Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Frederik Nieuwenhuijsen

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Frederik 'Frits' Nieuwenhuijsen, (3 oktober 1905 - 12 februari 1945) was een Nederlands verzetsstrijder. Reeds in de zomer van 1940 vond hij zijn weg naar twee van de eerste groepen van het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog: het Comité voor Vrij Nederland en een groep die zich richtte op verzamelen van spionagemateriaal en de opvang van de gestrande piloten van aangeschoten Britse bommenwerpers.

Samenvatting

Frederik ‘Frits’ Nieuwenhuijsen was een belangrijke Nederlandse verzetsstrijder van het eerste uur. Reeds in de zomer van 1940 vond hij zijn weg naar twee van de eerste groepen van het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog: het Comité voor Vrij Nederland en een Amstelveense groep die zich richtte op verzamelen van spionagemateriaal en de opvang van de gestrande ‘piloten’ van aangeschoten Britse bommenwerpers. Met een passie voor informatie verzameling en gedreven door zijn intentie tot samenwerking binnen het verzet, leverde hij later ook zijn diensten aan de spionagesectie van de Ordedienst, het financiële steunwerk van Walraven van Hall en het artsenverzet. Met de combinatie van deze activiteiten werd Frits Nieuwenhuijsen ook opgenomen in het begin ’43 gevormde Nationaal Comité van Verzet. In de zomer van ’44, bij de uiteindelijke coördinatie van het versnipperde verzet, werd Nieuwenhuijsen secretaris zowel voor de overkoepelende Contactcommissie als voor twee belangrijke onderliggende werkgroepen. Bij het naderen van onze landsgrens door de geallieerden werd hij ook een spil in de telecommunicatie van het hoofdkwartier van onze Binnenlandse Strijdkrachten. Eind januari ’45 werd Frits Nieuwenhuijsen gearresteerd bij een verraden vergadering van het Landelijk Werkcomité. Twee weken later werd hij gefusilleerd. Hij behoorde tot de eerste 50 gevallen Nederlandse verzetsstrijders die na de bevrijding werden onderscheiden met het Verzetskruis door koningin Wilhelmina.

De vroegere jaren van Frits

Frederik Nieuwenhuijsen werd geboren op 3 oktober 1905 in Amsterdam. Zijn ouders leefden aanvankelijk in goede welstand. Zijn vader was directeur/mede-eigenaar van de technische handelsonderneming Stieltjes & Co. Begin jaren ‘20 verhuisde de familie naar Hilversum, toen de nieuwe spoorverbinding forenzen naar Amsterdam mogelijk maakte. Om zijn vader later op te volgen, ging Frits werktuigbouwkunde studeren aan de MTS in Amsterdam (toen het niveau van de huidige HTS). Na het behalen van het diploma vervolgde hij zijn opleiding met de studie bedrijfseconomie aan de universiteit van Amsterdam. Net had Frits zijn kandidaatsexamen afgerond, of de gevolgen van de New Yorkse beurscrash van november ’29 troffen ook zijn familie. Binnen een paar jaar ging de onderneming van zijn vader bankroet. Niet alleen het bedrijfskapitaal ging verloren, maar ook het privévermogen dat zijn vader tot het laatste moment in het zinkende schip had gestoken. Frits werd daarmee financieel genoodzaakt zijn studie af te breken en werk te zoeken dat vrijwel nergens te vinden was in de crisisjaren. Met een introductie van de buurman van de familie, een directeur van de Hollandse Sociëteit van Levensverzekeringen in Amsterdam (eind jaren ‘60 gefuseerd tot Delta Lloyd), kreeg Nieuwenhuijsen in ’32 een baantje als stagiair op het bijkantoor in Utrecht om het verzekeringsvak te verkennen. Na een halfjaar werd hij benoemd tot een plaatselijke hoofdagent. In ‘37 kreeg Nieuwenhuijsen de opdracht om in Rotterdam een nieuwe vestiging van de Hollandse Sociëteit op te zetten. Hij concentreerde zich daarbij vooral op Rotterdamse ondernemers met het nieuwe product van collectieve bedrijfsverzekeringen.

