Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:O/Word and Object

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Word and Object is het bekendste boek van Willard Van Orman Quine. Het boek is gedrukt in 1960 en opgedragen aan "teacher and friend" Rudolf Carnap, vertegenwoordiger van het logisch positivisme. Het voorwoord en de inleiding van de nieuwe editie zijn geschreven door Patricia Churchland en Dagfinn Føllesdal.

Willard Van Orman Quine (1908-2000) was een invloedrijke Amerikaanse filosoof en logicus uit de 20e eeuw.

Samenvatting

Vertaling en betekenis[1]

In het tweede hoofdstuk van het boek, "Translation and Meaning", introduceert Quine de onbepaaldheid van vertaling (Indeterminacy of translation). Deze stelling gaat gepaard met de ondoorgrondelijkheid van verwijzing (Indeterminacy of reference) en de onderbepaaldheid van theorieën (Underdetermination of scientific theory).[2]

Radicale vertaling

Quine wil in het betreffende hoofdstuk vaststellen in hoeverre taal geanalyseerd kan worden aan de hand van empirische bepalingen.[3] Hoofdzakelijk onderzoekt hij in welke mate betekenis van zinnen en woorden in empirische termen gedefinieerd kan worden. Quine stelt dat we betekenis intuïtief begrijpen als datgene wat een zin deelt met zijn vertaling. Daarom stelt hij een gedachte-experiment op van radicale vertaling, waarbij er wordt gekeken in hoeverre de betekenis van taal kan worden achterhaald, door middel van vertaling op basis van enkel empirische data. In het gedachte-experiment analyseert Quine hoe een linguïst op puur empirische gronden, niet geholpen door culturele of talige overeenkomsten, een "woordenboek" van een tot nog toe onbekende "jungle-taal" opstelt. De linguïst kan zijn vertalingen alleen baseren op geobserveerd verbaal gedrag bij de sprekers van de jungle-taal in combinatie met de stimuli die aanzetten tot dat gedrag.[4]
Het opstellen van het woordenboek zou volgens Quine als volgt kunnen beginnen. Een konijn rent voorbij waarop de spreker van de jungle-taal "Gavagai!" roept. De linguïst correleert deze uitgesproken zin met stimuli uit de omgeving en stelt vast dat "Gavagai!" zoiets zou kunnen betekenen als: "Kijk een konijn!" of "Konijn!". Dit is echter slechts een hypothese die hij test door in verschillende situaties "Gavagai?" te vragen. Vervolgens bevestigt of ontkent de spreker van de jungle-taal deze zin. Wanneer de stimuli die bij de spreker van de jungle-taal instemming met of ontkenning van "Gavagai!" zouden veroorzaken, dezelfde zijn als die voor de linguïst in het geval van "Konijn!", concludeert hij dat dit de juiste vertaling is. De stimuli die de uitspraak van deze beide zinnen veroorzaakt is dus gelijk. De zinnen hebben in dit geval volgens Quine gelijke stimulus-betekenis.[5]
Hieruit volgt dat voor zinnen die nauw verband houden met stimuli uit de omgeving, zoals "Gavagai!" of "Konijn!", het volgens Quine mogelijk is de betekenis aan de hand van empirische bepalingen te definiëren, namelijk als hun stimulus-betekenis. Voor termen is dit echter niet het geval: hoewel de stimulus-betekenis van de zinnen "Gavagai!" en "Konijn!" overeenkomt, stelt Quine dat dit niet garandeert dat de termen "gavagai" en "konijn" naar hetzelfde object verwijzen. Sprekers van de jungle-taal zouden onder "gavagai" bijvoorbeeld ook de fase (bijvoorbeeld Stadium (fase), of fase (stof), of fase (golf)) van een konijn, of de verschijning van de konijnenvorm kunnen verstaan.[6] De linguïst kan niet beslissen welke vorm de spreker van de jungle-taal kiest, want het enige waar hij mee kan werken, namelijk de stimulus-betekenis, is gelijk. De verwijzing van "gavagai" is ondoorgrondelijk voor de linguïst.[7] Zie ook ondoorgrondelijkheid van verwijzing.
Hieruit concludeert Quine dat verschillende systemen van hypothesen voor vertalingen kunnen worden opgesteld die allemaal compatibel zijn met de empirische data van het talige gedrag van de sprekers van de jungle-taal en toch incompatibel met elkaar. Hiervoor geldt niet dat het ene systeem van hypothesen beter is dan het andere. Er is geen objectieve realiteit op grond waarvan je dit kunt vaststellen, aangezien de empirische data hetzelfde zijn.[8] Er is dus sprake van onbepaaldheid van vertaling. Of zoals Martin Stokhof deze conclusie van Quine formuleert:

