Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Rembrandt van Rijn

Uit Wikisage
Versie door Mdd (overleg | bijdragen) op 11 nov 2019 om 08:05 (https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Rembrandt_van_Rijn&oldid=54787931)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
rel=nofollow

Rembrandt Harmenszoon van Rijn (Leiden, 15 juli 1606Amsterdam, 4 oktober 1669) was een Nederlandse kunstschilder, etser en tekenaar. Hij geldt algemeen als een van de grootste schilders en etsers in de Europese kunst, en als de belangrijkste Hollandse meester van de 17e eeuw. Rembrandt vervaardigde in totaal ongeveer driehonderd schilderijen, driehonderd etsen en tweeduizend tekeningen. Zijn werk behoort tot de barok en is zichtbaar beïnvloed door het caravaggisme, alhoewel hij nooit in Italië is geweest. Zijn opmerkelijke beheersing van het spel met licht en donker, waarbij hij vaak scherpe contrasten (clair-obscur) gebruikte om zo de toeschouwer de voorstelling binnen te voeren, leidde tot levendige scènes vol dramatiek.

Het oeuvre van Rembrandt wordt door kunsthistorici[bron?] in vijf periodes ingedeeld, te beginnen met de Leidse periode (1625-1631). Vanaf ongeveer 1629 begint de ontwikkeling als kunstenaar, waarbij Rembrandt met contrasten begint te werken en zijn belangstelling voor de lichtbehandeling, na 1640 treedt een versobering in. In de jaren 1650 zijn penseelstreken duidelijk zichtbaar en de kleuren rijker.

Rembrandt beschouwde zichzelf vooral als een historie- en portretschilder. Hij was een zelfverzekerde man[1] en vervaardigde in alle levensfasen, maar vooral na 1660 door iedereen bewonderde zelfportretten; de honderd geschilderde en twintig geëtste zelfportretten geven een opmerkelijk scherp beeld van zijn uiterlijk en een vermoeden van zijn gevoelens; hij beeldde zichzelf af als de apostel Paulus en zette zichzelf in zijn zelfportret uit 1658 neer als een koning uit het Oosten. Behalve zijn vrouw Saskia van Uylenburgh en zijn zoon Titus van Rijn is ook zijn huishoudster/vriendin Hendrickje Stoffels in zijn schilderijen aanwezig; zij hebben gefungeerd als model voor Bijbelse, mythologische of historische figuren.

Levensloop

Bestand:Neeltgen Willemsdr van Zuytbrouck (1569-1640), by Rembrandt.jpg
Neeltgen Willemsdr. van Zuytbrouck (1569-1640), moeder van Rembrandt van Rijn
Bestand:Rembrandt van Rijn 180.jpg
De brillenverkoper. Een van de vroegste schilderijen van Rembrandt (1623 of 1624), en onderdeel van een serie over de zintuigen
Bestand:Huwelijksinschrijving Rembrandt Saskia 1634 Annaparochie.jpg
Den 22 juni zijn int houwelijck bevestigt Rembrant Hermens van Rhijn tot Amsterdam woonende en Saskia van Ulenborgh nu tot Franeker woonachtig (Trouwboek Sint Annaparochie)
Bestand:Rembrandt, De roerdompjager, 1639, Gemäldegalerie Alte Meister, Dresden.jpg
Zelfportret (1639)
Bestand:Rembrandt (1606-1669) Zelfportret in oriëntaalse kledij (1631) Petit Palais Parijs 23-8-2017 17-13-35.jpg
Zelfportret in oriëntaalse kledij (1631) in het Petit Palais
Bestand:Rembrandt Harmensz. van Rijn 048.jpg
Christus (ca. 1650)
Bestand:Rembrandt Harmensz. van Rijn 097.jpg
Portret van Jan Six (1654)
Bestand:Rembrandt Harmensz. van Rijn 157.jpg
Twee moren (ca. 1661)

Jeugd (1606-1621)

Rembrandt Harmenszoon van Rijn werd op 15 juli 1606 of 1607 in Leiden geboren, als het op een na jongste kind van Harmen Gerritsz van Rijn, en Neeltgen Willemsdr. van Zuytbrouck, een welgestelde bakkersdochter. Het geboortehuis van Rembrandt stond aan Weddesteeg 25,[2] tegenover de molen, waarvan zijn vader molenaar en eigenaar was.[3] Het echtpaar kreeg in totaal tien kinderen, van wie er drie jong stierven.[4] Zijn vader was eigenaar van de nu verdwenen standerdmolen De Rijn, waar mout werd gemalen voor de bierbrouwerijen.

Rembrandt had vier oudere broers en twee zusters:[3]

  • Gerrit, de oudste, werkte mee in de molen tot hij, wegens een verwonding aan zijn hand voor 1621, zijn taken niet meer kon uitvoeren
  • Adriaen, de tweede, was eerst schoenmaker en nam van Gerrit het werk in de molen over
  • Willem, de derde, was eerst bakkershulp en later korendrager
  • er zijn geen gegevens van de jongste broer bekend
  • Machtelt, zijn oudere zus, stierf ongetrouwd in 1625 misschien aan de pest
  • Lijsbeth, de jongste van het gezin, woonde tot aan haar overlijden in 1655, aan Weddesteeg 25. Zij zou hem later onterven, omdat ze vond dat hij zijn eigen Leidse familie erg had verwaarloosd.[5]

Rembrandt bezocht de Latijnse school; volgens stadchroniqueur Orlers: opdat hij, eenmaal volwassen, de stad en de gemeenschap met kennis zou kunnen dienen en helpen tot voorspoed te brengen. Hendrick Rijverding, één van zijn leraren, gaf hem les in kalligrafie en in schilderen.[3]. Hij werd op bijna veertienjarige leeftijd door zijn ouders ingeschreven aan de universiteit van Leiden.[6][3] Jarenlang is er gedacht dat het bij een inschrijving bleef, en was het onduidelijk of er ook daadwerkelijk lessen gevolgd werden, omdat Rembrandt te kennen gaf dat hij liever schilder wilde worden. Uit onderzoek in 2019 bleek dat Rembrandt meerdere jaren ingeschreven heeft gestaan en dat hij waarschijnlijk wel de lessen literatuur en theologie heeft gevolgd.[7]

