Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Cornelis Johannes de Quay
Cornelis Johannes de Quay Charles Jacques (1794 - Fort de Kock, Bukittinggi West-Sumatra, 2 juni 1834)[1] was een Nederlands majoor, Officier in de Militaire Willems-Orde en Ridder van het Legioen van Eer.
Loopbaan
De Quay werd op 12 oktober 1824, net uit Nederland in Indië aangekomen, bevorderd tot eerste luitenant bij de negentiende afdeling infanterie. Hij verkreeg, in de rang van kapitein voor zijn inspanningen tijdens de Java-oorlog de Militaire Willems-Orde vierde klasse bij Koninklijk Besluit van 22 november 1828 nummer 28 en nam vervolgens deel aan de Padri-oorlogen.
Padri-oorlogen
Gevechten in het jaar 1832
De overmeestering van kampong Kapaauw in de Padangse Bovenlanden (1832). Nadat luitenant Bouman sinds hem het civiele gezag in het Agamse was opgedragen al het mogelijke had gedaan om door zijn invloed de verbittering die tussen de Maleiers en Padri's in het Agamse bestond te doen ophouden en beide partijen tot een vereniging over te halen en daarmee reeds goede vorderingen maakte, ontving hij het bericht dat in Kottabaroe een samenkomst had plaatst gehad, voorgezeten door de Towanko Tjerdik en enige anderen, waarin besloten was, om door hulp van volk uit Bondjol de Nederlandse troepen met vereende kracht aan te vallen. Nadat Dato Langé Ame, hoofd van de kampong Sangitoe en enige andere, het Nederlandse gezag getrouwe padries, door verraad om het leven waren gebracht en luitenant Bouman hiervan aan kapitein de Quay rapport had gedaan, terwijl de dreigende houding van de vijand Nederlandse hulp meer en meer noodzakelijk maakte, besloot De Quay de 30ste april zich op mars te begeven en gaf orders aan het garnizoen van Tandjong Alam dadelijk naar Bierro op te rukken en aan kapitein Veltman zich ook snel met zijn sluipschutters naar Agam te begeven. De macht bestond uit 250 bajonetten met daarnaast een kanon van 3 pond en een handmortier. De vijand liet zich aan de linkervleugel zien en bezette een sterk verheven punt. Adjudant-onderofficier De Wautier werd, om stremming in de communicatie te voorkomen, gedetacheerd met 40 bajonetten en een paar honderd Maleiers, terwijl De Quay tot in de verdedigde benting van Dato Belebi voortrukte.
Door de Nederlandse troepen omsingeld scheen de vijand zodanig in verwarring gebracht te zijn dat hij in alle richtingen de vlucht nam en werd achterna gezeten, waarbij het de troepen gelukte in verschillende andere versterkingen te dringen. De uitslag werd door De Quay voornamelijk toegeschreven aan de wijze waarop de kapiteins Gennet en Veltman hun troepen hadden weten te leiden en aan te voeren. Na de nacht van de 5de in kampong Silatang doorgebracht te hebben marcheerden de troepen over ongebaande wegen en onder zware regen naar Songitoi. Hoewel deze kampong het Nederlandse gouvernement goedgezind was aarzelden de bewoners om de troepen binnen te laten; na vele beraadslagingen en twisten tussen de hoofden, die verdeeld waren, gelukte het De Quay om te bewerken dat men er toe overging de versterkte poorten te openen en verdere beletselen uit de weg te ruimen. Terwijl luitenant Bouman zijn invloed deed gelden om de mensen gerust te stellen en van de goede Nederlandse inzichten te overtuigen, had dit tot gevolg dat alle kampongs en het grootste aantal der gehuchten in onderwerping kwamen. Dit voorbeeld werd al snel door het district Kottabarro, Sallo en Magé gevolgd. De Quay, die het van belang oordeelde dat Towangko di Gapau van Kamon ten gunste van de Nederlandse belangen werd overgehaald, ging vergezeld van luitenant Schouten zonder andere escorte dit hoofd opzoeken, ruimde alle moeilijkheden uit de weg en wist het hoofd van de goede gezindheid van het Nederlandse gouvernement te overtuigen. Sinds de onderwerping van dit uitgestrekte gebied hield men zich bezig met de aanleg van goede communicatiewegen en werd op Boekiet-Korrizet, het middelpunt van Agam, een fort aangelegd.[2]
Gevechten in het jaar 1833 en 1834
De Quay vertrok in 1833 naar Java om daarna met een versterking terug te keren naar Padang; in maart van dat jaar keerde hij terug naar het fort Van der Capellen, waar hij tevens het civiele gezag over de binnenlanden uitoefende, terwijl majoor Elout zich te Tikoe bevond. Ook in genoemd jaar gingen de gevechten op Sumatra door en leidde De Quay een groot gedeelte hiervan; hij maakte onder meer deel uit van de expeditie naar de westkust van Sumatra in genoemd jaar met de verovering van de IV en XII Kotta's als gevolg (naar aanleiding van een eerdere grote opstand aldaar, waarbij onder meer luitenant Engelbert van Bevervoorden het leven had gelaten). De expeditie stond onder leiding van luitenant-kolonel Vermeulen Krieger en leverde gevechten met 5.000 padries, die hun versterkingen zó hardnekkig verdedigden dat pas na een gevecht van drie uur het gelukte de overwinning te behalen, waarvan de overeenkomst met Tuwanko di Priaman en diverse andere hoofden het gevolg was. [3] Steeds kwamen kamponghoofden zich onderwerpen en De Quay vond overal bij de bevolking blijken van vertrouwen en welgezindheid. In de al eerder onderworpen VII Kotta's, waar vooral de bevolking veel had geleden door het geweld van de Padri's, was men druk bezig met het aanleggen van wegen en men hoopte dat de aldaar opgebeurde takken van volksvlijt spoedig het gedane leed zouden herstellen. De Quay werd op 7 juni 1833 bevorderd tot majoor à la suite ter beloning voor de door hem op Sumatra's Westkust bewezen uitstekende diensten.[4] In 1834 kwam generaal-majoor Riesz, dan benoemd tot commissaris van de Westkust van Sumatra, aan en werd tot hervatting van de operaties besloten. Op de 9de en 10de juli vond de aanval en inname van de linie van Kaman plaats, waarbij een colonne werd aangevoerd door De Quay, een door majoor Du Bus terwijl generaal Riesz zich met overste Elout bij de derde colonne bevond. Na vele hindernissen en tegenstand te hebben ontmoet werd de inname van de linie met succes bekroond. Een ieder, zei generaal Riesz, had zijn plicht gedaan maar het welgelukken van de aanval werd door hem in het bijzonder toegeschreven aan de moed en het beleid welke majoor De Quay ook ditmaal weer aan de dag legde. [5] De Quay werd bij Koninklijk Besluit van 16 september 1834 nummer 61 bevorderd tot ridder derde klasse in de Militaire Willems-Orde. [6]
Portaal KNIL |
Linken
- Stuers, F.V.A. De, Gedenkschrift van den oorlog op Java, van 1825 tot 1830
- Bijdragen tot de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië 1888
Bronnen, noten en/of referenties
|