Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Stripverhaal

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Het stripverhaal (ook beeldverhaal of strip(album) genoemd) is een van de oudste vormen van literatuur. Een stripverhaal wordt gevormd door een serie van afbeeldingen die een verhaal vormen. Een stripverhaal wordt gemaakt door een striptekenaar en een scenarist. Soms schrijft de tekenaar tevens het scenario, soms werken er meerdere personen aan het tekenwerk (schetsen, inkten, letteren) of aan het verhaal. Een typisch Amerikaanse vorm van een stripverhaal is de comic, een bekende Japanse versie is de manga.

Bestand:Petit Sammy éternue.jpg
Little Sammy Sneeze (1904-06) door Winsor McCay

Geschiedenis

Geschiedenis van het stripverhaal
Spotprent (vanaf 1843)
Krantenstrip uit de VS (1894 – 1930)
Tijuana bible (1920 – 1960)
Golden Age (1930 – 1956)
Europese striptijdschriften (1952 – 1980)
Silver Age (1956 – 1973)
Bronze Age (1965 – 1985)
Pop Art (1956 – 1970)
Underground comics (1967 – 1980)
Europese erotische strip (1968 – nu)
Walgfun (1972 – nu)
Psychedelische SF (1975 – 1985)
Geïmproviseerde strip (1976 – nu)
Literaire striproman (1975 – nu)
Small press (1990 – nu)
Autobiografische strip (1900 – nu)

Het stripverhaal heeft zijn oorsprong in het pictografisch schrift (beeldschrift). Een vroege vorm van het stripverhaal is het Tapijt van Bayeux. Op dit doek werden twee jaar na de slag bij Hastings de gebeurtenissen van deze slag uitgebeeld. Meso-Amerikaanse codices gaven mythologische verhalen weer door middel van een ingewikkeld systeem van afbeeldingen en logogrammen, wat dus min of meer hetzelfde systeem was als in hedendaagse stripverhalen. Ook de prehistorische afbeeldingen die in grotten zijn gevonden (zie Grotten van Lascaux) kunnen als een vroege vorm van het stripverhaal worden beschouwd, hoewel hun ontstaan misschien mede is te danken aan het ontbreken van geschreven taal. De alleroudste vorm van het Egyptische hiërogliefenschrift is in feite ook een vorm van een getekend beeldverhaal.

Een bekend voorbeeld van beeldverhalen uit de middeleeuwen zijn de Boeken der leken (biblia pauperum) en een bekend Nederlands voorbeeld is De Kleine Printbijbel uit 1772. In de eerste helft van de 19e eeuw was onder andere de Zwitser Rodolphe Töpffer populair om zijn beeldverhalen. Hij publiceerde in 1845 het eerste moderne stripverhaal, dat ook in Nederland talrijke drukken beleefde als De Reizen en Avonturen van Mijnheer Prikkebeen. Ook de verhalen van de Duitser Wilhelm Busch zijn een voorbeeld geweest voor de eerste Amerikaanse strips. Het werk van Busch was in 1865 al in dertig talen vertaald. Begin 20e eeuw startte Emile Cohl met het getekende bewegende beeldverhaal.

Krantenstrips in de Verenigde Staten

The Katzenjammer Kids (New York Journal 1897) van Rudolph Dirks is rechtstreeks geïnspireerd op Max und Moritz. Het moderne stripverhaal ontstond in het midden van de 19e eeuw ter verfraaiing van de kranten die toen een sterke opkomst doormaakten. The Yellow Kid uit 1894 wordt meestal als eerste strip aangewezen, alhoewel dit niet blijkt te kloppen. De kunstvorm strip, een mix van tekening en tekst, ontstond geleidelijk.

In het begin van de 20e eeuw verschenen in de Amerikaanse kranten de zogenaamde zondagsbijlagen waarin een aantal verschillende typen strips en verhalen werden gecombineerd. Ook deze waren voornamelijk bedoeld om de omzet te verhogen. Little Nemo in Slumberland van Winsor McCay is hier een voorbeeld van.