Leidse jaren (1621-1631)

In 1622 ging hij in de leer bij de Leidse historieschilder Jacob van Swanenburgh. Na drie leerjaren was Rembrandt, waarschijnlijk, zover dat hij zelfstandig schilderijen kon opleveren. Helaas zijn van hem uit deze leertijd geen werken bekend. Zijn vader gaf hem toestemming in de leer te gaan bij de beroemde schilder Pieter Lastman in Amsterdam, van wie hij composities leerde opbouwen. Lastman had als eerste vuistregel dat 'alles wat je maakt nieuw en anders' moest zijn.[3] Uit dat jaar, 1625, dateert ook zijn vroegst gedateerde schilderij, De steniging van de Heilige Stefanus.[8] Kunsthandelaar Hendrick Uylenburgh, de buurman van Pieter Lastman, vestigde in 1625 een schilderswerkplaats op de hoek van de (Joden)breestraat. Hij was opgegroeid in het artistieke milieu rond het Poolse hof en had grote kunsttransporten verzorgd naar Polen in opdracht van koning Sigismund III. Hendrick Uylenburgh zou vanaf 1628 werken van Rembrandt op de Amsterdamse markt verkopen.[9] Na een leerperiode van een half jaar bij Pieter Lastman opende Rembrandt een atelier in Leiden, waar hij veel samenwerkte met zijn vriend, studiegenoot en collega Jan Lievens. Op 14 februari 1628 nam Rembrandt Gerrit Dou als zijn eerste leerling aan. De eerste vermelding van Rembrandt als schilder is te vinden in de Latijnse aantekeningen die Aernout van Buchell in 1628 maakte voor een nooit verschenen schilderboek.[10] In 1630 kocht een neef van Buchell etsen van Rembrandt.[11] Een van de eerste Amsterdamse kopers van zijn werk was Johan Huydecoper van Maarsseveen.[12]

Rond 1630 deelden Rembrandt en Jan Lievens waarschijnlijk een werkplaats.[13] In elk geval beschrijft Constantijn Huygens, secretaris van de stadhouder en kunstkenner, hen als een duo in zijn verslag van een bezoek dat hij omstreeks 1630 aan het atelier gebracht heeft.[14] Huygens zag Rembrandt in 'trefzekerheid en levendigheid van emoties de meerdere' van Lievens en bewonderde met name Judas geeft de zilveren penningen terug. Hij stond verbaasd dat het duo het zonde van de tijd achtte om een reis naar Italië te maken, waarvoor ze als excuus aanvoerden dat de beste Italiaanse doeken buiten dat land te zien zouden zijn. De twee verspilden geen tijd: 'Het wonderlijkste is nog dat zelfs de onschuldigste genoegens van de jeugd door hen als tijdverlies worden afgedaan.'[15] In 1631 was Rembrandt al zo bekend dat hij verschillende opdrachten kreeg, onder meer van Nicolaes Tulp.

Amsterdam (1631-1636)

Rembrandt verhuisde naar Amsterdam en kocht zich op 20 juni 1631 mogelijk met een lening van duizend gulden in bij de kunsthandelaar Hendrick van Uylenburgh, die een 'academie' was gestart en hem nog meer opdrachten bezorgde onder zijn doopsgezinde clientèle. Rembrandt produceerde in een viertal jaren een nooit meer geëvenaard aantal portretten, waaronder dat van de toneelschrijver en dichter Jan Harmensz. Krul, Johannes Wtenbogaert en van Nicolaes Ruts, een importeur van Russisch bont.

In 1634 trouwde Rembrandt met Hendricks volle nicht Saskia van Uylenburgh; ze was geen boerin uit Waterland, zoals de schildersbiograaf Arnold Houbraken (1660-1719) veronderstelde, maar kwam uit een aanzienlijke Friese familie, zoals pas halverwege de negentiende eeuw door de stadsarchivaris Wopke Eekhoff werd ontdekt.[16][17] Begin juni 1633 hadden Rembrandt en Saskia elkaar trouwbeloften gedaan en drie dagen daarna (8 juni 1633) maakte Rembrandt de beroemde tekening met onderschrift van zijn 'echtgenote' met strohoed en bloem in de hand. Ze zouden pas een jaar later officieel trouwen.[18] Haar vader Rombertus van Uylenburgh was voor haar geboorte burgemeester van Leeuwarden geweest; haar zwager was de Poolse theoloog Johannes Maccovius; de kleindochter van haar oom Hendrick Rommertsz. Uylenburgh, Hendrickje, was getrouwd met de Friese schilder Wybrand de Geest; haar volle nicht Aeltje was getrouwd met Johannes Silvius, de predikant van de Oude kerk en getuige bij het huwelijk. (Ook Aeltje kan Saskia, die als jonge wees in Sint Annaparochie woonde bij haar oudere zus Hiskia, met Rembrandt in contact hebben gebracht.) Titia (of Tietje, geboren 1605) was met Francois Coopal uit Vlissingen getrouwd. Hiskia was met de plaatselijke grietenijsecretaris Gerrit van Loo getrouwd. Het kerkelijk huwelijk werd in de oude dorpskerk van Sint Annaparochie, op de plek waar nu de Van Harenskerk staat voltrokken, zonder de aanwezigheid van Rembrandts familie.[19] In hetzelfde jaar werd hij toegelaten tot het schildersgilde.