Het begin van zijn oorlog

Al in de vroege morgen van 10 mei was Nieuwenhuijsen naar de oevers van de Maas getrokken om de eerste luchtlandingen te aanschouwen bij de Duitse aanval op Nederland in 1940. Het grote bombardement op Rotterdam vier dagen later gaf bij hem de doorslag om van toeschouwer om te schakelen tot een gedreven verzetsstrijder. Een van zijn eerste acties na de capitulatie was het verzamelen van uitvoerige informatie van het oorlogsgebeuren in en rond Rotterdam, zowel rapportages van ooggetuige burgers en Nederlandse militairen, als ook van de Wehrmacht zelf. Met zijn uiteenlopende communicatiefuncties bij de illegaliteit in de volgende jaren zou deze informatieverzameling uitgroeien tot een indrukwekkend verzetsdocumentatie.

In juni werd Frits Nieuwenhuijsen overgeplaatst naar het hoofdkantoor van de Hollandse Sociëteit in Amsterdam. In eerste instantie werd hij daar aangesteld als generaal-agent voor collectieve zaken. Om ook van zijn organisatorische en creatieve capaciteiten gebruik te maken, werd hij na een halfjaar benoemd in de nieuwe functie van generaal-agent in algemene dienst. Ook de afstemming tussen de binnen- en de buitendienst en tevens de publiciteit kwamen nu onder zijn verantwoordelijkheid. Met deze overplaatsing naar Amsterdam verhuisde het gezin Nieuwenhuijsen in juli naar Amstelveen.

Met zijn contacten in de Amsterdamse zakenwereld vond Nieuwenhuijsen al zeer snel zijn weg naar een van de eerste verzetsorganisaties: het in juli opgerichte Comité voor Vrij Nederland dat opriep tot passief burgerlijk verzet, en ook actief om de Wehrmacht te saboteren wanneer de Britten ons kwamen bevrijden hetgeen door enkele positief denkenden toch op korte termijn werd verwacht. In december publiceerde het comité ook een sarcastische openbrief aan Arthur Seyss-Inquart met verwonderlijk uitgekomen voorspellingen, die op dat moment onvoorstelbaar leken

In Amstelveen trof hij in zijn directe woonomgeving ook een verzetskern die zich bezig hield met verzamelen van spionagemateriaal en de opvang van gestrande Britse vliegers. Elke week werden in die tijd wel een paar Britse bommenwerpers boven Nederland neergeschoten. Vaak konden de bemanningsleden zich nog per parachute redden. De opgevangen ‘piloten’ konden dan op hun terugreis de spionageresultaten overbrengen naar Engeland. De Amstelveense groep beschikte ook over een eigen zender voor het overseinen van korte berichten naar Engeland. (ref. 3)

Onderbreking illegale activiteiten door arrestaties

Aan het einde van de winter ’40 -’41 werd de Amsterdamse kern van het Comité voor Vrij Nederland gearresteerd door intern verraad. Een aantal van hen kreeg de doodstraf, anderen werden veroordeeld tot lange tuchthuisstraffen. Op de avond van 15 maart ‘41 werd ook Frits Nieuwenhuijsen thuis gearresteerd door de Sicherheitsdienst op verdenking van betrokkenheid bij het Comité voor Vrij Nederland. Een paar weken later werden ook drie vrienden van zijn Amstelveense verzetsgroep gearresteerd, verdacht van pilotenhulp. Alle drie werden veroordeeld tot lange tuchthuisstraffen. Daan van Eibergen Santhagens en Henk van Waayen hebben de oorlog daar overleefd. Ook Christiaan Pieron heeft zijn bevrijding door de Amerikanen in april ’45 bij München nog mogen beleven. Een maand later is hij daar heel tragisch door koude en ontberingen alsnog overleden. De pilotenlijn was met deze arrestaties wel aangetast, maar niet geheel opgerold. Het centrum van de organisatie, met de Amsterdamse Jean Lenglet als spil, was nog intact. Van de Amstelveense groep bleef ook Jan Huese nog op vrije voeten. Bij het transport van twee Britse vliegers in september ging het echter definitief mis. Het huis van vertrek in Leiden voor de oversteek met een Britse onderzeeboot van Katwijk naar Engeland was ontdekt. De ‘piloten’ en hun twee begeleiders vielen in handen van de SD. Vier dagen later werden ook Huese en De Nève gearresteerd en daarna veroordeeld tot lange tuchthuisstraffen. Jan Huese is door gezondheidsproblemen in februari ’43 overleden in het tuchthuis bij Rheinbach. Jean Lenglet, beter bekend onder zijn auteursnaam Edouard de Nève, heeft de oorlog op het nippertje overleefd. Ook de twee Britse vliegers hebben hun krijgsgevangenschap behouden kunnen doorstaan. Later hebben zij terug in Engeland hun memoires beschreven. Hun begeleiders bij de reis naar Leiden, Dirk Brouwer en Harmen van der Leek, werden twee maanden na hun arrestatie gefusilleerd in de Bloemendaalse duinen. (ref. 3)

