Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Johan Adriaan Feith: verschil tussen versies

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
(http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Johan_Adriaan_Feith&oldid=23988909)
 
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
Jhr. '''Johan Adriaan Feith''' ([[Groningen (stad)|Groningen]], [[25 september]] [[1858]] - Groningen, [[28 januari]] [[1913]]) was een [[Nederland]]se [[jurist]] en [[historicus]]. Hij heeft veel gepubliceerd over de geschiedenis van Groningen.
Jhr. '''Johan Adriaan Feith''' ([[Groningen (stad)|Groningen]], [[25 september]] [[1858]] Groningen, [[28 januari]] [[1913]]) was een [[Nederland]]se [[jurist]] en [[historicus]]. Hij heeft veel gepubliceerd over de geschiedenis van Groningen.


Johan Adriaan en zijn nageslacht zijn bij [[Koninklijk Besluit]] van 5 juni 1905, No. 78, in de [[adel (klasse)|adel]]stand verheven met het erfelijk [[predicaat (titel)|predicaat]] van [[Jonkheer]].
==Levensloop==
Johan Adriaan was de zoon van [[Hendrik Octavius Feith]], archivaris, en Wilhelmina Woltera Dull. De familie Feith behoorde tot de rijkste Groningers, de „hoogstaangeslagenen” in de personele belasting, en lieten een groot huis bouwen onder de Martinitoren, het zogenaamde [[Feithhuis]], nu een restaurant.


De familie Feith behoorde tot de rijkste Groningers, de "hoogstaangeslagenen" in de personele belasting, en lieten een groot huis bouwen onder de Martinitoren, het zogenaamde [[Feithhuis]], nu een restaurant.
Johan Adriaan Feith doorliep het [[Praedinius Gymnasium]] in Groningen. Hij studeerde [[rechten]] en was een zeer actief lid van het [[Studentencorps]] [[Vindicat Atque Polit]] in Groningen. Het corps maakte hem later tot [[erelid]].
Johan Adriaan was de zoon van [[Hendrik Octavius Feith]], archivaris, en Wilhelmina Woltera Dull. Hij huwde op 25 juni 1885 met jkvr. Henriette Pauline Gockinga. Uit dit huwelijk werden twee zoons en twee dochters geboren. Een van de dochters had [[tuberculose]]. Daarom werd achter het huis aan de Sint Janstraat een Zwitsers chalet gebouwd. Het bouwsel herinnerde het zieke kind aan de bergen waar zij door haar ziekte niet heen kon reizen.


Johan Adriaan Feith doorliep het [[Praedinius Gymnasium]] in Groningen. Hij studeerde [[rechten]] en was een zeer actief lid van het [[Studentencorps]] [[Vindicat Atque Polit]] in Groningen. Het corps maakte hem later tot [[erelid]].
De jonge Feith was een organisator van de [[maskerade]] van 1879 ter gelegenheid van twaalfde [[lustrum]] van het Corps. In 1885 haalde hij zijn [[doctoraal]] examen. Zoals in die tijd gebruikelijk promoveerde hij op dezelfde dag, niet op stellingen maar op een gedegen [[dissertatie]] over „het [[gericht van Selwerd]]” tot [[doctor]] in de rechtsgeleerdheid. De promotor was Prof. Mr. [[Jacob Domela Nieuwenhuis]]. De familie was vermogend maar de jonge Feith koos ervoor om ambtenaar in het archief te worden waarbij hij onder zijn vader ging werken. In 1887 werd hij commieschartermeester en in 1892, als opvolger van zijn vader, rijksarchivaris in Groningen.
 
Op 25 juni 1885 huwde Johan Adriaan Feith met jonkvrouw Henriette Pauline Gockinga. Uit dit huwelijk werden twee zoons en twee dochters geboren. Een van de dochters had [[tuberculose]]. Daarom werd achter het huis aan de Sint Janstraat een Zwitsers chalet gebouwd. Het bouwsel herinnerde het zieke kind aan de bergen waar zij door haar ziekte niet heen kon reizen.


