Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

John Donne

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Schilderij van John Donne als jongeman, ca. 1595, onbekende kunstenaar

John Donne was een Engels toonaangevend metafysisch dichter en predikant van Saint Paul’s Cathedral. Hij leefde van ongeveer 1572 tot 31 maart 1631. Zijn poëtisch werk omvatte liefdesgedichten, satires en religieuze verzen. Zowel zijn poëzie als zijn preken getuigen van een krachtig en vindingrijk intellect.

Leven

Donne werd einde 1571 of in de eerste helft van 1572 geboren in Londen. Zijn familie was rooms-katholiek en werd om die reden gediscrimineerd en juridisch benadeeld. Zijn vader was een vooraanstaand lid van een van de Londense gilden – the Ironmongers Company – maar stierf al in 1576. Zijn moeder Elizabeth was de dochter van een toneelschrijver, John Heywood, de zus van een jezuïet, en een grootnicht van de katholieke martelaar Thomas More. Al snel na de dood van haar man trouwde Elizabeth met een rijke dokter, John Syminges. Binnen een paar jaar overleden drie van de jongere broers en zussen van Donne. Toen hij elf jaar was, ging Donne naar de universiteit van Oxford: katholieke kinderen gingen vaak op zeer jonge leeftijd naar de universiteit omdat dit sommige juridische belemmeringen omzeilde waar katholieken mee te maken kregen. Hij verliet de universiteit zonder een diploma, omdat hij geweigerd zou hebben om de Oath of Supremacy te zweren die een erkenning inhield dat Elizabeth I het hoofd was van de kerk. Mogelijk ging hij naar de universiteit van Cambridge, vervolgens trok hij naar het buitenland. In 1592 was hij in Lincoln’s Inn, een van de Inns of Court in Londen, om daar rechten te studeren. Het jaar daarop werd zijn broer Henry gearresteerd wegens het onderdak verlenen aan de katholieke priester William Harrington. Henry overleed in de gevangenis van Newgate aan de builenpest. Na deze ingrijpende ervaring begon Donne de katholieke en protestantse theologie te vergelijken en neigde naar het scepticisme.

In 1596 en 1597 nam hij deel aan expedities tegen de Spanjaarden, toentertijd de belangrijkste katholieke macht. Bij zijn terugkeer werd hij benoemd tot secretaris van een senior minister, Sir Thomas Egerton, 'Hoeder van het Grote Zegel'. Hij bevond zich nu in het centrum van de macht. In deze periode kreeg hij ook een reputatie als rokkenjager. Hij ontmoette en werd verliefd op Egertons nichtje, Anne More, en, tegen de wil van haar familie, trouwden ze in het geheim in 1601. Dit wekte de toorn op van Egerton, en Donnes succesvolle carrière kwam tot een einde. Omwille van dat huwelijk werd Donne korte tijd zelfs gevangengezet. Izaak Walton, die een leven van Donne schreef, zegt dat Donne grapte: „John Donne, Anne Donne, undone.”

Verarmd woonde hij nu in een huis dat Sir Francis Wooley, een van de neven van zijn vrouw in Surrey, hun had bezorgd en trachtte zo goed als mogelijk te overleven met een inkomen uit de rechtspraktijk. Zijn financiële positie werd er zeker niet beter op door het aantal kinderen dat het koppel kreeg. Verschillende ervan werden doodgeboren, en een aantal stierf in de vroege kindertijd. In 1602 werd Donne lid van het Parlement. Voor zijn inkomen was hij nog steeds afhankelijk van giften van zijn rijke vrienden en hij schreef ook gedichten op bestelling. Gedurende enkele jaren trachtte hij een regeringsjob te versieren maar dat lukte niet. Koning Jacobus I was onder de indruk van een aantal van zijn anti-katholieke geschriften en spoorde hem aan om zich tot de Anglicaanse kerk te bekeren (wat zijn carrièrevooruitzichten aanzienlijk zou verbeteren), maar Donne beef aarzelen. Het gezin verhuisde naar Londen, en ondanks al zijn inspanningen slaagde Donne er niet in om een hoge seculiere post te krijgen.

Uiteindelijk trad Donne dan toch toe tot de Anglicaanse Kerk en werd in 1615 benoemd tot koninklijk kapelaan. Hij kreeg al snel een sterke reputatie voor zijn preken. Het was in die tijd een gezegde dat wanneer de preek het petje van de luisteraars niet te boven gaat, zij ontgoocheld zijn. Donne hield zich daaraan en hield geleerd klinkende preken vol verwijzingen naar de kerkvaders. Hij legde veel nadruk op het innerlijke en sprak vaak over zijn leven als zondaar en de vergiffenis door Gods genade. Dit raakte een gevoelige snaar bij de toehoorders.

