Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Frederik Nieuwenhuijsen

Uit Wikisage
Versie door Lidewij (overleg | bijdragen) op 10 apr 2012 om 14:11 (http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Frederik_Nieuwenhuijsen&oldid=30184675)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Frederik 'Frits' Nieuwenhuijsen, (3 oktober 1905 - 12 februari 1945) was een Nederlands verzetsstrijder. Reeds in de zomer van 1940 vond hij zijn weg naar twee van de eerste groepen van het Nederlands verzet in de Tweede Wereldoorlog: het Comité voor Vrij Nederland en een groep die zich richtte op verzamelen van spionagemateriaal en de opvang van de gestrande piloten van aangeschoten Britse bommenwerpers.

Met een passie voor informatie verzameling en gedreven door zijn intentie tot samenwerking binnen het verzet, leverde Frits later ook zijn diensten aan de spionagesectie van de Ordedienst, het financiële steunwerk van Walraven van Hall en het artsenverzet. Met de combinatie van deze activiteiten werd Frits Nieuwenhuijsen als een van de eersten opgenomen in het begin ’43 opgerichte Nationaal Comité van Verzet.

Met zijn passie voor informatieverzameling en met zijn contacten en medewerking met uiteenlopende verzetsorganisaties, zou hij in de volgende jaren uitgroeien tot een spil in de communicatie van het verzet. Toen in de zomer van ’44 uiteindelijk de coördinatie tot stand kwam van het zo versnipperde verzet, werd Frits Nieuwenhuijsen als secretaris gekozen zowel voor de overkoepelende Contactcommissie als voor de belangrijkste onderliggende werkgroepen. Bij het naderen van onze landsgrens door de geallieerden werd hij een spil in de communicatie van onze Binnenlandse Strijdkrachten.

Helaas heeft Frits de bevrijding niet mogen beleven. Eind januari ’45 werd hij gegrepen bij een verraden vergadering van het Landelijk Werkcomité. Twee weken later werd hij gefusilleerd. Frits Nieuwenhuijsen behoorde tot de eerste 50 gevallen Nederlanders die een jaar na de bevrijding werden onderscheiden met het Verzetskruis door koningin Wilhelmina.

Jeugd

Frederik Nieuwenhuijsen werd geboren op 3 oktober 1905 in de Johannes Verhulststraat in Amsterdam, in die tijd een nieuwbouwwijk aan de rand van de stad. Zijn ouders leefden in goede welstand. Zijn vader was directeur/mede-eigenaar van een technische handelsonderneming met agentschappen in Berlijn en in Bandung. Begin jaren ‘20 liet de familie een eigen huis bouwen in Hilversum, toen de nieuwe spoorverbinding forenzen naar Amsterdam mogelijk maakte. Om de voetsporen van zijn vader te volgen, ging Frits werktuigbouwkunde studeren aan de MTS in Amsterdam, toen het niveau van de huidige HTS. Na het behalen van het diploma vervolgde hij zijn opleiding met de studie bedrijfseconomie aan de universiteit van Amsterdam. Net had Frits zijn kandidaatsexamen behaald, of de gevolgen van de New Yorkse beurscrash van november ’29 troffen ook zijn familie. Binnen een paar jaar ging de onderneming van zijn vader bankroet. Niet alleen het bedrijfskapitaal ging verloren, maar ook het privévermogen dat zijn vader tot de laatste cent in het zinkende schip had gestoken. Frits werd daarmee financieel genoodzaakt zijn studie af te breken en werk te zoeken dat vrijwel nergens te vinden was in de crisisjaren. Een buurman van de familie, een directeur van de Hollandse Sociëteit van Levensverzekeringen in Amsterdam (eind jaren ‘60 gefuseerd tot Delta Lloyd), bood echter uikomst. Met zijn aanbeveling kreeg Frits een baantje als stagiair op het bijkantoor in Utrecht om het verzekeringsvak te verkennen. De kennismaking sloeg aan en na een halfjaar werd Frits benoemd tot plaatselijke hoofdagent. Na vijf jaar had hij zoveel van zich laten zien dat hij in ’37 de opdracht kreeg om in Rotterdam een nieuwe vestiging van de Hollandse Sociëteit op te zetten. Frits was schrander genoeg om te beseffen dat het veel tijd en inspanning zou kosten om aan alle Rotterdammers een levensverzekeringspolis te verkopen. Hij concentreerde zich daarom op de Rotterdamse ondernemers met het nieuwe product van collectieve bedrijfsverzekeringen. Het succes was groot en binnen twee jaar had de Hollandse Sociëteit al een gevestigde naam in de Rotterdamse verzekeringswereld. Het uitbreken van de oorlog voor Nederland op 10 mei 1940 zou echter het hele leven van Frits op z’n kop zetten.