Comics uit de jaren 30

Zie Superhelden#Geschiedenis voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Aan het eind van de jaren dertig ontstonden in Amerika de eerst eigenlijke comics. Richard Felton Outcault geldt als geestelijke vader van de moderne comic strip met de series The Yellow Kid en Buster Brown. Deze bestonden uit goedkope boekjes met daarin fantastische verhalen of avonturen van bepaalde (terugkerende) hoofdfiguren. Het betrof hier voornamelijk de vorm van plaatjes met daarin de zogenaamde tekstballonnen. In de Tweede Wereldoorlog werd dit medium (de comic) door de Amerikaanse regering gebruikt om bepaalde informatie of goede wenken aan de soldaten in het veld over te brengen.

Klassieke avonturenstrip in België en Nederland

In Nederland ontstond al in het eind van de 19e eeuw een soort stripverhaal met plaatjes en daaronder een stuk tekst. Deze stijl zette zich in de 20e eeuw door. Voorbeelden hiervan zijn Tom Poes door Marten Toonder, Kapitein Rob door Pieter Kuhn, Dick Bos door Alfred Mazure en Eric de Noorman door Hans G. Kresse. Het oudste bekende stripboek was een kleine uitvouwstrip, die was bedoeld als reclame van een bekende koffiefabrikant.

In België liep er een gelijkaardige ontwikkeling. In 1929 maakte Hergés internationaal succesrijke stripreeks Kuifje zijn debuut. Hergé introduceerde ook een tekenstijl, de klare lijn, die in België veelvuldig geïmiteerd werd door andere striptekenaars. In 1938 volgde Robbedoes en Kwabbernoot, rond welk het oudste stripblad van het land gemaakt werd: Robbedoes. Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden er in Vlaanderen bekende krantenstrips zoals Suske en Wiske, Nero en Jommeke. In Wallonië werd het weekblad Kuifje opgericht, waar talloze bekende en internationaal verspreide stripreeksen gepubliceerd zouden worden, zoals Blake en Mortimer, Alex (strip) en Thorgal. In het weekblad Robbedoes ontstonden dan weer legendarische stripreeksen zoals Buck Danny, Lucky Luke, De Smurfen, Guust Flater, De Blauwbloezen en Natasja (stripreeks).

Golden age comics

Na de oorlog ontstond hieruit de echte Amerikaanse superhelden-cultuur met veel aandacht voor de verhalen van Superman (voor het eerst in Action Comics #1), Batman (debuteerde in Detective Comics #27) en de beide ook al tijdens de Tweede Wereldoorlog bestaande Captain America en Namor the Sub-Mariner. Aangezien de vrouw in die tijd een ondergeschikte rol speelde, kwamen zij voornamelijk als reddingsonderwerp in beeld. Een uitzondering hierop vormde Wonder Woman. Jaren later volgden de vrouwelijke superhelden pas in grotere getalen, zoals Vampirella, Jean Grey (van de X-Men) en She-Hulk. Er ontstonden in de jaren negentig zelfs termen voor bepaalde comics met vrouwelijke hoofdpersonen: "Bad Girl" (Bad Grrrl) comics en "Good Girl" art.

Lilliput-strips

Vanuit Amerika werden enkele duizenden zogenaamde Lilliput-stripboekjes vertaald en uitgegeven. Dit waren boekjes van zestien pagina's op strookjesformaat. Voorbeelden zijn Tarzan, Akim, Tibor.

Silver age comics

In de jaren 50 begon DC comics met het opnieuw uitbrengen van strips over hun beroemdste helden. Vaak met een nieuwe oorsprong om de verhalen bij een nieuw publiek te doen aanslaan. Ook werden er nieuwe superhelden bij bedacht, meer gebaseerd op die tijd. Dit was het begin van de Silver Age.

Marvel Comics reageerde begin jaren 60 op dit succes door zelf ook met nieuwe strips te komen. De Fantastic Four, Spider-Man en The Incredible Hulk zijn bekende voorbeelden van Silver Age Marvel stripfiguren.

Vermenselijking van de superheld

In de Silver Age deden superhelden hun intrede met kleine gebreken om ze een geloofwaardiger, menselijker karakter te geven. Stan Lee was een bedenker van veel van deze helden. Voorbeelden waren de X-men - mutanten die ondanks dat ze de mensen beschermden door iedereen werden gehaat - en de domme, agressieve Hulk.

