Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Jean-Paul Sartre

Uit Wikisage
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.

Jean-Paul Charles Eymard Sartre (Parijs, 21 juni 1905 - aldaar, 15 april 1980) was een Frans filosoof en schrijver. Hij wordt beschouwd als de vader van het Franse existentialisme. Aanvankelijk was hij apolitiek, maar vanaf de Tweede Wereldoorlog profileerde hij zich steeds meer als links geëngageerde intellectueel. Hij oefende invloed uit op de publieke opinie inzake politieke kwesties zoals de Koude Oorlog en de Algerijnse Onafhankelijkheidsoorlog.

Jean-Paul Sartre
Jean-Paul Sartre

Biografie

Sartre werd geboren op 21 juni 1905 in Parijs. Zijn vader, een marine-officier, overleed kort na zijn geboorte; hij werd opgevoed door zijn moeder en zijn grootouders van moederskant, die aan Albert Schweitzer verwant waren. Toen Sartre twaalf was, hertrouwde zijn moeder, weer met een ingenieur, die hij altijd gehaat heeft. Hij volgde middelbaar onderwijs op het Henri IV lyceum in Parijs, waar hij de schrijver/essayist Paul Nizan leerde kennen. Zij zouden goede vrienden blijven tot Nizan sneuvelde in mei 1940. Van 1922 tot 1924 doorliep hij de voorbereiding (classes préparatoires) op het lycée Louis-le-Grand voor de École normale supérieure (ENS). In 1924 werd hij toegelaten aan de ENS. Daar ontmoette hij o.a. Raymond Aron en Simone de Beauvoir. Met eerstgenoemde zou hij het als intellectueel nog aan de stok krijgen, laatstgenoemde zou zijn levensgezellin worden. Na een aanvankelijke uitsluiting werd hij in 1929 toegelaten tot de studie filosofie. Sartre was een tijd leraar in het Franse middelbaar onderwijs. Hij publiceerde filosofische essays en ontwikkelde zich als voortrekker van het toenmalige Franse existentialisme. Sartre vond zijn 'fascinatie' voor existentialistisch werk in de bestudering van de fenomenologie van Edmund Husserl en in de existentiefilosofie van Martin Heidegger. Tegelijkertijd raakte hij bekend bij een breed publiek door zijn roman La Nausée (1938), novelles (Le Mur 1939) en theaterstukken (Les Mouches 1943).

In 1940 raakte hij in Duits krijgsgevangenschap, waar hij een dagboek van 2000 pagina's schreef. Deze zijn gedeeltelijk verloren gegaan, maar het resterende deel is na zijn dood gepubliceerd onder de titel Carnets de la drôle de guerre. Voorts las hij in gevangenschap Heideggers filosofische hoofdwerk Sein und Zeit. In 1941 werd hij om voorgewende gezondheidsredenen vrijgelaten. In Parijs kon hij een baan krijgen als leraar filosofie aan het Lycée Condorcet, waar hij de plaats innam van een ontslagen joodse leraar. Eén van Sartres belangrijkste thema's was de existentiële vrijheid in een wereld zonder hogere macht die zin of betekenis geeft aan het leven. Die moet de mens zelf maar zien te scheppen, hoe moeilijk dat ook is. Beknopt en abstract formuleerde hij dat als: de existentie gaat vooraf aan de essentie. De mens is dus in essentie vrij en kan zijn verantwoordelijkheid niet afschuiven op omstandigheden, zelfs niet in extreme situaties. Je bent bijvoorbeeld altijd vrij om nee te zeggen (of te denken) tegen de bezetter. Zijn eigen productiviteit was overigens juist tijdens de Duitse bezetting vrij hoog; zijn filosofische hoofdwerk L'être et le néant heeft hij in die tijd zonder problemen kunnen publiceren, evenals zijn toneelstukken Les mouches en Huis clos. In L'être et le néant trachtte hij mede onder invloed van Heidegger op een fenomenologische wijze een 'zijnsleer' op te bouwen. Dit leverde hem van Heidegger de kwalificatie 'begaafd journalist' op.[1]

Bestand:Tombe de Sartre et Beauvoir.jpg
Graf van Sartre en de Beauvoir

Sartre werd door sommige critici als pessimist beschouwd. Volgens Sartre zelf was dit niet zijn bedoeling. In een column die hij in de jaren 50 voor het dagblad Le Monde schreef, betoogde hij dat de mens vanaf zijn geboorte een slecht wezen is, dat verantwoordelijk gesteld kan worden voor de conflicten in de wereld. Dit kan men in verband brengen met de uitspraak van een personage uit het toneelstuk Huis Clos dat de hel de anderen zijn (L'enfer, c'est les autres), omdat de aanwezigheid van andere mensen onvermijdelijk je eigen vrijheid inperkt.