Het begin van zijn oorlog

Frits was één uit de beperkte groep Nederlanders die het Duitse nazi-gevaar reeds vroeg doorzag. In de jaren ‘30 kon hij al ernstig van streek raken bij vernemen van de eerste uitingen van Hitler’s nationaal-socialisme. Bij het uitbreken van de oorlog in ‘39 had hij weinig illusies dat Nederland deze keer weer aan de Duitse agressie zou ontkomen. Met zorg en angst had hij ook de ontwikkeling van de NSB in Nederland gevolgd. Het oudste document uit zijn verzetsarchief is het originele gelukstelegram van [Anton Mussert] aan Prinses Juliana met een ‘Heilgroet’ voor haar verjaardag op 30 april 1935. In de vroege morgen van vrijdag 10 mei werd Frits als alle Rotterdammers gewekt door de ontploffende bommen bij het vliegveld Waalhaven. Binnen een uur stond hij oog in oog met de eerste Duitse militairen, die met kleine vliegboten waren geland op de Maas bij het Noordereiland. Een bajonetsteek die hem licht verwondde belemmerde hem om verder te gaan. Het grote bombardement op Rotterdam vier dagen later gaf bij Frits de doorslag om van toeschouwer om te schakelen tot een bezeten verzetsstrijder. Tegen de avond van 14 mei zei Frits geheel ontzet tegen zijn vrouw: “nu begint de oorlog voor mij!”. De bommen had hij zien vallen op een paar km afstand van zijn woning aan de Bergseplas.

Een van zijn eerste acties na de capitulatie was het verzamelen van uitgebreide informatie van het oorlogsgebeuren in en rond Rotterdam. Niet alleen rapportages van ooggetuige burgers en Nederlandse militairen, maar ook van de Wehrmacht zelf. Met de uiteenlopende functies van Frits bij de illegaliteit zou deze informatieverzameling uitgroeien tot een indrukwekkend verzetsdocumentatie, eindigend na de uiteindelijke coördinatie van het gehele verzet in ’44.

In juni werd Frits tot zijn verrassing overgeplaatst naar het hoofdkantoor van de Hollandse Sociëteit in Amsterdam. Bij het grote bombardement was ook zijn kantoor aan de Schiedamsesingel in een brandende puinhoop veranderd. Dit was echter niet de aanleiding voor zijn overplaatsing. Op 11 mei had Frits al de voorzorg genomen om de administratie van zijn kantoor over te brengen naar zijn huis in Hillegersberg. Zijn eerste assistent, Jan Tupker, kon zijn werk naadloos overnemen op een andere locatie in de stad.

Op het hoofdkantoor in Amsterdam werd Frits allereerst benoemd als generaal-agent voor collectieve zaken. Dat zijn werkgever hem deze taak toevertrouwde wordt geïllustreerd door de bijdrage van de hoofddirecteur van de Hollandse Sociëteit, Prof. Dr. M. van Haaften, aan het liber amicorum voor Frits, opgesteld nadat hij in februari ’45 was gestorven voor het vuurpeloton: “Zijn innemende optreden, zijn tact en fijngevoeligheid, zijn snelle denken en zijn bezonnen spreken maakten hem voor het voeren van moeilijke onderhandelingen bij uitstek geschikt. En daar hij door zijn technische opleiding en belangstelling gemakkelijk contact bleek te kunnen verkrijgen in allerlei kringen van werkgevers, was hij als het ware de aangewezen leider voor de acquisitie van collectieve zaken.”