De jonge Feith was een organisator van de [[maskerade]] van 1879 ter gelegenheid van twaalfde [[lustrum]] van het Corps. In 1885 haalde hij zijn [[doctoraal]] examen. Zoals in die tijd gebruikelijk promoveerde hij op dezelfde dag, niet op stellingen maar op een gedegen [[dissertatie]] over "het [[gericht van Selwerd]]" tot [[doctor]] in de rechtsgeleerdheid. De promotor was Prof. Mr. J. Domela Nieuwenhuis. De familie was vermogend maar de jonge Feith koos ervoor om ambtenaar in het archief te worden waarbij hij onder zijn vader ging werken. In 1887 werd hij commieschartermeester en in 1892, als opvolger van zijn vader, rijksarchivaris in Groningen.
Aan het eind van de 19e eeuw werden de archieven in Nederland gereorganiseerd. De verspreide archieven van Groninger families en [[waterschap]]pen werden door Feith in het rijksarchief opgenomen. Bij burgemeester en wethouders wees Feith op de wenselijkheid van een apart gemeentearchief zoals dat in Groningen nog niet bestond. Feith brak met de werkwijze van zijn vader door de gebruikelijke [[chronologie|chronologische]] indeling te vervangen door een systematische indeling van de archiefstukken. Feiths werk over ontsluiting van archieven werd in vele talen vertaald en het maakte hem, tenminste in kringen van archivarissen en bibliothecarissen, wereldberoemd. Feith was in 1891 een oprichter van de [[Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland|Vereeniging van Archivarissen in Nederland]] (VAN) en het [[Gronings Museum van Oudheden]]. Hij schreef ieder jaar in de [[Groninger Volksalmanak]]. Feith was ook geïnteresseerd in de [[archeologie]]. Hij spoorde de student geschiedenis [[Albert van Giffen|Albert Egges van Giffen]] aan om archeoloog te worden en de Groninger [[Wierde (landvorm)|wierden]] wetenschappelijk te onderzoeken.


Aan het eind van de 19e eeuw werden de archieven in Nederland gereorganiseerd. De verspreide archieven van Groninger families en [[waterschap]]pen werden door Feith in het rijksarchief opgenomen. Bij burgemeester en wethouders wees Feith op de wenselijkheid van een apart gemeentearchief zoals dat in Groningen nog niet bestond. Feith brak met de werkwijze van zijn vader door de gebruikelijke [[chronologie|chronologische]] indeling te vervangen door een systematische indeling van de archiefstukken. Feiths werk over ontsluiting van archieven werd in vele talen vertaald en het maakte hem, tenminste in kringen van archivariissen en bibliothecarissen, wereldberoemd. Feith was in 1891 een oprichter van de [[Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland|Vereeniging van Archivarissen in Nederland]] (VAN) en het [[Gronings Museum van Oudheden]]. Hij schreef ieder jaar in de [[Groninger Volksalmanak]].
Feith was [[liberaal]] lid van de Groningse [[gemeenteraad]] en van de [[Provinciale Staten]] van Groningen. Een kandidatuur voor het lidmaatschap van de [[Tweede Kamer]] wees hij van de hand.


Feith was ook geïnteresseerd in de archeologie. Hij spoorde de student geschiedenis [[Albert van Giffen|Albert Egges van Giffen]] aan om archeoloog te worden en de Groninger [[Wierde (landvorm)|wierden]] wetenschappelijk te onderzoeken.
Feith werd benoemd tot [[Ridder (ridderorde)|Ridder]] in de [[Orde van de Nederlandse Leeuw]].


Feith was ook [[liberaal]] lid van de Groningse [[gemeenteraad]] en van de [[Provinciale Staten]] van Groningen. Een kandidatuur voor het lidmaatschap van de [[Tweede Kamer]] wees hij van de hand. Feith was [[Ridder (ridderorde)|Ridder]] in de [[Orde van de Nederlandse Leeuw]].
Bij [[Koninklijk Besluit]] van 5 juni 1905, No. 78, werd Johan Adriaan Feith en zijn nageslacht in de [[adel (klasse)|adel]]stand verheven met het erfelijk [[predicaat (titel)|predicaat]] van [[Jonkheer]].


In 1905 ging Feith lijden aan een [[hartkwaal]]. Na een lang ziekteverlof ging hij in 1913 weer aan het werk maar hij stierf onverwacht in de werkkamer van het archief.
In 1905 ging Feith lijden aan een [[hartkwaal]]. Na een lang ziekteverlof ging hij in 1913 weer aan het werk maar hij stierf onverwacht in de werkkamer van het archief.


