Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Paling

Uit Wikisage
(Doorverwezen vanaf Aal)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

De paling oftewel aal oftewel Anguilla anguilla is een katadrome vis met een slangachtig lichaam.

De benaming paling of aal is plaatsgebonden, een verschil in vis is er niet, zoals Antoni van Leeuwenhoek al schreef op 25 juli 1684: „Onder de visschen die onse rivieren of wateren voort brengen, kan ik maar twee soorten van visschen die men seijt dat geen schobbens hebben, de eene soort wort alhier genoemt Ael en Paling, en in andere steden wertse wel alleen met den naam van Ael genoemt”.

Beschrijving

De paling heeft een lang slangachtig lichaam met zeer slijmerige huid. De rugvin begint tamelijk ver naar achteren en vormt een zoom die tot aan de staartpunt reikt en zich daar met de gelijkvormige anaalvin verenigt. De paling heeft kleine borstvinnen, de buikvinnen ontbreken, de bovenkaak is iets korter dan de onderkaak en de schubben zijn zeer klein en zitten verborgen in de huid. De kieuwopeningen zijn zeer klein, daardoor blijven de kieuwen nog lang vochtig als de vis zich op het land bevindt.

De maximale lengte van mannetjes is ca. 60 cm. De wijfjes worden tot 135 cm lang en 7 kg zwaar en ongeveer dertig jaar oud (Nederlands record).[2] Ook lengtes tot 150 cm worden genoemd. De meeste palingen bereiken tussen vijf en vijftien jaar verblijf op het zoete water, bij voldoende voedselaanbod, het schieraalstadium en trekken dan terug naar de paaigronden.

Verspreiding

De Europese aal, (Anguilla anguilla) komt voor vanaf Marokko, het hele Middellandse Zeegebied, de Oostzee, tot in het noorden van Noorwegen. In de gehele Benelux komt paling in vrijwel alle oppervlaktewateren voor.

De Europese aal is nauw verwant, maar niet identiek met de Amerikaanse aal, (Anguilla rostrata). Er vindt wel enige hybridisatie plaats tussen beide soorten.

Ook andere plaatsen op de wereld kennen hun eigen aalpopulaties, waarbij de alen vaak minder ver hoeven te trekken om de voortplantingsplaatsen te bereiken.

Ecologie

Habitat

De paling heeft een grote voorkeur voor beschutte plaatsen. Ze zijn vaak in grote hoeveelheden achter stuwen en andere waterinlaten te vinden, waar het water zuurstofrijk is en veel voedsel wordt aangevoerd. Ze kunnen zich verschuilen achter schoeiingen, tussen rietwortels, of ze graven zich in in een zachte bodem. ’s Nachts en tijdens warme, vochtige, zomerse weersomstandigheden verlaten de palingen hun schuilplaats en gaan ze actief op zoek naar voedsel. Ook op zee zoekt de paling mosselbanken of scheepswrakken op voor beschutting.

Palingen mijden plaatsen waar bij de bodem zuurstofloze omstandigheden voor kunnen komen. Ook te veel vervuilde plaatsen worden gemeden. Verder is de paling in elk denkbaar watertype te vinden.

Palingen zijn vaak talrijker naarmate het water makkelijker bereikbaar is vanuit de zee. Een bijzondere eigenschap van de paling is dat hij door de sterk vernauwde kieuwspleet lange tijd buiten het water kan overleven en dat hij zich al kronkelend op (vochtig) land kan verplaatsen. Op deze manier kan de paling landbarrières tussen water oversteken. Daardoor zijn ze in staat geïsoleerde wateren te bereiken en weer te verlaten door in vochtige nachten over land te gaan trekken.

Voeding en groei

De typische zuiderzeeaal eet hoofdzakelijk muggenlarven, vlokreeften en andere ongewervelden. Ze eten ook kuit en larven van andere vissoorten als pos, baars en blankvoorn. Sommige alen schakelen over op een dieet van vis als ze groter zijn dan 30 cm. Ze zijn herkenbaar aan de brede bek en worden breedbekalen genoemd. De zogenaamde breedbekalen tonen geen genetische verschillen met hun andere soortgenoten. Breedbekalen hebben wel een veel lager vetpercentage.