In 1616 werd hij benoemd tot lector in Divinity in Lincoln’s Inn. Financieel had hij eindelijk zekerheid verworven. In 1617 overleed echter zijn geliefde vrouw Anne na de geboorte van een doodgeboren kind. Izaak Walton zegt dat Donne daarvan emotioneel nooit meer helemaal herstelde.

In 1619 reisde Donne op het Europese vasteland als kapelaan van burggraaf Doncaster, die Jacobus I had uitgestuurd om te proberen vrede te stichten tussen de protestanten van Bohemen en de katholieke Duitse keizer. Na zijn terugkeer in Engeland in 1620 werd Donne op 22 november deken van St. Paul’s, een goedbetaalde positie die hij bekleedde tot aan zijn dood. In 1623 had hij een bijna fatale ziekte. In 1624 werd hij vicaris van St. Duinstan-in-the West in Londen, en het volgende jaar werd hij benoemd tot kapelaan van Karel I. Hij had nu een groot inkomen. John Donne stierf in 1631, mogelijk aan maagkanker, en werd begraven in de St Paul’s Cathedral in Londen.

Metafysische poëzie

Zie Metaphysical poets voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

John Donne wordt tegenwoordig erkend als de belangrijkste vertegenwoordiger van een groep dichters die metafysische poëzie schreven. De benaming is een beetje een miskleun, want er is in de 17e eeuw nooit zoiets geweest als een georganiseerde groep die zichzelf de metafysische dichters noemde. De term is afkomstig van John Dryden en Samuel Johnson. Donnes invloed was wel voelbaar in het werk van dichters als Andrew Marvell, Richard Crashaw, Henry Vaughan Robert Herrick, Abraham Cowley en George Herbert. Typisch aan deze stijl zijn onder meer: ongewone rijmschema's, dubbelzinnigheid, verrassende en soms bizarre metaforen en ’conceits’ (vondsten die je als lezer op één been zetten). Zo vergelijkt hij in één van zijn gedichten de liefde met een vleesetende vis en in een ander gedicht verzoekt hij God om hem te zuiveren door hem te onteren (to rape).

Donne was een man van contradicties. Als vooraanstaand lid van de Anglicaanse Kerk toonde hij een diepe spiritualiteit die zich heel zijn leven in zijn geschriften manifesteerde. Maar als man toonde John Donne een vleselijke lust voor het leven, ongewone sensatiezucht en drang naar gevaar en avontuur. Hij is beide: een groot religieus én een erotisch getinte dichter, en als geen ander wist hij spiritualiteit en fysieke zinnelijkheid te verenigen in zijn poëzie.

Teksten

In tegenstelling tot zijn vriend en tijdgenoot Ben Jonson, die zelf nauwgezet toezag op de druk van zijn werken (Workes, 1616), vermeed Donne zo veel mogelijk om zijn werk te laten drukken. In een brief uit 1609 aan Henry Goodyer schrijft hij dat hij „a graver course then a Poet” nastreefde. De weinige gedrukte werken die er van hem verschenen zijn er gekomen op vraag van zijn vrienden. Zij waren altijd de eersten aan wie hij zijn gedichten liet lezen en Donnes faam als dichter begon in dit kleine circuit van enthousiaste lezers. Het gevolg van zijn weigerachtige houding om zijn werk te laten drukken is dat gedurende zijn leven alleen de Anniversaries over de dood van Elizabeth Drury in druk verschenen, en de erbij horende Funerall Elegie (1611 en 1612). Waarschijnlijk was de opdrachtgever Elizabeths vader Robert Drury die toen optrad als Donnes beschermheer. Zelfs dan vermeed Donne om zijn naam op het titelblad te laten zetten, want dit was een praktijk die niet strookte met zijn idee van een gentleman. Voor de rest van zijn leven zouden van zijn gedichten slechts in handgeschreven exemplaren circuleren.

