Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Gebruiker:Lidewij/ Bronno Feiken

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Bronno Feiken z-v Antje Kruizinga - geb 24 dec 1874.JPG
Bronno Feiken

De moord in Muntendam

De moord uit minnenijd

<tng I=420937>Feiken_Bronno_1929</tng>

Op 20 maart 1929 wordt Muntendam opnieuw opgeschrikt door een moord. Nog maar nauwelijks is het dorp de schrik te boven van de moord op het 16 jarig meisje Grietje Kuur of er vindt een nieuw drama plaats. Op woensdag 20 maart 1929 wordt Bronno Feiken, 21 jaar oud, vermoord. Dader is de 18 jarige Frederik Schrijver uit Muntendam. Frederik Schrijver kon het niet verkroppen dat het meisje waar hij enige tijd mee verkeerde, Bronno Feiken boven hem verkoos. Op woensdag 20 maart 1929, na afloop van de catechisatieles ziet hij zijn voormalig vriendinnetje samen met Bronno Feiken, waarop Frederik Schr. besluit Feiken een pak slaag te geven. Frederik gaat naar huis, haalt een touw en een mes en gaat vervolgens weer op zoek naar Bronno Feiken en het meisje Hendrikje Prins. Eenmaal gevonden loopt de vechtpartij volledig uit de hand met de dood als gevolg.


Stad en Provincie, 21 maart

Moord te Muntendam

De Dader handelde uit Minnenijd

Gisteravond is te Muntendam een gruwelijken moord gepleegd door den 18-jarigen F. Schrijver. De vermoorde is ongeveer even oud en heet Feiken, van Meedener Veensloot. De jongens gingen samen ter catechisatie bij den heer H. Jager, evangelist te Muntendam. Schrijver had eenigen tijd verkeering met een mej. P. van Tripscompagnie, en daarna had deze liefdesbetrekkingen aangeknoopt met genoemde Feiken.


Gisteravond na afloop van de catechisatie bracht F. zijn meisje naar Tripscompagnie. Schrijver, op wraak belust, ging naar huis en haalde een groot slagersmes. Hiermee ging hij F. tegemoet, wetende hem op den weg naar Tripscompagnie te zullen treffen. Dit is helaas gebeurd. Hy heeft Feiken aangevallen en heeft hem eenige diepe steekwonden toegebracht, die den dood tengevolge hadden. Daarop heeft hy zich bij de marechaussees van Muntendam aangemeld eh is in arrest gesteld.


Onze correspondent te Veendam meldt ons dat hy hedenmiddag een kort onderhoud heeft gehad met de rechterlijke macht. Het slachtoffer heette Bronno Feiken, oud 19 jaar en stond bekend als één zeer zachtmoedige jongen, van wien niemand kwaad wist te vertellen. Van den dader wist men weinig mede te deelen. De rechterlijke macht wist wel te zeggen, dat het een liefdeshistorie was. Het meisje, waarom de moord gepleegd is, wordt in Juli pas 16 jaar.


Vanmiddag zal dr. Mieremet sectie verrichten. Op het lijk waren minstens 6 wonden gevonden, waarvan 2 in de hartstreek en 2 in den hals. Vannacht heeft dr. Zeven van Muntendam nog schouwing verricht en constateerde toen, dat de dood reeds een uur was ingetreden.


Het dorp zelf is zeer onder den indruk van dit zeer droevige geval.


De moord te Muntendam en haar gevolgen

Stad en Provincie, Groningen, 23 Maart.

