Wikisage, de vrije encyclopedie van de tweede generatie, is digitaal erfgoed

Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.

  • Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
  • Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
rel=nofollow

Emile Henri Florent Leijssius

Uit Wikisage
Versie door O (overleg | bijdragen) op 10 dec 2015 om 21:27 (https://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Emile_Henri_Florent_Leijssius&oldid=41951878 27 aug 2014 Menke 15 sep 2011)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bestand:Leyssius E H F.jpg
Emile Henri Florent Leyssius in de rang van luitenant-kolonel

Emile Henri Florent Leyssius (Batavia, 13 augustus 1849 - Ginneken, 8 maart 1907) was een Nederlands luitenant-kolonel, ridder in de Militaire Willems-Orde en bezitter van de Eresabel.

Familie

Hij was de kleinzoon van Pierre Frédéric Leyssius (1793-1846), onder andere luitenant-kolonel commandant van de mobiele schutterij te Utrecht die in 1842 in de Nederlandse adel werd verheven en de stamvader werd van het adellijke geslacht Leyssius. Hijzelf trouwde in 1874 met Henriette Alette van Haften (1848-1915) en zij kregen twee dochters van wie de oudste ongetrouwd in 1958 en de jongste al in 1877 overleed.

Loopbaan

Leyssius volgde de Koninklijke Militaire Academie, werd op 30 juli 1868 benoemd tot tweede luitenant der infanterie en aangesteld bij het zesde regiment. Hij vertrok op 17 januari 1874 van Batavia naar Atjeh met het stoomschip Vice-president Prins, met de officieren kapiteins Van Ham, Van der Swaagh, Perné, Van Son en Matheron en de eerste luitenants Delphy, Vermeire, Bloys van Treslong en Schoggers en troepen die dienen moesten om de gelederen aan te vullen (tijdens de tweede expeditie naar Atjeh). Hij werd per Koninklijk Besluit van 27 december 1875 nummer 9 benoemd tot ridder in de Militaire Willemsorde vierde klasse voor zijn verrichtingen te Atjeh in 1875. Deze verrichtingen betroffen met name de operaties tegen de kampongs Zuid-Setoe, Lambteboe en Gietjiel Oleiloe (2 mei 1875).

Tweede expeditie naar Atjeh

Bestand:Brug bij Anagaoeng.jpg
Brug bij Anagaloeng, een van de Nederlandse posten

Gedurende 1875: de Nederlandse troepen bleven toen tot de avond in positie en brachten onder het vuur van de vijand een van die dagen door, die zowel door officieren als manschappen minder gewenst werden. Terwijl alle kans om zich te onderscheiden verdwenen was en de vijand goed gedekt van achter zijn borstweringen bleef doorvuren, trof dikwijls een kogel een van de officieren of soldaten. Kapitein Sutherland werd die dag door een van die kogels getroffen, een zogenaamd schampschot tegen de ruggengraat, maar het kwam zo flink aan, dat hij een half uur later genoodzaakt werd het terrein te verlaten. Luitenant Popelier werd tegen 4 uur door een schot in de kaak buiten gevecht gesteld, terwijl hij bezig was de bevelen van de majoor voor de terugtocht op te tekenen. Een der hoornblazers werd gevaarlijk gekwetst in de onmiddellijke nabijheid van die majoor, die weer gespaard bleef. Een 12-tal minderen werd gewond, waaronder sommigen gevaarlijk, anderen door schampschoten, bijvoorbeeld pijper tweede klasse Bavins, die bij menig gevecht steeds ordonnans van de kapitein geweest zijnde, zich als een dapper soldaat had doen kennen.

Van Mandarsa Poetie uit had men die dag tegen Lamlagang geageerd, aangezien door een aldaar recent opgeworpen benting de transporten naar Lamarah veel te lijden hadden. Sergeant der mariniers van Beveren had hier met een gering aantal Europese en inlandse soldaten patrouilles gemaakt en was tot onder de facen van een bezette benting doorgedrongen. Hij moest voor het hevige vuur terugtrekken naar de kampongrand, maar bleef van daar in vuurgevecht met de vijand gewikkeld. Tegen vijf uur 's avonds werd de terugtocht aangevangen, die door de vijand van Lohong uit niet noemenswaard werd bemoeilijkt. De mortieren bleven met 75 man, onder kapitein Haaksma voorlopig in de nieuwe benting achter, terwijl luitenant-kolonel van Deutekom luitenant van Heutsz gelastte, zo nodig met 30 man te assisteren. De compagnie, onder kapitein Scheltus, dekte de terugtocht. Nauwelijks had kapitein Haaksma de benting bezet, of hij werd genoodzaakt Leijssius terug te sturen naar de zo even verlaten positie (met een peloton manschappen), om de vijand, die blijkbaar van mening was, dat de troepen de kampong verlieten, en zich dientengevolge in groten getale op de sawah gewaagd had, terug te drijven. De vijand kreeg daardoor nog enige gewonden en keerde zo hard als hij lopen kon naar groot Lamarah terug.