Het echtpaar woonde vanaf 1 mei 1635 naast Willem Boreel, de pensionaris van Amsterdam, in een voornaam huis aan de Nieuwe Doelenstraat voor 600 gulden huur per jaar. Twee jaar later, 1 mei 1637, verhuisden ze naar de Binnen-Amstel, waar een banketbakkerij was, genaamd De Suijkerbackerij.[20] Thans is er de Stopera. Op 7 oktober 1637 was Rembrandt op een veiling in opdracht van Jan Jansz. den Uyl - naar het zich laat aanzien om de prijs van een bepaald schilderij op te drijven.[21] Zeker is dat Rembrandt de volgende dag een schilderij kocht van Rubens, dat eerder van Jan Jansz. den Uyl was.[22]

Jaren aan de Breestraat (1639-1658)

In 1639 verhuisden Rembrandt en Saskia naar een eigen huis in wat toen de Breestraat heette, een straat met veel kunstenaars, aan het begin van de Joodse buurt. Het voormalige woonhuis is nu Museum Het Rembrandthuis aan de Jodenbreestraat. Hoewel het hun financieel voor de wind ging - Rembrandt erfde 2490 gulden[23] nadat zijn moeder op 14 september 1640 was overleden - kreeg Saskia commentaar van haar familie en haar voormalige voogd dat ze haar geld erdoorheen joeg.[24] Rembrandt ging daarop met een andere kunsthandelaar in zee: Joannes de Renialme, die op de Kloveniersburgwal woonde.

Rembrandt en zijn vrouw kampten met verschillende tegenslagen; driemaal moest vlak na de geboorte een kind worden begraven, maar in 1641 kregen ze een zoon, die ze Titus noemden, naar Saskia's zuster Titia. Nadat Saskia op 14 juni 1642 stierf, nam hij de weduwe Geertje Dircx uit Ransdorp als verzorgster in dienst.[25] Ze kregen een relatie, maar het stel ging met ruzie en juridische processen uit elkaar. Geertje daagde Rembrandt voor de Huwelijkskrakeelkamer, waar onder anderen Jacob F. Hinlopen hun zaak behandelde. Met hulp van haar broer en haar nieuwe buren kreeg Rembrandt het voor elkaar Geertje een aantal jaren in een spinhuis in Gouda te laten opsluiten. Rembrandt betaalde voor de reiskosten en was verplicht tot alimentatie.[26] Het ging hem blijkbaar niet in de koude kleren zitten, want hij produceerde in 1649 geen (gedateerde) schilderijen en etsen.[27]
Inmiddels was Hendrickje Stoffels de opvolgster van Geertje geworden. In 1654 kreeg zij een officiële berisping van de Gereformeerde kerk, omdat zij 'in hoererij' leefde met de schilder. Rembrandt werd niet vermaand, omdat hij geen officieel lidmaat was. In datzelfde jaar kregen ze een dochter, die ze Cornelia noemden, naar Rembrandts moeder.

Rembrandt leefde in die tijd boven zijn stand. Met regelmaat kocht hij exotische voorwerpen waaronder bijzondere kledingstukken, die hij vaak in zijn schilderijen gebruikte. Arnold Houbraken had van een van Rembrandts leerlingen vernomen dat de schilder zijn leven lang door tulbanden gefascineerd was.[28] Al jaren stroopte Rembrandt veilingen af om kunst te kopen, soms dure prenten van de door hem bewonderde Lucas van Leyden. In 1656 kon hij zijn verplichtingen niet meer nakomen om de leningen voor zijn huis af te betalen.[29] Burgemeester Cornelis Jan Witsen wilde vanwege de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog[30] zijn uitgeleende geld terug en vroeg Rembrandts faillissement aan.[31] De inventarisatie van het gehele bezit volgde, en deze 363 nummers tellende lijst vormt een belangrijke bron voor inzicht in Rembrandts leven. Tegenover armetierig huisraad stond een rijkdom aan kunstvoorwerpen. Naast schilderijen en een verzameling antieke portretten, wapens e.d. moet vooral de collectie tekeningen en grafiek worden genoemd.[32] Een belangrijk deel kwam terecht bij de schilder Jan van de Cappelle. Op een veiling onder leiding van Jacob J. Hinlopen werden in 1658 Rembrandts huis en inboedel verkocht. De nieuwe eigenaar moest twee kachels en de schotjes overnemen die op zolder stonden opgesteld, en het pand ging drie keer onder de hamer voordat het was verkocht.[33]

Laatste jaren aan de Rozengracht (1658-1669)

Bestand:Rembrandt Harmensz. van Rijn 046.jpg
Rembrandts versie van De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis
Bestand:Rembrandt - De Staalmeesters - The Syndics of the Clothmaker's Guild.jpg
De Staalmeesters

Rembrandt betrok een kleinere huurwoning op de - tegenwoordige - Rozengracht 184, niet ver van de zeeschilder Jan Abrahamsz. van Beerstraten.[34] Rembrandt moet tijdens de afwikkeling van het faillissement deskundige juridische adviseurs hebben gehad, want Titus had inmiddels zijn vader benoemd tot enig erfgenaam, en de familie Uylenburgh had het nakijken.[25] Hendrickje en Titus werden eigenaars van de schilder- en kunsthandel, zodat Rembrandt ongeplaagd door crediteuren in het atelier op de Bloemgracht kon blijven produceren. Het is niet onmogelijk dat Rembrandt in 1661 via bemiddeling van Jan J. Hinlopen opdracht kreeg voor de levering van een Claudius Civilis voor het in aanbouw zijnde stadhuis. Govert Flinck, die de opdracht eerder had gehad, was inmiddels overleden. In 1661 stuurde Rembrandt de werken Alexander de Grote en Homerus dicterend aan een schrijver naar graaf Antonio Ruffo uit Messina. Met hem had Rembrandt al sinds 1652 contact. Ruffo had Aristoteles bij de buste van Homerus gekocht voor 500 gulden en later een pendant besteld. Toen die op zich liet wachten schilderde Il Guercino de Kosmograaf voor Ruffo. Ruffo stuurde de twee schilderijen, die hij in 1661 ontving terug. De naad waarmee Alexander was vergroot stoorde hem en Homeros vond Ruffo 'onvoltooid' en 'slordig geschilderd'.[35] In het volgende jaar kwam de belangrijke opdracht voor het schilderij De Staalmeesters.

Hendrickje overleed in 1663 en Titus in september 1668, niet lang nadat hij zijn nicht Magdalena van Loo had getrouwd. Magdalena was de dochter van Jan van Loo, de broer van Saskia's zwager en Titus' peetvader Gerrit van Loo.[36] Rembrandt had in de tussentijd zijn drie laatste zelfportretten geschilderd. Cosimo III de' Medici had in 1667 bij een bezoek tevergeefs geprobeerd een portret bij hem te kopen, wat hem bij een tweede bezoek twee jaar later wel lukte.[37] Rembrandt had een voorstudie gemaakt voor een altaar in of rond Genua. Er was flink onderhandeld over de prijs. De voorstudies zijn verscheept, maar nooit aangekomen.[38] Rembrandt stierf op 4 oktober 1669 en werd vier dagen later begraven in een gehuurd graf in de Westerkerk. De nabestaanden betaalden 15 gulden aan de koster, een voor die tijd aanzienlijk bedrag, omdat Rembrandt geen eigen graf bezat.[39] Volgens het overlijdensregister van de kerk: 'Rembrandt van Rijn, schilder, wonende Rozengracht tegenover het Doolhof, kist met zestien dragers...Kosten:20 gulden'.[40] In de schamele boedel bevond zich een helm die toebehoord zou hebben aan Gerard van Velsen. Twee weken later stierf zijn schoondochter Magdalena van Loo.

Nageslacht

Rembrandt liet een dochter, Cornelia, en een kleindochter, Titia, achter.

Cornelia (1654-1684) is vernoemd naar Rembrandts moeder. Ze is op 30 oktober 1654 gedoopt in de Oude Kerk. Hoewel Rembrandt en Hendrickje niet waren getrouwd, is Rembrandt wel officieel als vader geregistreerd. Na het overlijden van haar moeder in 1663 werd Rembrandt haar enige voogd. In 1664 heeft Rembrandt zijn vriend en schilder Christiaan Dusart tot voogd benoemd in geval van zijn overlijden. In 1669 overleed Rembrandt; Cornelia was toen pas veertien jaar. Cornelia trouwde op 3 mei 1670 met de schilder Cornelis Suythof.[41] Als bastaard had ze weinig rechten, en ze vertrok in 1671 met haar man naar Oost-Indië om daar fortuin te zoeken.[42] Daar kregen ze drie zonen: Rembrandt (*1673), Rembrandt (1675 - † voor 1685/89) en Hendrick (*1678 - † voor dec. 1691).[43] Cornelia overleed in 1684 in Batavia.[44]

Titia van Rijn (1669-1715) Toen Magdalena van Loo, de vrouw van Titus van Rijn drie maanden zwanger was, overleed haar man. Op 22 maart 1669 werd Titia van Rijn gedoopt in de Nieuwezijds Kapel. Als getuigen bij de doop waren aanwezig: Rembrandt, Magdalena’s moeder Anna Huijbrechts en als derde doopgetuige de juwelier François van Bijler. Deze laatste werd tevens als voogd aangewezen. In dat najaar overleed haar moeder. Op haar zeventiende trouwde Titia van Rijn in de Sloterkerk met de zoon van haar voogd, François van Bijler de jonge (1669-1728). Als enige wettige erfgenaam van haar grootvader Rembrandt van Rijn werd haar in 1671 een bedrag van 3.150 gulden uitgekeerd, afkomstig uit de verkoop van schilderijen, tekeningen en "rariteiten". Titia van Rijn stierf kinderloos.[42]

Naam en handtekening

De naam "Rembrandt" is een spellingsvariant van de voornaam Rembrant.[45][46] De allereerste keer dat zijn naam in de archieven voorkomt, is bij zijn inschrijving in 1620 aan de Leidse Universiteit, daarbij geschreven als 'Rembrandus'.[47] (een latinisering van zijn naam, in die tijd gebruikelijk in wetenschappelijke kringen).

Voor 1633 bestonden zijn vroegste handtekeningen uit een "R", of het monogram "RH" of "RHL" (voor Rembrant Harmenszoon en voor Leiden).[48] In 1632 gebruikte hij voor het eerst enkel zijn voornaam. In 1633 voegde hij een "d" toe, wat hij van dan af aan voor al zijn schilderijen handhaafde.[49] Met de praktijk van het ondertekenen van zijn werk met zijn voornaam, stelde hij zich op één lijn met de Italiaanse grootheden Michelangelo, Titiaan en Rafaël, die algemeen werden erkend als de allergrootste kunstenaars en ook bekendstonden met hun voornaam.

Rembrandt als etser

Rembrandt was gedurende zijn leven vooral beroemd als etser, en was als zodanig tot in Italië bekend. Hij begon in 1628 met etsen, een techniek die Jan Lievens hem waarschijnlijk had geleerd. Twee eerdere prenten, De besnijdenis en De vlucht naar Egypte, die tot voor kort aan Rembrandt werden toegeschreven, blijken van de hand van Lievens te zijn. Rembrandt heeft later een aantal oosterse koppen van Lievens nageëtst en die, zonder de auteur te vermelden, onder zijn eigen naam op de markt gebracht.

