar zelfredzaamheid en controle. Een kind ontwikkelt deze hechtingsstrategie als bij het uiten van de behoefte aan steun en nabijheid de hechtingsfiguur consistent reageert met afwijzing of negeren. Hierdoor kan iemand uit zelfbescherming het belang van en de behoefte aan de hechtingsrelatie voor zichzelf gaan devalueren. Hoewel deze strategieën in het verleden zijn ontstaan om zich als kind aan te kunnen passen aan de situatie, kunnen ze op lange termijn in de volwassenheid zorgen voor interpersoonlijke emotionele problemen.

Als er sprake is van hechtingsproblematiek, kan de lichaamsgerichte benadering waardevol zijn. Het lichaam geeft vaak een expressie van de manier waarop iemand in de wereld staat en hoe men zich tot een ander verhoudt. Ron Kurtz (1977) is één van de eerste therapeuten die dit benoemd heeft (zie ook: Fuchs, 2012). Het lichaam is de drager van levenslange ervaringen. Ervaringen van koesteringen en plezier maar ook ervaringen van (lichamelijke en psychische) pijn, vernedering en schaamte. Deze pijnlijke ervaringen kunnen een eenmalig karakter hebben gehad, maar kunnen ook een lange geschiedenis in zich dragen. Verschillende lichaamsgerichte behandelvormen zijn aan te duiden die zich hier mee bezig houden (denk aan Sensorimotor psychotherapie, Gestalt therapie, Pesso therapie e.d.).

Mentaliseren en emotieregulatie

Mentaliseren en het kunnen reguleren van de emoties zijn bij mensen belangrijke voorwaarden om rust te brengen in het individu maar ook rust in de relaties met anderen. Het niet kunnen mentaliseren kan iemand beperken in het omgaan met emoties. De reflectie op eigen handelen en het handelen van anderen geeft rust en sturing op het gedrag en gevoel. Het vermogen tot mentaliseren is niet vanzelf gegeven; het is iets dat zich ontwikkelt in de relatie met vooral de eerste belangrijke anderen (meestal de moeder en de vader). In deze interactie leren baby’s en jonge kinderen wat ze voelen en ook hoe ze zichzelf kunnen reguleren. Het (lichamelijk) voelen van boosheid, verdriet, angst, plezier en schaamte in deze interactie voorzien van woorden en betekenis. Dit proces wordt ook wel lichaamsmentalisatie genoemd (Spaans, Veselka, Luyten, & Bühring, 2009). In een recent verschenen boek van Nelleke Nicolai (2016) wordt hier uitgebreid op ingegaan. Het in contact staan met je eigen lichaam en de lichamelijke reactie die gevoeld worden bij emoties helpt om emoties te kunnen hanteren.

Ook in de volwassenheid blijft het lichaam belangrijk voor mentaliseren. In veel omstandigheden zijn lichamelijke emotionele reacties sneller dan we kunnen representeren. De primaire reacties op gevaar in de vorm van vechten, vluchten, of bevriezen gaat via het limbisch systeem voorbij aan het bewust kunnen mentaliseren. Dat is ook goed; bedreigende situaties vereisen een snelle respons.

Koppeling aan de ontwikkelingpsychologie

De volgende twee theoretische benaderingen zijn van groot belang met betrekking tot de associatie tussen ontwikkelingspsychologie en lichaamsgericht werken (Marlock, & Weiss, 2006):

  • 1. De verschillende theorieën m.b.t de vorming van karakter en lichaamsstructuur

Vele stromingen binnen de lichaamsgerichte psychologie maken gebruik van een “Karakeranalyse”. Deze theorieën gaan ervan uit dat het kind op elke leeftijd (volgens sommige auteurs ook prenataal) bepaalde behoeften heeft. De reactie op deze behoeften van de omgeving vormt het karakter. Het karakter uit zich niet alleen door een bepaalde kijk op de wereld maar ook door de structuur van het lichaam. Voorbeelden zijn de mate van spierspanning (hyper- of hypotonie), symmetrie, lichaamshouding etc. (Marlock, & Weiss, 2006).