Al spoedig bleek dat de directie nog meer in hem zag. Na een halfjaar werd Frits benoemd in de nieuwe functie van generaal-agent in algemene dienst. Deze nieuwe staffunctie onder de directie maakte hem inzetbaar voor meerdere activiteiten. Ook de afstemming tussen de binnen- en de buitendienst en tevens de public relations kwamen nu onder zijn verantwoordelijkheid. Na zijn overplaatsing naar Amsterdam verhuisde Frits in juli met zijn vrouw Ans en de kinderen Hans en Marijke van 6 en 4 jaar naar Amstelveen. In het meest noordelijke dorpsdeel Randwijk vond hij het huis dat hem aansprak.

Met zijn contacten in de Amsterdamse zakenwereld werd Frits al zeer snel opgenomen in een van de eerste verzetsorganisaties: het in juli opgerichte Comité voor Vrij Nederland dat opriep tot burgerlijk verzet om de Wehrmacht te saboteren. (Concepten van de eerste ‘Mededeling‘ van het Comité en een sarcastische brief aan Seyss-Inquart van december 1940 met verwonderlijk uitgekomen voorspellingen, zijn deel van zijn documentatie.) In Randwijk trof Frits een verzetskern binnen een straal van een paar honderd meter rond zijn huis, die zich bezig hield met verzamelen van spionagemateriaal en de opvang van gestrande Britse vliegers. Elke week werden in die tijd wel een paar Britse bommenwerpers boven Nederland neergeschoten. Vaak konden de bemanningsleden zich nog per parachute redden. De opgevangen ‘piloten’ konden dan op hun terugreis de spionageresultaten overbrengen naar Engeland. De Randwijkgroep beschikte ook over een eigen zender voor het overseinen van korte berichten naar Engeland.

Arrestaties

Aan het einde van de winter ’40 -’41 werd de Amsterdamse kern van het Comité voor Vrij Nederland gearresteerd door intern verraad. Een aantal van hen kreeg de doodstraf, anderen werden veroordeeld tot lange tuchthuis straffen. 15 maart ‘41 werd op een avond ook Frits Nieuwenhuijsen thuis gearresteerd door de [Sicherheitsdienst] op verdenking van betrokkenheid bij het Comité voor Vrij Nederland. Een paar weken later werden ook drie vrienden van zijn Amstelveense verzetsgroep gearresteerd, verdacht van pilotenhulp. Alle drie werden veroordeeld tot lange tuchthuisstraffen. Daan Santhagens en Henk van Waayen hebben de oorlog daar overleefd. Ook Christiaan Pieron heeft zijn bevrijding door de Amerikanen in april ’45 bij München nog mogen beleven. Een maand later is hij daar heel tragisch door koude en ontberingen alsnog overleden. De pilotenlijn was hiermee wel aangetast, maar niet geheel opgerold. Het centrum van de organisatie, met de Amsterdamse auteur Eduard de Nève als spil, was nog intact. Van de Amstelveense groep bleef ook Jan Huese nog op vrije voeten. Bij het transport van twee Britse vliegers in september ging het echter definitief mis. Het huis van vertrek in Leiden voor de oversteek met een Britse onderzeeboot van Katwijk naar Engeland was ontdekt. De ‘piloten’ en hun twee begeleiders vielen in handen van de SD. Vier dagen later werden ook Huese en De Nève gearresteerd en daarna veroordeeld tot lange tuchthuisstraffen. Jan Huese is door gezondheidsproblemen in februari ’43 overleden in het tuchthuis bij Rheinbach. Ed de Nève heeft de oorlog op het nippertje overleefd. Ook de twee Britse vliegers hebben hun krijgsgevangenschap behouden kunnen doorstaan en hebben later in Engeland hun memoires beschreven. Hun begeleiders bij de reis naar Leiden, Dirk Brouwer en Harmen van der Leek, werden twee maanden na hun arrestatie gefusilleerd in de Bloemendaalse duinen.

