Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Paracelsus

Uit Wikisage
Versie door Lidewij (overleg | bijdragen) op 4 sep 2012 om 07:54 (dit was wel heel onduidelijk geworden)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Philippus Aureolus Theophrastus Bombastus von Hohenheim (bij Einsiedeln (Zwitserland), 11 november of 17 december 1493 - Salzburg, 24 september 1541), was een beroemd Duits-Zwiters alchemist, arts en occultist. Hij nam later in zijn leven de naam Paracelsus aan, wat 'superieur aan Celsius' betekent, een verwijzing naar een vroeg-Romeinse arts. Hij is degene die de rol van de chemie in de artsenij heeft gevestigd. Tot zijn bekendste publicaties behoren Der grossen Wundartzney (Het grote boek van de chirurgie) uit 1536 en een klinische beschrijving van syfilis uit 1530.

Leven

Jeugd

Een groot deel van de biografische gegevens die men over Paracelsus beschikt, is afkomstig uit het voorwoord van zijn boek Die große Wundartzney (Het grote chirurgieboek).

Zijn vader was de arts Wilhelm Bombast von Hohenheim, zijn Zwitserse moeder een intendant van het hospitaal van Einsiedeln, een functie die ze na haar huwelijk opgaf. [1] Na de dood van zijn moeder vertrok Paracelsus met zijn vader in 1502 naar Villach (Karinthië). De jonge Paracelsus (toen nog Theophrastus genoemd) ging daar naar de 'Bergschule' waar zijn vader les gaf in chemie. Daar werden de jongeren opgeleid als toezichthouders en analisten voor de mijnbouw in goud, tin en kwik, alsook in ijzer, aluin en kopersulfaat ertsen. Die kennis van metallurgie, de verhalen van de mijnwerkers over metalen die in de aarde 'groeiden' en vervolgens in kuipen werden gesmolten, zullen waarschijnlijk zijn interesse in de alchemie en de transmutatie van metalen gewekt hebben. Zijn vader verzorgde zijn initiatie in de astrologie, de alchemie en de geneeskunde. Paracelsus noemt verschillende geestelijken van wie hij onderricht ontving in scheikunde, onder wie Trithemius, abt van Spanheim, bisschop Scheit van Stettbach, bisschop Erhart van Laventhal, bisschop Nicolas van Hippon en bisschop Matthew Schacht.[2] Het was Trithemius van wie hij zijn initiatie in de alchemie kreeg.[3]

De Grote Wandeling

In 1507, als Paracelsus 14 jaar is, begint de tijd die in de Paracelsus-biografie als 'de grote wandeling' bekend staat. In vijf jaar bezoekt hij naar eigen zeggen de universiteiten van Basel, Tübingen, Wenen, Wittenberg, Leipzig, Heidelberg en Keulen. Rond 1515 zou hij in Ferrara de dokterstitel hebben verworven. In 1516 deed hij in Bazel met de hulp van Sigismund Fugger (een rijke arts uit de stad) research naar mineralogie, chirurgie en chemie. Nadat Fugger de stad was ontvlucht op beschuldiging van necromantie, zette Paracelsus zijn zwerftocht verder. Onderweg verdiende hij wat bij door aan astrologische voorspellingen en dergelijke te doen.

Over zijn reisweg door Europa zijn verschillende routekaarten in omloop, die echter voor een groot deel op vermoedens berusten. Zelf noemt hij "Granada, Lissabon, Spanje, Engeland, Brandenburg, Pruisen, Litouwen, Polen, Hongarije, Walachije, Transsylvanië, Kroatië, Slovenië en andere landen". Daarbij deed hij niet alleen ervaring op met de meest uiteenlopende ziekten en geneeswijzen, maar nam hij ook als militair-geneesheer deel aan diverse oorlogen. De universitaire geneeskunde bleek hem daarbij van weinig nut, en hij zocht zijn heil bij de volksgeneeskunde. Barbiers - die in die tijd vaak als chirurgijn optraden - kruidenvrouwen, beoefenaars der zwarte kunst, alchemisten en kloosterlingen werden zijn leraren. Maar ook op deze manier lukte het hem niet tot een grotere zekerheid in de geneeskunst te komen. En zo overwoog hij verschillende keren ermee op te houden - net als trouwens zo'n 250 jaar later Samuel Hahnemann, de grondlegger van de homeopathie. Dit is maar één van de vele opvallende parallellen tussen deze twee levenswegen. Paracelsus beschouwde het echter als zijn roeping als christen om door te zetten met zijn zoektocht naar werkelijke geneeskunst.