Op politiek gebied was Sartre een marxist van de 'derde weg', met een onafhankelijke positie ten opzichte van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Toen de Koude Oorlog echter verhardde en o.a. de Korea-oorlog tot gevolg had, terwijl Frankrijk steeds pro-Amerikaanser werd, koos Sartre in 1952 de zijde van de Sovjet-Unie, hoewel hij nooit lid werd van de toen zeer machtige Franse Communistische Partij. Hij was in de periode 1952-1956 een fellow-traveller, een sympathisant van de Sovjet-Unie samen met medestanders als Claude Lanzmann.[2] Na afloop van zijn reis door de Sovjet-Unie in 1954 schreef hij een zestal zeer lovende artikelen over het Sovjet-systeem in het aan de PCF gelieerde Libération. Hij nam steeds meer afstand van zijn eigen existentialisme en vond dat de vrijheid verkregen moest worden via het collectief, in plaats van via het individu. Het kwam in jaren vijftig tot felle polemieken, onder meer met zijn oud-medestudent aan de ENS, de liberaal Raymond Aron (die marxisme als 'opium voor intellectuelen' beschouwde) en met zijn collega-literator en filosoof Albert Camus, die zich nooit existentialist wilde noemen en bovendien vond dat je geen vuile handen moest maken door toe te geven aan totalitarisme. In 1956 veranderde Sartres houding ten opzichte van het communisme van de Sovjet-Unie radicaal; hij keurde de inval in Hongarije af. Vanaf dat jaar wees hij ook het Franse streven om Algerije te behouden af. De Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog was toen al twee jaar aan de gang. Hierbij loopt hij persoonlijk risico; zijn eigen appartement is twee keer het doelwit van een bomaanslag van de OAS en de Franse regering overwoog hem te arresteren. President Charles de Gaulle wees dit echter af. "Voltaire arresteer je niet", vond hij. Sartre keerde zich ook tegen kolonialisme in het algemeen en schreef een voorwoord voor Frantz Fanons klassiek geworden aanklacht tegen het kolonialisme De verworpenen der aarde. Toen Jean-Paul Sartre in 1964 de Nobelprijs voor de Literatuur werd toegekend, weigerde hij, omdat hij bang was dat de prijs hem van zijn vrijheid zou beroven door hem op een voetstuk te plaatsen.[3] In 1960 deed hij nog een uitgebreide poging om het marxisme en het existentialisme met elkaar te rijmen in Critique de la raison dialectique. Het tweede deel van dit werk verscheen postuum. Zijn anti-anticommunisme maakte het mogelijk om zich radicaal links te profileren. In 1967 presideerde hij samen met Bertrand Russell over het Russell-tribunaal over de Amerikaanse rol in de Vietnamoorlog. Hij gaf acte de présence bij de 'gebeurtenissen' in Frankrijk in mei 1968, al was hij daarvan niet de inspirator. Van toen af aan werd hij actief in de journalistiek; hij interviewde voor het opinieblad Le nouvel observateur de studentenleider Daniel Cohn-Bendit. In 1971 viel hij op door het redigeren en uitventen van het door de autoriteiten met sluiting bedreigde maoïstische blad La cause du peuple. Later deed hij hetzelfde met de maoïstische bladen Tout en J'accuse. In 1973 was hij een van de oprichters van het linkse dagblad Libération, maar moest na een jaar om gezondheidsredenen zijn redactionele werk opgeven. Op het einde van zijn leven betreurde hij het niet tot het uiterste radicaal te zijn geweest. De laatste jaren van zijn leven was hij bijna geheel blind; hij overleed op 15 april 1980 op 74-jarige leeftijd in het Broussais-ziekenhuis in Parijs. Bij zijn begrafenis op het Parijse Cimetière du Montparnasse waren ongeveer 50.000 mensen aanwezig.

Sartres originaliteit bestond daarin dat hij het bewustzijn een triomfantelijke onafhankelijkheid toekende en daarnaast de realiteit het volle gewicht van zijn betekenis gaf.
— Simone de Beauvoir, in: "La force de l'âge"

Sartres status als intellectuele goeroe bleef tijdens zijn leven vrijwel onaangetast. Tegenwoordig worden zijn literaire verdiensten nog algemeen erkend, maar zijn anti-anticommunisme is sinds de jaren tachtig uit de mode geraakt en zijn filosofische hoofdwerken worden door vakfilosofen nog maar weinig bestudeerd.

Bibliografie

Werk

Romans en novelles

  • 1938 - La Nausée (Nederlands: De Walging (Amsterdam 1985))
  • 1939 - Le Mur (Nederlands: De muur (Amsterdam 1983)), een bundel met vijf korte romans:
    • Le Mur
    • La Chambre
    • Érostrate
    • Intimité
    • L'Enfance du chef
  • 1945 - Les chemins de la liberté vol 1 (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 1 (Amsterdam 1949) Titre: L'age de raison (Nederlandse titel: De jaren des onderscheids)) (Meppel 1978))
  • 1945 - Les chemins de la liberté vol 2 (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 2 (Amsterdam 1952) Titre: Le sursis (Nederlandse titel: Het oponthoud))
  • 1949 - Les chemins de la liberté vol 3 (Nederlands: De wegen der vrijheid deel 3 (Amsterdam 1952) Titre: La mort dans l'ame (Nederlandse titel: De dood in het hart))