Na ruim twee maanden van opsluiting en ondervraging in het Scheveningse ‘Oranje Hotel’ werd Frits Nieuwenhuijsen onverwacht vrijgelaten. Kennelijk heeft hij zijn ondervragers voldoende kunnen misleiden om hun verdenkingen te ontzenuwen. Zijn gevangenschap en het lot van zijn verloren vrienden hebben het verzetsvuur van Frits eerder aangewakkerd dan gesmoord. Mogelijk was Frits al voor zijn arrestatie in contact gekomen met de activiteiten van de Zaandamse bankier [Walraven van Hall] die zou uitgroeien tot de grote financier van het verzet. Kort daarvoor was van Hall begonnen met giften en leningen een ‘Zeemanspot’ te vormen voor financiële steun aan achtergebleven gezinnen van ontkomen Nederlandse zeevarenden. Zeer waarschijnlijk zal van Hall voor zijn financiering ook aangeklopt hebben bij de Hollandse Sociëteit. In ieder geval werkte Frits Nieuwenhuijsen kort na zijn vrijlating als verbindingsman en distributeur voor ‘van Tuyl’ (één van de schuilnamen van Wally van Hall). Ook contacten met (vermoedelijk) oude verzetsvrienden werden weer opgenomen. Documenten uit zijn archief van de zomer ‘42, o.m. van het nieuwe Comité van Verzet en een typoscript met 44 instructies voor actief en passief burgerlijk verzet, indiceren de nieuwe verzetsbetrokkenheid van Frits in die periode.

Na mei volgde hij ook het lot van onze Nederlandse beroepsofficieren die in krijgsgevangenschap waren afgevoerd naar Polen. Om concreet iets voor hen te doen, startte Frits vanuit zijn huis een actie met het inpakken en verzenden van voedselpakketten naar Stanislau onder de vlag van het Rode Kruis. Door zijn collectieve verzekeringswerk had hij goede relaties bij voedselfabrikanten als Verkade, Nutricia en bakkerij Van der Meer en Schoep. Via de achterdeur van deze bedrijven ontving hij levensmiddelen die vaak in de winkels niet meer verkrijgbaar waren.

Nieuwe verzetsactiviteiten en onderduiken

Een nieuwe impuls tot verzet ontstond ook voor Frits Nieuwenhuijsen met de jodenvervolging, toen in april ’42 de tragische eindfase zich begon af te tekenen met oproepen voor transport naar Polen. Frits had contact met een ‘passeerder’ bij de Belgische grens. Een aantal Joodse families heeft hij hiermee kunnen helpen met een vlucht naar het veilige Zwitserland. Vaak begeleidde hij ze persoonlijk tot Maastricht. Alle families voor zover bekend hebben hun doel veilig bereikt. Een aantal van hen heeft nog jarenlang contact gehouden met het gezin van Frits die zij zien als hun levensredder.

In Amsterdam was inmiddels ook de agressieve verzetsgroep CS-6 ontstaan, vernoemd naar het huisadres Corellistraat 6 van twee van de activisten Jan Karel en Gideon Boissevain. Deze sabotagegroep, een interessante symbiose van jongere communisten en patriciërzonen, vernielde spoorverbindingen om het transport van joden te belemmeren en liquideerde ook notoire jodenverraders in Amsterdam. De familie Boissevain behoorde reeds lang tot de persoonlijke vriendenkring van Frits en zijn vrouw. De zeer betrokken moeder van Janka en Gi zag Frits als een belangrijke “inspirator” voor CS-6. Voordat Gideon na zijn arrestatie in augustus ’43 werd gefusilleerd, heeft uit zijn cel nog een met eigen bloed beschreven papiertje weten te smokkelen met onder meer de woorden: ‘Zoek contact met Frits N. (ref. 2-286/287)

Ook bij twee andere ontstane verzetsorganisaties werd Frits betrokken: de [Ordedienst] en het [Medisch Contact] (MC). De Ordedienst was reeds aan het eind van de zomer in ’40 opgericht door een aantal officieren van onze ontbonden Koninklijke Landmacht, die zich wilden voorbereiden op gewapende ondersteuning bij een Britse invasie en bevrijding van Nederland die toen toch spoedig verwacht werd. Al kort na de geboorte van de OD werden de gelederen belangrijk uitgedund door arrestaties. In ’42 wist de Ordedienst zich weer belangrijk te herstellen, ondanks het aantal collega’s dat in mei werd afgevoerd naar Polen. In die zelfde tijd werd naast de militante sector ook een specifieke afdeling voor spionage gevormd: de Sectie V. Frits Nieuwenhuijsen stond met zijn Amstelveense verzetsgroep reeds eerder in contact met de OD. Nu werd hij opgenomen als formeel medewerker van de Sectie V.