In 1524 of 25 was hij in Salzburg te vinden. Hier ontstond zijn eerste theologische geschriften. Maar ook dit verblijf was van korte duur. In de lente en zomer van 1525 kwam het tot onlusten, toen mijnwerkers en boeren tegen de Salzburger prins-aartsbisschop in opstand kwamen. Welke rol Paracelsus hierbij heeft gespeeld, is niet duidelijk; vast staat dat hij de stad toen zeer plotseling weer heeft verlaten. Eind 1526 kwam hij in Straatsburg aan, kennelijk met de bedoeling om hier zijn vaste woonplaats te kiezen. Hij verwierf het burgerrecht en werd lid van het gilde Zur Luzerne, de beroepsvereniging van onder andere korenhandelaars, molenaars en chirurgen. Korte tijd later werd hij echter gevraagd om in Bazel de boekdrukker Johannes Froben, een van de intimi van Erasmus van Rotterdam, te behandelen. De geleerde drukker leed al langere tijd aan een aandoening van zijn rechter enkel, zijn artsen wisten er geen raad mee en er was zelfs sprake van het amputeren van het been. Paracelsus wist hem te genezen en werd vervolgens, in 1527, door de gemeenteraad van Bazel tot stadsgeneesheer benoemd.

Hoogleraarschap

Aan deze functie was tegelijk een hoogleraarschap aan de medische faculteit verbonden. Althans, daar gingen zowel Paracelsus alsook de reformatorisch gezinde gemeenteraad blijkbaar van uit. De conservatieve faculteit was het hier echter niet mee eens en stelde allerlei (formele) voorwaarden aan Paracelsus, waar deze waarschijnlijk niet op in ging. In deze van begin af aan gespannen sfeer publiceerde hij zijn beroemde collegeaankondiging, waarin hij zei dat hij zich niet op autoriteiten zou beroepen, maar dat hij door zou geven wat zijn eigen ervaring en zijn eigen werk hem hadden geleerd. Om de impact van deze aankondiging te kunnen begrijpen, moet men weten wat de toenmalige medische wetenschap inhield. Deze stond nog geheel in het teken van de scholastiek, dat wil zeggen, de gehele wetenschap was doordrongen en overheerst door de filosofie van Aristoteles, die uit het Grieks via het Syrisch, Arabisch en Hebreeuws naar het Latijn was vertaald en van de nodige Arabische commentaren was voorzien. De grootste autoriteiten op medisch gebied waren Galenus (129 - 216), met zijn theorie van de vier lichaamssappen (humores), en de Pers Avicenna (980 - 1037). Het onderwijs bestond uit het voorlezen en becommentariëren van de antieke teksten volgens de deductieve methode: definiëren, classificeren en argumenteren met behulp van syllogismen en axioma's. Geen waargenomen feiten, maar de autoriteiten leverden de argumenten.