  • 2. De moderne “infancy studies”

De ontwikkeling van de hersenen hangt af van de individuele interacties van de baby met de omgeving (“experience dependent growth”, Schore, 2001). De moeder kind interactie gaat in eerste instantie voornamelijk uit van de rechter hersenhelft. De inhoud is minder belangrijk dan de manier waarop iets wordt gezegd/ de emotionele kwaliteit (Schore, 2001). Het kind (en de volwassene) kan zijn ervaringen uit de prenatale tijd en de eerste drie levensjaren niet bewust oproepen omdat het autobiografisch geheugen nog niet is ontwikkeld (Geuter, 2015). Toch zijn deze vroege ervaringen van groot belang voor het aangaan van interpersoonlijke relaties later in het leven. Hier wordt ervan uitgegaan dat deze vroege kennis over het aangaan van relaties wordt opgeslagen in het procedureel emotioneel geheugen. Soms wordt er ook van een “lichaamsgeheugen” gesproken (Geuter, 2015). De lichaamsgerichte psychologie gebruikt technieken om het lichaamsgeheugen aan te spreken. Op deze manier kunnen vroege ervaringen worden veranderd. Daardoor kan de lichaamsgerichte psychologie cliënt en helpen om op een andere manier relaties aan te gaan. cliënten kunnen bijvoorbeeld meer vertrouwen ontwikkelen in zichzelf, de wereld en de ander.

Overlevingssystemen binnen de lichaamsgerichte psychologie

Door onderzoek met FMRI zijn de bevindingen van Darwin bevestigd dat ons zenuwstelsel zowel voor als na de geboorte reageert op de omgeving. De aanmaak en afbraak van hersenverbindingen wordt bepaald door de interactie met de omgeving. Baby’s kunnen zichzelf nog niet goed beschermen tegen heftige negatieve emoties van anderen of negatieve gebeurtenissen. Ze hebben hun ouders nodig om hen gerust te stellen. Als de verzorger/ ouder om wat voor reden dan ook niet in staat is de baby, het kind gerust te stellen, zal het kind dit zelf moeten doen. Zo ontstaan overlevingsmechanismen. Onder andere Porges, Levine, Van der Kolk, van het Hart, Siegel, Ogden, etc. onderscheiden drie overlevingsmechanismen.

In de eerste plaats is de mens in staat door sociaal contact te zoeken (praten en reageren) mogelijk gevaar in te schatten en af te wenden. Als dit mechanisme succesvol is, blijven de stressniveaus binnen de normale waarden. Als dit niet lukt, omdat dit mechanisme op dat moment onmogelijk is of omdat iemand niet heeft geleerd dit mechanisme te gebruiken (zoals soms bij hechtingsproblematiek), schakelt ons zenuwstelsel over naar het tweede overlevingsmechanisme: vechten, vluchten en bevriezen. Er is sprake van verhoogde activiteit binnen ons systeem, denk aan een vluchtend hert. Als dit niet werkt of onmogelijk is, schakelt het zenuwstelsel naar het laatste en derde verdedigingsmechanisme: immobilisatie. Het lichaam wordt slap en ‘houdt zich dood’, om maar zo min mogelijk schade op te lopen, en mogelijk te overleven. Denk aan het slap worden van het hert om de schade te beperken en voor dood te liggen waardoor het misschien later nog kan vluchten.

Bij dieren herstelt het zenuwstelsel vanzelf nadat het gevaar is geweken. Bij de mens gaat dit anders. De lichamelijke reacties die geactiveerd zijn door de overlevingsmechanismen kunnen worden opgeslagen in het lichaam en daar blijven, op het moment dat verdediging wordt onderbroken. De verdediging blijft actief in het lichaam en kan geactiveerd worden door triggers die al dan niet meer met de oorspronkelijke ingrijpende gebeurtenis te maken hebben.

Ons lichaam herinnert zich alle gebeurtenissen, wij herinneren ons niet alles en het kan zijn dat er een trauma heeft plaatsgevonden voor het praten, dan zijn er ook geen woorden. Lichaamsgerichte psychologie maakt gebruik van het lichaam als ingang om de kernpijn met betrekking tot trauma en verdediging die niet af is of preverbaal trauma op te sporen en te verwerken.