In het Scheveningse ‘Oranje Hotel’ heeft Frits Nieuwenhuijsen zijn ondervragers voldoende kunnen misleiden. Na ruim twee maanden van opsluiting werd hij vrijgelaten wegens onvoldoende bewijs. Mogelijk was Nieuwenhuijsen al voor zijn arrestatie betrokken bij de activiteiten van de Zaandamse bankier Walraven van Hall die zou uitgroeien tot de grote financier van het verzet. Kort daarvoor was van Hall begonnen met giften en leningen een ‘Zeemanspot’ te vormen voor financiële steun aan achtergebleven gezinnen van ontkomen Nederlandse zeevarenden. Zeer waarschijnlijk zal van Hall voor zijn financiering ook aangeklopt hebben bij de Hollandse Sociëteit. In ieder geval werkte Frits Nieuwenhuijsen kort na zijn vrijlating als verbindingsman en distributeur voor ‘van Tuyl’ (één van de schuilnamen van Wally van Hall) (ref. 3). In de zomer ’42 was hij ook betrokken bij het nieuwe Comité van Verzet dat een brochure verspreidde met 44 instructies voor actief en passief burgerlijk verzet.

Direct na zijn vrijlating volgde Nieuwenhuijsen ook het lot van onze Nederlandse beroepsofficieren die in krijgsgevangenschap waren afgevoerd naar Polen. Om concreet iets voor hen te doen, startte hij vanuit zijn huis in Amstelveen een actie met het verpakken en verzenden van voedselpakketten naar Stanislau onder de vlag van het Rode Kruis. Door zijn verzekeringswerk had hij goede relaties bij voedselfabrikanten als Verkade, Nutricia en bakkerij Van der Meer en Schoep. Via de achterdeur van deze bedrijven ontving hij voedzame versnaperingen die nog wel voor de Wehrmacht werden geproduceerd maar in de winkels vaak niet meer verkrijgbaar waren.

Nieuwe verzetsactiviteiten en onderduiken

Een nieuwe impuls tot verzet ontstond ook voor Nieuwenhuijsen met de jodenvervolging, toen in april ’42 de tragische eindfase zich begon af te tekenen met oproepen van joden voor transport naar Polen. Frits stond in contact met een ‘passeerder’ bij de Belgische grens. Een aantal Joodse families heeft hij hiermee kunnen helpen met een vlucht naar het veilige Zwitserland. Vaak begeleidde hij ze persoonlijk tot Maastricht. Alle gezinnen voor zover bekend hebben hun doel veilig bereikt.

In Amsterdam was inmiddels ook de gewelddadige verzetsgroep CS-6 ontstaan, vernoemd naar het huisadres Corellistraat 6 van twee van de activisten Jan Karel en Gideon Willem Boissevain. Deze sabotagegroep, een interessante symbiose van jongere communisten en patriciërzonen, vernielde spoorverbindingen om het transport van joden te belemmeren en liquideerde ook notoire jodenverraders in Amsterdam. De familie Boissevain behoorde reeds lang tot de persoonlijke vriendenkring van Nieuwenhuijsen en zijn vrouw. De zeer betrokken moeder van Janka en Gie zag Frits als een belangrijke “inspirator” voor CS-6. Voordat Gideon na zijn arrestatie in augustus ’43 werd gefusilleerd, heeft uit zijn cel nog een met eigen bloed beschreven papiertje weten te smokkelen met onder meer de woorden: ‘Zoek contact met Frits N’. (ref. 2-286/287)

