Wikisage is op 1 na de grootste internet-encyclopedie in het Nederlands. Iedereen kan de hier verzamelde kennis gratis gebruiken, zonder storende advertenties. De Koninklijke Bibliotheek van Nederland heeft Wikisage in 2018 aangemerkt als digitaal erfgoed.
- Wilt u meehelpen om Wikisage te laten groeien? Maak dan een account aan. U bent van harte welkom. Zie: Portaal:Gebruikers.
- Bent u blij met Wikisage, of wilt u juist meer? Dan stellen we een bescheiden donatie om de kosten te bestrijden zeer op prijs. Zie: Portaal:Donaties.
Franse literatuur in de Middeleeuwen
Franse literatuur in de middeleeuwen omvat Oudfranse en Middelfranse literaire teksten, geschreven in de periode vanaf de elfde eeuw tot omstreeks het jaar 1500.
De talen die men aantreft in de manuscripten uit de negende tot de dertiende eeuw, noemt men "Oudfrans". Ze bleven evolueren en voor de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw spreekt men van "Middelfrans". De Serments de Strasbourg (Eed van Strasbourg) uit 842 is de eerste bekende volledige tekst geschreven in het Romaans, de "voorvader" van het Frans. De eerste tekst die in deze taal werd bewaard en die nu beschouwd wordt als "literair" is de Séquence ou Cantilène de sainte Eulalie (Sequentia van de heilige Eulalie), waarschijnlijk geschreven tussen 881 en 882. Het is een eenvoudige adaptatie in 29 verzen van een Latijns gedicht met een religieuze en pedagogische inslag. De eerste grote teksten van de Franse literatuur stammen echter pas uit het midden van de middeleeuwen, vanaf de elfde eeuw.
Tot omstreeks 1200 bestond praktisch alle Franse 'literatuur' hoofdzakelijk uit verzen die door rondreizende jongleurs (minstrelen) ten gehore werden gebracht, soms voorgedragen met muzikale begeleiding.
De twaalfde eeuw was een hoogtepunt van de Franse middeleeuwse literatuur. Het is de grote periode van epische poëzie. De chansons de gestes zijn liederen die de feodale idealen belichamen met hun verhalen over ridders en hun heldendaden zoals ook gebeurt in de Bretonse romances. Tegelijkertijd wordt de lyrische poëzie gevormd waarin de dichters meer persoonlijke ontboezemingen onthullen. Het toneel ontstaat uit kerkelijk drama met Bijbelse verhalen. Het proza in de volkstaal, dat lange tijd in zijn ontwikkeling werd geremd door de overheersing van het Latijn, maakte zijn eerste verschijning in preken en vertalingen.
Chansons de gestes
De chansons de gestes waren lange verhalende gedichten op rijm met duizenden verzen die bedoeld waren om in het openbaar te worden gezongen en uitgebeeld, waarbij "geste" verwijst naar de heldendaden van de krijgers. De verhalen vermengen mythes en historische feiten in een epische vorm die het ideaal van de ridderlijkheid benadrukt. Het vroegste en meteen ook bekendste chanson de geste is het 11e-eeuwse Chanson de Roland over de heroïsche exploten van het leger van Karel de Grote in Spanje. Het uitgangspunt is een historisch feit: de strijd van de Franken tegen de Saracenen die waren opgerukt tot op het Iberisch schiereiland, en de Slag bij de Roncevauxpas in 778. Het verhaal over deze militaire expeditie van Karel de Grote is echter sterk geïdealiseerd. Het originele lied is verloren, hoewel er in Oxford een manuscript van wordt bewaard. Deze kopie uit het eerste kwartaal van de 12e eeuw is geschreven in een Anglo-Normandisch dialect. De tekst omvat 291 strofen met in totaal meer dan 4000 tienlettergrepige versregels.
In de negentiende eeuw classificeerde de Franse literatuurhistoricus Paulin Paris het chanson de geste in drie typen:
- chansons de gestes die een 'gevestigde mondelinge traditie' verzamelen en volgen.