Expeditie naar Tenom

Bestand:Anagaloeng.jpg
Post te Anagaloeng

Leyssius vertrok weer van Batavia naar Nederland op het stoomschip Prins van Oranje (gelijktijdig met majoor Verstege) op 27 november 1875. Hij kreeg op de 59ste verjaardag van Z.M. de Koning (19 februari 1876) de Militaire Willems-Orde uitgereikt. Om 12 uur werd op de Dam door de troepen en een gedeelte van de Schutterij met de stafmuziek een parade gehouden en werd de Militaire Willems-Orde vierde klasse door generaal Delprat uitgereikt aan Leyssius; na de uitreiking defileerden de troepen voor de gedecoreerde.[1] Op 9 juni 1877 vertrok hij over Utrecht en Den Haag naar Nieuwediep met een detachement van 125 man en 8 onderofficieren om per Conrad naar Java te vertrekken, onder bevel van kapitein van het Nederlands-Indische leger Booms; andere begeleiders waren eerste luitenants P.J. Schipperhein en C. Lem en tweede luitenant J.A. Grevers; Booms en Leyssius keerden terug van verlof in Nederland. Leyssius keerde terug naar Atjeh en werd in 1884 voor zijn verrichtingen tijdens de expeditie naar Tenom (Atjeh) op 7 en 8 januari 1884 begiftigd met de Eresabel (Koninklijk Besluit van 27 januari 1884 nummer 18); Leyssius was toen kapitein.

Op 7 januari 1884 landden de troepen te Tenom en de volgende dag was de gedei, na een hevig gevecht, stormenderhand genomen. Padang-kling, dat buitengewoon versterkt was, werd van twee kanten aangevallen, genomen en verbrand. Simpang-Olim, de verblijfplaats van de radja, werd ingenomen en Tenom getuchtig, waarna de troepen naar Kota Radja terugkeerden. Leyssius onderscheidde zich bijzonder, terwijl hij de stormcolonne aanvoerde; luitenant Graaf Schimmelpenninck was de eerste bij de bestorming en het nemen van de loopgraven en de gedei; hij werd gewond door twee lichte klewanghouwen. De Ambonese fuselier Patty was de voorste die de gewonde luitenant beschermde. Luitenant ter zee eerste klasse Prager nam stormenderhand een door de vijand bezette versterking en matroos eerste klasse Barent redde met levensgevaar, onder een hevig vuur, het leven van een onderofficier. Luitenant Snijder en twee mindere militairen sneuvelden, twee werden vermist en vier minderen, waarvan drie van de marine, raakten gewond. De radja trok met de gevangenen van de Nisero landinwaarts. Leyssius nam later nog deel aan diverse andere expedities en werd bevorderd tot luitenant-kolonel; in deze rang ging hij in 1896 eervol met pensioen, vestigde zich te Ginneken, bij Breda, en overleed in 1907.

Portaal KNIL

Bronnen, noten en/of referenties

Bronnen, noten en/of referenties
  1. º Het Nieuws van de Dag (21-02-1876)
rel=nofollow
  • 1876. Het Nieuws van de Dag. (06-01-1876)
  • 1876. W.F. Paehlig. Uit de geschiedenis van de Atjeh-oorlog. L.A. Laureij. Nieuwediep.
  • 1884. Het Nieuws van de Dag. (25-01-1884)
  • 1893. P.H.K. van Schendel. De Militaire Willemsorde. J.M. Roldanus Cz. Edam
  • 1940. G.C.E. Köffler. De Militaire Willemsorde 1815-1940. Algemene Landsdrukkerij. Den Haag.
  • 1998. Nederland's Adelsboek 87 (1998), p. 267.
  • Informatie over Atjeh-officieren
rel=nofollow