Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie en digitaal erfgoed, wenst u prettige feestdagen en een gelukkig 2025

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Irisdiagnostiek

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Irisdiagnostiek {iridologie of iriscopie) is een alternatieve geneeskundige diagnosemethode, die ervan uitgaat dat ziekten kunnen worden vastgesteld door een analyse van de weefselstructuren van de iris. De methode kon noch empirisch bewezen, noch theoretisch onderbouwd worden. Vanuit het standpunt van de gebruikers ervan kan iridologie meestal niet als enig diagnostisch instrument worden gebruikt en wordt zij dus meestal aangevuld met andere procedures. De methode zou met name vooral dienen om een fundamentele aanleg vast te stellen, die zou kunnen wijzen op mogelijke zwakke punten in het organisme.

Irisdiagnostiek mag niet worden verward met irisherkenning, die, vergelijkbaar met vingerafdrukken, wordt gebruikt voor persoonsidentificatie en gebruikmaakt van het feit dat de structuur van de iris voor elke persoon verschillend is.

Geschiedenis

Pogingen om veranderingen in het oog waar te nemen en deze in verband te brengen met veranderingen in het menselijk lichaam zouden reeds dateren uit de tijd van de vroege Chaldeeën. De eerste volkeren die de iris voor diagnostische doeleinden gebruikten, lieten hierover bewijsmateriaal achter in grotten van Klein-Azië: schetsen van de iris, waarmee ze het organisme in verband brachten. 3000 jaar geleden beoefende men in India en China de herkenning van ziekten door observatie van de ogen. Men bekeek niet alleen de iris, maar ook de toestand van de oogleden in de sclera (wit van het oog) en de pupil van het oog. Er zijn vergelijkbare verwijzingen gevonden in zowel de school van Hippocrates als in Philokrates. Aristoteles (384-322 v. Chr.) schreef: „De ogen van alle pasgeborenen zijn bleek”. Professor G. Tsigemager van de Universiteit van München zei hierover in een artikel over Irisbeeld en temperament in Die Heilkunst, uitgave 10/1951: „Dit geldt zeker voor het Europese gebied, met individuele uitzonderingen.”

In de tijd van farao Toetanchamon gebruikten ook Egyptische artsen iriscopie. De Egyptische magiër-genezer El Kaksu verheerlijkte de iriscopie en via zijn toedoen werd deze bekend van Egypte tot Babylon, Tibet en Indochina. Bij grafopgravingen in Gizeh werden twee 50 meter lange papyri gevonden van El Kaksu, waarin hij zijn diagnosemethode uiteenzette.

De eerste expliciete beschrijving van principes van de irisdiagnostiek is te vinden in Chiromatica Medica, dat gepubliceerd werd in 1665 en herdrukt in 1670 en 1691 door Philippus Meyens (Philip Meyen von Coburg). Niet lang daarna, in 1695, werden de artikelen van Johann Eltzholtz gepubliceerd, en bijna een eeuw later, in 1786, publiceerde Christian Haertels in Göttingen een verhandeling getiteld De oculo et signo.

Het Duitse woord woord Augendiagnostik (’oogdiagnose’) duikt op in teksten van de 19e-eeuwse Hongaarse homeopathische arts Ignaz von Peczely. Hij structureerde de iridologie als discipline en wordt beschouwd als de ’vader’ van de hedendaagse iridologie. Von Peczely publiceerde zijn eerste controversiële werk in 1880: Entdeckungen auf dem Gebiete der Natur- und der Heilkunde. Die chronischen Krankheiten. 1. Heft: Anleitung zum Studium der Diagnose aus den Augen. Op elfjarige leeftijd probeerde hij een uil te bevrijden die in een boom in de achtertuin vastzat. Hierbij brak hij per ongeluk een poot van de uil. Hij bemerkte dat in het onderste deel van de iris van de uil een streep was ontstaan. Hij verbond de poot van de uil, verzorgde hem en liet hem vrij. De uil bleef echter in de buurt en later zag von Peczely witte en kromme lijnen in het deel van de iris waar de donkere streep had gezeten. Op basis van deze ervaring wou men de geboorte van de iriscopie rond het jaar 1861 kunnen plaatsen.

Een tweede grondlegger van de hedendaagse irisdiagnostiek was Nils Liljequist uit Zweden. Als veertienjarige werd hij ingeënt maar werd ziek met vergroting van de lymfeklieren in de hals, hoesten, malaria, griep en pijnen in de ledematen. Hij werd behandeld met medicijnen op basis van jodium en kreeg uiteindelijk kinine voorgeschreven. In de loop der jaren zag hij zijn irissen steeds meer veranderen en in 1871 publiceerde hij een artikel getiteld: Kinine en jodium veranderen de kleur van de iris; vroeger had ik blauwe ogen, nu zijn ze groenig met roodachtige vlekken. In 1864 brak hij twee ribben en merkte de veranderingen in zijn iris op. In 1893 publiceerde hij een atlas met de naam ‘Om Oegendiagnosen (Over ogendiagnose), met 258 zwart-wittekeningen en 12 kleurenillustraties van de iris.