Men schrijft ons: De familie Sch. wordt wel zwaar getroffen; bij één zoon is het niet gebleven. Toen Donderdagmorgen in familiekring bekend werd waarom Frederik niet thuis was gekomen, heeft de ruim 20-jarige broer Machiel, die geenszins toerekenbaar is, een fiets uit huis genomen en is daarmede verdwenen, zonder iets te zeggen. En nu blijkt aan de familie, dat de jongen vannacht te Zwolle door de marechaussees in arrest is gesteld, toen hij zich in een hooiberg begaf om daar te slapen. Hij had een nieuw rijwiel bij zich, een Gazelle, dat hij, zoo had hij medegedeeld, hier of daar ontvreemd had. Bij nader onderzoek van de familie blijkt nu, dat Machiel op eigen fiets zonder belastingplaatje gister te Gieten is aangehouden. Omdat hij geen geld had, werd de fiets in beslag genomen. Zonder rijwiel dus is hij aan ‘t dwalen gegaan en heeft vermoedelijk hier of daar het nieuwe rijwiel ontvreemd, waarmede hij zich naar Zwolle heeft begeven. Hij is daar wegens diefstal van een fiets aangehouden, in afwachting om daarheen te worden gezonden, waar het rijwiel gestolen is. Begrijpelijk, dat de ouders zeer onder den indruk zijn. Naar aanleiding van den gruwelijken moord kunnen we nog het volgende mededeelen: De moordenaar heeft vermoedelijk niet het voornemen gehad om Bronno Feiken te vermoorden. Wel pleit het groote mes tegen hem, maar hij had ook touw meegenomen om zijn vijand te ranselen. Toen beiden echter vechtende waren, heeft Frederik zijn woede niet kunnen bedwingen. Bij de familie is nu uit bepaalde uitlatingen, van Frederik, duidelijk geworden, dat Bronno ook om andere redenen geen vriend van hem was. Begrafenis Bronno Feiken

Van heinde en ver, 25 maart

Na den moord te Muntendam.


Onder zeer groote belangstelling werd te Veendam Zaterdag ter aarde besteld Bronno Feiken, slachtoffer van afschuwelijken moord te Muntendam. Naast enkele volgrijtuigen had een groote schare mannen en vrouwen den langen tocht mede ondernomen, terwijl de aanwezigheid van bijna geheel het gehucht Korte Akkers de groote achting en waardeering illustreerde, die de zoo zwaar getroffen familie genoot. Aan het graf werd niet gesproken; zeer onder den indruk


De eis

De Moord te Muntendam.

28 juni 1929 – Eisch: 9 jaren gevangenisstraf.

Voor de rechtbank te Winschoten stond heden terecht de gedet. timmerman Frederik Sch., 18 jaar, herkomstig uit Muntendam, die aldaar op den avond van 20 Maart J.1., na afloop van een catechisatieles, uit minnenijd, opzettelijk Bronno Feiken (die verkeering met zekere mej. Prins had) van het leven heeft beroofd, door hem (Feiken) bij herhaling met een mes te steken en bloedig te verwonden, tengevolge waarvan Feiken is overleden. Meer dan drie maanden is de verdachte in voorarrest, in dien tijd is ook een onderzoek naar zijn geestelijke verstandsvermogens ingesteld. Getuigen waren, terwijl de heer mr. E. Post als ambtshalve verdediger optrad, de wachtmeester der Koninklijke Marechaussee, Jan Gils te Muntendam, dr. Mieremet (deskundige), Mej. H. Prins en H. Kroeze. De A. van het O. M. eischte tegen Schrijver 9 jaren gevangenisstraf.
Arrondissementsrechtbank te Winschoten

Zitting van Vrijdag 28 Juni.

De moord te Muntendam.

Negen jaar geëischt.