Europese strips en striptijdschriften

Na de oorlog ontstond in Frankrijk, België en Nederland een uitgebreide cultuur van stripweek- en maandbladen en als uitvloeisel daarvan de stripboeken. Enkele voorbeelden van tijdschriften zijn Charlie, Pilote, Pep, Robbedoes en Eppo. Als uitvloeisel van deze bladen ontstonden stripreeksen als Kuifje, Suske en Wiske, Lucky Luke, Ravian en Asterix.

Pop-art

Zie Pop-art voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Vanuit de kunstwereld werd een positieve impuls gegeven door de opkomst van de Pop-art. Met name Roy Lichtenstein waardeerde de grafische afbeeldingen uit de jaren 50 pulp-strips en vergrootte deze met acrylverf uit op immense doeken. Door zijn succes wonnen vanaf dat moment strips ook aan waardering om hun grafische kwaliteit die zich totaal onafhankelijk van de moderne kunst ontwikkeld had en daardoor zo verschillend was van de schilderkunst uit de overeenkomstige periodes.

Underground comics

Zie Underground strip voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1952 werd het satirische tijdschrift MAD opgericht. Begin jaren 70 verschenen in Amerika voor het eerst de undergroundstrips. Deze waren een uiting overeenkomstig met het gedachtegoed van de hippiecultuur. De verhalen werden vooral gemaakt om taboes te doorbreken en stonden bol van de scènes over vrije seks en drugsgebruik. De tekenstijl was vaak ook psychedelisch van aard. De bekendste tekenaar van deze stroming is Robert Crumb, van zijn 'stripheld' Fritz the Cat zijn ook twee tekenfilms verschenen. Andere bekende tekenaars zijn Robert Williams, Victor Moscoso, S. Clay Wilson, Vaughn Bodé en Gilbert Shelton (Freak Brothers). Nederlandse tekenaars zijn Peter Pontiac, Joost Swarte, Theo van den Boogaard, Ever Meulen. Een uitgeverij die zich actief inzette was de Real free press.

Franse strips voor volwassenen

Walgfun

De door de hippierevolutie ontstane nieuwe vrijheid van meningsuiting uitte zich in Frankrijk meer door een meer satirisch gericht genre in plaats van politiek gericht anti-establishment. Tekenaars: Gotlib, Binet, Reiser, Vuillemin, Pichard en Wolinski. Ook Franquin's Zwartkijken hoort thuis bij deze stroming. Veel van deze strips verschenen in Rhaa Lovely. In Nederland/België volgden Gerrit de Jager (Familie Doorzon), Eric Schreurs (Joop Klepzeiker), Hein de Kort, Kamagurka, Theo van den Boogaard (Sjef van Oekel), Toon van Driel (F.C. Knudde, Stamgasten).

Psychedelische SF

Andere tekenaars richtten zich meer op uitgewerkte, grafische experimenten in het blad Metal Hurlant die vaak qua genre balanceerden tussen SF en Psychedelica. Tekenaars: Moebius, Enki Bilal, Phillipe Druillet, Tardi (Polonius). In Nederland volgden Dick Matena (Amen, De Prediker, Het web), Aad Labadie.

Erotische strip

Vanaf de jaren dertig verschenen er, met name in Amerika, illegaal uitgegeven erotisch of pornografisch getinte strips die onder de toonbank verkocht werden. Pichard en Guido Crepax publiceren, in navolging van de eerste pornografische films uit Denemarken, begin jaren zeventig voor het eerst openlijk onder eigen naam strips met een seksueel georiënteerde inhoud, variërend van onschuldig bloot tot extreem gewelddadige SM-verhalen waarin seks vermengd wordt met geweld en doodslag. In navolging hiervan ontstaat de zogenaamde Zwarte Reeks, een serie pornografische strips van diverse tekenaars. Milo Manara wordt later wereldberoemd met zijn getekende Lolita-modellen.

Geïmproviseerde strip

Zie Geïmproviseerde strip voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Om te breken met de vastgegroeide conventies hoe een verhaal opgebouwd moet zijn, legden een aantal tekenaars zich toe op de improvisatie. De eerste tekenaar die een geïmproviseerd stripverhaal maakte, dat zich van plaatje naar plaatje tot stand liet komen was Jacques Tardi. Hij tekende Het ware verhaal van de onbekende soldaat, een nachtmerrie-achtig stripverhaal over een delirium tijdens de laatste minuten van een stervende soldaat in de loopgraven.