Werk

Omvang van het oeuvre

In 1968 werd gestart met het Rembrandt Research Project, een wetenschappelijk project dat naar optimistische verwachting niet langer dan tien jaar zou duren. Het betrof een multidisciplinair project waarbij kunsthistorici en specialisten uit andere wetenschapsgebieden samenwerkten om de authenticiteit van werken die aan Rembrandt worden toegeschreven opnieuw vast te stellen. De nieuwste technische middelen werden zo aangewend om een volledige nieuwe catalogus van zijn schilderijen samen te stellen. Als gevolg van de bevindingen hebben de experts vele schilderijen die aan Rembrandt werden toegeschreven van hun lijst gehaald en er ook een aantal teruggeplaatst. Het project is in 2014 afgerond met de verschijning van het zesde en laatste deel van A Corpus of Rembrandt Paintings (1982-2014).

Volgens een opgave van Rembrandtkenner Gary Schwartz was de omvang van het oeuvre in 2006 als volgt: over honderdvijftig van de vierhonderd schilderijen bestaat geen consensus of ze van Rembrandt zijn; men is het erover eens dat 285 etsen aan Rembrandt toegeschreven moeten worden; de stand van zaken omtrent de tekeningen is onbekend, omdat daarvan sinds 1973 geen nieuwe catalogus is verschenen. In die laatste catalogus stonden 1575 tekeningen, waarvan sindsdien de helft is betwist.[50]

Techniek

Door zijn vrije en trefzekere techniek kon Rembrandt zich veroorloven met de kwast een schilderij meteen ruw op te zetten. De meeste schilders maakten eerst een ondertekening in houtskool. Bovendien gebruikte Rembrandt, meer dan tijdgenoten, een dikke onderschildering en gebruikte hij veel impasto. De witte onderschilderingen werden vervolgens met doorzichtige verf in een glaceertechniek overgeschilderd, waardoor rijke kleuren ontstonden. Ten slotte gebruikte Rembrandt de frottis- ofwel drogekwasttechniek: de bijna droge verf bleef niet overal zitten en geeft een willekeurige, spikkelachtige structuur.

In 2019 werd ontdekt dat Rembrandt voor zijn impasto een mengsel van pigmenten gebruikte, namelijk loodwit, een mengsel van Pb3(CO3)2·(OH)2 (hydrocerussiet) en PbCO3 (cerussiet). Daaraan heeft hij nog een andere stof toegevoegd, wellicht loodoxide (loodglit), waardoor Pb5(CO3)3O(OH)2 (plumbonacriet) ontstond.[51]

Periodes, thema's en stijlen

In Rembrandts Leidse periode (1625-1631) was de invloed van Lastman het meest prominent en waarschijnlijk ook die van Jan Lievens. Schilderijen waren tamelijk klein, maar rijk in detail (bijvoorbeeld in kostuums en juwelen). Waar Lastman zelf bij voorkeur een compositie breed opzette met veel personages die het zicht op de hoofdhandeling benemen, daar concentreerde Rembrandt al zijn figuren juist op de centrale gebeurtenis.[52] Religieuze en allegorische thema's waren favoriet, evenals tronies. In 1626 vervaardigde Rembrandt zijn eerste etsen, die door hun verspreiding sterk bijdroegen aan zijn internationale faam. De eerste grote stap in zijn ontwikkeling als schilder is gedateerd 1629, het jaar dat hij onder meer De schilder in zijn atelier voltooide, waaruit zijn belangstelling blijkt voor lichtbehandeling en variatie in het aanbrengen van verf.

Gedurende zijn eerste jaren in Amsterdam (1632-1636) begon Rembrandt dramatische, contrastrijke Bijbelse en mythologische taferelen te schilderen op groot formaat (De blindmaking van Simson, Het feestmaal van Belsazar, Danaë) in een poging de barokke stijl van Rubens te overtreffen. Af en toe bijgestaan door assistenten uit de werkplaats van Uylenburgh schilderde hij vele portretten in opdracht, zowel klein als groot (De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp)

Eind jaren dertig schilderde Rembrandt veel landschappen en maakte hij veel etsen over de natuur. Zijn landschappen waren in die tijd vaak speelbal van die natuur, met dreigende wolkenluchten en ontwortelde bomen. Vanaf ongeveer 1640 werd Rembrandts werk soberder, wat wellicht te verklaren valt uit de familietragedies die hem overkomen waren. Uitbundigheid maakte plaats voor diepgevoelde innerlijke emoties. Bijbelse taferelen waren nu vaker op het Nieuwe Testament gebaseerd dan op het Oude, zoals eerder het geval was geweest. Een citaat van Rembrandt uit zijn brief van februari 1636 aan Constantijn Huygens over de voortgang van de door het Haagse hof opgedragen 3 passiedoeken illustreert dit:
" ..dat ick seer naerstich doende ben met die drie passij stucken voorts met bequameheijt aftemaeken die sijn excellencij my selfs heeft geordijneert, een grafleg[ing] - ende een Verrijsenis en een Hemelvaert Chrisstij. De selvijge ackoordeeren met opdoening en afdoeningen vant Chruijs Chrisstij. Van welken drie voornomden stuckens een van opgemaekt is daer Chrisstus ten Heemel opvaert - ende die ander twee [schilderijen] ruym half gedaen sijn."[53]
In 1642 schilderde hij De Nachtwacht, het meest substantiële van de belangrijke groep portretopdrachten uit deze periode, en voor welk werk hij oplossingen trachtte te vinden voor compositionele en verteltechnische moeilijkheden die hij in eerdere werken trachtte te bedwingen.

Rembrandts schilderijen uit het decennium na De Nachtwacht vertoonden een grote variatie in omvang, thema en stijl. De vroegere neiging om dramatische effecten te bereiken met sterke contrasten tussen licht en schaduw werd ingeruild voor een meer frontale belichting en grotere en meer verzadigde kleurgedeelten. Deze veranderingen mogen worden gezien als stappen in de richting van een meer klassieke compositie en, gelet op het eveneens expressievere gebruik van penseelstreken, kan ook wijzen op vertrouwdheid met Venetiaanse kunst (Susanna en de ouderlingen). In deze periode werden Rembrandts productie vaker geëtst dan geschilderd. In deze grafische werken maakte natuurdrama geleidelijk plaats voor rustige Hollandse plattelandstaferelen.