Voor de Arrondissements Rechtbank te Winschoten stond gisteren terecht de 18-jarige Frederik Schrijver te Muntendam, thans te Winschoten gedetineerd. De dagvaarding. De tegen hem uitgebrachte dagvaarding luidt: dat hij in de gemeente Muntendam op of omstreek- 20 Maart j.l. opzettelijk Bronno Feiken van het leven heeft beroofd door hem met opzet een of meermalen met een puntig mes althans met een scherp puntig voorwerp te steken en/of te snijden, waardoor bij dezen uit verschillende door verdachte toegebrachte steek- en snijwonden verbloeding is ontstaan, tengevolge waarvan Feiken voornoemd is overleden; althans op tijd en plaats voormeld genoemden Feiken opzettelijk met voorbedachten rade na kalm overleg en vooraf beraamd plan zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem opzettelijk te steken en/of te snijden als bovenomschreven, waardoor Feiken voornoemd is gestorven als voormeld; althans op tijd en plaats voormeld bovengenoemden Feiken met voorbedachten rade na kalm overleg en vooraf beraamd plan heeft mishandeld, door hem opzettelijk te steken en/of te snijden als bovenomschreven, tengevolge waarvan genoemde Feiken als boven vermeld is gestorven; althans op tijd en plaats voormeld bovengenoemden Feiken heeft mishandeld, door hem opzettelijk te steken en/of te snijden als bovenomschreven, tengevolge waarvan Feiken voornoemd gestorven is als bovenvermeld.

Als getuigen zijn gedagvaard:

   Jan Gils, wachtmeester te Muntendam;
   dr. Ch. W.G. Mieremet, arts te Groningen;
   Hendrikje Prins, dienstbode te Tripcompagnie;
   Hendrik Kroeze, timmerman-aannemer te Muntendam.

Aan den verdachte is als raadsman toegevoegd de heer mr. E. Post. De rechtbank was samengesteld als volgt:

   President: Mr. Cluysenaer. 
   Openbaar Ministerie: Mr. Camphuis. 
   Griffier: Mr. Bloemers. 
   Rechters: mr. H. I. Schönfeld en mr. Engelkens.

Het getuigenverhoor.

Als eerste getuige wordt gehoord Jan Gils, wachtmeester der marechaussee te Muntendam. Hij verklaarde dat op den bewusten avond verdachte zich meldde aan de kazerne te Muntendam. Hij was met bloed bedekt. Getuige dacht dat er gevochten was, hoewel verdachte zeide dat hij iemand had vermoord. Met twee marechaussees en verdachte reed getuige naar de plaats waar het geval zich zou hebben toegedragen. Verdachte leidde hen daarheen en zij vonden eerst de fiets van den verslagene. Er lag bloed op den weg. Een bloedspoor ging naar de overzijde van den weg en daar vond men het lichaam van den verslagene, die onkenbaar was door het bloed op gelaat en lichaam.

Deze getuige heeft het mes, dat verdachte -hem overreikte in beslag genomen en den volgenden morgen een paar stukken touw op hem gevonden. Hij heeft het lijk van den verslagene in beslag genomen en het den volgenden morgen aan de ouders getoond. Toen getuige het lijk vond, was het nog warm, maar het hart klopte niet meer. De dokter, die spoedig ter plaatse was, constateerde dat de dood reeds was ingetreden. Verdachte zegt dat het niet waar is dat hij aan getuige heeft gezegd dat hij iemand had vermoord. Hij heeft gezegd, dat hij iemand had neergestoken en dat hij hoopte dat die nog in leven zou zijn. Getuige Gils zegt, dat verdachte zeide dat hij verschillende steken had toegebracht en misschien wel iemand had vermoord, maar dat hij hoopte dat het niet zoo zou zijn. Verdachte merkt op dat hij dan toch niet beslist heeft gezegd dat hij iemand had vermoord. Verdediger mr. Post vraagt getuige Gils of het waar is dat verdachte een kwartier nadat hij in de cel was gebracht, rustig slapende was gevonden. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord. Verdediger vraagt of getuige Gils heeft onderzocht of het juist is dat verdachte het mes bij zijn vader heeft weggenomen. Getuige antwoordt dat de vader erg schrok toen hij hoorde wat er gebeurd was. De vader had gezegd, dat het wel mogelijk was dat de jongen het mes had weggenomen en hij dacht wel dat het mes van hem was. Er waren echter meestal wel meer messen en de vader had het niet beslist herkend. Mr. Post vraagt of onderzocht is of het bloed op de kleeren van verdachte van een mensch afkomstig was. Getuige zegt dat dit niet is geschied. Getuige had zelf verklaard dat dit het geval was geweest. Mr. Post vraagt dan of onderzocht is of verdachte inderdaad op de plaats van den moord is geweest. Getuige antwoordt, dat verdachte zelf verklaarde dat hij dien kant was uitgegaan. Wel heeft iemand verklaard, dat hij een der jongens Sch. in de buurt had gezien, maar die wist niet zeker of het verdachte dan wel zijn broer was. Nog vraagt mr. Post of ook onderzocht is waar de broer van verdachte is geweest op het tijdstip dat het geschiedde. Getuige zegt, dat hij die in het dorp heeft gezien.