De lichaamsgerichte psycholoog maakt gebruik van duaal bewustzijn (ervaren dat het trauma ‘toen’ was en niet in het nu gebeurt en dat je op dit moment veilig bent) houding, gedrag, negatieve gedachten, oude patronen, gevoel, de vijf zintuigen en sensaties om bij de kernproblematiek te komen. Technieken die gebruikt worden om de juiste informatie naar boven te krijgen zijn het navigeren tussen rechter en linkerhersenhelft, het 'online' houden van het 'sociale systeem' en duaal bewustzijn (ervaren dat het trauma ‘toen’ was en niet in het nu gebeurt en dat je op dit moment veilig bent), aansluiten bij en observeren van gebaren en impulsen tijdens het gesprek. Daarbij streeft de lichaamsgerichte psycholoog naar integratie van het lichaam, cognitie en gevoel. Als dit op de juiste manier gebeurt, kan de cliënt merken dat de houding verbetert in de zin van rechterop, soepeler, ontspanner, vrijer, ruimer. Dit bevordert zowel lichamelijke als geestelijke herstelprocessen.

Aanraken als interventie

Een lichaamsgericht werkend psycholoog beschikt over interventies die de cliënt via het lichaam laat ervaren wie hij is, hoe hij in de wereld staat en in relatie tot anderen. Er bestaat een breed spectrum van lichaamsgerichte psychologische interventies van verbaal de aandacht richten op gevoelens in het lichaam, meditatieoefeningen en bewegingsgerichte oefeningen tot het aanraken van de cliënt. Het tot stand brengen van een veilige hechting wordt wel genoemd als doel van aanraken tijdens een psychologische behandeling (Torraco, 1998). Mia Leijssen (2006) beschrijft een continuüm van verschillende aanrakingen. Rug, schouders en handen zijn voor veel mensen de meest acceptabele plekken om aangeraakt te worden. Aanrakingen met een seksueel karakter of in het genitaal gebied zijn binnen een therapeutische setting nooit acceptabel! Haptotherapie is de therapeutische richting waarin contact en aanraken centraal staan.

Uit literatuur komt eenduidig naar voren dat het bij therapeutische aanraking niet moet gaan om de vervulling van een behoefte (van cliënt of therapeut). De aanraking moet bijdragen aan een proces in de richting van ontwikkeling en onafhankelijkheid. Door middel van aanraking kunnen cliënten worden aangesproken op een pre-verbaal niveau. Wanneer de ontwikkeling van het gevoelsleven van een cliënt in deze pre-verbale fase gestagneerd is, is het vaak moeilijk (zo niet onmogelijk) om deze stagnatie op te heffen met louter verbale interventies. Vanuit de communicatie op pre-verbaal niveau kan een groei plaatsvinden naar verbale communicatie over voelen. Aanraken als therapeutische interventie is meestal af te raden bij cliënten met paranoïde gevoelens, vijandigheid of agressie. Vooral bij sterk rationaliserende cliënten lijkt aanraking aangewezen.