Hierna volgden nog onder andere Het Besloten Land (ook van Tardi) en De Hermetische Garage van Moebius.

De literaire beeldroman

Zie Striproman voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de jaren 80 werden er steeds meer strips gemaakt die ook voor een ouder publiek bestemd waren. Hugo Pratt maakte met zijn Ballade van de zilte zee de eerste Europese striproman (beeldroman), die zich onttrok aan het keurslijf van 48 of 64 pagina's. Jacques Tardi, Comez, François Bourgeon en Enki Bilal zijn andere auteurs die zich tevens concentreerden op een volwassen publiek. Maus van Art Spiegelman is een andere bekende strip in dit genre, die wereldwijd onderscheiden werd met literaire prijzen.

Small press

Zie Small press voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In de jaren negentig ontstond met het wegvallen van de grote stripbladen de small-pressstroming: kleine boekjes van opkomende tekenaars die ze zelf produceerden en uitgaven. Spekkie Big, Maaike Hartjes, Barbara Stok

Autobiografische strip

Zie Autobiografische strip voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In navolging van enkele auteurs uit de jaren tachtig werd de autobiografische strip een populair genre in de jaren negentig.

Comix 2000

Zie Comix 2000 voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Comix 2000 is een geheel tekstloze stripverzamelbundel van 2000 pagina's met een grote hoeveelheid avant garde-striptekenaars van over de hele wereld. Het boek werd in 2000 uitgegeven door L'Assocation te Parijs.

Culturele waardering

In Nederland wordt de strip veelal nog ervaren als inferieure lectuur. Slechts bekende klassieke series als Olivier B. Bommel en Asterix hebben een grote culturele waardering gekregen en worden ook op sommige scholen beschouwd als literatuur vanwege de dubbele bodem in de verhalen; de historisch verantwoorde aspecten van Asterix worden wel gebruikt bij lessen Latijn. Op kunstacademies worden de mogelijkheden van het stripverhaal als grafisch medium tot op heden nog grotendeels ontkend. Op zeer weinig academies bestaat een gerichte opleiding voor striptekenaars. Vaak zijn jonge striptekenaars toegewezen op een opleiding vrije grafiek of illustratie, waarbij voorbijgegaan wordt aan de complexiteit van het verhalende aspect van strips, vergelijkbaar met het maken van een film. Ook subsidiëring en werkbeurzen worden tot op heden niet vaak toegekend aan striptekenaars uit Nederland of Vlaanderen. Slechts enkele tientallen kregen reeds zo'n beurs. Er is geen aparte beurs speciaal voor het stripverhaal. In veel gevallen kreeg de kunstenaar de beurs via grafische vormgeving of illustratie, wat andere vakgebieden zijn.
Het werk van François Schuiten en Lorenzo Mattotti tilden het medium strip op tot een kunstvorm.

Andere landen in Europa

In het buitenland is de waardering voor strips hoger dan in Nederland. In Frankrijk, Italië en Spanje waardeert het publiek het medium als een volwaardige kunstvorm (de negende kunst). Striptekenaars zijn in Frankrijk net zo beroemd als literaire schrijvers, verschijnen regelmatig op televisie bij praatprogramma's en strips zijn in boekenwinkels net zo ruim vertegenwoordigd als bijvoorbeeld gewone romans. Boeken van Enki Bilal zijn voorpaginanieuws. Jacques Tardi wordt door de gerenommeerde Franse literatuuruitgever Gallimard uitgegeven.

Amerika

Ook in Amerika waardeert men strip anders. De comics hebben hoge oplages en tekenaars van meer cultureel georiënteerde strips illustreren tevens voor bladen als The New Yorker. Maus, uitgegeven door de Amerikaanse literaire uitgeverij Pantheon, werd bekroond met een Pulitzer-prijs en ook Jimmy Corrigan van Chris Ware wordt in Amerika als een volwaardig kunstwerk beschouwd, zowel om de grafische als om de verhalende kwaliteit van dit werk. Ghost World van Daniel Clowes werd verfilmd.