Toneelstukken

  • 1940 - Baronia
  • 1943 - Les Mouches (Nederlands: De vliegen (Amsterdam 1983))
  • 1945 - Huis clos (Nederlands: Met gesloten deuren (Amsterdam 1983))
  • 1946 - La Putain respectueuse (Nederlands: De eerbiedige lichtekooi (in: De vliegen))
  • 1946 - Morts sans sépulture
  • 1948 - Les Mains sales (Nederlands: Vuile handen (in: De vliegen))
  • 1951 - Le Diable et le Bon Dieu (Nederlands: De duivel en God)
  • 1954 - Kean
  • 1955 - Nekrassov
  • 1959 - Les Séquestrés d'Altona
  • 1965 - Les Troyennes

Scenario's

Filosofie

Literaire kritieken

  • 1947 - Baudelaire
  • 1952 - Saint Genet comédien et martyr (Nederlands: De heilige Genet; martelaar en komediant)
  • 1971-1973 - L'Idiot de la famille

Autobiografisch

  • 1964 - Les Mots (Nederlands: De woorden (Utrecht 1981))
  • 1983-1995 - Carnets de la drôle de guerre
  • 1983 - Lettres au Castor et à quelques autres, tome I et II


Wikimedia Commons  Zie ook de categorie met mediabestanden in verband met Jean-Paul Sartre op Wikimedia Commons.

rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Voetnoten

  1. º Doorman M., Visser W., Denkers in de ring, Amsterdam, 1993
  2. º Did Sartre Always Get it Wrong?, Michel Winock, pag. 16
  3. º [1]
rel=nofollow

Bronnen

  • Annie Cohen-Solal, Sartre, 1905 - 1980 (Paris 1985); Nederlandse vertaling: Jean-Paul Sartre, zijn biografie, Van Gennep (Amsterdam, 1987; 200410).
  • Frans de Haan, Jean-Paul Sartre, De Beauvoir, vrijheid en terreur, Uitg. Aspekt, 2006, ISBN 90-5911-344-6
  • Lévy, Bernard-Henri, De eeuw van Sartre - Een filosofische zoektocht, 2004, ISBN 90-351-2312-3
  • Francis Jeanson, "Jean-Paul Sartre", Bezige Bij, A'dam, 1968 (Nl vertaling)
rel=nofollow

1901: Prudhomme · 1902: Mommsen · 1903: Bjørnson · 1904: Mistral, Echegaray · 1905: Sienkiewicz · 1906: Carducci · 1907: Kipling · 1908: Eucken · 1909: Lagerlöf · 1910: Heyse · 1911: Maeterlinck · 1912: Hauptmann · 1913: Tagore · 1915: Rolland · 1916: Heidenstam · 1917: Gjellerup, Pontoppidan · 1919: Spitteler · 1920: Hamsun · 1921: France · 1922: Benavente · 1923: Yeats · 1924: Reymont · 1925: Shaw · 1926: Deledda · 1927: Bergson · 1928: Undset · 1929: Mann · 1930: Lewis · 1931: Karlfeldt · 1932: Galsworthy · 1933: Boenin · 1934: Pirandello · 1936: O'Neill · 1937: Gard · 1938: Buck · 1939: Sillanpää · 1944: Jensen · 1945: Mistral · 1946: Hesse · 1947: Gide · 1948: Eliot · 1949: Faulkner · 1950: Russell · 1951: Lagerkvist · 1952: Mauriac · 1953: Churchill · 1954: Hemingway · 1955: Laxness · 1956: Jiménez · 1957: Camus · 1958: Pasternak · 1959: Quasimodo · 1960: Perse · 1961: Andrić · 1962: Steinbeck · 1963: Seferis · 1964: Sartre · 1965: Sjolochov · 1966: Agnon, Sachs · 1967: Asturias · 1968: Kawabata · 1969: Beckett · 1970: Solzjenitsyn · 1971: Neruda · 1972: Böll · 1973: White · 1974: Johnson, Martinson · 1975: Montale · 1976: Bellow · 1977: Aleixandre · 1978: Singer · 1979: Elýtis · 1980: Miłosz · 1981: Canetti · 1982: García · 1983: Golding · 1984: Seifert · 1985: Simon · 1986: Soyinka · 1987: Brodsky · 1988: Mahfouz · 1989: Cela · 1990: Paz · 1991: Gordimer · 1992: Walcott · 1993: Morrison · 1994: · 1995: Heaney · 1996: Szymborska · 1997: Fo · 1998: Saramago · 1999: Grass · 2000: Xingjian · 2001: Naipaul · 2002: Kertész · 2003: Coetzee · 2004: Jelinek · 2005: Pinter · 2006: Pamuk · 2007: Lessing · 2008: Le Clézio · 2009: Müller · 2010: Vargas Llosa ·

2011: Tranströmer
 
rel=nofollow