- degene die het voorgaande voortzetten, op een vrijere en eenvoudiger manier
- de récits de pure invention, nieuw uitgevonden verhalen
Bekendste chansons de gestes
I. Cycle de Charlemagne of Cycle du roi: Karel de Grotes oorlogen tegen de Lombarden, Bretoenen, Saracenen en Saksen:
- Chanson de Roland, 11e eeuw
- Le Pèlerinage de Charlemagne, ca. 1150
- Chanson d'Aiquin, ca. 1190-1200
- Chanson des Saisnes door Jean Bodel, 12e eeuw
- Li roumans de Berte aus grans piés d'Adenet le Roi, ca. 1270
- Huon de Bordeaux, einde 1"e, begin 14e eeuw
II. Cycle de Guillaume d'Orange
- Le Couronnement de Louis, ca. 1137
- Chanson de Guillaume
- Aliscans, 12e eeuw
- Guibert d’Andrenas, begin 13e eeuw
- Girart de Roussillon, 13e eeuw
- Aymeri de Narbonne, 13e eeuw
- Les Enfances Guillaume
- Le Charroi de Nîmes
- La Prise d'Orange
- Moniage de Guillaume
III. Cycle de Doon de Mayence of Cycle des barons révoltés
- Girart de Roussillon, 12e eeuw
- Raoul de Cambrai, 12e eeuw
- Renaud de Montauban, 12e eeuw
- Gormont et Isembart
- Chanson des quatre fils Aymon
- Tristan de Nanteuil
IV. Cycle de la croisade
- Chanson d'Antioche
- Chanson de Jérusalem
- Les Chétifs
Littérature courtoise
Opmerking vooraf: de moderne betekenis van roman heeft weinig te maken met de romans uit de Franse middeleeuwen. De oorspronkelijke betekenis van 'roman' was gewoon een tekst in de volkstaal (het Romaans). Het waren lang uitgesponnen verhalen op rijm over avonturen waarin de liefde gewoonlijk een grote rol speelde.
Hoofse literatuur uit de twaalfde eeuw heeft als onderwerp de hoofse cultuur van de liefde, die uniek, perfect en vaak ongelukkig is. De wortels ervan liggen in de Oudheid. Zij integreert oosterse invloeden onder invloed van de terugkeer van de kruisvaarders, en is geïnspireerd op Keltische legendes. Zo vertelt de legende van Tristan en Isolde het verhaal van een onvoorwaardelijke maar onmogelijke liefde die eindigt met de tragische dood van de geliefden. Deze gedichten werden door de troubadours gezongen aan de hoven van vorsten. Chrétien de Troyes (1135? -1190?) Is ongetwijfeld de eerste romanschrijver van de Franse literatuur: Yvain ou le Chevalier au lion, Lancelot ou le Chevalier de la charrette en Perceval ou le Conte du Graal zijn typisch voor dit literair genre. Het lange gedicht Le Roman de la Rose, een 'bestseller' uit het begin van de 13e eeuw, is een van de laatste geschriften over het thema van de hoofse liefde. Guillaume de Lorris schreef het begin, en Jean de Meung de rest. Deze laatste brak echter met de verheerlijking van de onbereikbare vrouw, en zijn verhalen bevatten integendeel passages (waaronder die van La vieille) van een verbazingwekkende misogynie.
In tegenstelling tot de chansons de gestes, die deel uitmaken van de matière de France, vindt de roman courtois (hoofse roman) zijn inspiratie in de matière de Rome of de matière de Bretagne.
Matière de Rome
Deze verhalencyclus inspireert zich op de Romeinse mythologie en de geschiedenis van het Romeinse Rijk.
- Le roman d'Alexandre (1110-1120, toegeschreven aan Albéric de Pisançon
- Begin van de cyclus Sept Sages de Rome (1155)
- Le roman de Thèbes (ca. 1155), herschrijving van de antieke mythe van Eteocles en van Polynices
- Le roman d'Énéas (ca. 1156), herschrijving de Aeneas, naar Vergilius
- Le roman de Troie (1160-1170, versie in verzen door Benoit de Sainte-Maure
- Le roman d'Alexandre (1170-1180) door Alexandre de Paris
- Le Roman d'Éracle (1177, Gautier d'Arras)
- Le roman de Troie (ca. 1225, in proza)
Matière de Bretagne
Verhalen uit de Keltische geschiedenis van Groot-Brittannië en Bretagne, zoals over de legendarische Koning Arthur. Enkele bekende teksten:
- 1165 : Chrétien de Troyes, Érec et Énide
- 1172 : Thomas d'Angleterre, Tristan
- 1176 : Chrétien de Troyes, Cligès
- 1179 : Chrétien de Troyes, Le Chevalier à la charrette
- 1180 : Marie de France, Lais
- 1180 : Chrétien de Troyes, Le Chevalier au lion
- 1181 : Béroul, Tristan
- 1181 : Chrétien de Troyes, Le Conte du Graal
- 1210 : Perlesvaus
- 1220-30 : Lancelot
- 1230 : La Mort le roi Artu
- 1235 : Tristan in proza
Roman de Renart
In de literatuurgeschiedenis onderscheidt men onder de benaming burgerlijke (littérature bourgeoise) of satirische literatuur moralistische, komische of satirische werken die succes hadden bij het volkse en burgerlijke publiek. Dit zijn over het algemeen korte verhalen die misbruiken aan de kaak stellen. Ze parodiëren hoofse romans, of weerspiegelen het leven van burgers en boeren. De bekendste onder deze werken zijn Le roman de Renart en de fabliaux.
