Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Gerard Drieman
Gerard Drieman | ||
Gerard Drieman in 1945 | ||
Volledige naam | Gerhardus Hendricus Johannes | |
Geboren | 17 december 1915 | |
Overleden | 2 augustus 1980 | |
Land | Nederland | |
Jaren actief | 1934 - 1950 |
Gerhardus Hendricus Johannes Drieman, ofwel Gerard Drieman, (Amsterdam, 17 december 1915 – Amsterdam, 2 augustus 1980) was een Nederlands componist.
Leven als componist
Gerard Drieman was een uitstekend pianist die, onder normale omstandigheden, graag naar het conservatorium zou zijn gegaan. Vooral echter het feit dat hij leed aan een zeer ernstige vorm van astma verhinderde dat. Niettemin begon hij als autodidact op negentienjarige leeftijd met componeren. Gerard Drieman was als componist actief van 1934 tot en met 1950. Zijn vroege werken waren symfonisch en werden beïnvloed door Anton Bruckner (1824-1896) en Gustav Mahler (1860-1911).
In 1936 ontmoette Drieman Hans Erich Apostel (1906-1972), een van oorsprong Duitse componist, die vanaf midden jaren twintig in Wenen woonde en die een leerling van Arnold Schönberg (1874-1955) en Alban Berg (1885-1935) was geweest. Drieman toonde zijn composities aan de negen jaar oudere Apostel en deze verschafte de jonge Nederlandse componist vervolgens instructies en aanwijzingen. Drieman stuurde zijn werk naar Wenen en Apostel zond zijn commentaren terug naar Amsterdam.
Onder deze invloed ontwikkelde de stijl van Driemans composities zich vanaf 1938 steeds meer in de richting van de atonale en expressionistische stijl van de Tweede Weense School, die ook wel de Schönberg School wordt genoemd. Drie kleinere werken uit deze periode zijn voorbeelden van deze ontwikkeling:
Drieman was actief als componist van 1934 tot 1950. Zijn vroege werken waren symfonisch. Hij componeerde in die eerste periode op zijn minst twee symfonieën, waaronder een omvangrijke symfonie in drie delen, en daarnaast nog een kleine kamersymfonie.
In de late jaren dertig begon Driemans stijl te veranderen en werd deze atonaal. Drie werken met kleine bezetting typeren deze verandering:
- Sonatine voor Fluit, Hobo en Klarinet (1938)
- Twee Stukken voor Strijkkwartet (1938)
- Divertimento voor Piano (1939)
De Tweede Weense School staat bekend om zijn korte, maar complexe composities. Met zijn spaarzame textuur en in hoge mate georganiseerde en uitgebalanceerde structuur staat Driemans latere muziek wat stijl betreft waarschijnlijk het dichtst bij het werk van Anton Webern (1883-1945); misschien is Driemans werk wat meer expressionistisch. Karakteristiek zijn plotselinge erupties.
De tijden waren echter niet gunstig voor deze soort van muziek. De Nazi’s beschouwden atonale muziek als zijnde dissonant en gedegenereerd. Evenals abstracte schilderkunst was atonale muziek gedurende de Duitse bezetting van Nederland strikt verboden. Moderne kunstvormen werden afgedaan als: “Entartete Kunst”. In 1945, kort na de bevrijding, trad Drieman in het huwelijk. Hij zou vader van drie kinderen worden. Het klimaat voor zijn muziek bleef echter ongunstig. Gedurende de sobere jaren van de wederopbouw na de oorlog was er weinig of geen belangstelling voor dit soort “moeilijke” muziek. Behalve in een zeer kleine kring van musici en vrienden in Amsterdam kreeg Drieman geen respons.
Nadat Driemans vriend, de violist Herman Salomon, rond 1950 verhuisde en weg ging uit Amsterdam, werd Driemans muziek zelfs niet veel langer nog in huiselijke kring uitgevoerd. In 1950, op 35-jarige leeftijd, componeerde hij zijn laatste werk.