De groei van de aal is sterk afhankelijk van de temperatuur van het water. In België en Nederland stoppen ze in oktober met de opname van voedsel, om pas in april weer actief te worden. Ook de kwaliteit en de hoeveelheid voedseldieren is medebepalend voor de groei. In noordelijke streken als Ierland en Noorwegen is het groeiseizoen kort en groeien de alen langzaam. Wel worden in Noorwegen in de nabijheid van zalmkwekerijen in de fjorden alen gevangen die daar leven van het voer dat niet door de zalm opgegeten is.

Voortplanting

De paling is een katadrome vis en kan beschouwd worden als een diepzeevis, die opgroeit in zoet of brak water, die zich voortplant in de Sargassozee op grote diepte. De larven trekken geholpen door de Golfstroom naar Europa.

Het geslacht van de paling wordt bepaald door de omstandigheden waarin de vis opgroeit.

Als de paling een bepaalde hoeveelheid vet in zijn vlees heeft opgeslagen wordt hij schieraal genoemd. De dieren worden vet, de ogen worden groter en ze krijgen een lichtgrijze kleur met een witte buik, de vinnen worden groter en de huid wordt dikker. Als de terugreis aanvangt naar het paaigebied in de Sargassozee, door de bovenste waterlagen, zijn de palingen nog niet volledig geslachtsrijp. Verdere geslachtsontwikkeling vindt plaats tijdens de reis.

De palingtrek

Onderzoek aan de universiteit van Leiden heeft aangetoond dat palingen in staat zijn om 6.000 kilometer af te leggen[3][4] Ook is hier ontdekt dat palingen zeer weinig energie gebruiken om te zwemmen.[5] In totaal verbranden zij slechts een zeer kleine hoeveelheid energie om zich te verplaatsen. Voor de reis van 6.000 kilometer aldus slechts circa 60 gram per kilo lichaamsgewicht, vergelijkbaar met 5 kleine zakjes chips. Dat is opmerkelijk in vergelijking met een andere trekvis als bijvoorbeeld de zalm; deze gebruikt ruim 50 % van zijn lichaamsgewicht om de paaigronden te bereiken.

Paaiplaats

Volwassen palingen leggen hun eieren vermoedelijk in de Sargassozee, waar de wilgenbladvormige larven (lat.: Leptocephali) opgroeien. Dit is in 1923 door de Deense onderzoeker Johannes Schmidt ontdekt, die de kleinste larven in de Sargassozee aantrof. Het paaiproces zelf is echter nog nooit door mensen waargenomen. Van de Japanse paling en andere palingsoorten is de paaiplaats wel bekend.[6]

Leptocephali

De leptocephalusvorm is functioneel omdat de aal door de zeer afgeplatte vorm dan niet zichtbaar is in het oceaangedeelte tussen de 15 en 200 meter waarin de dieren optrekken. In dit gedeelte van de oceaan, de photozone die de grootste habitat ter wereld vormt is geen enkele schuilgelegenheid en zijn alle organismen bijna onzichtbaar. Er worden steeds meer leptocephali ontdekt, die tot 180 cm lang kunnen zijn.[7] Hierbij gaat het om aalvormigen en stekelalen (notacanthidae), die alle de extreem afgeplatte vorm gebruiken, om in dit milieu te overleven.

Intrek van de glasaal

Na twee jaar bereiken ze actief zwemmend en meedrijvend met de Golfstroom het continentaal plat en krijgen ze langzaam de ronde vorm van de aal, terwijl de lengte iets afneemt. De doorzichtige glasalen die na drie jaar het zoete water binnentrekken hebben een lengte van 65 mm. De glasalen hebben geen specifiek richtingzoekend instinct, maar de richting van de trek ligt toch grofweg vast. Amerikaanse en Europese alen zijn twee verwante soorten en paaien beide in de Sargassozee. Amerikaanse alen trekken naar het noordwesten, Europese alen trekken naar het noordoosten. Opvallend is dat in IJsland relatief veel hybriden worden aangetroffen. De zeer lange trekroute van de Sargassozee is te verklaren door de Continentverschuiving waardoor de Atlantische Oceaan in de miljoenen jaren dat de soort bestaat, steeds breder is geworden. De soort heeft zich heel geleidelijk kunnen aanpassen aan de steeds langere trekroute.

Deze reis duurt ongeveer drie jaar, waarna de glasaaltjes met miljoenen tegelijk de Europese wateren (waaronder Nederland en België) intrekken. In het zoete water verdwijnt de doorzichtigheid al vrij snel door pigmentatie. Sommige aaltjes blijven onder de kust om op te groeien en zoeken daar mosselbanken, geulen en wrakken op.

Waterwerken, zoals de Afsluitdijk, hebben er voor gezorgd dat de oorspronkelijke migratieroutes van de glasaal hier en daar geblokkeerd worden.

Palingkweek

In Japan is men al sinds 1974 bezig met het kunstmatig vermeerderen van Japanse paling.[8] Op dit moment worden in Japan elke vrijdag palinglarven geboren. Dit gebeurt allemaal op zeer kleine laboratoriumschaal.

Het voedsel voor de palinglarven is een probleem. De Japanse wetenschappers hebben al wel een kunstmatige voeding ontwikkeld voor de palinglarven[6]. Het is al gelukt om enkele generaties te kweken, maar het overlevingspercentage is gering. Daarnaast hebben in het begin van 2007 zowel Deense als Franse wetenschappers succesvol paling weten te vermenigvuldigen en ook hier is het gelukt om een klein aantal in leven te houden.

Wetenschappers van de universiteit Leiden is het in 2003 gelukt om in een laboratorium larven van de Europese paling te verkrijgen.[9] Nederlandse wetenschappers hebben een nieuwe manier gevonden om palingen geslachtsrijp te maken.

De voeding van jonge larven is een groot probleem. De bevruchting en het uitkomen van paling is in de natuur nog nooit door mensen waargenomen. Het is dus niet bekend wat de palinglarven in de natuur eten. Als een geschikt voedsel voor de larven wordt gevonden, is het misschien mogelijk om paling van begin tot einde commercieel te gaan kweken. In Nederland is momenteel, in tegenstelling tot Japan en Denemarken, weinig financiële ondersteuning voor verder wetenschappelijk onderzoek.

Bedreigingen van de palingstand

Het is moeilijk aan te geven wat precies de oorzaak is van het afnemen van de palingstand en de verminderde intrek van glasaal. Hieronder een overzicht van de mogelijke bedreigingen:

Toxische stoffen

  • De vervuiling van het oppervlaktewater door stoffen als pcb’s, halonen (brandvertragers) en resten van medicijnen zoals residuen van oestrogene stoffen (zoals de pil) en antidepressiva. De pcb’s en dioxines kwamen in het milieu terecht vanaf de jaren vijftig met een hoogtepunt in de concentraties tijdens de jaren zeventig. In de 21e eeuw zijn PCB-gehaltes op de meeste plaatsen in België en Nederland zeer sterk aan het dalen. Bekend is dat PCB’s de hormoonhuishouding ontregelen. Van oestrogene stoffen en antidepressiva wist men dat al.

Al deze stoffen hebben zeer nadelige gevolgen voor de geslachtsontwikkeling van de ouderdieren en de ontwikkeling van de opgroeiende embryo's, aangezien ook geringe hoeveelheden PCB's en dioxines in de dooierzak de embryonale ontwikkeling kunnen verstoren. De embryonale ontwikkeling wordt al verstoord bij lage dioxinewaarden in de gonaden van ouderdieren, die nog geen tiende bedragen van de maximum waarden die veilig worden geacht voor menselijke consumptie.[10]

Van 1950 tot 1980 was de intrek van glasaal vrij stabiel en op een hoog niveau. De vervuiling is in de afgelopen jaren sterk teruggedrongen en het sediment op de rivierbodem is op heel veel plaatsen net zo schoon als in de jaren dertig van de vorige eeuw. Het blijft dus raadselachtig dat er tot 1980 een grote intrek van glasaal plaatsvond [11] terwijl de ouderdieren blootgestaan moeten hebben aan een zeer hoge vervuilingsgraad. Ook de sterke afname sinds 1980 waarbij de laatste jaren nog maar 1 % van het naoorlogse niveau wordt gehaald kan moeilijk verklaard worden door chemische belasting.