Ook bij twee andere ontstane verzetsorganisaties werd Nieuwenhuijsen betrokken: de Ordedienst en het Medisch Contact van het artsenverzet. De Ordedienst was reeds aan het eind van de zomer in ’40 opgericht door een aantal officieren van onze ontbonden Koninklijke Landmacht, die zich wilden voorbereiden op gewapende ondersteuning bij een Britse invasie en bevrijding van Nederland die toen ook voor OD spoedig mogelijk leek. Binnen een jaar na de geboorte van de Ordedienst werden de gelederen door arrestaties belangrijk uitgedund. In ’42 wist de OD zich weer belangrijk te herstellen, ondanks het aantal collega’s dat in mei als krijgsgevangenen werd afgevoerd naar Polen. In die zelfde tijd werd naast de militante sector ook een specifieke afdeling voor spionage gevormd: de Sectie V. Frits Nieuwenhuijsen werd hierbij opgenomen als belangrijke informant.

De Nederlandse artsen kwamen in verzet op het moment dat in ’41 hun beroepsvereniging onder curatele werd gesteld van een NSB'er, ter voorbereiding van een naar Duits voorbeeld op te richten Artsenkamer. Omdat represailles werden gevreesd bij weigering van aanmelding bij de kamer, werd spontaan door een aantal artsen een landelijke verzetsnetwerk gevormd dat de naam kreeg van Medisch Contact (MC). Een belangrijke voorman van het MC was de Amsterdamse hoogleraar C.G. Heringa. Begin ’42 werd professor Heringa met vier collega’s en 80 andere vooraanstaande Amsterdammers gearresteerd en opgesloten in het kamp Amersfoort, als represaille voor een bomaanslag in Amsterdam. Een paar maanden later werden de meesten weer vrijgelaten, toen duidelijk werd dat de daders onder de communisten moesten worden gezocht. Heringa, die inmiddels bij de Sicherheitsdienst bekend stond als een grote animator van het artsenzet, werd na zijn vrijlating uit het kamp Amersfoort verbannen naar Assen om hem van zijn verzetsomgeving te isoleren. Op afstand hield Heringa zich echter nog intensief bezig met de Amsterdamse illegale activiteiten. Nieuwenhuijsen, die hem bij het medisch verzet had ondersteund, werd nu voor Heringa de verbindingsman voor het onderhouden van zijn contacten met de Amsterdamse verzetswereld.

Met deze toename van zijn verzetsactiviteiten vond Nieuwenhuijsen het in de loop van ’42 verstandiger om niet meer op zijn huisadres te blijven wonen. Mogelijk had hij ook signalen ontvangen dat de SD hem weer op de korrel had. Een voortreffelijk duikonderdak vond hij op de Westergasfabriek in Amsterdam waarvan zijn oom Max van der Horst, getrouwd met een zuster van zijn vader, de directeur was. De imposante ambtswoning op het omvangrijke bedrijfsterrein gaf veel mogelijkheden voor verschuiling bij inval, en de ruime omheining van het terrein bood voldoende onbewaakte dienstingangen waar heimelijke in- en uitgang mogelijk was wanneer je de juiste sleutel bezat.

Eerste coördinatie binnen het verzet

Een eerste impuls tot verzetssamenwerking kwam eind ’42 voort uit het studentenverzet. Kort voor de kerstvakantie eind ’41 was er in de Amsterdamse universitaire wereld tumult ontstaan na een spontaan protest tegen uitspraken van een ‘foute’ hoogleraar. Na de vakantie escaleerde het conflict zodanig dat een aantal hoogleraren door de bezetter werd ontslagen. Een oproep onder de studenten om de colleges nu te boycotten vond maar beperkt gevolg. Een groepje studenten werd zich bewust dat gebrek aan onderlinge communicatie de oorzaak was van het ontbreken van een algemeen protest. In maart ’42 werd een Raad van Negen gevormd waarin alle Nederlandse universiteiten waren vertegenwoordigd. In de zomer werd bij de meeste universiteiten een gemotiveerde achterban opgebouwd. Begin december werd bekend dat nu ook studenten een oproep konden verwachten voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. De Raad van Negen besefte dat de studenten hulp van anderen nodig hadden om zich hier collectief aan te onttrekken. Met het idee van een te vormen Nationaal Comité van Verzet (NC), bracht de Haagse zakenman Andries van Velzen uiteindelijk de studenten in contact met de financier van het verzet Walraven van Hall. Ook het Artsenverzet sloot zicht graag aan bij bij het nieuwe comité.