De Nederlandse artsen waren in verzet gekomen met protesten toen in ’41 hun beroepsvereniging onder curatele werd gesteld van een NSB'er, ter voorbereiding van een naar Duits voorbeeld op te richten Artsenkamer. Omdat represailles werden gevreesd bij weigering van aanmelding bij de Artsenkamer, werd spontaan door een aantal artsen een landelijke verzetsstructuur gevormd die de naam kreeg van Medisch Contact (MC). Een belangrijke voorman van het MC was de Amsterdamse hoogleraar C.G. Heringa. Begin ’42 werd professor Heringa met vier collega’s en 80 andere vooraanstaande Amsterdammers gearresteerd en opgesloten in het kamp Amersfoort, na een bomaanslag op het kantoor van het Studentenfront van de NSB. Een paar maanden later werden de meesten weer vrijgelaten. Heringa die inmiddels bij de Sicherheitsdienst bekend stond als een grote animator van het artsenzet werd, met de intentie om hem uit zijn verzetsomgeving te weren, na zijn vrijlating uit Amersfoort verbannen naar Assen. Op afstand hield Heringa zich echter nog intensief met de Amsterdamse illegale activiteiten bezig. Frits Nieuwenhuijsen werd nu voor hem een belangrijke verbindingsman voor het onderhouden van zijn contacten met de Amsterdamse verzetswereld. Hoe Heringa met Frits in contact is gekomen is niet precies bekend. Mogelijk had hij als informant van de inlichtingendienst van de OD al contact gezocht toen Heringa met zijn collega Borst als eersten protesteerden tegen de oprichting van de Artsenkamer. De betrokkenheid van Frits met het Medisch Contact wordt in ieder geval geïllustreerd door de reeks documenten uit zijn nagelaten archief vanaf eind ’41 tot juli ’43, die alle ontwikkelingen van het artsenverzet vanaf het begin weergeven.

Met deze toename van zijn verzetsactiviteiten vond Frits Nieuwenhuijsen eind ’42 het verstandiger om niet meer bij zijn gezin te blijven wonen. Mogelijk had hij ook signalen ontvangen dat de SD hem weer op de korrel had. Een voortreffelijk duikadres vond hij op de Westergasfabriek in Amsterdam waarvan zijn oom Max van der Horst, getrouwd met een zuster van zijn vader, de directeur was. De statige ambtswoning op het omvangrijke bedrijfsterrein bood een groot aantal mogelijkheden voor verschuiling bij inval, en de ruime omheining bood voldoende onbewaakte dienstingangen waar heimelijke in- en uitgang mogelijk was wanneer je de juiste sleutel bezat.

Eerste coördinatie van het verzet

De eerste impuls tot verzetssamenwerking kwam eind ’42 kwam voort uit het studentenverzet. Kort voor de kerstvakantie eind ’41 was er in de Amsterdamse universitaire wereld tumult ontstaan na een spontaan protest tegen uitspraken van een ‘foute’ hoogleraar. Na de vakantie escaleerde het conflict zodanig dat een aantal hoogleraren door de bezetter werd ontslagen. Een oproep onder de studenten om de colleges nu te boycotten vond maar beperkt gevolg. Een groepje studenten werd zich bewust dat gebrek aan onderlinge contacten de oorzaak was van het ontbreken van algemeen protest. In maart ’42 werd een Raad van Negen gevormd waarin alle Nederlandse universiteiten waren vertegenwoordigd. In de zomer werd bij de meeste universiteiten een gemotiveerde achterban opgebouwd.