"Er zijn in het algemeen bij radicale vertaling twee of meer vertalingen van de taal als geheel mogelijk die enerzijds onderling incompatibel zijn en anderzijds beide volledig in overeenstemming zijn met alle relevante empirische gegevens."[9]

Onbepaaldheid van vertaling gaat gepaard met onbepaaldheid van achterliggende ontologie van de spekers van de jungle-taal.[10]. De linguïst kan immers niet vaststellen of "gavagai" verwijst naar fysieke konijnen of naar konijnfases. Wanneer de linguïst "gavagai" wel gelijkstelt aan "konijn" legt hij zijn eigen conceptuele schema op aan de spreker van de jungle-taal en schrijft hij hem een ontologie van fysieke konijnen toe.[11]

Aan het einde van hoofdstuk twee past Quine zijn bevindingen toe op de vorming van wetenschappelijke theorieën:

"To the same degree that the radical translation of sentences is under-determined by the totality of dispositions to verbal behavior, our own theories and beliefs in general are under-determined by the totality of possible sensory evidence time without end."[12]

We hebben niet alleen een keuze als het gaat om verschillende hypotheses van vertaling, maar we kiezen ook binnen de wetenschap tussen concurrerende hypotheses ter verklaring van empirische data.[13]

Stimulus-betekenis

Begin hoofdstuk twee geeft Quine een uitgewerkte definitie van stimulus-betekenis.[14] De stimulus-betekenis van een zin is het geordende paar van de positieve en de negatieve stimulus-betekenis van die zin.[15] Door herhaaldelijk bevestiging of ontkenning van de spreker van de jungle-taal te registreren volgend op zijn vraag "Gavagai?", kan de linguïst zowel achter de positieve als de negatieve stimulus-betekenis van die zin voor die spreker achterhalen. De positieve stimulus-betekenis is de verzameling van alle stimuli die bevestiging bij de spreker van de jungle-taal oproepen. De negatieve stimulus-betekenis is de verzameling van alle stimuli die bij de spreker van de jungle-taal ontkenning van de zin oproepen.[16] De stimulus-betekenis van een zin geldt voor een bepaalde spreker, op een bepaald moment en is afhankelijk van een gekozen modulus: de periode waarbinnen stimuli als relevant worden beschouwt.[17]

Aan de hand van stimulus-betekenis maakt Quine onderscheid tussen gelegenheidszinnen (occasion sentences) en staande zinnen (standing sentences) (voor achtergrond informatie, zie: Zin (logica)). Gelegenheidszinnen roepen alleen bevestiging op bij toepasselijke stimuli, zoals "Daar is een konijn!" alleen bevestiging oproept bij het zien van een konijn. Staande zinnen roepen bevestiging op onder alle stimuli, zoals "1+1=2".[18] Dit onderscheid is gerelateerd aan de modulus. Een zin die een staande zin is bij een bepaalde modulus, kan een gelegenheidszin zijn bij een andere modulus. De stimulus-betekenis van gelegenheidszinnen is een betere benadering van hun intuïtieve betekenis, dan de stimulus-betekenis van staande zinnen.[19] Stimulus-betekenis is daarom nuttig voor gelegenheidszinnen maar geeft weinig informatie over staande zinnen.[20]

Een voordeel van stimulus-betekenis is dat deze ook kan dienen als de 'betekenis' van objecten die niet bestaan, nooit bestaan hebben en wellicht zelfs nooit zullen bestaan. Een voorbeeld van zo'n object zou een 'eenhoorn' kunnen zijn. Dit is mogelijk omdat er bepaalde omstandigheden (bepaalde stimuli) kunnen zijn die een spreker tot de bevestiging kunnen brengen van bijvoorbeeld de vraag "Eenhoorn?". Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin de spreker een plaatje van een eenhoorn wordt getoond. [21]

Verwijzing

Verwijzing en talige ontwikkeling

In hoofdstuk drie geeft Quine de werking van verwijzing in taal weer aan de hand van hoe een kind leert naar welke objecten talige uitdrukkingen verwijzen. [22] Doel is om te verklaren hoe vanuit direct waarneembare verschijnselen, met behulp van taal, abstracte termen kunnen worden gevormd. Quine onderscheidt in het leerproces vier fasen.