Verwerping van de klassieke geneeskunde

Dit hele systeem lapte Paracelsus dus aan zijn laars - heiligschennis zonder weerga. Bovendien gaf hij een aantal colleges niet in het Latijn, maar in het Duits, en vulde zijn collegezaal zich met een bont publiek dat van overal kwam aanlopen. Zijn optreden leverde hem al gauw een spotnaam op: de woudezel van Einsiedeln. Paracelsus stond bekend om zijn lange volzinnen vol hoogdravende taal tijdens zijn colleges. Van het gedeelte van zijn familienaam Bombastus is dan ook de uitdrukking "bombastisch taalgebruik" afgeleid. Kenmerkend voor deze periode is de bekende anekdote die vertelt hoe hij een medisch leerboek in het sint-jansvuur heeft gesmeten. Naast de problemen met de faculteit ontstond spoedig een conflict met de plaatselijke apothekers, aangezien Paracelsus, die als stadsgeneesheer ook met de controle over de apotheken was belast, de daar heersende misstanden aan de kaak had gesteld. De situatie loopt uit de hand toen een door hem genezen kanunnik het beloofde honorarium weigerde te betalen. Het kwam tot een rechtszaak, die Paracelsus verloor. Hij werd boos en beledigde blijkbaar de rechterlijke macht. Om te voorkomen dat hij werd opgepakt, zag hij zich gedwongen de stad hals over kop te verlaten.

Levenseinde

Het vagantenleven begon opnieuw. Eerst naar Colmar in de Elzas, dan verder door Zuid-Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk. Overal wachtten talloze patiënten; daarnaast schreef of dicteerde Paracelsus zijn medische en theologische werken. Vele duizenden pagina's, waarvan bij zijn leven slechts een kleine fractie werd gedrukt. Van al zijn medische boeken kon hij alleen Die große Wundartzney en enkele kleinere geschriften over de syfilis in druk zien verschijnen. In zijn verhandelingen over de syfilis waarschuwt Paracelsus voor een overmatig gebruik van het guajakhout (pokhout), en prompt zorgen de importeurs voor een drukverbod.

Op 21 september 1541 maakte Paracelsus in Salzburg zijn testament op. Hij overleed 3 dagen later. De doodsoorzaak is officieel nooit opgehelderd.

Bestand:Medical Astrology-Man.jpg
Het menselijk lichaam en de astrologische correspondenties - middeleeuwse prent

De 4 pijlers van de geneeskunde

Zonder kennis van de wereld kon je dus, volgens Paracelsus, geen arts zijn. In het Volumen Paragranum legde hij uit dat de geneeskunst op vier pijlers berust: filosofie, astronomie, alchemie en ethiek. Filosofie is te verstaan als natuurfilosofie, kennis van en inzicht in de kosmos. "Waar de filosoof eindigt, begint de arts", is een typerende uitspraak van hem. De astronomie behelst de kennis van de bovenste sfeer, oftewel lucht en vuur, terwijl de filosofie zich vooral met het vaste en het vloeibare bezighoudt. Deze elementen zijn een soort grondbeginselen waar alles uit voortkomt; 'moeders' werden ze door Paracelsus genoemd.

Filosofie

Paracelsus verwierp de traditie van het gnosticisme, maar behield naar het voorbeeld van Marsilio Ficino en Pico della Mirandola veel van de hermetische filosofie, het neoplatonisme en het pythagorisme. Zijn opvattingen dat ziekte en gezondheid van het lichaam afhankelijk zijn van de harmonie tussen mens, de microkosmos en de macrokosmos (de natuur) weerspiegelen de hermetische filosofie.

Paracelsus ging uit van het oude, hermetische inzicht, vervat in de tabula smaragdina: zo boven, zo beneden. Het universum is op de verschillende niveaus volgens overeenkomstige patronen opgebouwd. De mens, als microkosmos, bevat alles wat er in de macrokosmos te vinden is. Zodoende kon de studie van de wereld uitsluitsel geven over de mens, en vice versa. "Alles wat er in de grote wereld is, niet meer en niet minder, is ook in het menselijk lichaam aanwezig. Dezelfde soorten hout, stenen, kruiden etc. die er in de buitenwereld zijn, zijn er ook in de mens, alleen niet in dezelfde gedaante als in de elementen… Wie in staat is de gedaanten ervan in het menselijk lichaam te herkennen - dus: dit is de saffier in de mens, dat de mercurius, dit de cipres, dat flos cheiri etc. - die heeft het boek van het menselijk lichaam juist bestudeerd en doorgrond." (Artsen op dwaalwegen pg. 67) Magie maakte de verborgen verbanden zichtbaar.