De plaats van het lichaam in verschillende therapievormen en -stromingen

Therapievorm of -stroming Plaats van het lichaam
ACT Derde generatie cognitieve gedragstherapie. Er worden mindfulnesstechnieken gebruikt zoals de ‘bodyscan’.
Biofeedback Gedachten/cognities worden gebruikt om fysieke responsen zelf te reguleren. Biofeedback en neurofeedback zouden een dienen als een brug tussen biologische en psychologische processen (Nichols 2015).
Cliëntgerichte psychotherapie ‘Focusing’ is een techniek uit de cliëntgerichte psychotherapie. Bij focussen breng je de aandacht naar binnen, naar het lijflijk ervaren van situaties, relaties, doelen, plannen of problemen. (http://www.focussen.info/index.php/focussen/toepassingsgebieden/psychotherapie).
Cognitieve gedragstherapie CGT gaat er vanuit dat gedachten, gevoelens en gedrag met elkaar verbonden zijn. De ervaring van pijn (of andere lichamelijke klachten) is niet alleen het gevolg van de ziekte, maar hangt ook af van andere factoren zoals overtuigingen en verwachtingen, angst, stress, ziektegedrag en sociale factoren (http://www.werkendlichaam.nl/10153/1/cognitieve-gedragstherapie.html).
  • Gedachten over lichamelijke klachten en/of gewaarwordingen worden in kaart gebracht en waar nodig gewijzigd (bv. bij hypochondrie, chronische pijn, chronische vermoeidheid, onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten, bekende lichamelijke klachten)
  • Exposure gericht op lichamelijke symptomen en/of situaties waarin angst is voor lichamelijke symptomen  (Folder VGCT ‘CGT bij het omgaan met lichamelijke klachten’)
  • Bij de COMET (Competitive Memory Training) methode, ontwikkeld door Kees Korrelboom wordt onder andere gewerkt met de lichaamshouding en de gelaatsuitdrukking.
EMDR EMDR kan worden gebruikt om vastgelopen verwerking van traumatische gebeurtenissen weer op gang te helpen. Bij EMDR wordt gebruik gemaakt van oogbewegingen of geluiden die afwisselend links en rechts worden aangeboden. Tijdens de procedure kan ook worden gevraagd naar lichamelijke sensaties die opkomen.
Experiëntiële psychotherapie Emotion Focused Therapy (EFT). Greenberg liet zich in hoge mate inspireren door de emotietheorieën. Emotie wordt gezien als de creatieve en organiserende kracht in het leven van een mens. De cliënt wordt gestimuleerd om bij zijn gevoelservaringen stil te staan. Dit kan leiden tot nieuwe inzichten, andere betekenisgeving en ander gedrag.
Mentalisation Based Treatment (MBT) Deze behandeling is gericht op het versterken van het vermogen om te mentaliseren: het begrijpen en verklaren van het gedrag van zichzelf en anderen vanuit achterliggende gevoelens, gedachten en motivatie. Cliënten wordt geleerd emoties te herkennen, ervaren en ermee om te gaan. MBT wordt bv. ingezet bij mensen met hechtingsproblematiek of Borderline persoonlijkheidsstoornis.
Mindfulness Based Cognitive Therapy (MBCT)/ Mindfulness Based Stress Reduction (MBSR) Er worden mindfulnesstechnieken gebruik waarbij de aandacht wordt gericht op gedachten, gevoelens en sensaties in het hier en nu zonder te oordelen over wat je gewaar wordt. Een veelgebruikte oefening is de ‘bodyscan’: het opmerken van sensaties in je lichaam in het hier en nu.
Progressieve Relaxatie Bij deze ontspanningsoefening, ontwikkeld door de Amerikaanse psycholoog Jacobson, leer je spanning in je spieren waar te nemen en vervolgens los te laten. Het is een algemene interventie die vaak gebruikt wordt in verschillende behandelingen.
Psychoanalyse/ psychoanalytische psychotherapie In psychoanalyse wordt geen lichaamswerk gedaan, men beperkt zich tot woorden. Maar het in de theorie centraal staande begrip ‘drift’ drukt uit dat het gaat om een psychische realiteit die verankerd is in het lichaam. De bekendste ontwikkelingsfasen in de psychoanalyse zijn rond een lichaamsdeel gecentreerd: orale, anale, genitale fase ((Psychoanalytisch Woordenboek, 2013).

De neuropsychoanalyse probeert een brug te slaan tussen de neurologie en psychoanalyse.

Historisch perspectief

Waarom het lichaam verdween uit de psychologische behandeling

Belangrijkste pijlers:

  • • De tijdsgeest van de vorige eeuw. Daarin kwam de gevestigde orde op losse schroeven te staan. Dit leidde tot veel maatschappelijke ontwikkelingen gericht op vrijheid en catharsis maar schermde ook kritiek en controle af.
  • • Meer dan bij andere therapieën werden lichaamsgerichte therapieën ontwikkeld door individuen die vervolgens op dogmatische wijze in de eigen theorie geloofden en niet open stonden voor discussie of aanpassing van theorie en methodiek.
  • • De scholing van lichaamsgerichte therapieën gebeurde niet uit boeken maar voornamelijk door praktijkervaring. Deze methode ging tegen de gangbare academische leer in en werd door universiteiten verworpen, waardoor het juist nog meer geprivatiseerd werd aangeboden. Hierdoor was er weinig zicht op validiteit en kwaliteit, bestonden protocollen niet of nauwelijks, bestond toetsing uit subjectieve oordelen en vond er geen selectie aan de poort plaats bij leerlingen.
  • • De technieken waarmee lichaamsgerichte therapieën werken, zijn niet inherent verkeerd maar wel vatbaarder voor misbruik dan bijvoorbeeld praten of pillen.