De getuige-deskundige.

Dr. Ch. W. G. Mieremet heeft op 21 Maart het lijk geschouwd. Hij vond twaalf wonden in borst, ónder de ribben, aan hoofd en hals. Bovendien enkele schaafwonden aan het lichaam en sneden in de kleeren. Een van de ribben was doorboord. Het bleek dat er belangrijke verbloeding had plaats gehad. Zeven van de wonden hadden alleen de huid geraakt, de vijf andere waren ernstiger. De longen waren geraakt en ook de halsader. De verbloeding is oorzaak van den dood en ontstaan door de gezamenlijke wonden, maar vooral door het doorsnijden van den halsader.

Mr. Post vraagt of geprobeerd is of het mes in de wonden past.

Dr. Mieremet zegt dat dit niet is geschied, maar de wonden kunnen zeer goed met het mes, dat hem wordt vertoond, zijn toegebracht. Het meisje vertelt.

Volgende getuige is Hendrikje Prins, 16 jaar, dienstbode te Veendam, die verklaart dat zij op 1 Maart 1928 verkeering met verdachte kreeg bij gelegenheid van een uitvoering van een vereeniging. Die verkeering duurde een paar maanden, toen maakte zij het uit, omdat haar ouders en zijzelf vonden, dat ze te jong was. Later kreeg ze echter verkeering met Bronno Feiken. Zij verklaart dat ze op Woensdag 20 Maart op de catechisatie was geweest. Verdachte was er ook. Ze had hem even gesproken, maar niets bijzonders aan hem gemerkt. Na afloop ontmoette ze op den weg Feiken, met wien ze had afgesproken. Bij den viersprong hadden ze staan vrijen, toen is Feiken weggegaan op de fiets, in de richting van Veendam. Zij ging naar huis en heeft verder niets gemerkt. Hoorde eerst den volgenden morgen wat er was geschied. Ze heeft wel eens gemerkt dat het, verdachte een doorn in het oog was, dat ze met Feiken ging.

Mr. Post wijst er op, dat getuige zegt dat Feiken wegfietste in de richting van Veendam, terwijl het feit is gepleegd op den weg naar Muntendam.

Getuige kan daar geen verklaring van geven.

Verdediger wijst er op dat Feiken dan moet zijn teruggereden.

De president denkt, dat getuige zich vergist of dat Feiken inderdaad is teruggereden, omdat de weg over Veendam voor hem een omweg was.

Getuige Hendrik Kroeze, 30 jaar, aannemertimmerman te Muntendam, heeft verdachte ongeveer 1 1/2 jaar aan het werk gehad. Hij kende zijn vak vrij goed. Verdachte was nog al oploopend, maar getuige was toch zeer verwonderd toen hij hoorde wat er gebeurd was. Hij had het van verdachte niet gedacht. Een driftbui van verdachte heeft hij nooit meegemaakt. Niet verschenen is Geert Feiken, een broer van den verslagene. Van zijn verhoor wordt door alle partijen afgezien. Het verhoor van verdachte.