Feiths karakter werd als "bescheiden en beminnelijk" omschreven<ref>Levensbericht van S. Gratama</ref>.
Feiths karakter werd omschreven als „bescheiden en beminnelijk”.<ref>Levensbericht van S. Gratama</ref>


== Postuum eerbetoon ==
== Postuum eerbetoon ==
Johan Adriaan Feith werd bijgezet in het [[familiegraf]] op de [[Zuiderbegraafplaats (Groningen)|Zuiderbegraafplaats]] in Groningen (Rang I, Klasse I) waar zijn graf ook in 2008 nog te vinden is. De Gemeente Groningen vernoemde de Feithstraat naar hem.
Johan Adriaan Feith werd bijgezet in het [[familiegraf]] op de [[Zuiderbegraafplaats (Groningen)|Zuiderbegraafplaats]] in Groningen (Rang I, Klasse I) waar zijn graf ook in 2008 nog te vinden is. De Gemeente Groningen vernoemde de Feithstraat naar hem.


== Literatuur ==
== Literatuur ==
 
* L. S. Gratama, in Levensberichten der afgestorven medeleden van de [[Maatschappij der Nederlandse Letterkunde]] te Leiden... 1912–1913, 145–173
* L: S. Gratama, in Levensberichten der afgestorven medeleden van de [[Maatschappij der Nederlandse Letterkunde]] te Leiden... 1912-1913, 145-173
* [[Samuel Muller Fz.|S. Muller Fz.]], in Nederlandsch Archievenblad 21 (1912–1913) 103–106
* [[Samuel Muller Fz.|S. Muller Fz.]], in Nederlandsch Archievenblad 21 (1912-1913) 103-106
* J. Huizinga, in Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 2e serie 6 (1913) 41^3
* J. Huizinga, in Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 2e serie 6 (1913) 41^3
* P. J. Blok, in memoriam in de Groningsche Volksalmanak voor het jaar 1914, 1-13.
* P. J. Blok, in memoriam in de Groningsche Volksalmanak voor het jaar 1914, 1–13.


== Publicaties van Johan Adriaan Feith==
== Publicaties van Johan Adriaan Feith==
 
* ''Het gericht van Selwerd'', dissertatie
* Het gericht van Selwerd", dissertatie
* ''De kroniek van [[Sicke Benninge]]'' (1887. 2 dl.)  
* De kroniek van [[Sicke Benninge]] (1887. 2 dl.)  
* samen met H. Brugmans: ''De kroniek van [[Abel Eppens tho Equart]]'' (1911; 2 dl.). V
* samen met H. Brugmans: "De kroniek van [[Abel Eppens tho Equart]]" (1911.2 dl.). V
* Bijdragen aan het ''[[Oorkondenboek van Groningen en Drenthe]]'' (1896–1899; 2 dl.).  
* Bijdragen aan het "[[Oorkondenboek van Groningen en Drenthe]]" (1896-1899. 2 dl.).  
* Bijdragen aan de ''[[Groningsche Volksalmanak]]'' (1889–1913)
* Bijdragen aan de [[Groningsche Volksalmanak]] (1889 - 1913)
* ''Wandelingen door het oude Groningen'' (verzamelde wandelroutes uit andere publicaties)  
* "Wandelingen door het oude Groningen" (verzamelde wandelroutes uit andere publicaties)  
{{refs}}
{{refs}}


{{DEFAULTSORT:Feith, Johan Adriaan}}
{{DEFAULTSORT:Feith, Johan Adriaan}}
[[Categorie:Nederlands rechtsgeleerde]]
[[Categorie: Nederlands rechtsgeleerde]]
[[Categorie:Nederlands historicus]]
[[Categorie: Nederlands historicus]]
[[Categorie:Geschiedenis van Groningen]]
[[Categorie: Geschiedenis van Groningen]]
[[Categorie: Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw]]
[[Categorie: Geboren in Groningen]]
[[Categorie: Overleden in Groningen]]
[[Categorie: Geboren in 1858]]
[[Categorie: Overleden in 1913]]
[[Categorie: Geboren op 25 september]]
[[Categorie: Overleden op 28 januari]]

Versie van 2 jun 2014 19:06

Jhr. Johan Adriaan Feith (Groningen, 25 september 1858 – Groningen, 28 januari 1913) was een Nederlandse jurist en historicus. Hij heeft veel gepubliceerd over de geschiedenis van Groningen.