Begin december werd bekend dat nu ook studenten een oproep konden verwachten voor verplicht werk in Duitsland. De Raad van Negen besefte dat de studenten niet alleen de [Arbeitseinsatz] konden trotseren. Ondersteuning van andere verzetsorganisaties was van groot belang. Met het idee van een te vormen Nationaal Comité van Verzet (NC), bracht de Haagse zakenman Andries van Velzen uiteindelijk de studenten in contact met Walraven van Hall. Mogelijk zal de behoefte aan financiële ondersteuning ook een motief zijn geweest om specifiek van Hall te benaderen. Toen ook professor Heringa in Drenthe vernam van het initiatief voor het te vormen NC, hoogstwaarschijn-lijk geïnformeerd door Frits Nieuwenhuijsen, sloot hij zich met het artsenverzet graag aan bij het nieuwe comité. Frits kreeg het verzoek hem daarin te vertegenwoordigen als verbindingsman voor het MC.

Het Nationaal Comité van Verzet

De eerste bijeenkomst van het NC vond eind januari ‘43 plaats ten huize van de schoonmoeder van Van Hall in Amsterdam. Naast de gastheer en een collega van de 'Zeemanspot' waren daarbij aanwezig Andries van Velzen, drie vertegenwoordigers van de Raad van Negen en Frits Nieuwenhuijsen. Kort daarna kwam een zeer belangrijke achtste man het comité versterken: Lambertus Neher, directeur van de Gemeentelijke Telefoondienst in Den Haag. Een maand eerder was hij ontslagen nadat hij had geweigerd zijn personeelsleden aan te kruisen die in aanmerking kwamen voor de Arbeitseinsatz. Neher was een generatie ouder dan de andere leden van het comité. Met zijn rijper verstand wist hij de vaak stevige discussies binnen het NC in de juiste banen te leiden. Bij de uiteindelijke bundeling van het gehele verzet in juli ’44 zou Neher de vertegenwoordiger worden voor alle verzetsgroepen die niet-politiek of religieus waren verbonden.

Een belangrijke opdracht die Frits kreeg binnen het [Nationaal Comité van Verzet] was de sabotage van alle intenties en daden van de Arbeitseinsatz. Door de grote Duitse verliezen bij Stalingrad in Rusland, werden steeds meer Nederlanders gedwongen te werken in Duitsland om de opengevallen arbeidsplaatsen daar op te vullen. Frits’ werk omvatte onder meer de opzet van een netwerk van betrouwbare ambtenaren binnen diensten als bevolkingsregisters en arbeidsbureaus. Daarnaast kreeg Frits, als verbindingsman met de Sectie V van de Ordedienst, de taak voor het verzamelen van alle informatie die het NC bereikte of produceerde en ook de verspreiding hiervan naar andere betrokkenen in het verzet.

Van Hall concentreerde zich in de eerste plaats op zijn financiële dienstverlening. Met de toenemende financiële steun aan het groeiend aantal onderduikers werd naast de ‘Zeemanspot’ ook een ‘Landrottenfonds’ gevormd, dat al spoedig de meer serieuze naam Nationaal Steunfonds zou krijgen. Daarnaast zocht de ‘Olieman’ ook naar andere verbanden van samenwerking. In de zomer bracht hij een alliantie tot stand met een prille financiële steungroep van gereformeerden in het oosten van het land, die later bekend zou worden als de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO).

In het NC-archief van Frits zijn ook een groot aantal visies bewaard voor vernieuwing van de Nederlandse politieke ordening na de bevrijding. De meerderheid in ons land was van mening dat ons oude politieke bestel grondig op de helling moest. De oude garde werd verantwoordelijk gesteld voor alle ellende die Nederland was overkomen.

Frits ontsnapt aan arrestatie

9 november ‘43, op weg naar een verzetsbijeenkomst in de Vondelstraat, zag Frits Nieuwenhuijsen dat het adres door verdachte figuren in de gaten werd gehouden. Bij een bevriend kantoor probeerde hij zijn collega’s telefonisch hiervoor te waarschuwen. De SD had de lijn echter afgetapt en spoedde zich naar het kantoor van waaruit was gebeld. Frits kreeg dit in de gaten. Een achtervolging volgde langs verschillende kantoren in de stad waarbij hij steeds op het nippertje wist te ontkomen. Ten leste arriveerde hij op zijn kantoor van de Hollandse Sociëteit bij zijn vriend en collega Hoyte Sillevis Smitt met een ontsnappingsplan in zijn hoofd. Zij wisselden van hoed en jas, en op de fiets van Frits reed Hoyte naar het naar het huis van het gezin Nieuwenhuijsen in Amstelveen met de SD letterlijk op zijn hielen. Nog net had hij bij aankomst aan de vrouw van Frits nog kunnen vertellen wat er was voorgevallen, of een paar mannen in zwarte leren jassen met getrokken pistolen vielen het huis binnen. Groot was hun frustratie toen uiteindelijk bleek dat de achtervolgde niet Frits Nieuwenhuijsen was, die inmiddels weer veilig de Westergasfabriek had bereikt.