In de jaren vijftig veranderde Rembrandts stijl opnieuw. Schilderijen werden weer groter, kleuren rijker, penseelstreken krachtiger. Hiermee nam Rembrandt afstand van eerder werk en van de heersende mode, die juist meer en meer neigde tot fijn, gedetailleerd werk. Zijn lichtbehandeling werd ruiger en glans verdween vrijwel geheel. Zijn geheel eigen benadering van het aanbrengen van verf kan gedeeltelijk zijn ontleend aan het werk van Titiaan en gezien worden in samenhang met het toenmalige debat over afwerking en oppervlaktekwaliteit van schilderijen. Eigentijdse documenten spreken soms afkeur uit over de grofkorreligheid van Rembrandts penseelstreken en de kunstenaar zelf schijnt bezoekers te hebben ontmoedigd om zijn schilderijen van te dichtbij te aanschouwen. De bewerking van de verf zou op middeleeuwse technieken kunnen teruggrijpen, toen het schilderoppervlak werd beheerst door mimetische effecten. Het eindresultaat is een rijk gevarieerde verfbehandeling, diepgelaagd en veelal ogenschijnlijk slordig, maar die vorm en ruimte suggereert in een zowel bedrieglijke als hoogst individuele wijze.

In latere jaren schilderde Rembrandt nog steeds veel Bijbelse thema's, maar de nadruk verschoof van dramatische groepsscènes naar intieme portretachtige figuren. In zijn laatste jaren schilderde Rembrandt een aantal van zijn meest beschouwelijke zelfportretten (van 1652 tot 1669 schilderde hij er vijftien) en enkele roerende afbeeldingen van zowel mannen als vrouwen (Het Joodse Bruidje, circa 1666) - verliefd, levendig, en voor het aangezicht van God.

De Nachtwacht

Zie De Nachtwacht voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Bestand:La ronda de noche, por Rembrandt van Rijn.jpg
De Nachtwacht (1642)

Rembrandt schilderde de De Nachtwacht of Het korporaalschap van Frans Banning Cocq en luitenant Willem Ruytenburgh maakt zich gereed, tussen rond 1640 en 1642. Het meesterwerk, dat waarschijnlijk rond 1796-1797 voor het eerst De Nachtwacht werd genoemd,[54] was besteld voor de nieuwe Kloveniersdoelen, verzamelplaats voor de musketiers van verschillende schutterijen.

Rembrandt nam afstand van de conventie om dergelijke schuttersstukken stijf en formeel af te beelden en het is dan ook meer een actiescène dan een opstelling. Hij toonde een deel van de burgerwacht van wijk II, afkomstig tussen de Damrak en de Nieuwendijk[55] als het vendel bij de poort staat opgesteld en wil optrekken met opgestoken lansen of pieken.

Andere meesterwerken

Zie ook Lijst van schilderijen van Rembrandt van Rijn

Leerlingen

Om in hun levensonderhoud te voorzien namen schilders leerlingen aan, die daarvoor leergeld betaalden. Als een, ver gevorderde, leerling iets maakte dat kon worden verkocht werd de opbrengst in mindering gebracht op her leergeld. Met de leerling werd een 'leerovereenkomst' gesloten, waarin onder andere stond dat 'de meester zijn leerling zal opleiden om te schilderen in diens stijl'. Leerlingen kregen een opleiding volgens een vaststaand leerplan. Samuel van Hoogstraten, leerling van Rembrandt, schreef daarover: Gewoonlijk zet men de jeugd eerst aan het tekenen met ogen, neuzen, monden, oren en verschillende tronies, en verder van allerlei prenten. Daarna tekenden leerlingen prenten na van beroemde meesters. Vervolgens kwam het natekenen van driedimensionale voorwerpen, waaronder gipsbeelden, en als ze dat voldoende konden werd er getekend naar de natuur. Rembrandt zelf schetste met zijn leerlingen vaak in de natuur.[3]

Rembrandt signeerde diverse keren het werk van zijn leerlingen. In 1968 werd gestart met het Rembrandt Research Project (RRP) onder auspiciën van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).[57] Kunsthistorici bundelden hun krachten met experts uit andere disciplines om de authenticiteit te bepalen van aan Rembrandt toegeschreven werken. Hierbij werd onder meer gebruikgemaakt van nieuwe methoden voor technische diagnostiek, om een complete catalogus van zijn schilderijen samen te stellen. Veel schilderijen die eerder aan Rembrandt waren toegeschreven zijn van de lijst geschrapt en worden nu gezien als het werk van zijn leerlingen. De eerste delen van het corpus verschenen in 1982, het zesde en laatste deel verscheen in 2014.

Rembrandt in de cultuur

Musical, film en televisie

De eerste film over Rembrandt (waarschijnlijk rond 1912) is verloren gegaan en enig naslagwerk erover ontbreekt. In de jaren die volgden, verschenen er in de Verenigde Staten films als The Stolen Rembrandt en Is this a Rembrandt, die meer om de schilderijen draaien. In 1936 verscheen er een Amerikaanse Rembrandtfilm met Charles Laughton in de hoofdrol.

Nederland volgde vier jaar later, in 1940, met een Rembrandtfilm, geregisseerd door Gerard Rutten en in het geheim opgenomen. De bezetters vonden de film ongeschikt naar hun maatstaven, maar de Nederlandse makers wilden er niets meer aan veranderen. In de herfst van 1941 maakten de Duitsers in Nederland een speelfilm over Rembrandt van Rijn. De ploeg maakte er een grootse filmproductie van. Er werd een enorm decor gebouwd in de vorm van het Rembrandthuis aan de Jodenbreestraat, inclusief omliggende huizen.