In de eerste fase van het leren van taal refereert het taalgebruik van een kind enkel naar objecten die als uniek worden waargenomen. In de tweede fase leert het kind onderscheid te maken tussen individuen en klasse (verzamelingenleer). In taal uit dit zich in het onderscheid tussen algemene termen (general terms[23]) en singuliere termen (singular term[24]). Waarbij algemene termen naar verschillende objecten kunnen verwijzen, zoals ‘hond’ of ‘persoon’, en singuliere termen verwijzen naar één specifiek object, zoals ‘Bello’ of ‘Willard’. In de derde fase begint het kind onderscheid te maken tussen het onderdeel van een klasse en temporele attributen. In taal uit dit zich bijvoorbeeld in het onderscheid tussen zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. In de vierde fase leert het kind individuen te vergelijken met klassen. Het kind begrijpt niet alleen ‘Marijke is langer dan Jan’, maar nu ook ‘Marijke is langer dan de gemiddelde mens’. Zo ontstaan zinnen zoals 'X is groter dan Y' waarin de relatie tussen termen abstract is. Fase vier geeft een eerste aanzet tot het formuleren van volledig abstracte termen zoals 'deugd'.[25]

Onvolkomenheden van verwijzing

In het vierde hoofdstuk brengt Quine onvolkomenheden van verwijzing aan het licht. Hij opent het hoofdstuk met een bespreking van vage termen. Deze zijn problematisch omdat het onduidelijk is wat nog binnen de grenzen valt van het object waar de term naar verwijst, bijvoorbeeld waar een berglandschap nog onder de term ‘Mount Everest’ valt en waar niet meer. Of het is bediscussieerbaar of termen nog verwijzen naar objecten die ‘aan de rand’ van de extensie staan, bijvoorbeeld welke kleine heuvels nog onder de verwijzing van ‘berg’ vallen.[26][27]
Maar vaagheid van termen is ook nuttig en hoeft exactheid niet in de weg te staan: "Vagueness is of the essence of the first phase of word learning"[28] "Vagueness is not incompatible with precision ....Also, vagueness is an aid in coping with the linearity of discourse." [29] De volgende problematiek van verwijzing wordt gevormd door ambigue termen. De frase 'lichte veren’ is een voorbeeld van ambiguïteit; verwijst dit naar veren met een lichte kleur of naar veren die minder zwaar zijn dan de gemiddelde veer? Dergelijke ambigue termen kunnen tegelijk waar en onwaar zijn van dezelfde objecten: in een uitingscontext van spreken over gewicht is ‘lichte veren’ waar voor zwarte veren, terwijl dit in een context van spreken over kleuren niet zo is.[30][31]

Regimentatie

Met behulp van regimentatie tracht Quine de minimale basis van taal te formuleren. Hierbij is het doel om de veelal onduidelijke en aan ambiguïteit onderhevige natuurlijke taal een bondige, simpele en voor wetenschap bruikbare structuur te geven. Regimentatie bestaat uit de combinatie van het analyseren en herformuleren van de taal. Dit project ontleent zijn relevantie aan Quine’s project van ontological commitment[32] [33]: omdat taaluitingen een ontologische claim hebben, is het belangrijk om te onderzoeken wat bruikbare taaluitingen zijn, om zo te bepalen welke objecten bestaan. Het resultaat van het regimentatiëren van de taal is dat er twee soorten objecten bestaan: fysische objecten en abstracte klassen.

voorwerpen moeten aan vier criteria voldoen[34], deze worden via regimentatie toegepast op alle mogelijke talige voorwerpen. Het eerste criterium is simpelheid van theorie: de taal moet zo eenvoudig mogelijk zijn en dus zo min mogelijk verschillende objecten toelaten. Het tweede criterium is relatie met stimulus-betekenis, dat betekent dat taaluitingen uiteindelijk gebaseerd behoren te zijn op stimulus-betekenis. Dit criterium is vooral bedoeld om proposities als onafhankelijk entiteiten uit de ontologie te verwijderen. Het derde criterium is helderheid van identiteitsvoorwaarden dat wil zeggen dat bij twee objecten die tot dezelfde ontologische soort behoren, ook moet kunnen worden vastgesteld dat ze tot hetzelfde voorwerp behoren. Dus iets is identiek als beide objecten dezelfde elementen bezitten. Het laatste criterium betreft De ware aard van de dingen en is het meest omstreden. Dit criterium is vooral gericht op klassen.intentionele termen zoals 'willen' zijn niet gebaseerd zijn op stimulus-betekenis, maar lijken als overtuigen wél intentionele objecten te zijn. Quine wil dat niet toestaan en elimineert deze klasse objecten, onder het mom dat ze niet ‘echt’ zijn.