Japan

Ook Japan kent een rijke striptraditie in de vorm van de Manga die in tegenstelling tot de westerse en Amerikaanse strip ook veel door vrouwen en meisjes gelezen wordt. De diversiteit waarin verschillende genres manga in het Oosten worden aangeboden is dan ook wel veel groter dan die van de strips en comics in Europa en Amerika.

Nederland

In Nederland is er voornamelijk belangstelling voor korte humorstrips als Doorzon en Fokke & Sukke die wekelijks in tijdschriften verschijnen. Verhalen op album-formaat zijn, op de alom bekende reeksen als Suske & Wiske, Lucky Luke en Asterix etc. na, slechts verkrijgbaar in gespecialiseerde stripwinkels die door een apart alternatief stripdistributieorgaan van hun boeken voorzien worden.

België

België kent zijn geheel eigen stripcultuur die een belangrijke rol speelt in de Europese stripwereld.

Verschillende vormen van stripverhalen

De strip kan ruwweg in een aantal categorieën worden onderverdeeld, die elk populair zijn in een eigen regio:

  • een enkel plaatje, al dan niet voorzien van tekst, ook wel cartoon genoemd;
  • de gagstrip, een (meestal horizontale) strook bestaande uit een of meer plaatjes die een kort verhaal uitbeelden;
  • de pagina-strip;
  • een compleet verhaal dat over meerdere pagina's wordt afgebeeld:
  • de comic, Amerikaans formaat stripboek van standaard 32 pagina's. In het overgrote geval bevatten deze uitgaves delen van series die later (per verhaallijn of meer) worden verzameld in zogenaamde Trade Paperbacks;
  • het stripalbum, meestal 48 of 64 pagina's, soms 56 pagina's;
  • de striproman of graphic novel, een stripboek met 'romandikte': minimaal 80 pagina's, maar meestal meer dan 100 pagina's.
  • de vedettenstrip, een stripreeks rond bekende mediafiguren.

Verteltechniek

Voice-over van de ik-persoon

Onder andere onder invloed van de filmcultuur is ook bij strips vaak een voice-over in het verhaal, deze wordt in de meeste gevallen in een balk boven of onder de plaatjes geplaatst in plaats van in de wolkjes. In zeldzamere gevallen wordt het verhaal aan de lezers verteld door een afbeelding van slechts het hoofd van de vertellende persoon. Jacques Tardi past deze laatste visuele techniek veel toe in zijn detective-strips, onder andere naar aanleiding van de Mike Hammer boeken van Mickey Spillane, bij een opsomming van feiten. Zie aanvullend tevens het artikel tekstballon.

Stripinformatiebladen

Het bekendste en meest toonaangevende maandelijkse tijdschrift dat schrijft over strips is het Amerikaanse Comics journal. In Nederland zijn er twee grote stripinformatiebladen, de Zozolala en het Stripschrift. In België is er ook het Brabant Strip Magazine (ledenblad van Brabant Strip vzw).

Stripschrift

Stripschrift is het langst lopende stripinformatieblad ter wereld.

Zozolala

Zozolala is een informatieblad dat gratis wordt weggegeven in veel stripboekenwinkels. Zozolala richt zich meer op de progressieve moderne, alternatieve strip. Stripschrift is algemener en behandelt ook veel oudere strips. Eens in de zoveel jaar bij een jubileumnummer drukt dit tijdschrift een top ... aller tijden af, die wordt samengesteld door inzendingen van de lezers (zie onder). Het tijdschrift heeft tevens een zeer omvangrijk archief van verschenen artikelen op hun website.