Van zijn prozawerk liet Donne toe dat er negen gedrukt werden; zes ervan waren preken. Van die negen werken waren er slechts zeven waarvan hij toestond dat zijn naam op het titelblad werd gezet. Hiertoe behoorden Devotions upon Emergent Occasions uit 1624 en de zes preken (sermons) die in kleine oplage apart werden gepubliceerd tussen 1622 en 1627. Verder werden nog twee anonieme werken gedrukt: Pseudo-Martyr in 1610 en Ignatius his Conclave in zowel een Latijnse als Engelse uitgave (1611). Donne bleef voortdurend op zijn hoede om niet versleten te worden voor een professioneel schrijver, hoewel het maken van gedichten wel als een passende bezigheid voor een gentleman werd beschouwd. Bovenal wilde hij echter bewonderd en geëerd worden voor zijn gravitas, een ernstige en waardige houding die paste bij een heer van zijn stand. Mogelijk zouden vooral zijn erotische gedichten toen inderdaad als aanstootgevend ervaren zijn, evenals de politieke en theologische kwesties die hij erin verwerkte. Donne moest immers vooral bij zijn beschermheren en opdrachtgevers een goede indruk maken. Toch zou zijn werk via manuscripten zelfs doordringen tot in de kringen van het koninklijke hof.

Betwiste geschriften

Een groot nadeel van verspreiding via manuscripten tegenover gedrukte werken is uiteraard de kans dat het origineel door voortdurend kopiëren wordt veranderd. Daar moet dan nog aan worden toegevoegd dat tijdens John Donnes leven al een aantal geschriften opdoken die weliswaar zijn naam droegen, maar volgens huidige onderzoekers niet door hem geschreven waren. Vooral in de periode dat Donne als ’Dr. Donne’ en deken van St. Paul maatschappelijk aanzien had verworven deden veel van dergelijke manuscripten de ronde. Zo wordt het auteurschap van onder meer volgende werken die zijn naam dragen betwist:

  • Julia, een satirisch gedicht, en Tale of a Citizen and his Wife, beiden uit de tweede editie van Donnes Poems (1635).
  • Enkele van de Paradoxes (1652) worden door onder meer onderzoeker Helen Peters als vermoedelijk niet authentiek beschouwd.

Een ander probleem dat opduikt bij het samenstellen van de werken van Donne is het bepalen van de chronologie en de volgorde van deze werken. Zo wijken de verschillende manuscripten van zijn Holy Sonnets onderling nogal af in de manier waarop zij de sonnetten nummeren of in de reeksen waarin zij de sonnetten plaatsen. Van de 17e tot de 20e eeuw werd gewoonlijk de volgorde overgenomen van de Holy Sonnets die de uitgever van de editie van 1635 (een revisie van die van 1633) had bepaald. In onze tijd bestaat er echter weer interesse voor de vroegste manuscripten.

Ook bij Donnes ’Elegieën(Elegies) heeft onderzoek uitgewezen dat althans bij enkele Elegies aanstootgevende verzen in verschillende versies circuleren. Een voorbeeld hiervan is het bekende verleidingsgedicht To His Mistress Going to Bed, waarin de dichter zijn geliefde aanport om zich te ontkleden en zich seksueel aan hem over te geven. De uitgever van de in 1633 verschenen versie van de Poems had het uit vrees voor schandaal zelfs niet opgenomen in de bundel, en het was pas in 1669 dat een waarschijnlijk ’gekuiste’ versie werd gepubliceerd.

Bibliografie

Poëzie

  • Poems (1633)
  • Poems on Several Occasions (2001)
  • Love Poems (1905)
  • John Donne: Divine Poems, Sermons, Devotions and Prayers (1990)
  • The Complete English Poems (1991)
  • John Donne's Poetry (1991)
  • John Donne: The Major Works (2000)
  • The Complete Poetry and Selected Prose of John Donne (2001)

Proza

  • Six Sermons (1634)
  • Fifty Sermons (1649)
  • Paradoxes, Problemes, Essayes, Characters (1652)
  • Essayes in Divinity (1651)
  • Sermons Never Before Published (1661)
  • John Donne’s 1622 Gunpowder Plot Sermon (1996)
  • Devotions Upon Emergent Occasions and Death’s Duel (1999; eerste publicatie 1624)

Moderne referenties

  • in de film The Exorcist III citeert een personage uit één van Donnes gedichten.

Zie ook

  • The Flea, een bekend gedicht van John Donne

Externe links

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen

  • The Cambridge Companion to John Donne, Cambridge University Press 2006, ISBN 978-0-521-54003-2
  • John Donne's Poetry, A Norton Critical Edition, Uitg. W.W. Norton 2007, ISBN 978-0-393-92648-4
  • The Cambridge Companion to English Poetry - Donne to Marvell, edited by Thomas N. Corns, Cambridge University Press 1993, ISBN 0-521-42309-0

Voetnoten

rel=nofollow
rel=nofollow

Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met John Donne op Wikimedia Commons.

rel=nofollow
 
rel=nofollow