Neuraths schip

Otto Neurath was net als Rudolf Carnap lid van de groep Wiener Kreis. Anders dan Carnap benadert Neurath de wetenschap niet via een atomische structuur, oftewel in geïsoleerde delen, maar via een holistische kijk.[35] Neurath's metafoor voor zijn model van de benadering van de wetenschap, is dat van een schip en wordt meerdere malen door Quine aangehaald.[36] De metafoor vertelt het verhaal van een schipper die zijn boot moet verbouwen terwijl hij midden op zee is en dus ondertussen moet zorgen dat de boot niet zinkt. In de metafoor wordt dit beeld vergeleken met de beperkingen die wij hebben in het kritisch onderzoeken van onze overtuigingen. We moeten dit immers altijd doen vanuit de overtuigingen die we hebben. Quines holisme komt duidelijk naar voren in het aanhalen van deze metafoor.[37]

Relevante stromingen

Behaviorisme

In Word and Object onderzoekt Quine de gevolgen die een behavioristische visie op taal heeft op betekenistheorie.[38] Zijn behavioristische aannames blijken ook al in het eerste hoofdstuk van Word and Object waar Quine schrijft dat wij fysieke objecten slechts kennen door de effecten die ze teweegbrengen. Het is het bestuderen van het zogezegde 'gedrag' van de objecten, waardoor we onze kennis over de objecten zelf kunnen vergroten. "Physical things generally, however remote, become known to us only through the effects which they help to induce at our sensory surfaces."[39]

In zijn beschrijving van taalverwerving bij jonge kinderen, volgt Quine de behaviorist B.F. Skinner die het leren beschreef in termen van operant gedrag: het kind leert o.a. bepaalde klanken aan bepaalde stimuli te koppelen doordat goed taalgedrag beloond en slecht taalgedrag genegeerd of bestraft wordt.[40] [41]

Semantisch holisme

Quine's standpunten zijn karakteristiek voor het holisme.[42] Hoewel zinnen die nauw gerelateerd zijn aan ervaring, volgens Quine een 'neutrale betekenis' hebben in de vorm van hun stimulus-betekenis, is betekenis van heel veel zinnen afhankelijk van de rest van de taal. Dit blijkt duidelijk uit het volgende citaat: "Observation sentences peel nicely; their meanings, stimulus meanings, emerge absolute and free of residual verbal taint. [...] Theoretical sentences such as 'Neutrinos lack mass', or the law of entropy, or the constancy of the speed of light, are at the other extreme. It is of such sentences above all that Wittgenstein's dictum holds true: "Understanding a sentence means understanding a language." Such sentences, and countless ones that lie intermediate between the two extremes, lack linguistically neutral meaning." [43]