In 1957 maakte Bert Haanstra een korte documentaire over Rembrandt, gevolgd door Jos Stelling met zijn Rembrandt fecit 1669, over de laatste levensjaren van Rembrandt. In 1999 verscheen de grote Europese productie Rembrandt met Klaus Maria Brandauer in de hoofdrol; in die film wordt Engels gesproken. In juli 2006 ging een musical over het leven van Rembrandt in première onder de titel Rembrandt, met Henk Poort en Syb van der Ploeg beurtelings in de rol van de schilder. De Britse filmregisseur Peter Greenaway maakte een film over Rembrandt en diens drie vrouwen. De film, Nightwatching, werd gemaakt tijdens het Rembrandtjaar 2006 en ging in 2008 in première.

In 2011 vertoonde de EO de vierdelige televisieserie Rembrandt en ik.

Bibliografie (selectie)

  • Alpers, Svetlana De firma Rembrandt, Uitg Bert Bakker, Amsterdam, 1989.
  • Bikker, Jonathan, Rembrandt, biografie van een rebel, Rijksmuseum, Amsterdam , 2019. ISBN 978-94-6208-474-2. p. 220 pag.
  • Hans Joachim Bodenbach: Rembrandt - Selbstporträts von fremder Hand, Verlag der Kunst Dresden, 45 S., 18 ganzs. Porträts, (engl. Summary) Husum 2003
  • Brown, Christopher e.a. Rembrandt: de Meester en zijn werkplaats, tentoonstellingscatalogus, Rijksmuseum, Amsterdam, 1991.
  • Driessen, Christoph Rembrandts vrouwen, Uitg Bert Bakker, Amsterdam, 2012.
  • Dudok van Heel, S.A.C. De jonge Rembrandt onder tijdgenoten, Godsdienst en schilderkunst in Leiden en Amsterdam, Nijmegen University Press/Veenman Publishers, 444 blz.
  • Fuchs, R., Rembrandt spreekt: een verslag, Uitg. de Bezige Bij, 2006, Amsterdam, 267 blz, ISBN 90-234-1930-8
  • Gombrich, E.H. Eeuwige schoonheid, De Haan, 1990, ISBN 90-269-4189-7.
  • Graaff, Arthur en Roscam Abbing, Michiel Rembrandt voor Dummies, een Rembrandthandboek, Pearson Education Benelux, 2006, Amsterdam, 360 blz.
  • Straten, Roelof van, Rembrandts Leidse Tijd, 1606-1632, Leiden 2005.
  • Schwartz, Gary. De grote Rembrandt, Mercatorfonds/Waanders, 352 blz.
  • Wetering, E. van de, A corpus of Rembrandt paintings. 6 delen. Rembrandt Research Project, 1982-2014.
  • Wetering, E. van de, Rembrandt in nieuw licht Amsterdam, Local World, 2009.
  • Wilt, Koos de (2006) Rembrandt Inc., marktstrategieën van een genie, Nieuw Amsterdam, ISBN 90-468-0184-5
  • Wolkers, J., De spiegel van Rembrandt, 1999, Uitg. Waanders, Zwolle, i.s.m. de Kunsthal in Rotterdam.

Trivia

  • Op 13 december 2000 werd bij Christie's te Londen het schilderij "Portret van een dame van 62 jaar, mogelijk Aeltje Pieterdr. Uylenburgh" geveild voor het recordbedrag van 18.000.000 pond / € 29.618.800 (incl. veilingkosten 19.803.750 pond / € 32.856.850). Vooraf was de opbrengst geschat tussen 4.000.000 en 6.000.000 pond.
  • Op 25 januari 2007 werd bij de New Yorkse vestiging van het veilinghuis Sotheby's een werk van Rembrandt "Portret van St.-Jacob de Meerdere" uit 1661, geveild voor $ 23 miljoen / € 17.687.000 (incl. veilingkosten $ 25,8 miljoen / € 19.840.200).
  • In oktober 2007 werd in Engeland een schilderij geveild dat voorheen was toegeschreven aan een negentiende-eeuwse navolger van Rembrandt, maar dat waarschijnlijk een zelfportret uit 1629 van Rembrandt zelf is. Het was getaxeerd op tussen de 700 en 1100 euro, werd aangeboden voor 2000 euro en verkocht voor omgerekend 3 miljoen euro. Het kreeg de titel De jonge Rembrandt als Democritus de lachende filosoof.[58] Het schilderij is met het monogram RHL ondertekend, wat volgens deskundigen alleen maar kan wijzen op de naam Rembrandt Harmensz. Leidensis (van Leiden).

