Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johann Philipp Gabler: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(Link was wikipedia:de:special:redirect/revision/178284956 van wikipedia:de:Johann Philipp Gabler automatisch v er taalfamilie met deepl.com)
(Proeflezen)
Regel 2: Regel 2:


==Leven==
==Leven==
Johann Philipp werd geboren als zoon van notaris Johann Paul Gabler (1715–1775) en zijn vrouw Anna (meisjesnaam Becker, 1723–1792). Na een eerste opleiding door privéleraren ging hij vanaf 1763 naar de gemeentelijke gymnasiumschool, die toen werd geleid door Rector Johann Georg Purmann. Op 7 oktober 1772 schreef hij zich in aan de Universiteit van Jena, waar hij voor het eerst filosofische lezingen bij Christian Friedrich Polz, Johann Peter Reusch, Johann Wilhelm Baier, Johann August Heinrich Ulrich, Lorenz Johann Daniel Suckow, Johann Ernst Basilius Wiedeburg en Johann Ernst Immanuel Walch volgde. Vooral Johann Jakob Griesbach inspireerde hem tot theologie, zodat hij ook de theologische verklaringen van Johann Gottfried Eichhorn en Ernst Jakob Danovius volgde. Nadat hij op 9 oktober 1778 een master in de filosofie had behaald, keerde hij terug naar zijn geboortestad, waar hij les gaf aan de plaatselijke gymnasiumschool.
Johann Philipp werd geboren als zoon van notaris Johann Paul Gabler (1715–1775) en zijn vrouw Anna (meisjesnaam Becker, 1723–1792). Na een eerste opleiding door privéleraren ging hij vanaf 1763 naar het Lessing-gymnasium in Frankfurt, dat toen geleid werd door rector Johann Georg Purmann. Op 7 oktober 1772 schreef hij zich in aan de Universiteit van Jena. Daar bezocht hij eerst de filosofische lezingen van Christian Friedrich Polz, Johann Peter Reusch, Johann Wilhelm Baier, Johann August Heinrich Ulrich, Lorenz Johann Daniel Suckow, Johann Ernst Basilius Wiedeburg en Johann Ernst Immanuel Walch. Vooral [[Johann Jakob Griesbach]] wekte zijn enthousiasme voor de theologie, zodat hij ook de theologische lezingen van [[Johann Gottfried Eichhorn]] en [[Ernst Jakob Danovius]] begon te volgen. Nadat hij op 9 oktober 1778 een master in de filosofie had behaald, keerde hij terug naar zijn geboortestad, waar hij les gaf aan het gymnasium.