Zie ook

Bronnen

  1. º Willard Quine, “Chapter 2: Translation and Meaning”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 23-71 ff
  2. º Willard Quine, “Chapter 31: Three indeterminacies”, Confessions of a Confirmed Extentionalist: And Other Essays. Harvard University Press, 2008, p. 368–386 A lecture "Three Indeterminacies," presented at the Quine symposium at Washington University in April 1988.
  3. º Peter Hylton. Willard van Orman Quine. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring 2014 Edition)
  4. º Jeff Malpas. Donald Davison. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Summer 2014 Edition) (May 5, 2014)
  5. º Edward Becker, “Chapter 2: Analiticity and Synonymy”, The themes of Quine’s Philosophy: Meaning, Reference and Knowledge. Cambridge University Press, 2014, p. 102 ff
  6. º Willard Quine, “Chapter 2: Translation and Meaning”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 46 ff
  7. º Murray Murphey, The Development of Quine’s Philosophy, Springer, 2012, “Chapter 3: From Word and Object to Roots of Reference”, p. 142 ff ISBN 9789400724235
  8. º Edward Becker, “Chapter 3: The Indeterminacy of Translation”, The themes of Quine’s Philosophy: Meaning, Reference and Knowledge. Cambridge University Press, 2014, p. 99 ff
  9. º Martin Stokhof, “Hoofdstuk 6: Radicale interpretatie”, Taal en Betekenis: Een inleiding in de taalfilosofie, 4de druk, Boom, 2000, p. 153
  10. º Martin Stokhof, “Hoofdstuk 6: Radicale interpretatie”, Taal en Betekenis: Een inleiding in de taalfilosofie, 4de druk, Boom, 2000, p. 154
  11. º Willard Quine, “Chapter 2: Translation and Meaning”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 46 ff
  12. º Willard Quine, “Chapter 2: Translation and Meaning”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 71 ff
  13. º Dan O’Brien, “Chapter 11: Naturalized Epistemology”, An introduction to the theory of knowledge, reprinted 2013, Polity Press, 2006, p. 134 ff
  14. º Willard Quine, “Chapter 2: Translation and Meaning”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 29 ff
  15. º Edward Becker, “Chapter 2: Analiticity and Synonymy”, The themes of Quine’s Philosophy: Meaning, Reference and Knowledge. Cambridge University Press, 2014, p. 99 ff
  16. º Edward Becker, “Chapter 2: Analiticity and Synonymy”, The themes of Quine’s Philosophy: Meaning, Reference and Knowledge. Cambridge University Press, 2014, p. 98 ff
  17. º Murray G. Murphey, “Chapter 3: From Word and Object to Roots of Reference”, The Development of Quine’s Philosophy. Springer, 2012, p. 107-108 ff
  18. º Edward Becker, “Chapter 2: Analiticity and Synonymy”, The themes of Quine’s Philosophy: Meaning, Reference and Knowledge. Cambridge University Press, 2014, p. 100 ff
  19. º Edward Becker, “Chapter 2: Analiticity and Synonymy”, The themes of Quine’s Philosophy: Meaning, Reference and Knowledge. Cambridge University Press, 2014, p. 100 ff'
  20. º Peter Pagin, “Chapter 12: Indeterminacy of Translation”, A Companion to W.V.O. Quine. Wiley Blackwell, 2014, p. 244-245 ff
  21. º Edward Becker, “Chapter 2: Analiticity and Synonymy”, The themes of Quine’s Philosophy: Meaning, Reference and Knowledge. Cambridge University Press, 2014, p. 98 ff
  22. º Willard Quine, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, “Chapter 3: The Ontogenesis of Reference”, p. 73 ff ISBN 9780262518314.
  23. º Willard Quine, “Chapter 3: The Ontogenesis of Reference”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 82-83 ff
  24. º Willard Quine, “Chapter 3: The Ontogenesis of Reference”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 82-83 ff
  25. º Juan C. Sager, “Chapter 3: The Linguistic Dimension”, A Practival Course in Terminology Processing. John Benjamins Publishing, 1990, p. 68-69 ff
  26. º Willard Quine, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, “Chapter 4: Vagaries of Reference”, p. 113-114 ff ISBN 9780262518314.
  27. º Murray Murphey, The Development of Quine’s Philosophy, Springer, 2012, “Chapter 3: From Word and Object to Roots of Reference”, p. 115 ff ISBN 9789400724235
  28. º Willard Quine, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, “Chapter 3: The Ontogenesis of Reference”, p. 77 ff ISBN 9780262518314.
  29. º Willard Quine, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, “Chapter 4: Vagaries of Reference”, p. 115 ff ISBN 9780262518314.
  30. º Willard Quine, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, “Chapter 4: Vagaries of Reference”, p. 116-117 ff ISBN 9780262518314.
  31. º Murray Murphey, The Development of Quine’s Philosophy, Springer, 2012, “Chapter 3: From Word and Object to Roots of Reference”, p. 115 ff ISBN 9789400724235
  32. º Phillip Bricker. Ontological Commitment. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014 Edition)
  33. º Harman, Gilbert. Ernie Lepore, A Companion to W. V. O. Quine, Wiley Blackwell (2014), p. 389
  34. º Houkes, W.N. (2009). Willard Van Orman Quine : word and object (1960). In René Gabriëls (Ed.), De twintigste eeuw in veertien filosofische boeken (pp. 155-172). Amsterdam: Boom.
  35. º Jordi Cat. Otto Neurath. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Winter 2014 Edition).
  36. º Willard Quine, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. vii, 3, 112, 193 ff
  37. º Paul Roth, 'On missing Neurath's boat: Some reflections on recent Quine literature' in Synthese; 1984; Vol. 61; p. 207
  38. º Don Howard, ´Reference form a behaviourist point of view´. In: Athanassios Raftopoulos & Peter Machamer (eds.), Perception, Realism, and the Problem of Reference, Cambridge University Press, 2014, p. 187, ff ISBN 9781107414648
  39. º Willard Quine, “Chapter 1: Language and Truth”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 1 ff
  40. º Lieven Decock, Quine's Antimentalism in Linguistics in Logique et Analyse; 2010; Vol. 212; pag. 371-385
  41. º Willard Quine, “Chapter 3: The Ontogenesis of Reference”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 73-77 ff
  42. º Peter Hylton. Willard van Orman Quine. The Stanford Encyclopedia of Philosophy (Spring 2014 Edition)
  43. º Willard Quine, “Chapter 2: Translation and Meaning”, Word and Object, 6th, MIT Press, 2013, p. 69 ff
rel=nofollow