Zie ook

Externe links

rel=nofollow

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Ben Broos, 'Het leven van Rembrandt (1606-1669).' Christopher White e.a., Rembrandt zelf. Waanders Uitgevers, Zwolle, 1999, p. 75
  2. º het huis is in het begin van de 20e eeuw afgebroken om plaats te maken voor appartementen
  3. 3,0 3,1 3,2 3,3 3,4 3,5 Rembrandt, biografie van een rebel, hoofdstuk 1606-1631
  4. º Gary Schwartz houdt het jaar 1606 aan. Gary Schwartz, Rembrandt: zijn leven, zijn schilderijen. Een nieuwe biografie met alle beschikbare schilderijen in kleur afgebeeld, Maarssen, 1984, p. 20 ISBN 9061790573.
  5. º Broos, B., Saskia, p. 93
  6. º veel Leidse burgers lieten hun kinderen op jonge leeftijd inschrijven aan de universiteit
  7. º Rembrandt studeerde langer in Leiden dan gedacht, de Volkskrant, 4 juni 2019
  8. º Schwartz (1984), p. 35.
  9. º Broos, B.(2012), Saskia, WBooks, Zwolle, p. 24
  10. º Hijmans et al. (1976), p. 9. Origineel: 'Molitaris etiam Leidensis filius magni fit, sed ante tempus.' Schwartz (1984), p. 52 gebruikt de gelatiniseerde naam Arnoldus Buchelius.
  11. º Schwartz (1984), p. 52.
  12. º Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 134.
  13. º Schwartz (1984), p. 53.
  14. º Schwartz (1984), p. 78.
  15. º Constantijn Huygens, Mijn jeugd. Vertaling en toelichting C.L. Heesakkers. Tweede druk, Amsterdam: Em. Querido's Uitgeverij B.V (1994), p. 84-89. In een andere vertaling ook opgenomen in Schwartz (1984), p. 73-77.
  16. º Langs Rembrandts roem: de reputatie van een meester By Herman Beliën, Paul Knevel
  17. º Wopke Eekhoff en de 'ontdekking' van Saskia Uylenburgh als de vrouw van Rembrandt / Ben Broos In: De vrije Fries : mengelingen, ISSN 0923-6279, vol. 94 (2014), pag. 85-106
  18. º Roscam Abbing, M. (2006), De schatten van Rembrandt, Nederlandse uitgave, Kosmos Uitgevers, Utrecht/Antwerpen, p. 22
  19. º Rembrandt400 Hartstocht op het Bildt - Rembrandt en Saskia (voormalige website)
  20. º Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 33.
  21. º Art at auction in 17th century Amsterdam von John Michael Montias, p. 261, 66, 67 & 68 [1]
  22. º Rembrandt koopt een Rubens
  23. º Broos, B. (2012), Saskia, WBooks, Zwolle, p. 93
  24. º Broos, B. (1999) Das Leben Rembrandts van Rijn (1606-1669). In: Rembrandt Selbstbildnisse, p. 78.
  25. 25,0 25,1 Broos, B. (1999) Das Leben Rembrandts van Rijn (1606-1669). In: Rembrandt Selbstbildnisse, p. 79.
  26. º Driessen, C. (2012) Rembrandts vrouwen, p. 155.
  27. º Gary Schwartz (1987) Rembrandt. Zijn leven, zijn schilderijen, p. 248.
  28. º Ernst van de Wetering (2006) Jonge Rembrandt Groot. Het Leidse werk, p. 19. Gemeente Leiden
  29. º Broos, B. (1999) Das Leben Rembrandts van Rijn (1606-1669). In: Rembrandt Selbstbildnisse, p. 80.
  30. º Ernst van de Wetering in Collect februari 2015 pag 42
  31. º Rembrandt is nooit gevraagd om als getuige, taxateur of peet op te treden; mogelijk gold hij als onbetrouwbaar. Schwarz, G. (1987) Rembrandt, p. 363.
  32. º Vries, A.B. de (1956) Rembrandt 1606 - 1956, p. 57.
  33. º Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 56.
  34. º Crenshaw, P. (2006) Rembrandt's Bankruptcy. The artist, his patrons and the art market in seventeenth-century Netherlands, p. 61, 76.
  35. º Pasini, R., Rembrandt, p. 64
  36. º Broos, B., Saskia, p. 19
  37. º Israel, J. (1995) The Dutch Republic, Its Rise Greatness, and Fall 1477-1806. Clarendon Press Oxford, p. 877.
  38. º http://nos.nl/artikel/72822-rembrandt-is-nogal-onberekenbaar.html
  39. º Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 44.
  40. º Pasini, R. (1981), Rembrandt, Hasso Ebeling Luxemburg, p. 74
  41. º Het paar kreeg twee kinderen, die beiden jong overleden: Rembrandt (1673-voor 1685) en Hendric Suythof (1678-voor 1691).
  42. 42,0 42,1 Dudok van Heel, S.A.C. (1987) Dossier Rembrandt, p. 86-88.
  43. º Bikker, Jonathan, Rembrandt. Biografie van een rebel. ISBN 9789462084742
  44. º Parenteel van GERRIT ROELOFSZn (VAN RIJN).
  45. º DTB stadsarchief Amsterdam(Dode link)
  46. º Stadsarchief Amsterdam(Dode link)
  47. º Rembrandts Selbstbildnisse, p. 75. Mauritshuis, Den Haag.
  48. º The Rembrandt Documents. New York: Abaris, 1979. ISBN 0-913870-68-4
  49. º Ontwikkelingen van Rembrandts handtekeningen (pdf).
  50. º Schwartz (2006), p. 13.
  51. º (nl) Mysterie van Rembrandts impasto opgelost. TU Delft Geraadpleegd op 2019-03-25
  52. º Hijmans et al. (1976), p. 14, 16.
  53. º [2]
  54. º De Nachtwacht (1639-1642) van Rembrandt van Rijn, OVT, 18 juli 2010
  55. º Hijmans, W. & L. Kuiper & A. Vels Heijn (1976) Rembrandts Nachtwacht. Het vendel van Frans Banning Cocq, de geschiedenis van een schilderij, p. 59.
  56. º Het doek is in stukken gesneden en een groot deel daarvan is verloren gegaan, alleen het middendeel resteert nog. Rembrandtspecialist Ernst van de Wetering presenteerde in de Trouw van 6 juli 2006 de uitkomsten van zijn reconstructie, waaruit hij concludeert dat De Samenzwering van Claudius Civilis groter was dan De Nachtwacht. Oorspronkelijk moet De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis een afmeting moeten hebben gehad van 6 bij 6,5 meter, terwijl De Nachtwacht oorspronkelijk 5 meter bij 3,87 meter moet zijn geweest.
  57. º Meer informatie is te vinden op Rembrandtresearchproject.
  58. º NOS Journaal 27 oktober 2007: "Vroeg portret Rembrandt ontdekt"
rel=nofollow
rel=nofollow

Sjabloon:Navigatie schilderijen Rembrandt van Rijn