Als represaille werd zijn huis in beslag genomen. Binnen 24 uur moest alle inboedel verdwenen zijn. Wat dan nog restte zou worden geconfisqueerd. Een tante van de broers Janka en Gie Boissevain in Amsterdam bood een eerste opvang voor zijn vrouw en de twee kinderen, een week later gevolgd door de schoonouders van Jan Huese die ruimere mogelijkheden hadden in hun huis op de Mozartkade. Niet lang daarna vond Frits voor zijn gezin weer een zelfstandig onderdak in het leegstaande huis van prof. Heringa op de Euterpestraat (nu: Gerrit van der Veenstraat), waar het tot lang na de bevrijding heeft gewoond.

Communicatiespil van het verzet in het zicht van de bevrijding

Op 8 juni ‘44, twee dagen na de invasie in Normandië, kwam het verzoek van de regering in Londen om één coördinerend platform van het gehele verzet te vormen voor de naderende bevrijding. Na veel geharrewar werd begin juli een Contactcommissie (CC) van 5 man gevormd die het verzet moest coördineren. De latere minister-president Willem Drees werd voorzitter. Naast een vertegenwoordiger van de Ordedienst werden twee representanten benoemd uit de kringen van socialisten en protestants-christelijk gelovigen. L. Neher werd verkozen als afgevaardigde van de neutrale verzetsgroepen. Frits Nieuwenhuijsen werd toegevoegd als secretaris van de CC. De vergaderingen van de Contactcommissie vonden plaats in Amsterdam op zijn kantoor bij de Hollandse Sociëteit op de Herengracht 475, onder de codenaam ‘Tariefcommissie’ of kortweg ‘Tar-com’. Onder de Contactcommissie werden later het Landelijk Werkcomité (LWC) en een Amsterdams Werkcomité (AWC) opgericht. Ook voor het LWC en het AWC werd Frits als secretaris gekozen. Uit oogpunt van coördinatie een voor de hand liggende constructie. In beide comités vertegenwoordigde Frits ook de stem van Lambertus Neher.

In maart ’44 was er reeds op initiatief van Van Hall met veel moeite een coalitie Delta gevormd tussen de drie militante organisaties die het gezag wilden overnemen als de bevrijding naderde: de Ordedienst, de knokploegen (LKP) van de LO en de socialistische Raad van Verzet. Gezamenlijk zouden deze organisaties de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten (BS) vormen. Toen het eerste moment van actie begin september in zicht leek werd, met de relaties van Neher, in aller ijl een geheime telexverbinding gecreëerd voor het hoofdkwartier Delta-Centrum in Amsterdam. Het centrale telexstation voor Delta-C werd geïnstalleerd bij Frits Nieuwenhuijsen op de Westergasfabriek. De ruim 150 originele telexberichten van 7 september tot 7 oktober 1944 uit zijn documentatie geven een bijzondere impressie van het illegale inlichtingenverkeer in de emotionele periode na ‘Dolle Dinsdag’. De Binnenlandse Strijdkrachten zouden echter in Nederland boven de rivieren pas in actie komen na de Duitse capitulatie. Op 5 mei ’45 kwamen zij te voorschijn in blauwe overalls met een oranje-wit-blauwe band, gewapend met stoere stenguns en beschermd met helmen die het laatst waren gedragen in mei 1940. Gezien de moeite die het had gekost om tot een eenhoofdige leiding te komen, was het weinig verwonderlijk dat het optreden van de BS op locaal nivo vaak verre van vlekkeloos was.