Klimaatsfactoren

  • De verandering van het klimaat kan resulteren in een verplaatsing of vermindering van de golfstroom, waardoor de glasaal moeilijker de Europese binnenwateren bereikt. Vooralsnog is een vermindering of verlegging van de golfstroom nog niet overtuigend aangetoond, maar valt ze evenmin uit te sluiten.[12]

Verminderde migratiemogelijkheden en habitatverlies

De hindernissen die her en der opgeworpen zijn zorgen enerzijds voor habitatsverlies en anderzijds voor sterfte en beschadiging bij de trekkende palingen.

  • Gebouwde hindernissen, in Nederland zijn diverse dijken, dammen en andere afsluitingen gemaakt waardoor veel wateren moeilijk of niet bereikbaar zijn voor de paling. Ook de totale oppervlakte van het leefgebied van de paling is afgenomen door de inpolderingen. De oppervlakte van het IJsselmeer is door inpolderingen (van 1930 Wieringermeer tot 1968 (Zuidelijk Flevoland) nog maar de helft van de oppervlakte van de voormalige Zuiderzee voor 1932.
  • In Spanje zijn meer dan 90 % van alle rivieren afgesloten door waterkrachtcentrales. In Frankrijk ligt dit percentage op ca. 70 %. In het stroomgebied van de Rijn zijn er ongeveer 2500 waterkrachtcentrales. Dit is de reden dat in het zuiden van Europa de meeste(glas)aal niet verder de rivier op zwemt en daardoor een groot aantal oppervlaktewateren dus niet meer bereikt.

Habitatverlies heeft in de laatste herstelplannen voor paling (2007) van de E.U. dan ook veel aandacht.

  • De vele waterkrachtcentrales beschadigen ook volwassen palingen tijdens hun migratie doordat deze soms verminkt of aan stukken gereten worden door de schoepen van een waterkrachtcentrale.

Predatoren

  • Aalscholvers die de aal en soorten vis waar de aal van leeft in grote hoeveelheden wegvangen. De aalscholver kwam tot de jaren zeventig weinig of niet voor in Nederland. In 2005 telde men meer dan 17.000 broedparen. Elke aalscholver eet per dag meer dan 250 gram vis. Dat komt neer op 3100 ton per jaar voor de totale Nederlandse populatie vergeleken met de visserijaanvoeren voor het IJsselmeer 3000 ton (2002), 1700 ton (2003) is dat dus zeer aanzienlijk, waarbij moet worden opgemerkt dat veel Aalscholvers nu op allerlei wateren in het binnenland vissen. Uitgebreid onderzoek schat het aandeel van de ontrekking door aalscholvers op ca 50% van de visserijonttrekking[13], maar onderzoek toont echter aan dat aalscholvers in het IJsselmeergebied (Oostvaardersplassen) voornamelijk pos (60-70%), baars (10-20%) eten. Verder staan ook nog blankvoorn, paling en tot slot spiering op het menu.[14]

Ziektes en parasieten

  • Spoelwormen, die voorkomen in de zwemblaas van de aal (Anguilicola crassa). Deze zwemblaasparasiet is sinds midden jaren 90 op zijn retour. Alen die last van deze parasiet hebben gehad krijgen een verkleinde en verdikte zwemblaas, die niet meer functioneert tijdens de paaitrek, waardoor de aal veel extra energie moet verbruiken om de juiste stand in het water te houden. Mogelijk is de zwemblaas ook niet functioneel meer op de grote paaidiepte (>300 m). Deze parasiet is onschadelijk voor de mens.
  • Met de dikkopelrits die in tuincentra te koop wordt aangeboden is een Amerikaanse visziekte (Evrex virus) overgekomen naar de Europese wateren. Met name zeelt en paling hebben hieronder sterk te lijden. Dit virus is eveneens onschadelijk voor de mens.

Visserij en overbevissing

  • De grote hoeveelheid glasaal die jaarlijks door Zuid-Europese vissers aan Azië verkocht wordt. In 2004 was dat meer dan 200.000 kg. In elke kilo zitten ongeveer 3600 stuks glasalen.
  • De mens door de overbevissing. Door vangstbeperking en het uitzetten van kleine palingen kunnen de gevolgen worden beperkt. De Nederlandse overheid heeft sinds 1995 voor het IJsselmeer een vangstreductie gerealiseerd van 50% door sanering van vissers en het beperken van de tijd waarin op aal gevist mag worden. Een verdere reductie van visserijinspanning is afgesproken in 2007 hetgeen betekent dat de Ijsselmeervisserij vanaf 2007 met 35% zal moeten verminderd worden in een tijdsbestek van 5 jaar.
  • Tot midden jaren 70 werd door de O.V.B. (Organisatie Verbetering Binnenvisserij) elk jaar ruim 4,5 miljoen kleine palingen in Nederlands oppervlaktewater uitgezet. Dit is plotseling gestopt om onduidelijke redenen. Het eerste particuliere initiatief was in 2006. Het WNF hoopt op navolging. In 2007 heeft LNV ruim 70 kilo Engelse glasaal uitgezet, in Noord-Holland en Friesland in samenwerking met de combinatie van binnenvissers. Ook heeft een aantal vissers op de zuidelijke randmeren een hoeveelheid aal terug geplaatst in de natuur.

Conclusie

Kortom, een enkelvoudige duidelijk aanwijsbare oorzaak is moeilijk te geven. Het is waarschijnlijk een samenloop van diverse, elkaar versterkende, oorzaken die de aalstand terug doen lopen. Aangezien over de natuurlijke reproductie eigenlijk zo goed als niets bekend is kunnen er ook nog andere onbekende factoren een rol spelen.

De aal wordt waarschijnlijk de laatste in het rijtje trekvissen dat in onze wateren is verdwenen. Als eerste de Atlantische steur door vernietiging van de benedenstroomse paaigebieden, daarna de Elft door vernietiging van de paaigebieden in buitenbochten van de rivier, de Atlantische zalm door overbevissing en onbereikbaar worden van het bovenstroomse paaigebied.

Bescherming

De hoeveelheid glasaal is sinds de jaren ’70 van de 20e eeuw afgenomen tot 1% van het oorspronkelijke niveau. In 2007 is de paling door het ministerie van LNV daarom op de rode lijst van bedreigde diersoorten geplaatst. Op 11 juni 2007 hebben zowel de Europese Unie als de Verenigde Naties onafhankelijk van elkaar besloten om beschermingsmaatregelen voor de Europese paling te nemen. [15] De maatregelen van de Europese Unie houden in dat vanaf 2008 tot 2013 een belangrijk deel van de in Zuid-Europa gevangen glasaal bestemd wordt om in de rest van Europa teruggeplaatst te worden. Dit alles zal gebeuren in binnenwateren die een verbinding hebben met de natuurlijke migratieroute naar de geboortegrond van de paling. Voor de terugplaatsing zal vanaf 2008 35% van de gevangen glasaal gebruikt worden. Dit percentage zal oplopen tot wel 60% in 2013. Ook zal de Europese Unie maatregelen nemen om barrières weg te nemen uit de migratieroutes van de paling. Dit zal gebeuren door vistrappen en by-passes te maken zodat de volwassen palingen zich kunnen verplaatsen naar hun geboortegrond.

De Verenigde Naties hebben op dezelfde dag het voorstel aangenomen waarbij de paling wordt ondergebracht in het CITES-verdrag (Convention on International Trade in Endangered Species). De Europese paling (lat. Anguilla anguilla) mag vanaf 2009 niet meer zonder vergunning buiten haar natuurlijke leefgebied mag worden geëxporteerd. Dit betekent in het kort dat vanaf 2009 de glasaal-export naar het verre oosten zonder vergunning verboden zal worden. [16] Opmerkelijk is dat zelfs de Japanse afvaardiging op het Citescongres dit besluit heeft ondertekend. Japan en China zijn de grootste afnemers van Zuid-Europese glasaal en zullen door de ondertekening van het Citesbesluit vanaf 2009 dus geen glasaal meer uit Europa meer betrekken. Met het Citesbesluit van 2007 is paling de eerste consumptievis die onder het Citesverdrag (appendix II) valt. Het heeft jaren geduurd voor er maatregelen genomen werden om de paling te beschermen.

Future for Eel

April 2008 is de onafhankelijke stichting Future for Eel opgericht. Deze stichting waarin wetenschappers, deskundigen, handelaars en natuurbeschermingsorganisaties deelnemen heeft als doel de aalstand in het binnenwater op een hoog niveau te brengen. De stichting heeft in december 2008 ruim 2000 volwassen schieralen ’over de dijk’ geholpen.

Consumptie

In alle landen waar palingen voorkomen worden ze ook gegeten. De manieren van bereiden komen neer op bakken, roken of stoven.

Religieuze voedingswetten

Hoewel een paling wel degelijk (kleine) schubben heeft verbieden sommige religies het eten van deze vis. Het jodendom staat alleen het eten van vissen toe die zowel schubben als vinnen hebben. Paling is in de ogen van de orthodoxe Jood volgens de spijswetten: treife (niet kosjer). Binnen de islam bestaat hierover discussie, de meese leerscholen echter menen dat paling haram (onrein) is.

Het doden van paling

Voordat de paling geconsumeerd kan worden, zal de vis eerst gedood moeten worden. Palingen zijn taaie vissen, wat het doden niet altijd eenvoudig maakt. In fabrieken worden palingen vaak elektrisch bedwelmd. De palingen worden in een bak zoet water gedaan, vervolgens plaatst men twee elektroden in de bak. Als de elektrische stroom voldoende sterk is, wordt de vis snel bedwelmd. De bewusteloze vissen worden gedood door na de eerste zware stroomstoot een aantal minuten (minstens vijf) lagere stroom door het water te leiden, tegelijk moet het aanwezige zuurstof verdrongen worden met stikstofgas. Als het elektrocuteren niet goed gebeurt, wordt de paling nog levend opengesneden. In 2008 is voor deze methode nog geen door de overheid goedgekeurde apparatuur beschikbaar in Nederland. Een andere methode is onderkoeling in ijswater waarbij de paling bedwelmd raakt. Bij de hobbyvisser zullen minder diervriendelijke methoden echter meer regel dan uitzondering zijn.

Van levend villen waarover gesproken wordt door sommige partijen, is géén sprake, omdat de meeste aal in Nederland gerookt gegeten wordt. Bij villen worden ingewanden en de huid almede de kop verwijderd. Voor aal die gerookt moet worden, zullen echter de kop en het vel aanwezig zijn.

Er is geen wet-, of regelgeving voor het doden van paling. In 2001 zei de toenmalig staatssecretaris van LNV Geke Faber toe dat er snel wetgeving zou komen die het lijden van vissen voorafgaand aan de dood moest voorkomen. Ook in 2008 is er nog geen regelgeving.

Plaatselijke gerechten en bereiding

Jellied eels (Engels gerecht met paling)
  • In België is paling in 't groen een landelijk bekend gerecht. Hierbij worden palingen ontdaan van ingewanden, kop en huid en vervolgens gestoofd in een mengsel van groene bladgroenten (o.a. spinazie, kervel en zurkel).
  • In Japan is het traditionele Kabayaki een gerecht dat tijdens de hete zomer veel gegeten wordt. De overlevering zegt dat Kabayaki goed is voor de energie huishouding in het lichaam van de mens tijdens extreme hitte in de zomer. Ook in Amerika waren stammen indianen die aan paling bijzondere krachten toeschreven. Door het eten van paling zou men sterk en onoverwinnelijk worden. Er is in Amerika nog steeds een Eel-clan, een stam oorspronkelijke bewoners die de paling zeer nauw aan het hart draagt. In Nederland werd paling al sinds 6200 voor Christus met fuiken gemaakt van touw en twijgen van rode kornoelje gevangen.[17]
  • Elk land in Europa heeft zo haar eigen gebruiken en gewoonten. At men vroeger in zuidelijk Europa veelal kleine gefrituurde glasaaltjes, deze gewoonte is door de torenhoge prijzen vervangen door imitatie-glasaal, gemaakt van eiwit en witvisfilet, te eten.
  • In noordelijk Europa eet men paling veelal gerookt, waarbij er per land grote verschillen zijn in de grootte van de palingen die men eet. Hierbij wordt de vis na de vangst schoongemaakt, ontdaan van de ingewanden en enkele uren in een pekelbad gelegd. Na gedroogd te zijn wordt de vis aan een stok geregen en in een rookkast gehangen. Door het verbranden van hout (zoals eiken, beuken en elzenhout) en zaagsel wordt rook gemaakt waarin de vis ongeveer een tot twee uur hangt.
  • In Scandinavië, vooral Denemarken is het gerecht Stægt ål een veel gegeten gerecht, hierbij wordt de paling gebakken. Ook een gerecht als 'røget ål med røræg' is een veel gegeten variant, hierbij eet men gerookte paling(filet) met roerei. In België en Nederland eet men paling op allerlei manieren: gestoofd, gebakken en gerookt. De Nederlandse consument lijkt het meest de gefileerde variant te verkiezen boven een hele ongefileerde paling. Was paling vroeger een volksvoedsel, nu is de vis mede door de prijs een kostbare delicatesse geworden.

Voordelen en risisco’s voor de gezondheid

Volgens de huidige voedingswetenschap hebben de omega-3-vetzuren EPA en DHA een gunstig effect heeft op hersenen, hart en bloedvaten. De onverzadigde vetzuren werken zelfs cholesterolverlagend. Deze komen het mest voor in vette vis, dus ook paling.

Begin 21e eeuw wordt afgeraden paling uit de rivieren te consumeren als gevolg van het stapelen van de giftige stoffen in het lichaam van de aal.

De Nederlandse VWA (Voedsel en Waren Autoriteit) schreef op 14 maart 2007:

„Eten van vette vis, zoals paling, is gezond omdat het zogenaamde Omega-3-vetzuren bevat. Het Voedingcentrum adviseert daarom één of twee keer per week vette vis te eten. Uit onderzoek en de risicobeoordeling blijkt dat het voor mensen die paling willen eten verstandig is om te kiezen voor paling die gekweekt is of gevangen is in andere wateren dan de grote rivieren. Consumenten hebben de keuze voor de herkomst van de paling die zij kopen voor een groot deel zelf in de hand. Op etiketten van verpakte paling staat aangegeven uit welk land de paling afkomstig is en of het gaat om wilde of gekweekte paling. Ook bij onverpakte vis is te achterhalen of het gaat om wilde of gekweekte paling. Verkopers van vis zijn namelijk wettelijk verplicht aan te geven waar de vis vandaan komt als de klant daarom vraagt.”

Tot slot schrijft de VWA:

„De VWA treedt streng op tegen bedrijven die te vaak de regels niet voldoende naleven of de gezondheid van de consument in gevaar brengen.”

Risico’s van het eten van wilde paling

Een van de mogelijke risico’ van het eten van (wilde) paling is consumptie van schadelijke stoffen die zich hebben opgehoopt in het lichaamsvet. Hierbij gaat het met name om dioxines en dioxine-achtige stoffen. Volgens de Voedsel en Waren Autoriteit wordt zowel bij vissen als mensen dioxine opgeslagen in het vetweefsel en nauwelijks uitgescheiden. De VWA zal de aangevoerde paling door beroepsvissers controleren en aanvoer van vervuilde paling zal resulteren in een boete voor de aanvoerende visser, die bij herhaling stevig kan oplopen. Voor de gemiddelde consument in Nederland zijn de risico’s van dioxine in wilde paling volgens het bureau Risicobeoordeling vrijwel nihil doordat in Nederland weinig paling wordt gegeten.