De Roman de Renart is een verzameling gedichten die verhalen over de avonturen van dieren die met rede begiftigd zijn: de vos, de beer, de wolf, de haan, de kat, enz. Elk personage heeft een menselijke karaktereigenschap: oneerlijk, naïef, sluw... De vaak anonieme auteurs drijven met deze gedichten de spot met feodale waarden en de zeden van het hof. De auteurs van de Roman de Renart zijn voor het merendeel anoniem, maar sommige auteurs zijn geïdentificeerd: Pierre de Saint-Cloud, Richard de Lison en een priester van Croix-en-Brie.
Overigens is de oudste literaire bron voor dit epos het Latijnse Ysengrimus, dat reeds in 1148 in Gent werd geschreven door de klerk Nivard van Gent, en daarop is dan weer het 13e-eeuwse Middelnederlandse dierenepos Van den vos Reynaerde gebaseerd.
Fabliaux
De Oudfranse fabliau was populair in de periode tussen 1200 en 1350. Er zijn ongeveer 150 fabliaux uit die tijd geregistreerd in Frankrijk, de meeste ervan anoniem. Sommige onderwerpen van de fabliaux hebben parallellen in andere tijden en andere landen. Vele plots komen uit de folklore, sommige vertonen verwantschap met klassieke verhalen en een paar kunnen teruggevoerd worden tot Oosterse bronnen. Fabliaux zijn korte verhalen die meestal afkomstig zijn uit de Loirevallei. Ze worden ook wel exempelen of laïs genoemd. De favoriete personages zijn de slimme vrouw, de jaloerse echtgenoot, de dronken en vervloekte priester, de groteske en domme boer. De plot draait vrijwel steeds om misleiding. Het publiek waarop de de fabliaux waren gericht was zeer verscheiden: niet alleen burgerlijk en populair, maar ook aristocratisch. Jean Bodel (overleden in 1210) was de eerste belangrijke dichter in het middeleeuwse Frankrijk, aan wie een aantal fabliaux kan worden toegeschreven.
Kronieken
De eerste historische kronieken die in het Frans zijn geschreven, zijn verslagen over de kruistochten uit de twaalfde eeuw. Sommige van deze verhalen, zoals die van Joinville over het leven van Saint Louis, hebben ook een moreel doel en idealiseren de feiten enigszins. Vervolgens is er het verslag over de Honderdjarige Oorlog (1337-1453), verteld door Jean Froissart (1337-1410?), in twee boeken met de titel Chroniques. Eustache Deschamps (1340–1406), de dichter, getuigt oer de maatschappij en mentaliteiten tijdens de Honderdjarige Oorlog.
François Villon
Na de Honderdjarige Oorlog vertelt de dichter Francois Villon (1431-1463?) over de onrust en het geweld van dat tijdperk. Villon was een weeskind van adellijke oorsprong en ook een goede student, maar raakte op het slechte pad en werd veroordeeld voor overval en moord. Zijn van wijsheid getuigende en populaire werk revolteerde tegen de onrechtvaardigheden van zijn tijd. Hoewel populair onder tijdgenoten, werd het belang van zijn werk pas in de achttiende eeuw herontdekt.Tijdens de romantiek verwierf hij de status van "poète maudit". Van toen af is zijn faam als dichter slechts gegroeid. Hij inspireerde met name de dichters van het Duitse expressionisme en werd vertaald in vele talen, waardoor hij een wereldwijde reputatie kreeg als belangrijk dichter. Zijn belangrijkste werken zijn Petit Testament en het veel langere Grand Testament, met satirische gedichten over vervalste laatste wilsbeschikkingen. Een van de bekendste versregels in Grand Testament is Mais ou sont les neiges d'antan? (Waar is de sneeuw van weleer?), het refrein in Ballade des dames du temps jadis. Hoewel Villons gedichten in het Middelfrans zijn geschreven en niet in het Oudfrans, zijn ze niet zo gemakkelijk te begrijpen, omdat hij veel dialectwoorden en jargon uit het dievenmilieu gebruikt. Ook de scabreuze grappen en toespelingen die hij maakt over bekende figuren uit die tijd zijn te gesitueerd en tijdgebonden om er nu nog echt van te kunnen genieten.
Religieus theater
Religieus theater ontwikkelde zich doorheen de hele middeleeuwen, met mysteriespelen tijdens religieuze feesten zoals Kerst, Pasen en Hemelvaart. In tegenstelling tot de voorgaande, eerder aristocratische literaire genres is het religieus theater gericht op het bereiken van een zo groot mogelijk publiek. Naast dit religieus theater verscheen in de vijftiende eeuw ook komisch theater met 'farces', dat echter sterk door de kerkelijke overheden werd tegengewerkt.