Astronomie/astrologie

De astrologie van Paracelsus stond ver af van het gebruik dat charlatans er van maakten in zijn tijd. Zoals veel andere renaissancefilosofen verwierp hij het absolute determinisme van de astrologie. De filosoof moest de sterren beheersen en niet andersom. Alleen de dierlijke mens bleef onder hun dwang. "Zelfs als een kind geboren wordt onder de invloed van Saturnus, dan nog kan het ontsnappen aan zijn invloed en een kind van de Zon worden". [4] Astrologie bleef wel een zeer belangrijk onderdeel van de geneeskunde van Paracelsus. In zijn Archidoxis magicae (Archidoxes van Magie)[5] wijdde hij bijvoorbeeld verschillende secties aan het maken van astrologische talismannen voor het genezen van ziekten.[6]

Alchemie

Evenzo was de alchemie voor hem niet de kunst om onedele metalen in goud te veranderen, maar de kunst om geneesmiddelen van hun slakken te bevrijden en in zuivere vorm te vervaardigen. "Wat de ogen aan het kruid zien, of aan stenen of aan bomen, is niet het geneesmiddel. Ze zien alleen de slakken; maar inwendig, onder de slakken, ligt het geneesmiddel. Nu moeten eerst de slakken ervan worden afgebikt, daarna is er het geneesmiddel." (Artsen op dwaalwegen pg. 83). Vanwege dit concept wordt Paracelsus als de vader van de moderne geneesmiddelbereiding, of iatrochemie, beschouwd.

De deugd van de arts

Hij dringt bij het beoefenen van de geneeskunde aan op het geweten van de arts, zijn eerlijkheid, zijn verantwoordelijkheidsgevoel, zijn missie. De arts moet zich ervan onthouden om fortuin na te streven, gratis zieken behandelen en tevreden zijn met een dankbaar woord. [7]

Werk en invloed

Volumen Paramirum

Ook homeopaten zien in hem de grote voorloper omdat hij, zonder het tot een systeem of methode uit te bouwen, het principe van homeopathische geneesmiddelkeuze heeft beschreven en toegepast. In het Volumen Paramirum gaf hij een prachtige beschrijving van wat zich later tot de homeopathische geneeswijze zou ontwikkelen: "De vertegenwoordigers van de vierde richting heten spiritales, omdat ze in staat zijn de geesten van de kruiden en wortels te overmeesteren en hun te gebieden de zieke vrij te laten die zij hebben gevangen en ziek gemaakt. Net als wanneer een rechter iemand in de boeien sluit: dan is hij ook de enige die hem kan helpen. Want de boeien zijn van hem en de sleutel ook; alleen hij kan het weer ontsluiten. Op dezelfde wijze worden de geboeide zieken door de geesten van de kruiden bevrijd."

Dit Volumen Paramirum, een van zijn belangrijkste werken, is vooral een uitgebreide uiteenzetting van zijn etiologie (leer van de ziekteoorzaken) te vinden. Hij beschreef daar vijf gebieden van waaruit de mens ziek kon worden, die hij entia noemde: het ens astrale, het ens veneni, het ens naturale, het ens spirituale en het ens dei. Deze omvatten kosmische en meteorologische invloeden, het fysiologische gebeuren, psychische krachten en goddelijke beschikking. Waarmee in feite een grandioos beeld van de totaliteit van de mens werd ontworpen.