De Duitse dominee Emanuel Felke ontwikkelde begin 1900 een vorm van homeopathie voor de behandeling van specifieke ziekten en beschreef nieuwe irisverschijnselen. Hij moest echter lange en bittere rechtszaken ondergaan. Het Felke-Instituut in Gerlingen, Duitsland, werd opgericht als toonaangevend centrum voor iridologisch onderzoek en opleiding.

In Amerika vond veel onderzoek zijn oorsprong in het werk van dr. Henry Edward Lane en zijn student, dr. Henry Lindlahr. Dr. Lane voerde het meeste van zijn onderzoek over correlaties van de irismarkeringen uit rond chirurgische ingrepen en autopsies in het Kosmos Sanitarian in Evanston, Illinois. Zijn boek Iridology – The Diagnosis from the Eye werd gepubliceerd in 1904. Hij stelde daarin dat duizenden gevallen onderzocht werden voordat slechts één markering als bevestigd kon worden beschouwd.

Dr. J. Haskel Kritzer legde zijn levenslange onderzoek naar irisdiagnose vast in zijn boek Iridiagnosis. Zijn werk zette Bernard Jensen, een student van dr. Lindlahr, aan tot verder onderzoek en de ontwikkeling van een bijgewerkte Iris Chart met dr. John R. Arnold, oprichter van de ’World Iridology Fellowship’. Dr. Arnold was de belangrijkste initiatiefnemer om de term ’iridiagnose’ te veranderen in ’irisanalyse’, wat beter weergeeft dat het een middel is om ’innerlijke condities’ te analyseren in plaats van specifieke ziekten.

Binnen de irisdiagnostiek bestaan nog steeds zeer verschillende benaderingen en ontwikkelingen. Er zijn geen eensluidende basisprincipes of onderbouwingen die door alle richtingen aanvaard worden.

Theoretische basis

Iridologen beroepen zich onder andere op een studie uit 1954 van de anatoom Walter Lang aan de Universiteit van Heidelberg.[1] Lang beschouwde het als bewezen dat banen vanuit het hele lichaam via het ruggenmerg en de thalamus naar de iris voeren. In de iris zouden alle reflexzonen van het lichaam in segmenten geordend terug te vinden zijn. Er wordt ook vaak een boek vermeld van de huisarts Franz Vida uit Karlsruhe en de alternatieve behandelaar (Heilpraktiker) Josef Deck, eveneens uit 1954,[2] Zij stelden dat zij bij 640 proefpersonen 74 procent overeenstemming vonden tussen irisdiagnose en orgaanziekten.

Wetenschappelijk

Irisdiagnostiek is populair: in de Verenigde Staten zijn er meer dan 1000 gelicentieerde naturopaten die irisdiagnostiek gebruiken; in Duitsland maken 80% van de alternatieve behandelaars (Heilpraktiker) er gebruik van.[3] Er is daarom ook wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de geldigheid ervan. Er werden vier casuscontroleonderzoeken uitgevoerd. Uit de meeste van deze onderzoeken blijkt niet dat iridologie als diagnostische methode geldig is. De geldigheid van iridologie als diagnostisch instrument wordt dus niet ondersteund door wetenschappelijke evaluaties. Patiënten en therapeuten moeten worden afgeraden deze methode te gebruiken.[3]

Volgens bovenvermelde studie door Walter Lang uit 1954 had irisdiagnose een hoge nauwkeurigheid, maar deze studie werd niet volgens wetenschappelijke criteria uitgevoerd en is dus niet bruikbaar.[4]

In een studie uit Duitsland in 1957 werden meer dan 4000 irisfoto’s gemaakt van meer dan 1000 mensen. De studie concludeerde dat iridologie niet bruikbaar was als diagnostisch hulpmiddel.[5]

Drie iridologen, onder wie de befaamde Bernard Jensen, slaagden er in 1979 niet in om op foto’s van 143 van de irissen van 143 patiënten vast te stellen wie van hen nierproblemen hadden. 24 patiënten hadden een ernstige nierziekte; 24 hadden een matige nierziekte en de 95 anderen hadden een normale nierfunctie. Eén iridoloog besloot bijvoorbeeld dat 88% van de normale patiënten een nierziekte had, terwijl een andere concludeerde dat 74% van de patiënten die in werkelijkheid een kunstmatige nierbehandeling nodig hadden, een gezonde nierfunctie had.[6][7]

Verwijzingen

rel=nofollow
rel=nofollow