Referentie literatuur over het stripverhaal

Referentie literatuur of ook wel vakliteratuur over het stripverhaal zijn geschriften welke informatie geven over het stripverhaal in het algemeen of in het bijzonder, met een eigen terminologie bedoeld voor stripgeïnteresseerden. Voorbeelden hiervan zijn: monografie, bibliografie, index, dossieralbum, jaarboek, interviewboek, catalogus, encyclopedie, schrijversgids, tentoonstellingscatalogus, servicegids, fantasygids, doctoraal- of hogeschool scriptie (thesis), prentenboek (artbook), programmaboekje. Het oudste striptheoretisch werk is van de "vader van het stripverhaal" zelf: de zwitserse onderwijzer Rudolf Töpffer (Genève 1799 - 1846). Het boekje draagt de titel "Essai de Physiognomonie" en is geschreven in 1845. Maar de echte belangstelling voor striptheorie is pas ontstaan in de jaren 1960's toen er op universiteiten doctoraal scripties geschreven werden. Striptheoretisch onderzoek kreeg een flinke impuls, maar pas vanaf 1980 begon de striptheorie zich verder te ontwikkelen. Vooral Franstalige striptheoretici zoals Thierry Groensteen, Couperie, Peeters, Pascal Lefèvre, Baetens, Sohet, Marion namen het voortouw. Bekende striptheoretische werken zijn bijvoorbeeld Système de la Bande Dessineé door Groensteen (PUF, Paris 1999), Bande Dessinée et figuration narrative door Couperie e.a. (Museé des Arts Décoratifs, Louvre 1967), Case - Planche - Récit - Comment lire une Bande Dessineé (Peeters, Casterman 1991), Strips anders lezen (Baetens & Lefèvre, Sherpa / BCB 1993). Veel referentie literatuur is te vinden in de grote Europese database online Comic book Reference Bibliograpic Datafile [1] en de Amerikaanse Comics Research Bibliography [2]. In de CRBD-database is ook opgenomen een lijst met Thesis over het beeldverhaal en een sectie Stripologie. (bron: Terminologie van het beeldverhaal, Sliepenbeek 2003)

Museum

In Brussel bevindt zich het Belgisch Centrum van het Beeldverhaal (BCB), dat geheel gewijd is aan het werk van (voornamelijk Belgische) striptekenaars en -scenaristen. Er is eveneens een bibliotheek met meer dan 40.000 albums, tijdschriften en referentiewerken. Het is één van de grootste stripbibliotheken ter wereld. In het centrum van deze stad vindt men ook enkele muurschilderingen van bekende stripfiguren.

Nederland beschikt pas sinds 2004 over een stripmuseum, in de stad Groningen het Nederlands Stripmuseum.

Het Belgische Louvain-la-Neuve heeft sinds 2009 een Hergé-museum gewijd aan het oeuvre van de Belgische striptekenaar Hergé. Medio juni 2009 opende in Brussel aan de Zandstraat vlak tegenover het Belgisch Centrum voor het Beeldverhaal het Marc Sleen Museum, exclusief gewijd aan het werk van Marc Sleen.

Stripbeurzen

Nederland

Jaarlijks organiseert het Stripschap de Stripdagen, sinds 2005 in het Euretco Center in Houten. Vroeger was dat in het Turfschip in Breda. Tweejaarlijks is er een 3-daags festival in Haarlem, de Haarlemse stripdagen. Ook heb je in het einde van februari de Stripbeurs in Breda. Verder zijn er nog een aantal kleinere beurzen, onder andere in Rijswijk, Valkenswaard, Arnhem, Gouda en Leiden (Leidse stripdag).

België

Ook in België zijn er tal van beurzen; in het cultuurcentrum De Warande te Turnhout en onder meer in Kruibeke vindt jaarlijks de Mercatorstripbeurs plaats.

Uitgevers van Nederlandstalige strips

Amerikaanse uitgevers

Superhelden

Underground & Graphic Novels

Gestopte Amerikaanse uitgevers

Literatuur over comics

In de loop der jaren zijn er ook in de literatuur veel pagina's gewijd aan het fenomeen comics; zowel fictie als non-fictie. In het eerste genre is in 2001 'De Wonderlijke Avonturen van Kavalier en Clay' ('The Amazing Adventures of Kavalier and Clay') van Pulitzer-prijs-winnaar Michael Chabon uitgekomen. Het verhaal gaat over twee jonge mannen die ten tijde van de Tweede Wereldoorlog in de VS hun eigen comic, 'The Escapist', maken. Verder is Understanding Comics van Scott McCloud een hoog aangeschreven titel, met onder andere een Harvey Award en een Eisner Award achter haar naam.

Zie ook

Externe links

rel=nofollow