Daarna wordt de verdachte zelf gehoord. Hij zegt dat hij naar de vereeniging was geweest waar ook getuige Prins was. Hij was daar blij om, omdat hij veel van haar hield. Toen hij na afloop Feiken in de buurt zag, maakte hem dat erg boos. Hij besloot hem een pak slaag te geven en ging naar huis om een stuk touw te halen. Hij nam een mes mee om zich te kunnen verdedigen voor het geval dat Feiken ook een mes had. Toen ging hij weer op zoek. Hij zag Feiken en mej. Prins in de buurt van den viersprong. Een eind verder wachtte hij Feiken op. Toen die kwam en vlak bij hem was, werd hij door zulk een woede aangegrepen, dat hij het mes nam en toesprong. De president meent dat verdachte de zaak toch wel wat eenvoudig verklaart. Waarom nam hij het touw niet?

Verdachte zegt, dat hij door zijn woede niet wist wat hij deed. Hij stak en sneed, naar hij dacht een keer of zes. Bij de eerste steken zat Feiken nog op de fiets. Toen was hij er af en liet de fiets vallen. Feiken zelf bleef staan en verdachte kreeg een stomp. Dat maakte hem nog woedender en hij stak er op los. Hij ontnuchterde eerst toen hij merkte dat Feiken neerviel. Hij bedoelt dat hij kalmeerde, want dronken was hij niet geweest. Toen is hij naar de marechaussee gereden om zich aan te geven.

Verdachte bekent te hebben gehandeld uit jaloerschheid. Hij hield veel van het meisje en het hinderde hem dat ze met Feiken ging. Op een desbetreffende vraag van den president zegt hij dat hij nu wel spijt heeft. Het Requisitoir.

Daarna is het woord aan het Openbaar Ministerie. Deze wijst er op dat verschillende feiten subsidiair zijn ten laste gelegd. Hij gaat den gang van zaken na. Verdachte zag op dien bewusten avond Feiken en gaat naar huis met de bedoeling zich te wreken. Hij haalt daarvoor een touw, maar neemt ook een mes mee om zich te kunnen verdedigen. Dan stapt hij op de fiets en gaat op zoek. Hij vindt Feiken en het meisje en wacht Feiken op.

Als deze nadert vergeet hij het touw en neemt het mes. Hij slaat er als een wilde op los. Verdachte is met kalm overleg te werk gegaan. Hij had het plan om te mishandelen. Hij heeft goed-overwogen zijn plaats op den weg uitgezocht. Daarom acht spr. bewezen: mishandeling met voorbedachten rade den dood tengevolge hebbende.

Wat de strafmaat betreft heeft spr. steun aan het psychiatrisch rapport van dr. van Mesdag. Die komt bij zyn geestelijk onderzoek tot de conclusie dat verdachte wel voor zijn daad kan worden verantwoordelijk gesteld. Het verwondert spr. eenigszins dat de gekozen raadsman zich van de zaak heeft teruggetrokken en nu de zaak aan den toegevoegdén verdediger overliet. De conclusie moet zijn dat verdachte geheel moet worden verantwoordelijk gesteld voor zijn daad.

In den volksmond is van deze daad gesproken als van een sluipmoord. Spr. meent dat het inderdaad zoo is. Hij meent daarom een maximum-straf te moeten eischen die hiervoor gesteld en eischt 9 jaar gevangenisstraf met aftrek van preventief.

Mr. Post aan het woord.

Dan is het woord aan den verdediger mr. Eisso Post. Deze begint met woorden van deelneming te richten tot de familie van den verslagene met het door haar geleden zoo smartelijk verlies. Ook aan de familie van den verdachte zij een woord van diep meegevoel gewijd met het leed hun veroorzaakt door het ernstige misdrijf, door hun zoon en broeder gepleegd.