Opus Paramirum

In het Opus Paramirum groef Paracelsus nog wat dieper om te laten zien hoe gezondheid en ziekte in hun werk gingen. Hij stelde de vraag die zich al de Griekse natuurfilosofen, van Thales tot Empedocles, hebben gesteld: wat zijn de grondbouwstenen waaruit alles is opgebouwd? En zijn antwoord luidde: er zijn drie substanties: sulfur, mercuur en sal. Substanties niet in de zin van materiële, chemische stoffen, maar eerder van basisprincipes of processen. En hij zei: vergelijk het lichaam met een brandend stuk hout: wat er brandt, is sulfur; wat in rook opgaat, mercuur; wat tot as wordt, sal. Zolang de drie in harmonie met elkaar functioneren, is de mens gezond. Bij ziekte was het zaak erachter te komen welk van de drie principes als eerste uit de pas ging lopen.

Een ander kernbegrip dat eerst in het Opus Paramirum en later nog in diverse andere boeken werd uitgewerkt, was de tartarus. Van alles wat wij opnemen, kunnen we maar een gedeelte gebruiken en verwerken. In ieder mens is een inwendige alchemist, of archeus, aan het werk, die alles sorteert, ervoor zorgt dat al het nodige op de juiste plaats terechtkomt en dat dat wat niet deugt, langs diverse wegen buiten wordt gegooid. Door verschillende oorzaken kan het echter gebeuren dat het niet lukt om alle rotzooi kwijt te raken, en dan wordt deze opgeslagen in het lichaam: tartarus. Net zoals de afzettingen van wijnsteenzuur, tartraat, in een wijnvat - de klassieke vergelijking. En zodoende werd Paracelsus vaak afgeschilderd de eerste die een uitgebreide theorie van (een groep) stofwisselingsziekten gaf. Het ging echter niet alleen om voedsel, al gaf hij en passant een hele voedingsencyclopedie; het ging om alles wat de mens opnam: eten en drinken, lucht, al wat via de zintuigen werd opgenomen, ervaringen, indrukken, emoties. En het is individueel verschillend wat iemand kan verwerken en wat onbruikbaar zal blijken.

Verder bevatte het Opus Paramirum een verhandeling over het wezen van de vrouw, met haar eigen "anatomie" en haar eigen ziekten, die verschillen van die van de man en dus ook anders behandeld moesten worden. En daarbij ging het om alle ziekten, niet alleen om specifieke vrouwenziekten. Paracelsus - die in zijn leven bepaald geen vrouwenvriend was - beschreef de vrouw hier met veel respect en in poëtische bewoordingen als een aparte kosmos, een 'microkosma'.

Hij sloot dit gedeelte van zijn werk af met een verhandeling over 'de onzichtbare ziekten', ook een van de gebieden waarop hij pionierswerk heeft verricht. (Andere zijn bijvoorbeeld de toen nog nieuwe en uiterst verwoestende syfilis, de geneesmiddelbereiding, de balneologie, en de beschrijving van beroepsziekten, in dit geval de mijnwerkersziekte.) In totaal beslaat alleen al zijn medisch-natuurwetenschappelijk-filosofisch werk, voor zover het behouden is gebleven, vele duizenden pagina's in de klassieke uitgave van K. Sudhoff. Hoogtepunt van deze uitgave is het boek (in deel XII) Astronomia Magna, of de gehele Philosophia Sagax van de grote en de kleine wereld, dat een complete kosmologie en antropologie bevat.

Ethische en theologische werken

Even omvattend is echter het andere, nog veel minder bekende deel van zijn werk, de verhandelingen over ethische, sociale, maar vooral theologische vraagstukken, waaronder veel commentaren op boeken uit het Oude en het Nieuwe Testament. Ongeveer de helft van deze geschriften is zelfs nog nooit in druk verschenen. Aan de universiteit van Zürich loopt een Paracelsus-project, dat zich onder andere met deze editie bezighoudt. Het zal niet verbazen dat Paracelsus als theoloog al even onconventioneel was als hij als arts was. Zonder zich bij de reformatorische beweging te willen aansluiten, probeerde hij de katholieke kerk van binnenuit te hernieuwen, waarmee hij onder de godsdienststrijders van beide kampen vijanden maakte. "De tempel ligt in het hart, niet in het gebouw; het ornaat bestaat in het geloof, niet in het gewaad; de altaren en de zegen bestaan in de liefde, in de handen. De handen zijn gemaakt om te werken, niet om te zegenen."