Levensloop

Johan Adriaan was de zoon van Hendrik Octavius Feith, archivaris, en Wilhelmina Woltera Dull. De familie Feith behoorde tot de rijkste Groningers, de „hoogstaangeslagenen” in de personele belasting, en lieten een groot huis bouwen onder de Martinitoren, het zogenaamde Feithhuis, nu een restaurant.

Johan Adriaan Feith doorliep het Praedinius Gymnasium in Groningen. Hij studeerde rechten en was een zeer actief lid van het Studentencorps Vindicat Atque Polit in Groningen. Het corps maakte hem later tot erelid.

De jonge Feith was een organisator van de maskerade van 1879 ter gelegenheid van twaalfde lustrum van het Corps. In 1885 haalde hij zijn doctoraal examen. Zoals in die tijd gebruikelijk promoveerde hij op dezelfde dag, niet op stellingen maar op een gedegen dissertatie over „het gericht van Selwerd” tot doctor in de rechtsgeleerdheid. De promotor was Prof. Mr. Jacob Domela Nieuwenhuis. De familie was vermogend maar de jonge Feith koos ervoor om ambtenaar in het archief te worden waarbij hij onder zijn vader ging werken. In 1887 werd hij commieschartermeester en in 1892, als opvolger van zijn vader, rijksarchivaris in Groningen.

Op 25 juni 1885 huwde Johan Adriaan Feith met jonkvrouw Henriette Pauline Gockinga. Uit dit huwelijk werden twee zoons en twee dochters geboren. Een van de dochters had tuberculose. Daarom werd achter het huis aan de Sint Janstraat een Zwitsers chalet gebouwd. Het bouwsel herinnerde het zieke kind aan de bergen waar zij door haar ziekte niet heen kon reizen.

Aan het eind van de 19e eeuw werden de archieven in Nederland gereorganiseerd. De verspreide archieven van Groninger families en waterschappen werden door Feith in het rijksarchief opgenomen. Bij burgemeester en wethouders wees Feith op de wenselijkheid van een apart gemeentearchief zoals dat in Groningen nog niet bestond. Feith brak met de werkwijze van zijn vader door de gebruikelijke chronologische indeling te vervangen door een systematische indeling van de archiefstukken. Feiths werk over ontsluiting van archieven werd in vele talen vertaald en het maakte hem, tenminste in kringen van archivarissen en bibliothecarissen, wereldberoemd. Feith was in 1891 een oprichter van de Vereeniging van Archivarissen in Nederland (VAN) en het Gronings Museum van Oudheden. Hij schreef ieder jaar in de Groninger Volksalmanak. Feith was ook geïnteresseerd in de archeologie. Hij spoorde de student geschiedenis Albert Egges van Giffen aan om archeoloog te worden en de Groninger wierden wetenschappelijk te onderzoeken.

Feith was liberaal lid van de Groningse gemeenteraad en van de Provinciale Staten van Groningen. Een kandidatuur voor het lidmaatschap van de Tweede Kamer wees hij van de hand.

Feith werd benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Bij Koninklijk Besluit van 5 juni 1905, No. 78, werd Johan Adriaan Feith en zijn nageslacht in de adelstand verheven met het erfelijk predicaat van Jonkheer.

In 1905 ging Feith lijden aan een hartkwaal. Na een lang ziekteverlof ging hij in 1913 weer aan het werk maar hij stierf onverwacht in de werkkamer van het archief.

Feiths karakter werd omschreven als „bescheiden en beminnelijk”.[1]

Postuum eerbetoon

Johan Adriaan Feith werd bijgezet in het familiegraf op de Zuiderbegraafplaats in Groningen (Rang I, Klasse I) waar zijn graf ook in 2008 nog te vinden is. De Gemeente Groningen vernoemde de Feithstraat naar hem.

Literatuur

  • L. S. Gratama, in Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden... 1912–1913, 145–173
  • S. Muller Fz., in Nederlandsch Archievenblad 21 (1912–1913) 103–106
  • J. Huizinga, in Bulletin van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond 2e serie 6 (1913) 41^3
  • P. J. Blok, in memoriam in de Groningsche Volksalmanak voor het jaar 1914, 1–13.

Publicaties van Johan Adriaan Feith

Referenties