Om in deze zoo ernstige en treurige zaak voor de belangen van den verdachte op te treden is geen gemakkelijke taak; voor mij is die taak dubbel moeilijk, omdat ik, doordat de aanvankelijk gekozen raadsman ter elfder ure gemeend heeft, zich te moeten terugtrekken, pas j.l. Vrijdag de mededeeling ontving, dat ik als raadsman aan den verdachte was toegevoegd. Mij heeft dan ook de tijd ontbroken, om mij voldoende op de hoogte te stellen van den aard van den verdachte en de omstandigheden, waaronder hij ‘t hem ten laste gelegde heeft gepleegd.

Aanvankelijk was het dan ook mijn voornemen, om schorsing der behandeling te vragen aan welk voornemen ik echter geen gevolg heb gegeven, omdat ik op nader aan te geven gronden zal concludeeren tot terugwijzing van de zaak naar den rechter-commissaris.

Hetgeen ik te zeggen heb laat zich gevoeglijk verdeelen in drie deelen. In de eerste plaats zal ik behandelen de vraag of wettig bewezen is, door hetgeen heden ter terechtzitting is verklaard dat Schr. de dader is. In de tweede plaats zal ik onder oogen zien de vraag met welke straf moet verdachte worden gestraft. Deze beide laatste vragen worden slechts subsidiair behandeld, voor het geval uwe rechtbank van meening moet zijn dat bewezen is dat verdachte de dader is. Geen bewijs geleverd

De door mij gestelde vraag of het door hetgeen heden ter terechtzitting is verklaard bewezen is, dat verdachte de dader is, moet naar mijn mening ontkennend beantwoord worden, omdat wij in casu slechts hebben opgaven van den verdachte zelve. Behalve verdachte’s bekentenis is geen enkele van elders bewezen aanwijzing aanwezig. Als aanwijzingen zouden gebruikt kunnen worden de omstandigheid, dat verdachte omstreeks het tijdstip waarop het misdrijf begaan is, in de buurt is gezien, de omstandigheid dat verdachte onder het bloed zat, de omstandigheid dat met ‘t mes, dat bij verdachte in beslag is genomen, de wonden zijn toegebracht, de omstandigheid dat het mes uit de slagerij van verdachte’s vader is weggenomen. Verdachte heeft verklaard, dat de hiervoor vermelde omstandigheden alle aanwezig zijn, doch gelijk wij hebben gehoord, zijn geen der omstandigheden nagegaan en is van geen dezer omstandigheden de juistheid gebleken. Waar de straf welke verdachte te wachten staat vermoedelijk zwaar zal zijn, is het m.i. een vereischte, dat aan het bewijs niets, maar dan ook niets ontbreekt. Het onderzoek niet volledig.

Ik ben dan ook van oordeel, dat het onderzoek niet zoo volledig is geweest om op grond van dit onderzoek te beslissen dat verdachte de dader is geweest, waarom ik dan ook meen te moeten concludeeren tot terugwijzing van de zaak naar den rechter-commissaris, althans dat het onderzoek ter terechtzitting op een nader te bepalen dag zal worden hervat.

Is de rechtbank van oordeel, dat hiervoor geen reden is, dan wil spr. de vraag behandelen aan welk misdrijf verdachte zich heeft schuldig gemaakt. Hetgeen verdachte heeft gedaan is geen doodslag, de opzet van levensberooving blijkt nergens uit. Wat het in de tweede plaats aan verdachte ten laste gelegde betreft, moet verdachte’s opzet geweest zijn het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en moet de voorbedachte rade, d.w.z. de toestand van kalm overleg aanwezig zijn op het moment van het plegen van de daad. Ik wil toegeven dat het de bedoeling van verdachte is geweest, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, maar ik betwist dat de voorbedachte rade aanwezig was op het moment van het plegen van de daad. Verdachte zelf verklaarde dat hij razend was en uit het rapport van dr. van Mesdag en de verklaringen van anderen blijkt, dat verdachte niet zelden handelt onder den indruk van het oogenblik. Om dezelfde reden is het ook buitengesloten dat verdachte veroordeeld kan worden voor het in de derde plaats ten laste gelegde. Blijft dus niets anders over dan verdachte te veroordeelen wegens het misdrijf van mishandeling, den dood tengevolge hebbende op welk misdrijf staat als maximum een gevangenisstraf van zes jaar. Dan wil spr. de vraag stellen welke straf moet worden opgelegd. En hij wil wijzen op enkele punten welke een reden kunnen zijn tot eenige clementie. In de eerste plaats wil hij de aandacht vestigen op het slot van het rapport van dr. van Mesdag, waarin wordt gezegd dat verdachte nog niet is te beschouwen als een volwassen mensch. Een groote rol speelt de prikkelbaarheid van den verdachte, die ontzettende driftbuien heeft.