Bibliografie

Verzamelwerken
  • Sämtliche Werke. 1. Abteilung: Medizinische, naturwissenschaftliche und philosophische Schriften. Hg. von Karl Sudhoff. Bd. 1 - 14, 1922-1933. ;Antiquarisch te krijgen of als facsimile bij de Olms-Verlag.
  • Sämtliche Werke. 2. Abteilung: Theologische und religionsphilosophische Schriften. Bd. 1: Philosophia magna. Hg. von Wilhelm Matthießen, 1923.
  • Bd. 2 - 7 Hg. von Kurt Goldammer, 1955-1986.
Gepubliceerd tijdens zijn leven
  • Die große Wundarzney Ulm, 1536 (Hans Varnier); Augsburg (Haynrich Stayner (=Steyner)), 1536; Frankfurt/ M. (Georg Raben/ Weygand Hanen), 1536.
  • Vom Holz Guaico, 1529.
  • Vonn dem Bad Pfeffers in Oberschwytz gelegen, 1535.
  • Prognostications, 1536.
Postume publicaties
  • Wundt unnd Leibartznei. Frankfurt/ M., 1549 (Christian Egenolff); 1555 (Christian Egenolff); 1561 (Chr. Egenolff Erben).
  • Von der Wundartzney: Ph. Theophrasti von Hohenheim, beyder Artzney Doctoris, 4 Bücher. (Peter Perna), 1577.
  • Von den Krankheiten so die Vernunfft Berauben. Basel, 1567.
  • Kleine Wundartzney. Basel (Peter Perna), 1579.
  • Opus Chirurgicum, Bodenstein, Basel, 1581.
  • Huser quart edition (medicinal and philosophical treatises), Basel, 1589.
  • Chirurgical works (Huser), Basel, 1591 und 1605 (Zetzner).
  • Straßburg edition (medicinal and philosophical treatises), 1603.
  • Kleine Wund-Artzney. Straßburg (Ledertz) 1608.
  • Opera omnia medico-chemico-chirurgica, Genevae, Vol3, 1658.
  • Philosophia magna, tractus aliquot, Cöln, 1567.
  • Philosophiae et Medicinae utriusque compendium, Basel, 1568.
  • Liber de Nymphis, sylphis, pygmaeis et salamandris et de caeteris spiritibus
In het Nederlands
  • De artsenij het woord Gods - bloemlezing uit het werk van Paracelsus, Bielau, K., ISBN 906732325X
  • Paracelsus en Hahnemann, een renaissance der geneeskunst, R.A.B. Oosterhuis, ISBN 9063780672
  • Artsen op dwaalwegen - Labyrinthus medicorim errantium. De Woudezel, Ossendrecht 2003 (ISBN 90-806875-1-0)
  • Wat ons ziek en gezond maakt - Volumen Paramirum. De Woudezel, Ossendrecht 2004 (ISBN 90-806875-2-9)
  • De Vrouw - De Matrice. De Woudezel, Ossendrecht 2006 (ISBN 978-90-806875-4-7)

Externe links

Bronvermelding

Bronnen, noten en/of referenties:

  1. º Encyclopædia Britannica 11th Edition:'Paracelsus'
  2. º The history of chemistry, Volume 1,p. 141, Thomas Thomson, 1885
  3. º Alchemy Redicovered and Restored p.30, Archibald Cockren
  4. º (Jolande Jacobi:'Paracelscus', p. 155)
  5. º Archidox: 'boven de rede uitstijgend'
  6. º Achidoxis magicae Liber II
  7. º Paracelse, La grande astronomie ; Sept défenses.
rel=nofollow
rel=nofollow