Hier had hij ook artikelen geschreven in de Frankfurter gelehrten Zeitung, was geslaagd voor het theologisch onderzoek voor het ministerie van Preken en verhuisde hij in 1780 als privédocent naar de universiteit van Göttingen. In Göttingen werkte hij als leraar en breidde hij zijn kennis van de geschiedenis uit onder Christian Gottlob Heyne. In 1783 werd Gabler hoogleraar filosofie aan het Archigymnasium in Dortmund, in 1785 derde hoogleraar aan de universiteit van Altdorf en diaken aan de plaatselijke stadskerk. Na zijn doctoraat in de theologie in 1787 werd hij in 1793 bevorderd tot tweede theologisch hoogleraarschap en werd hij geassocieerd met de aartsdiaken van de Altdorfse stadskerk St. Laurentius. Hier nam hij ook deel aan de organisatorische taken van de Altdorf Universiteit en was tweemaal in de jaren 1791, 1799 rector van de onderwijsinstelling. In 1804 werd hij benoemd tot tweede hoogleraar theologie aan de universiteit van Jena en kreeg hij de titel van wethouder van Saksen Weimar. In 1812 werd hij bevorderd tot eerste theologisch hoogleraarschap, werd hij geheim raadslid en in 1822 ridder van de Saksisch-Weimar witte valkenorde en in 1822 directeur van het protestantse theologische seminarie in Jena. Hij nam ook deel aan de organisatorische taken van de Salana aan de universiteit en was rector van de Alma Mater in de wintersemesters 1806, 1810, 1812, 1818, 1822.
Hier schreef hij artikelen geschreven in de Frankfurtse krant, slaagde in het theologisch examen van het Predigerministerium, een lutherse kerkenraadin Frankfurt. In 1780 verhuisde hij naar Göttingen, waar hij als [[privaatdocent]] aan de slag ging aan de universiteit. Hij gaf les en breidde onder Christian Gottlob Heyne zijn kennis van de geschiedenis uit. In 1783 werd Gabler hoogleraar filosofie aan het Archigymnasium in Dortmund, in 1785 derde hoogleraar aan de universiteit van Altdorf en diaken aan de plaatselijke stadskerk. Na zijn doctoraat in de theologie in 1787 werd hij in 1793 bevorderd tot tweede theologisch hoogleraarschap en werd hij geassocieerd met de aartsdiaken van de Altdorfse stadskerk St. Laurentius. Hier nam hij ook deel aan de organisatorische taken van de Altdorf Universiteit en was tweemaal in de jaren 1791, 1799 rector van de onderwijsinstelling. In 1804 werd hij benoemd tot tweede hoogleraar theologie aan de universiteit van Jena en kreeg hij de titel van wethouder van Saksen-Weimar. In 1812 werd hij bevorderd tot eerste theologisch hoogleraar, werd hij geheim raadslid en in 1822 ridder van de Saksisch-Weimar witte valkenorde en in 1822 directeur van het protestantse theologische seminarie in Jena. Hij nam ook deel aan de organisatorische taken van de Salana aan de universiteit en was rector van de Alma Mater in de wintersemesters 1806, 1810, 1812, 1818, 1822.


Gabler bracht hulde aan het meest beslissende rationalisme en verwierf met name voor de definitie van bijbelse theologie (De justo discrimine theologiae biblicae et dogmaticae, Altdorf 1787). De meeste van zijn werken zijn te vinden in de tijdschriften die hij uitgeeft: Laatste theologische tijdschrift (Neurenberg 1798-1800), tijdschrift voor theologische literatuur (1801-1804) en tijdschrift voor exquise theologische literatuur (1805-11).
Gabler was een aanhanger van hulde rechtlijnig rationalisme en verwierf een reputatie door zijn definitie van wat bijbelse theologie (''De justo discrimine theologiae biblicae et dogmaticae'', Altdorf 1787). De meeste van zijn werken zijn te vinden in de door hem uitgegeven tijdschriften: ''Neuestes theologisches Journal'' (Neurenberg 1798–1800), ''Journal für theologische Literatur'' (1801–1804) en ''Journal für auserlesene theologische Literatur'' (1805–11).


Gabler was bij Josine Isabelle Christine Hoffmann geweest, de dochter van de prorector van het Archignasium in Dortmund en hoogleraar theologie Gotthilf August Hoffmann (Glauchau, 21 september 1720 – Dortmund, 13 april 1769), met wie hij negen kinderen had, waaronder de filosoof en opvolger van Hegel in Berlijn, Georg Andreas (1786–1853) en de twee protestantse predikanten Theodor August Gabler (Altdorf, 3 januari 1788 – München, 25 april 1849) en Johann Gottfried Gabler (Altdorf, 1798 – Dornburg, 7 februari 1879), die later enkele van zijn geschriften publiceerde.
Gabler trouwde in 1785 met Josine Isabelle Christine Hoffmann, de dochter van de prorector van het Archignasium in Dortmund en hoogleraar theologie Gotthilf August Hoffmann (Glauchau, 21 september 1720 – Dortmund, 13 april 1769). Hun gezin kreeg negen kinderen. Georg Andreas Gabler (1786–1853) werd filosoof en volgde Hegel op in [[Berlijn]]. Theodor August Gabler (Altdorf, 3 januari 1788 – München, 25 april 1849) en Johann Gottfried Gabler (Altdorf, 1798 – Dornburg, 7 februari 1879), werden beide luthers predikant. Johann Gottfried publiceerde later enkele van Johann Philipp Gablers geschriften.