Hij is dan geen mensch gelijk en weet niet wat hij doet. Het is, meent spr., wel wenschelijk dat de rechtbank daarnaar een nieuw onderzoek instelt. Men kan het psychiatrisch onderzoek uitbreiden, en ook meerdere getuigen daarover hooren. Voor clementie kan verder pleiten dat verdachte gunstig bekend staat en nooit eerder met de justitie in aanraking is geweest. Bovendien ook zijn royale houding van stonde af aan. Hij is steeds bereid geweest alle inlichtingen te geven.

Resumeerende concludeert Mr. Post primair tot terugwijzing van de zaak naar den rechter-commlssaris, althans tot hervatting van het onderzoek op een nader te bepalen terechtzitting, subisidiair tot toepassing van de uiterste clementie. Repliek van het O.M.

Het O. M. acht het niet noodig dat de zaak teruggewezen wordt en meent dat alles duidelijk is. De verklaringen dekken elkaar volkomen en verdachte is kalm en rustig te werk gegaan. Er is geen sprake van een opwelling van het moment. De redenen voor clementie acht spr. niet ernstig en verdachte is oud genoeg om te weten wat hij doet. Spr. blijft bij zijn requisitoir.

Mr. Post meent met een enkel woord te moeten antwoorden op de repliek. De gevraagde straf is zoo hoog en de daad van dien aard, dat spr. meent dat het wettig bewijs dubbel en dwars moet geleverd zijn, Maar alles is afkomstig van den verdachte. Spr. had graag gezien dat men zich niet te veel had doodgestaard op de bekentenis van den verdachte. Er kan nog altijd twijfel zijn. Ook houdt spr. vol dat het kalm overleg er niet was op het moment van de daad. En ten slotte meent hij dat er wel eenige reden voor clementie is.

Verdachte zegt nog, dat hij wel kalm naar huls is gegaan, om een touw te halen. Maar hij heeft zich meer en meer opgewonden. Hij wond zich nog meer op toen hij Feiken en het meisje samen zag. Verdachte houdt verder een pleidooi waarin hij zegt dat hem gevraagd is of hij dronken is geweest. Maar hij meent dat iemand geen moord zal plegen als hij er over nadenkt, wel als hij zich bedronken heeft. Hijzelf was niet dronken, maar hij wist niet meer wat hij deed.

Hij kan geen berouw gevoelen, omdat hij ineen toestand was waarin hij zich van niets bewust was. Maar het ligt hem wel zwaar op het hart dat de zaak zoo verloopen is en hij zweert dat het niet zijn bedoeling was om te dooden.

De uitspraak wordt daarna bepaald op Woensdag 10 Juli.

De uitspraak

De moord te Muntendam,. 10 juli.

De dader tot 5 jaren gevangenisstraf veroordeeld. De arrondissement*-rechtbank te . Winschoten, veroordeelde heden Frederik Schr., 18 jaar, timmerman, te Muntendam, thans gedetineerd te Winschoten, wegens zware mishandeling den dood tengevolge hebbende, van Bronno Feiken aldaar op 20 Maart j.1., tot vijf jaar gevangenisstraf met aftrek van preventief. De eisch luidde 9 Jaren gevangenisstraf.

Bronnen