Het Nationaal Comité van Verzet

De eerste bijeenkomst van het Nationaal Comité van Verzet (NC) vond eind januari ‘43 plaats ten huize van de schoonmoeder van Van Hall in Amsterdam (ref. 4). Naast de gastheer en een collega van de ‘Zeemanspot', Iman van den Bosch, waren daarbij aanwezig Andries van Velzen, drie vertegenwoordigers van de Raad van Negen en Frits Nieuwenhuijsen als representant van het artsenverzet en tevens als verbindingsman voor de sectie V van de Ordedienst. Kort daarna kwam een zeer belangrijke achtste man het NC versterken: Lambertus Neher, directeur van de Gemeentelijke Telefoondienst in Den Haag. Een maand eerder was hij ontslagen nadat hij had geweigerd zijn personeelsleden op te geven die in aanmerking kwamen voor de Arbeitseinsatz. Neher was een generatie ouder dan de andere leden van het comité. Met zijn rijpere intelligentie wist hij de vaak stevige discussies binnen het NC in de juiste banen te leiden. Bij de uiteindelijke bundeling van het gehele verzet in juli ’44 zou Neher de vertegenwoordiger worden voor alle verzetsgroepen die niet-politiek of religieus waren verbonden.

Een belangrijke opdracht voor Nieuwenhuijsen binnen het NC was het organiseren van sabotage tegen de Arbeitseinsatz. Door de grote Duitse verliezen in Rusland bij de slag om Stalingrad werden steeds meer Nederlanders gedwongen te werken in Duitsland om de opengevallen arbeidsplaatsen daar op te vullen. Om de selectie van geschikte arbeidskrachten te dwarsbomen werd door het NC een netwerk gecreëerd van betrouwbare ambtenaren binnen Haagse departementen en publieke diensten als bevolkingsregisters en arbeidsbureaus. In januari ’45 zou deze activiteit nog nieuwe dimensies krijgen toen Frits binnen het Landelijk Werkcomité werd aangewezen als coördinator van de sabotage tegen de Liese-Aktion, de laatste noodgreep van de Arbeitseinsatz waarbij de eerdere Ausweisen vervielen en de leeftijdsgrenzen voor oproep aanzienlijk werden verruimd.

Walraven van Hall concentreerde zich in de eerste plaats op zijn financiële dienstverlening. Met de toenemende behoefte aan financiële steun door het groeiend aantal onderduikers, werd naast de ‘Zeemanspot’ ook een ‘Landrottenfonds’ gevormd dat al spoedig de meer serieuze naam Nationaal Steunfonds (NSF) zou krijgen. Daarnaast bleef de ‘Olieman’ werken aan andere verbanden van samenwerking. In de zomer bracht van Hall een alliantie tot stand van het NSF met een prille financiële steungroep van gereformeerden in het oosten van het land, die later bekend zou worden als de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO). Dit samenwerkingsplatform zou later bekend worden als De Kern.

Coördinatie van het verzet in het zicht van de bevrijding

Op 8 juni ‘44, twee dagen na de invasie van de geallieerden in Normandië, werd van de regering in Londen het verzoek ontvangen om één coördinerend platform van het totale verzet te vormen om de weg naar de bevrijding voor te bereiden. In juli kwam een 30-tal vertegenwoordigers van circa 40 verzetsgroepen bijeen als Grote Adviescommissie der Illegaliteit. Door deze adviescommissie werd een Contactcommissie (CC) van 5 man benoemd die het beleid van het verzet moest coördineren. De latere minister-president Willem Drees werd voorzitter van de CC. Naast een vertegenwoordiger van de Ordedienst werden twee representanten benoemd uit de kringen van socialisten en protestants-christelijk gelovigen. L. Neher werd verkozen als afgevaardigde van de politiekneutrale verzetsgroepen. Frits Nieuwenhuijsen werd toegevoegd als secretaris van de CC. De vergaderingen van de Contactcommissie vonden plaats in Amsterdam op zijn kantoor bij de Hollandse Sociëteit op de Herengracht 475, onder de codenaam ‘Tariefcommissie’ of kortweg ‘Tar-com’. Onder de Contactcommissie werden later het Landelijk Werkcomité (LWC) en een Amsterdams Werkcomité (AWC) opgericht. Ook voor het LWC en het AWC werd Frits als secretaris gekozen. Uit oogpunt van coördinatie een voor de hand liggende constructie. In beide comités vertegenwoordigde Frits ook de stem van Lambertus Neher.