Versie van 29 dec 2018 14:53

Johann Philipp Gabler (Frankfurt am Main, 4 juni 1753Jena, 17 februari 1826) was een Duitse protestantse theoloog.

Leven

Johann Philipp werd geboren als zoon van notaris Johann Paul Gabler (1715–1775) en zijn vrouw Anna (meisjesnaam Becker, 1723–1792). Na een eerste opleiding door privéleraren ging hij vanaf 1763 naar het Lessing-gymnasium in Frankfurt, dat toen geleid werd door rector Johann Georg Purmann. Op 7 oktober 1772 schreef hij zich in aan de Universiteit van Jena. Daar bezocht hij eerst de filosofische lezingen van Christian Friedrich Polz, Johann Peter Reusch, Johann Wilhelm Baier, Johann August Heinrich Ulrich, Lorenz Johann Daniel Suckow, Johann Ernst Basilius Wiedeburg en Johann Ernst Immanuel Walch. Vooral Johann Jakob Griesbach wekte zijn enthousiasme voor de theologie, zodat hij ook de theologische lezingen van Johann Gottfried Eichhorn en Ernst Jakob Danovius begon te volgen. Nadat hij op 9 oktober 1778 een master in de filosofie had behaald, keerde hij terug naar zijn geboortestad, waar hij les gaf aan het gymnasium.

Hier schreef hij artikelen geschreven in de Frankfurtse krant, slaagde in het theologisch examen van het Predigerministerium, een lutherse kerkenraadin Frankfurt. In 1780 verhuisde hij naar Göttingen, waar hij als privaatdocent aan de slag ging aan de universiteit. Hij gaf les en breidde onder Christian Gottlob Heyne zijn kennis van de geschiedenis uit. In 1783 werd Gabler hoogleraar filosofie aan het Archigymnasium in Dortmund, in 1785 derde hoogleraar aan de universiteit van Altdorf en diaken aan de plaatselijke stadskerk. Na zijn doctoraat in de theologie in 1787 werd hij in 1793 bevorderd tot tweede theologisch hoogleraarschap en werd hij geassocieerd met de aartsdiaken van de Altdorfse stadskerk St. Laurentius. Hier nam hij ook deel aan de organisatorische taken van de Altdorf Universiteit en was tweemaal in de jaren 1791, 1799 rector van de onderwijsinstelling. In 1804 werd hij benoemd tot tweede hoogleraar theologie aan de universiteit van Jena en kreeg hij de titel van wethouder van Saksen-Weimar. In 1812 werd hij bevorderd tot eerste theologisch hoogleraar, werd hij geheim raadslid en in 1822 ridder van de Saksisch-Weimar witte valkenorde en in 1822 directeur van het protestantse theologische seminarie in Jena. Hij nam ook deel aan de organisatorische taken van de Salana aan de universiteit en was rector van de Alma Mater in de wintersemesters 1806, 1810, 1812, 1818, 1822.

Gabler was een aanhanger van hulde rechtlijnig rationalisme en verwierf een reputatie door zijn definitie van wat bijbelse theologie (De justo discrimine theologiae biblicae et dogmaticae, Altdorf 1787). De meeste van zijn werken zijn te vinden in de door hem uitgegeven tijdschriften: Neuestes theologisches Journal (Neurenberg 1798–1800), Journal für theologische Literatur (1801–1804) en Journal für auserlesene theologische Literatur (1805–11).

Gabler trouwde in 1785 met Josine Isabelle Christine Hoffmann, de dochter van de prorector van het Archignasium in Dortmund en hoogleraar theologie Gotthilf August Hoffmann (Glauchau, 21 september 1720 – Dortmund, 13 april 1769). Hun gezin kreeg negen kinderen. Georg Andreas Gabler (1786–1853) werd filosoof en volgde Hegel op in Berlijn. Theodor August Gabler (Altdorf, 3 januari 1788 – München, 25 april 1849) en Johann Gottfried Gabler (Altdorf, 1798 – Dornburg, 7 februari 1879), werden beide luthers predikant. Johann Gottfried publiceerde later enkele van Johann Philipp Gablers geschriften.