Gelukkig heeft er al een grote ommekeer plaatsgevonden in het praktiseren van lichaamsgerichte therapie. Sinds het eind van de jaren 90 zijn organisaties meer transparant geworden en hebben ze een bestuur en commissies. Scholing vindt op minder hiërarchische wijze plaats, er zijn protocollen beschikbaar en er vindt selectie plaats bij het aannemen van leerlingen. Er wordt gewerkt met ethische codes, klachtenprocedures en externe examinators. Trainingen blijven ervaringsgericht, maar wel met meer aandacht voor academische vaardigheden. Zowel in de UK als in andere Europese landen zijn lichaamsgerichte therapieën erkend en aangesloten bij de algemene verenigingen van psychologie. Dit heeft verder geleid tot ontwikkeling van standaarden en scholingscriteria.

Er blijft echter tot op de dag van vandaag een getroebleerde relatie bestaan tussen lichaamsgerichte therapieën en de academische wereld. Aan de ene kant kan het helpen om nog meer nadruk te leggen vanuit lichaamsgerichte therapieën op studies en protocollen, aan de andere kant valt het aan te bevelen dat er meer openheid komt ten opzichte van ervaringstechnieken. Er is sinds de jaren 90 veel aandacht besteed aan correcte omgangsvormen en aanrakingen binnen de lichaamsgerichte therapie. Ook door de brede toepassing van bijvoorbeeld fysiotherapie zien we dat het functioneel en afgestemd toepassen van aanrakingen geen bezwaar hoeft te zijn.

Stromingen binnen de lichaamsgerichte therapie

Geuter (2015) doet een voorstel om verschillende grote stromingen binnen de lichaamsgerichte psychotherapie te verdelen naar het accent dat in die benadering gelegd wordt op de waarneming, het affect of de relatie. Hij komt met de volgende indeling:

School Oriëntatie, techniek Lichaamsbeeld
Waarnemingsgeorienteerd:

Concentratieve Bewegingstherapie (Stolze), functionele ontspanning (Fuchs), Body-Mind Centering (Cohen), Integratieve Bewegingstherapie (Petzold), Focusing (Gendlin)

- CB: Waarneming, ervaren van de buitenwereld en binnenwereld ; invoelende toegang tot zichzelf

- FO: Zelfwaarneming in het los laten en uitademen;

- IBT: Werken met waarneming, houding, adem, beweging

Zich bewegend en zich verkennend lichaam
Affect georiënteerd / Neo Reichiaans:

Bio energetica (Lowen), Biodynamische therapie (Boysen), Biosynthese (Boadella), Core-Energetics (Pierrakos), Organismische Psychotherapie (Brown), Orgontherapie (Baker)

- Bio energetica : Mobilisatie van de expressie “charging”, los maken van blokkades in de spieren door het innemen van stress posities

- Biodynamische therapie : Massages, vegetatieve vertering van emotie resten, spreken in verbinding met het lichaam

Het lichaam is expressief en energetisch; lichaam als middel en plaats van verdringing, expressie en van regulatie van affecten
Relatiegericht:

Analytische lichaamsgerichte psychotherapie (Moser, Heisterkamp, Geißler), Pesso-Boyden-System-Psychomotor (Pesso)

Bewust maken van de latente betekenis van de lichaamstaal in de overdracht: Bewust maken en transformeren van vroegkinderlijke hechtingspatronen door middel van een lichaamelijke dialoog Het lichaam is in dialoog en aanraking tijdens de overdracht
Bewegingsgericht:

Danstherapie (Espenak, Chace, Whitehouse, Schoop)

Beleven in beweging, expressie van het onbewuste in de beweging; Via beweging gedragsrepertoire verbreden Lichaam is in beweging, expressief en lerend

Hoewel het voordeel van bovenstaand schema is dat er ordening komt in de veelheid aan stromingen in de lichaamsgerichte therapie, het nadeel is dat verschillende benaderingen geforceerd op een plek neergezet worden wat bijvoorbeeld leidt tot constatering van het feit dat PMT, focusing, Sensorimotorpsychotherapie en somatic experiencing moeilijk in te delen zijn. Zij zetten allemaal in op meerdere van de bovengenoemde dimensies.

Opleidingen

De diversiteit binnen het werkveld van Lichaamsgericht Werkende Psychologen heeft ervoor gezorgd dat er een groot aanbod is aan lichaamsgerichte postacademische opleidingen. Deze opleidingen zijn doorgaans te volgen na afronding van een universitaire studie Psychologie of een HBO master Psychologie. Lichaamsgerichte Post-HBO opleidingen duren doorgaans 4 jaar.