Anders ligt het voor mensen die vaak wilde paling uit besmette gebieden eten, zoals hobbyvissers. Maandelijkse consumptie van één portie wilde paling van ongeveer 150 gram uit een besmet gebied kan na jaren er mogelijk toe leiden dat een zodanige toename van dioxineachtige stoffen in het menselijk lichaam plaats heeft dat nadelige gevolgen op de gezondheid niet kunnen worden uitgesloten.

Sportvisserij Nederland adviseert de sportvissers daarom om paling uit de grote rivieren niet mee te nemen voor consumptie. Van paling uit andere wateren is bekend uit onderzoek door de VWA in 2002 dat er geen sprake is van verhoogde dioxinegehaltes.

Het bloed van de paling bevat een ichthyotoxine; een stof die giftig is voor vissen (ichthyo = vis, toxine = giftig). Voor zoogdieren als de mens is het hemolitische vergif beperkt schadelijk, het veroorzaakt bij oppervlakkig contact met de ogen een bijtend gevoel en een tijdelijk verlies aan helder zicht. Het gif breekt snel af bij hogere temperaturen, zodat het tijdens verhitten snel onschadelijk wordt. Andere reacties, zoals het veroorzaken van ontstekingen door palingbloed bij mensen, zijn nog nooit waargenomen.

Alle soorten van het geslacht Anguilla

  • Anguilla ancestralis, komt voor in Celebes
  • Anguilla celebesensis, komt voor in Indonesië en de Filipijnen
  • Anguilla interioris, komt voor in Nieuw-Guinea
  • Anguilla megastoma, komt voor in de Pacifische Salomonseilanden
  • Anguilla nebulosa, komt voor in oostelijk Afrika en India
  • Anguilla marmorata, komt voor in Zuid-Afrika, Madagaskar, Indonesië, China, Japan en de Pacifische eilanden
  • Anguilla reinhardti, komt voor in Oost-Australië en Nieuw-Caledonië
  • Anguilla borneensis, komt voor in Borneo en Celebes
  • Anguilla japonica (Japanse paling) komt voor in Japan en China
  • Anguilla rostrata(Noord-Amerikaanse aal) komt voor aan de oostkust van de U.S.A., Canada en Groenland
  • Anguilla mossambica komt voor in Zuid- en Oost-Afrika, Madagaskar
  • Anguilla bicolor komt voor in Oost-Afrika, Madagaskar, India, Indonesië, noordwest Australië
  • Anguilla obscura komt voor in Nieuw-Guinea, Pacifische eilanden van oost-Salomon tot Tahiti
  • Anguilla autralis, shortfin komt voor in Australië en Nieuw-Zeeland
  • Anguilla reinhardtii, longfin komt voor in Australië en Nieuw-Zeeland
  • Anguilla dieffenbachii, longfin komt voor in Australië en Nieuw-Zeeland
  • Anguilla anguilla, (Europese paling) komt voor van Marokko, Middellandse Zee, Zwarte Zee, Oostzee, geheel Europa tot het noorden van Noorwegen

De soorten Anguilla anguilla, Anguilla japonica en Anguilla rostrata vertonen veel overeenkomsten. Morfologisch zijn anguilla rostrata en anguilla anguilla slechts te onderscheiden aan het aantal rugwervels. DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat het twee aparte soorten zijn, waartussen wel een geringe mate van hybridisatie voorkomt. De Australische soorten leggen hun eieren in de Koraalzee en de jonge vis zwemt dan naar de kusten van Australië en Nieuw-Zeeland om de rivieren op te zwemmen en te gedijen in de zoetwaterstromingen van het land.

Referenties

Bronvermelding :

rel=nofollow

Externe links