Het einde van zijn verzetsdocumentatie

Toen de bezetter begin oktober ’44 zijn veren weer had geschud, werd het duikdomicilie van Frits op de Westergasfabriek gevaarlijk. Nutsbedrijven als de gasfabriek werden onder strenge Duitse bewaking gesteld. Een veiliger duikadres vond hij op de Valeriusstraat bij een oude familierelatie die al een paar jaar voor Frits als koerierster werkte. Zijn verzetsdocumentatie liet hij achter op de gasfabriek waar deze de oorlog heeft overleeft. Uit de periode van zijn verblijf op de Valeriusstraat zijn helaas geen documenten bewaard gebleven. Wel is nog bekend dat hij in januari ’45, als voortzetting van zijn werk bij het NC, ook binnen het LWC de coördinator werd van de sabotage tegen de ‘Liese-Aktion’, de nieuwe fase van de Arbeitseinsatz waarbij de eerdere Ausweisen vervielen en de leeftijdsgrenzen werden opgerekt naar van 16 tot 40 en ook 50 jaar.

Het einde van Walraven en Frits

27 januari ‘45 stond de SD te wachten bij het adres van een geplande vergadering van het Landelijk Werkcomité. Door verraad van een eerder gearresteerde verzetsman waren zij hiervan op de hoogte. De vier deelnemers die arriveerden, waaronder Walraven van Hall en Frits Nieuwenhuijsen, werden gearresteerd. Frits was als laatste op de bijeenkomst gearriveerd. Op weg daarheen was hij nog even langs gegaan bij zijn vriend Sillevis Smitt op hun kantoor bij de Hollandse Sociëteit voor laatste nieuws. Hoyte waarschuwde hem niet te gaan omdat de vergadering mogelijk was verraden. De spontane reactie van Frits was: ”Dan moet ik er zeker naartoe om ze te waarschuwen.” Helaas kwam hij te laat. Toen Frits na binnenkomst ontdekte dat de SD reeds was gearriveerd, heeft hij nog geprobeerd te vluchten. Op de trap kreeg hij een schot in zijn benen. Daarna werd hij bovenop de stapel van de andere arrestanten gelegd. Een van de gearresteerden werd gespaard nadat hij voldoende geheime informatie had losgelaten om zijn verhoorders tevreden te stellen. Wally en Frits, die het verhoor met de kiezen op elkaar hadden weerstaan werden verklaard tot Todeskandidaten. Op 12 februari werden zij met Henk de Jong en vijf andere verzetsstrijders in Haarlem publiekelijk gefusilleerd bij de Jan Gijzenbrug.

Naschrift

In de naoorlogse verzetsliteratuur is relatief weinig over Frits Nieuwenhuijsen geschreven. Achter de publieke schermen is hij echter niet vergeten. In Amstelveen en in Amsterdam zijn een laan en een straat naar hem vernoemd bij de naoorlogse stadsuitbreiding. Koningin Wilhelmina heeft 9 mei ’46 in het paleis op de Dam het Verzetskruis voor Frits uitgereikt aan zijn vrouw. Lambertus Neher heeft ervoor gezorgd dat aan haar later alsnog het weduwepensioen van een gesneuveld militair werd toegekend, met de posthume rang van kolonel. Een uiterst welkome remplaçant van de wat magere toelage van de Stichting 1940-1945 waarvan ze nauwelijks kon rondkomen met haar twee kinderen. Frits zelf ligt nu in ruste op de Eerebegraafplaats Bloemendaal, tegenover zijn strijdmakker Walraven van Hall. Jaarlijks op 4 mei ontmoeten hun kinderen en ook kleinkinderen elkaar daar, verbonden door verdriet maar ook vervuld met trots over het leven en werk van beider vaders en grootvaders.

Bronnen

  • Verzetsdocumentatie 1940-1944 van Frits Nieuwenhuijsen (archiefoverzicht aanwezig bij het NIOD)
  • Gedenkboek ‘De Eerebegraafplaats te Bloemendaal’ (P.H. Heere)
  • ‘Jaren van verduistering, het verzet in Amstelveen’ (Tine de Vries)
  • ‘Walraven van Hall, de premier van het verzet’ (Erik Schaap
  • ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in Oorlogstijd’ (L. de Jong)

Externe link