Als GZ-psycholoog is het mogelijk om opgenomen te worden in het register van Lichaamsgericht Werkende Psycholoog bij het NIP na het voltooien van sommige van deze opleidingen. Het NIP houdt bij welke van deze opleidingen een registratie mogelijk maken (registraties@psynip.nl).

  • - Lichaamsgerichte Psychologie, postmaster opleidingsroute i.s.m. NIP LWP (www.rino.nl/045)
  • - Pessotherapie (RINO Noord Holland www.rino.nl/cursus/pesso-therapie)
  • - Sensorimotor Psychotherapie Institute (www.sensorimotorpsychotherapy.org)
  • - Stichting Opleidingen Bio-energetische Analyse (www.bioenergetischeanalyse.nl)
  • - Bodymind opleiding www.bodymindopleiding.nl

De European Association for Body Psychotherapy (EABP) houdt bij welke trainingsinstituten in Europa bevoegd zijn om opleidingen in de richting van Lichaamsgerichte Psychotherapie te geven.

Daarnaast zijn er op een aantal universiteiten in Europa programma’s te volgen die gericht zijn op Lichaamsgerichte Psychologie (zie o.a. www.eabp.org ).

Referenties en voetnoten

Bowlby, J. (1988, reprint edition). Attachment, communication, and the therapeutic process. In J. Bowlby (Red.), A secure base: Parent-child attachment and healthy human development (blz. 137-157). New York: Basic Books

Cassidy, J. (1994). Emotion regulation: Influences of attachment relationships. Monographs of the society for research in child development, 59, 228-249.

Coan, J. A., Schaefer, H. S., & Davidson, R. J. (2006). Lending a hand: Social regulation of the neural response to threat. Psychological science, 17, 1032-1039.

Fuchs, T. (2012). The phenomenology of body memory. In S. Koch, T. Fuchs, M. Summa, & C. Müller (Reds.), Body memory, metaphor and movement (blz. 9-22). Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Publishing Company.

Geuter, U. (2015). Körperpsychotherapie: Grundriss einer Theorie für die klinische Praxis. Heidelberg, Duitsland: Springer.

Hughes, V. (2012). The roots of resilience. Nature, 490, 165-167.

Kurtz, R., & Prestera, H. (1977). The body reveals: An Illustrated Guide to the Psychology of the Body. New York: Joanna Cotler Books/Harper Collins.

Leijssen, M. (2006). Validation of the body in psychotherapy. Journal of Humanistic Psychology, 46, 126-146.

Lichaam. (2013). In Psychoanalytisch Woordenboek. Geraadpleegd van https://www.psychoanalytischwoordenboek.nl/lemmas/lichaam/

Marlock, G., & Weiss, H. (2006). Handbuch der Körperpsychotherapie. Stuttgart, Duitsland: Schattauer

Mikulincer, M., & Shaver, P. R. (2007). Attachment in adulthood: Structure, dynamics, and change. New York: Guilford Press.

Nichols, L. (2015). The use of mind-body practices in counseling: A grounded theory study. Journal of Mental Health Counseling, 37, 28-46.

Nicolai, N. J. (2016). Emotieregulatie als basis van het menselijk bestaan. Haarlem, Nederland: Springer.

Ogden, P., Minton, K., & Pain, C. (2006). Trauma and the body: A sensorimotor approach to psychotherapy. New York: W. W. Norton & Company

Schore, A. N. (2001). Effects of a secure attachment relationship on right brain development, affect regulation, and infant mental health. Infant Mental Health Journal, 22, 7-66.

Spaans, J. A., Veselka, L., Luyten, P., & Bühring, M. E. F. (2009). Lichamelijke aspecten van mentalisatie: Therapeutische focus bij ernstige onverklaarde lichamelijke klachten. Tijdschrift voor Psychiatrie, 51, 239-248.

Torraco, P. (1998). Jean's legacy: On the use of physical touch in long-term psychotherapy. In E. W. L. Smith, P. R. Clance, & S. Imes (Eds.), Touch in psychotherapy: Theory, research, and practice (blz. 220-237). New York: Guilford Press.

rel=nofollow