Ook het gewapend verzet moest worden samengebundeld. Reeds in maart ’44 was op initiatief van Van Hall met veel moeite een coalitie Delta gevormd tussen de drie militante organisaties die zich geroepen voelden om het gezag over te nemen op het moment dat de bevrijding nabijkwam: de Ordedienst, de knokploegen (LKP) van de LO en de socialistische Raad van Verzet. Gezamenlijk zouden deze organisaties later de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (BS) vormen. Begin september ’44 leek het eerste moment van actie in zicht te komen. Met de relaties van Neher werd in aller ijl een geheim telexnetwerk gecreëerd voor de Contactcommissie en het hoofdkwartier van Delta-Centrum in Amsterdam. Het centrale telexstation voor de CC en Delta-C werd geïnstalleerd bij Nieuwenhuijsen op de Westergasfabriek. Op 7 september werd het eerste bericht ontvangen waarin de overschrijding van onze grens door de geallieerde troepen in Zuid-Limburg werd gemeld.

Nadat de geallieerde luchtlandingen bij Arnhem definitief waren mislukt en de bezetter zijn gezag in noordelijk Nederland weer had hersteld, werd in oktober het verblijf van Nieuwenhuijsen op de Westergasfabriek riskant. Nutsbedrijven als de gasfabriek werden onder strenge Duitse bewaking gesteld. Een veiliger duikadres vond hij op de Valeriusstraat bij een oude familierelatie die al een paar jaar voor Frits als koerierster werkte. Zijn verzetsdocumentatie liet hij achter op de gasfabriek waar deze de oorlog heeft overleeft.

Het noodlottig einde

Op 27 januari ‘45 was een vergadering gepland van het Landelijk Werkcomité op de Leidsegracht in Amsterdam. Door verraad van een eerder gearresteerde verzetsman was de Sicherheitsdienst hiervan op de hoogte. De vier deelnemers, waaronder Walraven van Hall en Frits Nieuwenhuijsen, werden bij binnenkomst door de SD overmeesterd. Nieuwenhuijsen heeft nog geprobeerd te ontsnappen. Met een schot in zijn benen werd zijn vluchtpoging verijdeld (ref. 4). Een van de gearresteerden werd gespaard nadat hij voldoende vertrouwelijke informatie had losgelaten om zijn verhoorders tevreden te stellen. Wally en Frits, die het verhoor met de kiezen op elkaar hadden weerstaan werden verklaard tot Todeskandidaten. Op 12 februari werden zij met Henk de Jong en vijf andere verzetsstrijders in Haarlem publiekelijk gefusilleerd bij de Jan Gijzenbrug.

Naschrift

Behoudens in vermelde referenties, is in de naoorlogse verzetsliteratuur relatief weinig over Frits Nieuwenhuijsen geschreven. Achter de publieke schermen is hij echter niet vergeten. In Amstelveen en in Amsterdam zijn een laan en een straat naar hem vernoemd. Koningin Wilhelmina heeft 9 mei ’46 in het paleis op de Dam het Verzetskruis voor Frits Nieuwenhuijsen uitgereikt aan zijn vrouw. Op voorspraak van Lambertus Neher is aan hem posthuum de militaire rang van kolonel toegekend, mede bepalend voor het weduwepensioen van zijn echtgenote. Frits ligt nu in ruste op de Eerebegraafplaats Bloemendaal tegenover zijn strijdmakker Walraven van Hall.

Externe Links

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. Verzetsdocumentatie 1940-1944 van Frits Nieuwenhuijsen (archiefoverzicht aanwezig bij het NIOD)
  2. Gedenkboek ‘De Eerebegraafplaats te Bloemendaal’ (P.H. Heere) Sdu Uitgevers 2005
  3. Jaren van verduistering, de bezettingstijd in Amstelveen (Tini Visser) De Walburgpers 1989
  4. Walraven van Hall, de premier van het verzet (Erik Schaap) Stichting Uitgeverij Noord-Holland 2006
  5. Het Koninkrijk der Nederlanden in Oorlogstijd (L. de Jong) Staatsuitgeverij 1981
rel=nofollow
rel=nofollow