We beperken ons hier verder tot Driemans hoedanigheid van componist. Deze hield in feite op in 1950. Tussen 1950 en 1980, dertig jaar lang, heeft Drieman zijn eigen muziek niet meer aangeroerd, noch ingezien. Derhalve werd deze gedurende zijn leven noch uitgegeven, noch uitgevoerd. Kennelijk beschouwde hij het als een hoofdstuk van zijn leven, dat definitief achter hem lag. Maar in 1980, kort voor zijn dood, begon hij ineens onverwacht de aandacht te vestigen op de mogelijke waarde van zijn composities.
Pas in 2007 werden delen van met name Driemans latere werk in oude opbergdozen terug gevonden. Sindsdien hebben verschillende deskundigen zich over deze manuscripten gebogen. De meerderheid van deze deskundigen beschouwt alleen het latere werk, dat via Apostel beïnvloed is door de Tweede Weense School, als belangwekkend.
Manuscripten
Pogingen zijn ondernomen om Driemans vroege en prestigieuze Symfonie No. 2 in drie delen uit 1936/7 te reconstrueren. Een mogelijk tweede deel van dit grote symfonische werk werd succesvol gereconstrueerd door de Nederlandse pianist Ronald Brautigam. Latere pogingen om deze symfonie in zijn geheel te reconstrueren, waren echter niet overtuigend genoeg om publicatie te rechtvaardigen. Problematisch is dat enkele passages van het eerste deel definitief verloren zijn gegaan. Voor een succesvolle reconstructie zou een adaptatie, een afrondende bewerking door een ander componist, noodzakelijk zijn.
Het duidelijk meest voltooide manuscript van Driemans laatste compositie, de Sonatine voor Piano (1950), wordt bewaard in het Apostel archief in de Musiksammlung van de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen (onder F10 Apostel 367/7). Alle overige manuscripten van Drieman en een aantal brieven van Apostel aan Drieman worden bewaard in Den Haag in het Haags Gemeentearchief / Nederlands Muziek Instituut. Enige kopieën hiervan worden eveneens bewaard in de Österreichische Nationalbibliothek in Wenen.
Uitgegeven composities
Driemans composities zijn postuum gepubliceerd door Donemus Publishing in Den Haag. Er zijn vijf atonale hoofdwerken. Kenmerkend zijn de korte tijdsduur en de hoge mate van complexiteit en spanningsopbouw.
- Vijf Orkeststukken (1942); ongeveer 9 minuten; Donemus catalogus nummer 12555.
- Vijfendertig Miniaturen voor piano (1945/46); ongeveer 15 minuten; Donemus catalogus nummer 12556.
- Vijf stukken voor piano (1948); ongeveer 13 minuten; Donemus catalogus nummer 12558.
- Sonate voor viool en piano (1948); ongeveer 8 minuten; Donemus catalogus nummer 12557.
- Sonatine voor piano (1950); ongeveer 8 minuten; Donemus catalogus nummer 12559.
Van Driemans vroege symfonische periode is uitsluitend de Symfonie No 1 (1935); ongeveer 29 minuten; uitgegeven: Donemus catalogus nummer 12548.
Studie Psychologie
In 1950, het jaar dat hij stopte met componeren, ging hij psychologie studeren aan de Universiteit van Amsterdam. In dit vakgebied deed rond 1960 een empirisch onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam over de verschillen in gebruik tussen geschreven en gesproken taal. De uitkomsten hiervan werden gepubliceerd onder de titel: ‘Differences between Written and Spoken Language, an Exploratory Study’, 1 Quantitative approach, 2 Qualitative approach. In: Acta psychologica, European Journal of Psychonomics, ISSN 0001-6918, vol. 20 (1962) pp. 36-57; 78-100.
Externe link
In 2012 voerde de Nederlandse pianist Marianne Boer in het kader van de Uilenburger Concerten Driemans Sonatine voor piano (1950) uit, dat bestaat uit drie delen; het korte eerste deel hiervan kan worden gehoord op YouTube: